a exc.pdf
Document Details
![ConciseHydrogen7236](https://quizgecko.com/images/avatars/avatar-14.webp)
Uploaded by ConciseHydrogen7236
PXL Hogeschool
Full Transcript
# Examencommissie secundair onderwijs - Vakfiche aardrijkskunde ## Wat moet je leren? In de eerste rubriek 'situeren en betekenis geven aan plaatsen' vind je ruimtelijke basiskennis en vaardigheden. Die kennis en vaardigheden moet je beheersen én toepassen bij alle andere leerinhouden van deze vak...
# Examencommissie secundair onderwijs - Vakfiche aardrijkskunde ## Wat moet je leren? In de eerste rubriek 'situeren en betekenis geven aan plaatsen' vind je ruimtelijke basiskennis en vaardigheden. Die kennis en vaardigheden moet je beheersen én toepassen bij alle andere leerinhouden van deze vakfiche. De leerinhouden van deze vakfiche gaan over plaatsen in België, Europa en de rest van de wereld. In de vakfiche komen de begrippen 'patronen' en 'processen' regelmatig aan bod. Patronen geven de verspreiding van aardrijkskundige elementen weer. Denk bijvoorbeeld aan de klimaatzones of de bevolkingsdichtheid. Processen beschrijven en verklaren veranderingen in de ruimte. Denk bijvoorbeeld aan klimaatverandering of bevolkingsevolutie. Voor alle rubrieken van de vakfiche gebruik je geografische hulpbronnen om de ruimtelijke processen en de gevolgen ervan te onderzoeken. Die hulpbronnen zijn: * een atlas * kaarten * satellietbeelden * foto's * luchtfoto's * tekeningen of schetsen * teksten * figuren * determineertabellen * cijfergegevens * grafieken * leeftijdshistogrammen * klimatogrammen * tabellen * diagrammen. De vragen in het examen kunnen over alle plaatsen in de wereld gaan. Gebruik daarom een atlas bij het studeren. De atlas en de hulpbronnen bevatten veel informatie die kunnen helpen bij je examen aardrijkskunde. ## Situeren en betekenis geven aan plaatsen Je situeert met behulp van geografische hulpbronnen personen, plaatsen, patronen en processen in België, in Europa en in de wereld en je geeft betekenis aan plaatsen. ### Het wereldgradennet De begrippen: * de meridianen, de nulmeridiaan en datumlijn * de breedtecirkels, de evenaar, de keerkringen en de poolcirkels * noorderbreedte, zuiderbreedte, westerlengte, oosterlengte, pool en halfrond. Je gebruikt het wereldgradennet om personen, plaatsen, patronen en processen relatief te situeren. Je gebruikt de geografische coördinaten om plaatsen absoluut te situeren op 1° nauwkeurig. ### Fysischgeografische en sociaaleconomische elementen Je bepaalt in welke klimaatzone, vegetatiezone, reliëfeenheid en in welk continent personen, plaatsen, patronen en processen zich bevinden. Je situeert personen, plaatsen, patronen en processen relatief ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de fysischgeografische elementen. Voorbeelden van fysischgeografische elementen zijn oceanen, continenten, rivieren, reliëfeenheden, klimaatzones ... Je situeert plaatsen, personen, patronen en processen ten opzichte van elkaar of ten opzichte van sociaaleconomische elementen. Voorbeelden van sociaaleconomische elementen zijn steden, landen, werelddelen, godsdiensten, talen, armoede, analfabetisme. ### Kaartbeeld en mentale kaart Je legt uit dat het kaartbeeld van wereldkaarten onderling kan verschillen. Je legt uit dat de keuze van digitale kaarten je blik op de wereld kan beïnvloeden Voorbeelden: * Verschillende wereldkaarten geven de wereld op een andere manier weer: de vormen en afstanden van de werelddelen kunnen verschillen, andere gebieden kunnen centraal op het kaartbeeld voorkomen. * Informatie en thema's op kaarten, zowel op papier als digitaal, kunnen verschillen: op toeristische kaarten staat andere informatie dan op reliëfkaarten. Je legt uit wat mentale kaarten zijn. Je legt met voorbeelden uit hoe een kaartbeeld een invloed kan hebben op een mentale kaart. Voorbeeld: wanneer je een kaart gebruikt waarop Amerika centraal staat, is het alsof dit werelddeel groter en belangrijker is. Je legt met voorbeelden en bronnen uit hoe mensen op een verschillende manier over plaatsen denken omdat hun persoonlijke en culturele context anders is. Voorbeelden: * persoonlijke context: de betekenis van het stadspark dat voor oudere mensen een plaats is om tot rust te komen en voor jongeren een ideale plaats om te sporten, te skaten ... * culturele context: de betekenis van de stad Mekka voor christenen en moslims. ### Werkelijke, ervaren en mentale afstand Je legt het verschil uit tussen de werkelijke afstand, de ervaren afstand en de mentale afstand. Voorbeelden: * De werkelijke afstand tussen Gent en Torhout is over de weg 55 kilometer. * De ervaren afstand gaat over hoe lang de weg lijkt, een afstand afleggen in een frisse auto over een autosnelweg kan korter lijken dan dezelfde afstand in een hete auto via kleine wegen. * De mentale afstand gaat over hoe ver je denkt dat plaatsen van elkaar liggen. Zo schatten vele Belgen de afstand tussen Brussel en Algiers (in vogelvlucht) in als veel verder dan de afstand tussen Brussel en Kreta. Terwijl Kreta in werkelijkheid bijna 1000 kilometer verder ligt dan Algiers. Dat heeft vooral te maken met wat we weten en kennen. ## Bevolking Aan de hand van bronnen analyseer je de kenmerken en de evolutie van de bevolking en je verklaart ze aan de hand van de beïnvloedende factoren. ### Bevolkingsdichtheid en ontwikkelingsgraad Je benoemt voor plaatsen in de wereld de bevolkingsdichtheid en de bevolkingsevolutie. Je leest de bevolkingsdichtheid af van thematische kaarten. Je legt uit hoe het klimaat, de bodemkwaliteit en het reliëf de bevolkingsdichtheid beïnvloeden. Je benoemt voor plaatsen in de wereld de ontwikkelingsgraad, de Human Development Index (HDI). Je leest de HDI af van thematische kaarten. Je legt uit waarom de HDI als index voor de ontwikkelingsgraad verschilt tussen landen. ### Bevolkingsevolutie De kengetallen: * geboortecijfer * sterftecijfer * natuurlijke aangroei * vruchtbaarheidscijfer * immigratie * emigratie * migratiesaldo Je legt het verloop van het geboorte- en sterftecijfer in een land uit met grafieken en tabellen. Je analyseert de bevolkingsevolutie van landen in de wereld met behulp van de kengetallen. Je legt de bevolkingsevolutie van een land uit op basis van leeftijdshistogrammen.