Persoonlijkheid en Peerrelaties - Prof. Dr. Giletta

Het vermogen om emoties en gedrag te beheersen. Slechte zelfregulatie kan leiden tot negatieve emotionele uitingen tijdens contacten met leeftijdsgenoten.

Het uiten van negatieve emoties in sociale interacties kan leiden tot negatieve reacties van leeftijdsgenoten.

Kinderen met slechte sociale vaardigheden kunnen problemen hebben met het oplossen van conflicten, het stellen van gepast gedrag, empathie en prosociaal gedrag. Dit kan leiden tot afwijzing door leeftijdsgenoten.

Temperament kan het risico op psychopathologie verhogen. Kinderen met laag zelfregulatie en hoge negatieve emotionaliteit hebben een hoger risico op depressie, wat hun sociaal gedrag negatief kan beïnvloeden.

Een vroegtijdige vorm van angst voor nieuwe situaties en mensen, vaak met een genetische basis..

Gedrag dat ertoe leidt dat iemand door leeftijdsgenoten wordt afgewezen of gepest.

Een sterke correlatie tussen temperament en sociale ervaringen vermindert naarmate er meer tijd tussen de metingen ligt.

Reacties van leeftijdsgenoten op iemands temperament kunnen sociale interacties beïnvloeden.

Het slachtoffer zijn van pesten of uitsluiting door leeftijdsgenoten.

Een onderzoek waarbij gegevens op één moment in de tijd worden verzameld.

Een onderzoek dat gegevens verzamelt van dezelfde personen op verschillende momenten in de tijd.

Het vermogen om impulsen en gedrag te regulieren, is gerelateerd aan een lager risico op pesten door leeftijdsgenoten.

Emoties die direct ontstaan na een gebeurtenis, zoals boosheid, angst of blijdschap.

Een combinatie van negatieve en positieve emotionaliteit in het temperament van een kind.

De mate waarin iemand geliefd is of geaccepteerd wordt binnen een groep leeftijdsgenoten.

Deze wederzijdse beïnvloeding tussen temperament en peer ervaringen wordt sterker naarmate kinderen ouder worden.

Individuele temperamentverschillen kunnen al vroeg leiden tot verschillende interacties met ouders en later met leeftijdsgenoten. Deze vroege ervaringen kunnen beïnvloeden hoe kinderen omgaan met leeftijdsgenoten en hun ontwikkeling.

Een voorbeeld van een ontwikkelingscascade is sociale teruggetrokkenheid. Deze begint met gedragsinhibitie in de vroege kindertijd, wat kan evolueren naar internaliserende problemen zoals depressie en angststoornissen.

Negatieve peer ervaringen kunnen de link tussen bepaalde persoonlijkheidstrekken in de kindertijd en de adolescentie versterken. Bijvoorbeeld, gepest worden in de kindertijd kan een verband vormen tussen borderline persoonlijkheidstrekken in de kindertijd en de adolescentie.

De impact van negatieve peer ervaringen op mentale gezondheid hangt af van de persoonlijkheid van het individu. Mensen met bepaalde temperamenten zijn kwetsbaarder voor negatieve effecten.

Dit model legt uit dat individuele verschillen, samen met omgevingsfactoren, het risico op mentale problemen kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, kinderen met een hoge negatieve emotionaliteit zullen sterker reageren op negatieve peer ervaringen.

De associatie tussen negatieve peer ervaringen en mentale problemen is sterker bij kinderen met hoge negatieve emotionaliteit. Deze kinderen ervaren sterkere emotionele reacties en dat verhoogt hun risico op negatieve aanpassing.

De impact van negatieve peer ervaringen op mentale en fysieke gezondheid wordt beïnvloed door de interactie tussen persoonlijkheid en peer ervaringen.

Individuele verschillen die het risico op slechte aanpassing verhogen wanneer iemand wordt blootgesteld aan negatieve sociale omgevingen. Voorbeelden zijn gevoeligheid voor afwijzing en sociale inhibitie.

Een theorie die beschrijft hoe sociale omgeving en individuele verschillen samenwerken om aanpassing te beïnvloeden. Individuen kunnen niet alleen gevoelig zijn voor negatieve invloeden, maar ook voor positieve invloeden.

Een type zelfregulatie dat verwijst naar het vermogen om inspanning te leveren en je aandacht te richten op een doel, zelfs wanneer je afgeleid wordt of verleid wordt tot iets anders.

Het vermogen om te beschermen tegen de negatieve effecten van peer adversity. Dit kunnen vaardigheden zijn zoals zelfregulatie, optimisme en sociale steun.

Een situatie waarin iemand wordt blootgesteld aan negatieve invloeden van leeftijdsgenoten, zoals pesterijen, drugsgebruik of crimineel gedrag.

Negatief gedrag van leeftijdsgenoten, zoals pesterijen, drugsgebruik, geweld of vandalisme.

De neiging om na te bootsen wat anderen doen. Dit kan positief of negatief zijn. In het geval van peer adversity, kan dit ertoe leiden dat een adolescent zelf antisociaal gedrag vertoont.

Kinderen die sociaal teruggetrokken zijn vermijden contact met andere kinderen, waardoor ze minder kansen krijgen om vrienden te maken en geaccepteerd te worden. Dit kan leiden tot sociale isolatie en een verhoogd risico op negatieve ervaringen met leeftijdsgenoten.

Het fenomeen waarbij individuen gravitteren naar personen die op hen lijken met betrekking tot eigenschappen zoals geslacht, leeftijd, etniciteit, gedrag en houding.

De theorie die stelt dat we ons aangetrokken voelen tot mensen die op ons lijken. Dit geldt voor aspecten zoals geslacht, leeftijd, etniciteit, gedrag en houding.

Een van de vijf grote persoonlijkheidstrekken, die betrekking heeft op de mate waarin iemand energie haalt uit het contact met anderen.

Een van de vijf grote persoonlijkheidstrekken, die betrekking heeft op de mate waarin iemand vriendelijk, coöperatief en behulpzaam is.

Een van de vijf grote persoonlijkheidstrekken, die betrekking heeft op de mate waarin iemand nieuwsgierig is, openstaat voor nieuwe ervaringen en creatief is.

In het geval van sociaal teruggetrokken kinderen, kan hun vriendschapssluiting worden gezien als een 'selectie door default', omdat ze vaak geen andere opties hebben en hun vriendschappen kiezen uit de beperkte groep kinderen die ook buiten sociale groepen staan.

De kwaliteit van vriendschappen van sociaal teruggetrokken kinderen is vaak lager. Dit betekent dat de vriendschappen minder ondersteunend, minder intiem en minder positief zijn.

Het model dat stelt dat individuen met een hoge gevoeligheid (RS) meer beïnvloed worden door hun omgeving, zowel positief als negatief, in vergelijking met individuen met een lage RS.

De neiging om sterk te reageren op sociale afwijzing of negatieve interacties.

Individuen met een hoge RS kunnen beter hun emoties reguleren wanneer ze in een veilige en ondersteunende omgeving zijn.

Individuen met een hoge RS worstelen met emotieregulatie wanneer ze geconfronteerd worden met pesten of afwijzing.

Individuele verschillen in persoonlijkheid of temperament beïnvloeden hoe we de omgeving waarnemen en erop reageren.

Temperament en persoonlijkheid beïnvloeden onze biologische en emotionele reacties op de omgeving.

Negatieve peer-ervaringen kunnen het risico op mentale gezondheidsproblemen verhogen, maar positieve peer-ervaringen kunnen ons beschermen.

Onze persoonlijkheid kan ons gedrag beïnvloeden, waardoor we ons aantrekken tot bepaalde peer-groepen.