Nederlands Werkwoorden Quiz
5 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is de verleden tijd van 'dragen'?

  • dragen
  • gedragen
  • drog
  • droeg (correct)
  • Wat is het voltooid deelwoord van 'breken'?

  • breekten
  • gebroken (correct)
  • gebraken
  • brak
  • Wat is de verleden tijd van 'eten'?

  • ater
  • at (correct)
  • gegeten
  • etend
  • Wat is de infinitief van 'gedragen'?

    <p>dragen</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende opties is geen voltooid deelwoord?

    <p>drong</p> Signup and view all the answers

    Study Notes

    Onregelmatige Werkwoorden in het Nederlands

    • Infinitief is de vorm van het werkwoord die niet conjugated is, zoals "breken" en "brengen".
    • Verleden tijd geeft aan wat er in het verleden is gebeurd; bijvoorbeeld, "brak" is de verleden tijd van "breken".
    • Voltooid deelwoord wordt vaak gebruikt in de voltooide tijden, zoals "gebroken" in de zin "Ik heb de schade gebroken".

    Voorbeelden van Werkwoorden

    • Breken: verleden tijd is "brak", voltooid deelwoord is "gebroken".
    • Brengen: verleden tijd is "bracht", voltooid deelwoord is "gebracht".
    • Brouwen: verleden tijd is "brouwde", voltooid deelwoord is "gebrouwen" (meestal in de context van bier).
    • Buigen: verleden tijd is "boog", voltooid deelwoord is "gebogen".

    Specifieke Werkwoorden en Hun Vormen

    • Denken: verleden tijd "dacht", voltooid deelwoord "gedacht".
    • Doen: verleden tijd "deed", voltooid deelwoord "gedaan".
    • Dragen: verleden tijd "droeg", voltooid deelwoord "gedragen".
    • Drijven: verleden tijd "dreef", voltooid deelwoord "gedreven".

    Meer Onregelmatige Werkwoorden

    • Dringen: verleden tijd "drong", voltooid deelwoord "gedrongen".
    • Druipen: verleden tijd "droop", voltooid deelwoord "gedropen".
    • Duiken: verleden tijd "dook", voltooid deelwoord "gedoken".
    • Dwingen: verleden tijd "dwong", voltooid deelwoord "gedwongen".

    Algemeen Gebruik

    • Eten: verleden tijd "at", voltooid deelwoord "gegeten".
    • Fluiten: verleden tijd "floot", voltooid deelwoord "gefloten".
    • Gaan: verleden tijd "ging", voltooid deelwoord "gegaan".
    • Gebieden: verleden tijd "gebood", voltooid deelwoord "geboden".
    • Gelden: verleden tijd "gold", voltooid deelwoord "gegolden".
    • Genezen: verleden tijd "genas", voltooid deelwoord "genezen".
    • Genieten: verleden tijd "genoot", voltooid deelwoord "genoten".
    • Geven: verleden tijd "gav", voltooid deelwoord "gegeven".

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Description

    Test je kennis van Nederlandse werkwoorden in verschillende tijden. Dit quiz helpt je de infinitief, verleden tijd en voltooid deelwoord te beheersen. Perfect voor studenten die hun grammatica willen verbeteren.

    More Like This

    Dutch Verb Conjugation and Tenses
    8 questions
    Werkwoorden Quiz: Onregelmatige Vorm
    5 questions
    Verben Impersonnel in het Nederlands
    5 questions
    Sterke Werkwoorden Quiz
    29 questions

    Sterke Werkwoorden Quiz

    ImprovedPanther3823 avatar
    ImprovedPanther3823
    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser