Inleiding tot Volkssage
13 Questions
4 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is de primaire bedoeling van een legende?

  • Het verspreiden van bijgeloof.
  • De lezer te amuseren met een fantasierijk verhaal.
  • Een verklaring te geven voor een alledaags verschijnsel in de natuur.
  • De lezer te verbazen en aan te sporen tot een meer christelijke levenswandel. (correct)

Volkssprookjes hebben altijd een bekende auteur.

False (B)

Noem een kenmerkende eigenschap van de personages in een volkssprookje.

Stereotiep

Cultuursprookjes hebben geen vaste of ______ structuur.

<p>stereotiepe</p> Signup and view all the answers

Match de volgende kenmerken met het juiste type sprookje:

<p>Volkssprookje = Eenvoudige vertelwijze</p> Signup and view all the answers

Welk van de volgende kenmerken is typerend voor een volkssage?

<p>Mondelinge overlevering en gebruik van volkse uitdrukkingen (B)</p> Signup and view all the answers

Stadssagen spelen zich meestal af in het verleden en in rurale omgevingen.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de belangrijkste functie van een stadssage?

<p>Waarschuwen voor gevaren in de maatschappij</p> Signup and view all the answers

Een legende is een volks, ______ verbeeldingsverhaal met een historische kern.

<p>godsdienstig</p> Signup and view all the answers

Match de volgende soorten sagen met hun definitie:

<p>Heldensage = Verhaal over fictieve helden of historische figuren met bovenmenselijke eigenschappen. Spookgeschiedenis = Verhaal over magische wezens zoals spoken, heksen en duivels. Natuursage = Verhaal dat natuurverschijnselen of het ontstaan van bepaalde plaatsen verklaart. Historische Sage = Verhaal dat gebaseerd is op historische gebouwen, benden, standbeelden</p> Signup and view all the answers

Welk kenmerk is niet typerend voor een volkssage?

<p>Complexe plotstructuren met veel wendingen (C)</p> Signup and view all the answers

Legenden werden vooral in de Renaissance voorgelezen.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Geef een voorbeeld van een element dat vaak in een volkssage voorkomt en dat het verhaal geloofwaardiger moet maken.

<p>Gebruik van getallen</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Volkssage

Een mondeling overgeleverd verhaal zonder bekende auteur, met volkse vertelstijl.

Kenmerken van Volkssage

Eenvoudige taal, chronologische vertelwijze, personificatie en getallen die bijgeloof reflecteren.

Heldensagen

Fictieve verhalen over helden of historische personen met epische concentratie.

Stadssage

Moderne volkssage die gruwelijke voorvallen in een hedendaagse setting vertelt.

Signup and view all the flashcards

Legende

Een godsdienstig verhaal met een historische kern, vaak rondom heilige figuren.

Signup and view all the flashcards

Natuursagen

Verhalen die natuurverschijnselen verklaren, zoals de oorsprong van een bron.

Signup and view all the flashcards

Spookgeschiedenis

Verhalen over magische wezens, zoals spoken en heksen, vaak griezelig van aard.

Signup and view all the flashcards

Historische sage

Verhalen die historische gebeurtenissen of personen en plaatsen uitleggen.

Signup and view all the flashcards

Bedoeling van een verhaal

Lezer verbazen, uitleggen van wonderlijke genzingen, aansporen tot christelijk leven.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van een volkssprookje

Geen auteur, mondeling, eenvoudig, chronologisch, stereotiep, moraal, eindigt goed.

Signup and view all the flashcards

Structuur van een volkssprookje

Voorstelling van held, probleem, uitdaging, overwinning, goede afloop.

Signup and view all the flashcards

Cultuursprookje

Chronologisch verteld, bekend auteur, complexe personages, eindigt niet altijd goed.

Signup and view all the flashcards

Moraal in sprookjes

Leert les over goed en kwaad, goed wint, kwaad wordt gestraft.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Volkssage

  • Overlevering: Mondeling, anoniem, geen auteur.
  • Stijl: Volkse vertelstijl, eenvoudige taal, volkse uitdrukkingen en zegswijzen. Chronologische vertelwijze.
  • Personificatie: Personages spreken.
  • Getallen: Weerspiegelen volkse bijgeloof, verhogen geloofwaardigheid, tonen overdrijving.
  • Herhalingen: Verhogen indruk en leesbaarheid.
  • Voegwoord "en": Veel zinnen beginnen met "en", aaneenschakelend verband.
  • Kern: Historische kern (plaats, tijd, eigennamen) + fantasie, bovennatuurlijke elementen.
  • Inhoud: Buitengewone gebeurtenissen, bovenmenselijke wezens/krachten (reuzen, tovenaars).
  • Doel: Uitleggen van ongewone voorvallen, gebruikmakend van krachten; informeren, moraliseren.
  • Ontstaan: Uit angst voor het onbekende, frustratie, wensen. Representatief voor gevoelens van mensen in vorige eeuwen.
  • Indeling: Heldensagen (fictieve helden/historisch persoon, epische concentratie), Spookgeschiedenis & Duivelssagen (magische wezens, spoken, heksen, duivels), Natuursagen (verklaring natuurverschijnselen), Etymologische sagen (herkomst van woorden), Toponomystische sagen (verklaring dieren, planten, plaatsen), Antroponomystische sagen (verklaring personen), Historische sagen (historische gebouwen, figuren, standbeelden).

Stadssage

  • Moderne versie: Volksverhaal dat mondeling wordt overgeleverd.
  • Plaats: Grote stad, autosnelwegen, industrieterreinen.
  • Personages: Verteller presenteert zich als iemand die het verhaal van een betrouwbare bron heeft gekregen. Verteller heeft het verhaal niet zelf meegemaakt.
  • Vertelstof: Gruwelijke, ongeloofwaardige inhoud, maar wordt voor waar aangeduid. Vage bronnen.
  • Tijd: Heden.
  • Functie: Lezer waarschuwen voor gevaren in de maatschappij.

Legende

  • Kenmerken: Volksverhaal, godsdienstig, met historische kern.
  • Thema: Verhaal rond Jezus, Maria, heilige, godsdienstig voorwerp, miraculeuze gebeurtenis.
  • Voorgesteld: In kerk of refter van klooster.
  • Tijd en ruimte: Gesitueerd in specifieke tijd en ruimte; zoals een sage.
  • Doel: Verbazen, verklaring geven voor wonderlijke genezingen, inspireren tot een christelijke levenswijze.
  • Godsdienstige tegenhanger: van de sage.

Volkssprookje

  • Overlevering: Mondeling, verschillende versies.
  • Structuur: Eenvoudige, chronologische vertelwijze. Stereotiepe beginsituatie, drastische verandering, obstakels te overwinnen, nieuwe eindsituatie met held als overwinnaar/gelukkig eindigend.
  • Personages: Zwart-wit, statisch/ stereotiep.
  • Einde: Goed en gesloten.
  • Taal: Eenvoudige taal, volkse uitdrukkingen, zegswijzen.
  • Reflectie: Volkse bijgeloof, getallen (3, 7), symbolische elementen (verlaten bos = eenzaamheid).
  • Wondere elementen: Volledig gefantaseerd, personificatie van dieren, planten, levenloze dingen.
  • Moraal: Strijd tussen goed en kwaad, goed wint, kwaad wordt gestraft. Didactische functie, spiegel van de vroege mens.
  • Verzameling: Vanaf 18e/19e eeuw (Perrault, Bomans, Andersen, Grimm).

Cultuursprookje

  • Overeenkomst met Volkssprookje: Chronologisch verteld.
  • Verschillen:
    • Bekende auteur.
    • Geen vaste structuur.
    • Complexere/volledige personages.
    • Niet goed, wel gesloten einde.
    • Niet stereotiep begin/einde.
  • Doel: Zedenles, tijd waarderen, leven is kort.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Description

Ontdek de fascinerende wereld van volkssagen. Dit quiz leert je over de kenmerken, stijl en doelstellingen van deze mondelinge verhalen. Leer hoe historische en bovennatuurlijke elementen samenkomen in deze traditie.

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser