Histologie Examen Termen

Histologie Examen Termen

• Ameloblasten: Cellules in de tandkiemen die glazuur produceren. Ze verdwijnen nadat het glazuur volledig is.
• Ariolen: Invaginaties/plooien die oppervlaktes vergroten in organen zoals de maag, wat voedsel opslag bevordert.
• BALT (bronchus associated lymphoid tissue): Deel van het lymfestelsel, bevindt zich in de luchtwegen; filtert en produceert immuuncellen die reageren op pathogenen.
• Bundel van His: Geleidt elektrische signalen van de atria naar de ventrikels in het hart, voor een gecoördineerde hartslag. Problemen met deze geleiding leiden tot hartritmestoornissen.
• Caliculus gustatorius (smaakpapillen): Paddenstoelvormige, richelvormige en omwalde structuren op de tong die smaakknoppen bevatten voor smaakperceptie.
• Carcinoom: Tumor van epitheelweefsel; voorkomt in verschillende organen zoals huid, longen, slijmvliezen, darmen en borsten. Verschillende soorten bestaan. Inclusief adenocarcinoom (klier), plaveiselcelcarcinoom (huid, luchtwegen, mond/keel).
• CD4: Type T-helpercel die bij immuunrespons betrokken is. Bindt aan MHCII, stuurt signalen aan andere immuuncellen en reguleert auto-immuunreacties.
• CD8: Type T-cel die geïnfecteerde cellen herkent en vernietigt. Bindt aan MHC I, triggers celdood.
• CD34: Membraneiwit op hematopoëtische stamcellen. Is een belangrijke marker voor stamcellen.

Andere Begrippen

• Cellen van Kupffer: Gespecialiseerde macrofagen in de lever die oude rode bloedcellen verwijderen en vreemde stoffen opruimen.
• Cellen van Ruyter (Epsilon cellen/renine cellen): Produceren renine dat betrokken is bij de regulatie van renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS).
• Clara cellen: Exocriene cellen in de bronchiën die slijmproductie, ontgifting en regeneratie ondersteunen.
• Clara-like cellen: Epitheelcellen in luchtwegen met functies zoals regeneratie en secretie om de integriteit te beschermen.
• Columna Bertini: Uitbreiding van het nierweefsel waar niermerg en nierbast elkaar ontmoeten.
• Cushing syndroom: Aandoening die ontstaat door overmatige cortisolproductie, vaak gekoppeld aan bijnierproblemen.
• Ductis papillaris: Een deel van de nierbekken.
• Duodenum: Deel van de dunne darm waar het verteren van voedsel verder gaat.
• Dysplasie: Abnormale groeimodellen of ontwikkeling van cellen die een verhoogd risico op kanker inhouden.
• Epiglottis: Klep die de luchtpijp afdekt tijdens het slikken om te voorkomen dat voedsel de luchtpijp/longen binnendringt.
• Foviolen: Diepere invaginaties in de maag, met de functie om de maagfunctie te ondersteunen en voedsel te verteren en te afscheiden.
• GALT (gut associated lymphoid tissue): Lymfeweefsel in de darm dat betrokken is bij afweer.
• Graafse follikel: Rijpe follikel in eierstok, barsten open en laten eicel vrij komen.
• Granuloma: Deel van het immuunsysteem respons op infectie, letsels.
• Histiocyten: Geactiveerde, epitheloïde weefselmacrofagen.
• Histiocyten: Actieve, epitheloïde weefselmacrofagen betrokken bij weefselherstel.
• Hyperplasie: Vergrote cellen door toename aantal cellen.
• Hypertrofie: Vergroten van cellen door celgroei.
• ICC: Interstitiële cellen /pacemakers in de spijsverteringsorganen.
• Ileum: Deel van de dunne darm, absorptie voedingsstoffen .
• Jejunum: Deel van de dunne darm, absorptie voedingsstoffen.
• Juxtaglomerulaire apparaat: Aorta en nier. Regulering en bloeddruk regeling.
• Klieren van Bowman: Klieren in neus, functie prikkeluitwisseling.
• Larynx: Verbindt de keel met de luchtpijp en speelt een belangrijke rol bij spraak.
• Lichaampje van Hassall: Deel van de thymus.
• Lijnen van Hunter-Schreger: Structuren in tandglazuur.
• MALT: Lymfeweefsel dat betrokken is bij immuunreacties in de slijmvliezen.
• Mechanische papillen: Structuren op de tong.
• Mergstralen van Ferreïni: Strucsturen in de nieren.
• Metaplasie: Overgang van het ene type epitheel (cellen) naar een ander type.
• Metarteriolen: Kleine arteriolen die een overgang vormen tussen arteriolen en capillairen.
• Muceuze klieren: Produceren en scheiden slijm af, wat belangrijk is voor het onderhoud van een goed werkende slijmvliezoppervlak.
• Nierlichaampje van Malpighi: Nieren glomerulus en kapsel van Bowman.
• Occludensverbinding/tight junction: Connectie tussen cellen van endotheel met functie van afdichter en regulerende transporten.
• Odontoblasten: Speciale cellen/vormen dentine
• Oppervlaktevergroting darm: Plooien en uitstulpingen, om oppervlakte oppervlak voor absorptie te vergroten.
• Orgaan van Jacobson: Voor vroegtijdige signalering.

Meer Begrippen

• Orthokeratotische verhoorning: Hoornvorming waarbij geen kernen aanwezig zijn.
• Orthokeratotische verhoorning: Hoornvorming van epitheel zonder kernen in cellen, o.a. in tandvlees en verhemelte.
• Overgang tussen ileum en colon: Ileocaecale klep
• PALS: Part of the spleen involved in immune response.
• Para neoplastisch syndroom: Syndroom veroorzaakt door een tumor, maar niet direct door de tumor zelf.
• Parakeratotische verhoorning: Hoornvorming van de epidermis waarbij kernen aanwezig zijn.
• Pariëtale cel: Produceert maagzuur en intrinsieke factor in maag.
• PCT: Proximal convoluted tubule, deel van de proximale tubulus in de nier.
• Pericyten: Cell type, vaak rond bloedvaten in verschillende organen.
• Pharynx: Keelholte, leidt voedsel naar slokdarm.
• Pit cel: Natural killer cel van de lever.
• Podocyten: Cell type in glomerulus van de nieren.
• Poriën van Kohn: Kleine openingen tussen alveolen in de longen.
• Purkinje-vezels: Specifieke groep cellen die essentieel zijn voor de geleiding van elektrische impulsen in het hart.
• Reuscellen/Langerhanse reuscellen: Immuuncellen.
• Ring van Waldeyer: Lymfeknopen.
• Ruimte van Owen: Tussen glazuur en dentine in de tanden.
• Sarcoïdose: Chronische aandoening waarbij nodulaire granulomen voorkomen.
• Sarcome: Maligne tumor van bindweefsel.
• Sentinelcellen: Cell types in het immuunsysteem.
• Sereuze klieren: Produceert dunne, waterige vloeistoffen (bv. zweet).
• Sinuatriale knoop: Initieert de hartslag.
• Speekselklieren: Productie van speeksel.
• Strengen van Billroth: Structuren in de milt betrokken bij afbraak van rode bloedcellen.
• Taenia coli: Spierrebels in dikke darm.
• Tonsillae linguales: Tonsils/amandelen op de tong.
• Tonsillae palatinae: Tonsils/amandelen aan de achterzijde van de mond.
• Tonsillae pharyngea: Tonsils/amandelen in de keelholte.
• Tunica adventitia: Buitenste laag van een bloedvat.
• Tunica serosa: Buitenste laag van een orgaan, bestaande uit mesotheel.

Terminologie pagina 8

• Membraan van Bruck: Het membraan van de trommelvlies.
• Lacune van Howship: Groeven in bot die ontstaan door osteoclasten.
• Heparine: Antistollingsmiddel, vermindert bloedstolling.
• Musculis arrector pili: Spiertjes die kippenvel veroorzaken.
• Oro serata: Een structuur in het binnenoor.
• Cupula: Deel van het binnenoor.
• Mylocyt: Geen accurate betekenis uit deze context.
• Calmoduline: Celsignaalmolecuul. 
• Preputium: Voordhuid,huidige opening.
• Phimosis: Situatie wanneer voorhuid niet terug kan trekken.
• Corona radiata: Cellaag om eicel.
• Cumulus oophorus: Verbinding tussen cellen in eicel.
• Corpus hemorrhagicum: Resterende gedeelte eicel na ovulatie.
• Cellen van Hofbauer: Celtype, betrokken bij voedingsstoffen.
• Conceptus: Ontwikkelend embryo.
• Coated pits: Een structuur op het oppervlak van cellen.
• Langhans cellen: Celsoort.
• Andere begrippen: Een verzameling van verschillende termen betreffende de structuur en functie van het lichaam.

Terminologie pagina 7

• Lijnen van Hunter – Schreger: Structuren in dentine van tanden.
• Interlobulaire lijnen van owen: Structuren in dentine van tanden.
• Schede van hertwig /Ameloblasten: Structuren en cellen die betrokken zijn bij de vroege ontwikkeling van de tanden.
• Uitlopertjes van tooms: Microscopische structuren in tand.
• IGLE!!!!! : Ongevonden bewijs.
• Mestcel/Celhof: Immunologische cellen.
• Crusta ampulla /Golgicel: Geen accurate betekenissen uit context.
• Tropocolageen: type collageen.
• Cel van muller: Niet zo duidelijk.
• Haarcel: Zintuigecel.
• Merkelcel: Speciale cel in huid met zenuwcellen.
• Papraplucel: Geen bekende term.
• Diapedese: Cel migratie uit bloed naar weefsel.
• Tropocollageen: Verantwoordelijk voor stijfheid in weefsels.
• Trompymosine: type eiwit.
• Stria vascularis: Deel van het binnenoor.
• Nota:* Sommige termen hebben minder duidelijke of meerdere betekenissen. De context van de afzonderlijke paragrafen is essentieel om de juiste betekenis te bepalen.