Podcast
Questions and Answers
Een 48-jarige man van Turkse afkomst met een BMI van 29, heeft een moeder met diabetes type 2. Hoe vaak wordt hem geadviseerd om een selectieve screening op diabetes type 2 te ondergaan?
Een 48-jarige man van Turkse afkomst met een BMI van 29, heeft een moeder met diabetes type 2. Hoe vaak wordt hem geadviseerd om een selectieve screening op diabetes type 2 te ondergaan?
- Elke 5 jaar
- Elke 3 jaar (correct)
- Jaarlijks
- Elke 2 jaar
Welke van de volgende klachten is het meest waarschijnlijk een aanleiding om een glucosemeting uit te voeren?
Welke van de volgende klachten is het meest waarschijnlijk een aanleiding om een glucosemeting uit te voeren?
- Chronische rugpijn
- Intermitterende slapeloosheid
- Occasionele hoofdpijn
- Onverklaarbaar gewichtsverlies (correct)
Een patiënt met diabetes type 2 heeft een BMI van 26. Welke eerste stap wordt aanbevolen in de behandeling, naast frequente bloedsuiker controle?
Een patiënt met diabetes type 2 heeft een BMI van 26. Welke eerste stap wordt aanbevolen in de behandeling, naast frequente bloedsuiker controle?
- Intensieve leefstijlinterventie, inclusief consult met een diëtist (correct)
- Starten met insuline-injecties
- Overwegen van bariatrische chirurgie
- Direct starten met metformine
Welke van de volgende beweringen over de behandeling van diabetes type 2 met insuline is correct?
Welke van de volgende beweringen over de behandeling van diabetes type 2 met insuline is correct?
Welke van de volgende medicatie groepen werken niet glucose verlagend?
Welke van de volgende medicatie groepen werken niet glucose verlagend?
Een patiënt met diabetes type 2 klaagt over jeuk aan de vulva. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak?
Een patiënt met diabetes type 2 klaagt over jeuk aan de vulva. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak?
Welke van de volgende diabetes typen is GEEN multifactoriële aandoening?
Welke van de volgende diabetes typen is GEEN multifactoriële aandoening?
Welke van de volgende factoren geeft geen aanleiding tot selectieve screening bij mensen ouder dan 45 jaar?
Welke van de volgende factoren geeft geen aanleiding tot selectieve screening bij mensen ouder dan 45 jaar?
Welke van de volgende factoren, los van reeds vastgestelde diabetes mellitus type 2, verhoogt het risico op het ontwikkelen van bepaalde vormen van kanker het meest?
Welke van de volgende factoren, los van reeds vastgestelde diabetes mellitus type 2, verhoogt het risico op het ontwikkelen van bepaalde vormen van kanker het meest?
Een huisarts overweegt een proactieve aanpak om diabetes mellitus type 2 vroegtijdig op te sporen. Welke methode is volgens de huidige richtlijnen het meest geschikt?
Een huisarts overweegt een proactieve aanpak om diabetes mellitus type 2 vroegtijdig op te sporen. Welke methode is volgens de huidige richtlijnen het meest geschikt?
Welke combinatie van criteria wijst het sterkst op insulineresistentie of metabool syndroom, een voorloper van diabetes mellitus type 2?
Welke combinatie van criteria wijst het sterkst op insulineresistentie of metabool syndroom, een voorloper van diabetes mellitus type 2?
Visceraal vet, een component van centrale adipositas, wordt als bijzonder gevaarlijk beschouwd. Waarom?
Visceraal vet, een component van centrale adipositas, wordt als bijzonder gevaarlijk beschouwd. Waarom?
In welke situatie is er een verhoogd risico op diabetes mellitus als gevolg van kanker of de behandeling ervan?
In welke situatie is er een verhoogd risico op diabetes mellitus als gevolg van kanker of de behandeling ervan?
Welke van de volgende combinaties van medicatie wordt nooit aanbevolen bij de behandeling van diabetes mellitus type 2?
Welke van de volgende combinaties van medicatie wordt nooit aanbevolen bij de behandeling van diabetes mellitus type 2?
Bij een patiënt met diabetes mellitus type 2 en een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, welke klasse medicatie wordt als eerste aangeraden, alvorens metformine wordt toegevoegd?
Bij een patiënt met diabetes mellitus type 2 en een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, welke klasse medicatie wordt als eerste aangeraden, alvorens metformine wordt toegevoegd?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het best de rol van de lever in de context van metabole paden?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het best de rol van de lever in de context van metabole paden?
Een patiënt met diabetes mellitus type 2 heeft overgewicht en gebruikt momenteel alleen metformine. Welke van de volgende medicatie zou, rekening houdend met het gewicht van de patiënt, de voorkeur hebben als volgende stap in de behandeling?
Een patiënt met diabetes mellitus type 2 heeft overgewicht en gebruikt momenteel alleen metformine. Welke van de volgende medicatie zou, rekening houdend met het gewicht van de patiënt, de voorkeur hebben als volgende stap in de behandeling?
Wat is de meest voorkomende vorm van diabetes mellitus (DM) onder degenen met diabetes, gebaseerd op de verstrekte informatie?
Wat is de meest voorkomende vorm van diabetes mellitus (DM) onder degenen met diabetes, gebaseerd op de verstrekte informatie?
Welk van de volgende processen vindt plaats in de ureumcyclus?
Welk van de volgende processen vindt plaats in de ureumcyclus?
Welke van de volgende beweringen over de impact van diabetes mellitus (DM) op de levensverwachting van een 45-jarige vrouw is correct?
Welke van de volgende beweringen over de impact van diabetes mellitus (DM) op de levensverwachting van een 45-jarige vrouw is correct?
Skeletspieren kunnen schakelen tussen glucose en vet als energiebron. Wat gebeurt er wanneer de beschikbaarheid van zowel glucose als vet beperkt is?
Skeletspieren kunnen schakelen tussen glucose en vet als energiebron. Wat gebeurt er wanneer de beschikbaarheid van zowel glucose als vet beperkt is?
Wat is een belangrijk verschil tussen diabetes mellitus type 1 (DM1) en diabetes mellitus type 2 (DM2) met betrekking tot de oorzaak?
Wat is een belangrijk verschil tussen diabetes mellitus type 1 (DM1) en diabetes mellitus type 2 (DM2) met betrekking tot de oorzaak?
Welke van de volgende aandoeningen wordt beschouwd als een risico of comorbiditeit geassocieerd met diabetes mellitus type 2?
Welke van de volgende aandoeningen wordt beschouwd als een risico of comorbiditeit geassocieerd met diabetes mellitus type 2?
Welke van de volgende factoren draagt direct bij aan insulineresistentie in lever-, spier- en vetweefsel bij diabetes mellitus type 2 (DM2)?
Welke van de volgende factoren draagt direct bij aan insulineresistentie in lever-, spier- en vetweefsel bij diabetes mellitus type 2 (DM2)?
Waarom sterven er meer mensen aan DM2 dan aan DM1?
Waarom sterven er meer mensen aan DM2 dan aan DM1?
Bij welke van de volgende diabetespatiënten zou een GLP1-receptorantagonist de voorkeur hebben boven een DPP4-remmer, mits er geen contra-indicaties zijn?
Bij welke van de volgende diabetespatiënten zou een GLP1-receptorantagonist de voorkeur hebben boven een DPP4-remmer, mits er geen contra-indicaties zijn?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het meest nauwkeurig hoe diabetes mellitus type 2 (DM2) zich ontwikkelt?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het meest nauwkeurig hoe diabetes mellitus type 2 (DM2) zich ontwikkelt?
Welke van de volgende factoren wordt beschouwd als een 'nurture'-factor in de etiologie van diabetes mellitus type 2 (DM2)?
Welke van de volgende factoren wordt beschouwd als een 'nurture'-factor in de etiologie van diabetes mellitus type 2 (DM2)?
Wat is de invloed van afkomst op het ontwikkelen van DM2?
Wat is de invloed van afkomst op het ontwikkelen van DM2?
Welke van de volgende beweringen over ketogenese is correct?
Welke van de volgende beweringen over ketogenese is correct?
Waarom kunnen erytrocyten (rode bloedcellen) geen ketonlichamen gebruiken?
Waarom kunnen erytrocyten (rode bloedcellen) geen ketonlichamen gebruiken?
Welke van de volgende organen kan ketonlichamen gebruiken als energiebron?
Welke van de volgende organen kan ketonlichamen gebruiken als energiebron?
Wat is de primaire functie van alanine en glutamine in de ureumcyclus?
Wat is de primaire functie van alanine en glutamine in de ureumcyclus?
Wat is een belangrijk verschil tussen Type 1 en Type 2 diabetes met betrekking tot glucose en ketogenese?
Wat is een belangrijk verschil tussen Type 1 en Type 2 diabetes met betrekking tot glucose en ketogenese?
Hoe draagt NADH bij aan de regulatie van de ketogenese?
Hoe draagt NADH bij aan de regulatie van de ketogenese?
Welke van de volgende beweringen over de ureumcyclus is correct?
Welke van de volgende beweringen over de ureumcyclus is correct?
Hoe beïnvloedt metformine de glucosehuishouding bij de behandeling van diabetes type 2?
Hoe beïnvloedt metformine de glucosehuishouding bij de behandeling van diabetes type 2?
Wat is het primaire werkingsmechanisme van sulfonylureumderivaten bij de behandeling van diabetes?
Wat is het primaire werkingsmechanisme van sulfonylureumderivaten bij de behandeling van diabetes?
Welke van de volgende behandelingen voor hypoglykemie werkt het snelst?
Welke van de volgende behandelingen voor hypoglykemie werkt het snelst?
Wat is het paracriene effect van insuline op de glucagonafgifte?
Wat is het paracriene effect van insuline op de glucagonafgifte?
Welke van de volgende substraten kan bijdragen aan de synthese van glucagon tijdens het vasten?
Welke van de volgende substraten kan bijdragen aan de synthese van glucagon tijdens het vasten?
Wat is het gevolg van de blokkade van K+ kanalen in de bètacellen van de pancreas door bijvoorbeeld sulfonylurea?
Wat is het gevolg van de blokkade van K+ kanalen in de bètacellen van de pancreas door bijvoorbeeld sulfonylurea?
Welke van de volgende beweringen over glutamaat is correct in relatie tot de ureumcyclus?
Welke van de volgende beweringen over glutamaat is correct in relatie tot de ureumcyclus?
Waarom kan aceton soms worden waargenomen in de adem van mensen die een koolhydraatarm dieet volgen of diabetes hebben?
Waarom kan aceton soms worden waargenomen in de adem van mensen die een koolhydraatarm dieet volgen of diabetes hebben?
Waarom kan acetyl-CoA niet direct worden omgezet in pyruvaat?
Waarom kan acetyl-CoA niet direct worden omgezet in pyruvaat?
Wat is de eerste fase van diabetes type 2 (DM2) gekenmerkt?
Wat is de eerste fase van diabetes type 2 (DM2) gekenmerkt?
Wat gebeurt er in de tweede fase van diabetes type 2 met de bètacellen van de pancreas?
Wat gebeurt er in de tweede fase van diabetes type 2 met de bètacellen van de pancreas?
Wat wordt bedoeld met een verschuiving van de insuline 'dose-response curve' bij insulineresistentie?
Wat wordt bedoeld met een verschuiving van de insuline 'dose-response curve' bij insulineresistentie?
Wat is de relatie tussen obesitas en diabetes type 2 (DM2)?
Wat is de relatie tussen obesitas en diabetes type 2 (DM2)?
Wat is het effect van obesitas op de insulinespiegel na een maaltijd?
Wat is het effect van obesitas op de insulinespiegel na een maaltijd?
Hoe activeert insuline de kinase-activiteit van de insuline-receptor?
Hoe activeert insuline de kinase-activiteit van de insuline-receptor?
Wat is de invloed van verhoogd diacylglycerol (DAG) op de insuline-signalering?
Wat is de invloed van verhoogd diacylglycerol (DAG) op de insuline-signalering?
Wat zijn de gevolgen van insulineresistentie in de lever?
Wat zijn de gevolgen van insulineresistentie in de lever?
Wat is een kenmerkend verschil tussen lipidendruppels in spiercellen van gezonde mensen in vergelijking met mensen met DM2?
Wat is een kenmerkend verschil tussen lipidendruppels in spiercellen van gezonde mensen in vergelijking met mensen met DM2?
Welke van de volgende factoren is betrokken bij insulineresistentie?
Welke van de volgende factoren is betrokken bij insulineresistentie?
Wat meet de HOMA-index?
Wat meet de HOMA-index?
Welke invloed hebben de meeste genetische markers die geassocieerd zijn met DM2 op het lichaam?
Welke invloed hebben de meeste genetische markers die geassocieerd zijn met DM2 op het lichaam?
Hoe onderdrukt metformine de gluconeogenese in de lever?
Hoe onderdrukt metformine de gluconeogenese in de lever?
Welke factor bepaalt of iemand met insulineresistentie doorschiet naar diabetes type 2?
Welke factor bepaalt of iemand met insulineresistentie doorschiet naar diabetes type 2?
Flashcards
Metabool Syndroom
Metabool Syndroom
Combinatie van gezondheidsproblemen die vaak voorafgaan aan diabetes, zoals hyperglykemie, hypertensie, lage HDL-cholesterol, hoge triglyceriden en abdominale obesitas.
Selectieve Casefinding
Selectieve Casefinding
Gericht zoeken naar patiënten met een verhoogd risico op een specifieke aandoening, zoals diabetes, door een huisarts of in het ziekenhuis.
Selectieve Screening
Selectieve Screening
Onderzoek van specifieke risicogroepen op een bepaalde aandoening, bijvoorbeeld mensen met een familiegeschiedenis van diabetes.
Casefinding
Casefinding
Signup and view all the flashcards
Zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes
Signup and view all the flashcards
DM2 prevalentie
DM2 prevalentie
Signup and view all the flashcards
DM2 oorzaken
DM2 oorzaken
Signup and view all the flashcards
DM1 oorzaak
DM1 oorzaak
Signup and view all the flashcards
Etiologie DM2
Etiologie DM2
Signup and view all the flashcards
Risicofactoren DM2
Risicofactoren DM2
Signup and view all the flashcards
Impact DM2
Impact DM2
Signup and view all the flashcards
Ontwikkeling DM2
Ontwikkeling DM2
Signup and view all the flashcards
Ontwikkeling DM1
Ontwikkeling DM1
Signup and view all the flashcards
Screening na zwangerschapsdiabetes
Screening na zwangerschapsdiabetes
Signup and view all the flashcards
Selectieve diabetes screening
Selectieve diabetes screening
Signup and view all the flashcards
Polydipsie
Polydipsie
Signup and view all the flashcards
Puritus vulvae
Puritus vulvae
Signup and view all the flashcards
Mononeuropathie
Mononeuropathie
Signup and view all the flashcards
LADA
LADA
Signup and view all the flashcards
MODY
MODY
Signup and view all the flashcards
BMI classificatie
BMI classificatie
Signup and view all the flashcards
DM2 behandeling (BMI)
DM2 behandeling (BMI)
Signup and view all the flashcards
Risico's DM2
Risico's DM2
Signup and view all the flashcards
HVZ zeerhoogrisicopatiënten
HVZ zeerhoogrisicopatiënten
Signup and view all the flashcards
GLP1 & DPP4
GLP1 & DPP4
Signup and view all the flashcards
Comorbiditeiten DM2
Comorbiditeiten DM2
Signup and view all the flashcards
Centrale orgaan metabole paden
Centrale orgaan metabole paden
Signup and view all the flashcards
Energiebron skeletspieren
Energiebron skeletspieren
Signup and view all the flashcards
Eiwitmetabolisme
Eiwitmetabolisme
Signup and view all the flashcards
Insulineresistentie
Insulineresistentie
Signup and view all the flashcards
Hyperinsulinemie
Hyperinsulinemie
Signup and view all the flashcards
Bètacel insufficiëntie
Bètacel insufficiëntie
Signup and view all the flashcards
Insuline dose-response curve bij resistentie
Insuline dose-response curve bij resistentie
Signup and view all the flashcards
Insuline-receptor activatie
Insuline-receptor activatie
Signup and view all the flashcards
Tyrosine kinase domein
Tyrosine kinase domein
Signup and view all the flashcards
Vormverandering insuline-receptor
Vormverandering insuline-receptor
Signup and view all the flashcards
Proteïne kinase B (PKB)
Proteïne kinase B (PKB)
Signup and view all the flashcards
PKB bij insulineresistentie
PKB bij insulineresistentie
Signup and view all the flashcards
Vetopslag bij overgewicht
Vetopslag bij overgewicht
Signup and view all the flashcards
Proteïne kinase C (PKC) activatie
Proteïne kinase C (PKC) activatie
Signup and view all the flashcards
Diabetes type 2 kenmerken
Diabetes type 2 kenmerken
Signup and view all the flashcards
Gevolg insulineresistentie in de lever
Gevolg insulineresistentie in de lever
Signup and view all the flashcards
Gevolg insulineresistentie in de skeletspier
Gevolg insulineresistentie in de skeletspier
Signup and view all the flashcards
Werkingsmechanisme metformine
Werkingsmechanisme metformine
Signup and view all the flashcards
Ketogenese
Ketogenese
Signup and view all the flashcards
Acetyl-CoA
Acetyl-CoA
Signup and view all the flashcards
Acetyl-CoA en Gluconeogenese
Acetyl-CoA en Gluconeogenese
Signup and view all the flashcards
Ureumcyclus
Ureumcyclus
Signup and view all the flashcards
Glutamaat in de ureumcyclus
Glutamaat in de ureumcyclus
Signup and view all the flashcards
Aceton
Aceton
Signup and view all the flashcards
Ketonlichamen gebruikt door
Ketonlichamen gebruikt door
Signup and view all the flashcards
Lever en ketonlichamen
Lever en ketonlichamen
Signup and view all the flashcards
Diabetische ketoacidose
Diabetische ketoacidose
Signup and view all the flashcards
Incretine-mimetica
Incretine-mimetica
Signup and view all the flashcards
Metformine
Metformine
Signup and view all the flashcards
Glucosidase remmers
Glucosidase remmers
Signup and view all the flashcards
Behandeling hypoglykemie
Behandeling hypoglykemie
Signup and view all the flashcards
Effect hoog glucose op insuline en glucagon
Effect hoog glucose op insuline en glucagon
Signup and view all the flashcards
Study Notes
KC Patiënt met DM2
- De prevalentie van diabetes type 1 en 2 is 1 op 1 op 15.
- 90% (12-13) van deze gevallen betreft type 2.
- De prevalentie is hoger met toenemende leeftijd en komt vaker voor bij mannen.
- Meer mensen overlijden aan type 2 omdat ze er langer mee leven.
- Bij 7% van de overledenen boven de 45 jaar is diabetes de onderliggende oorzaak.
- De kans op overlijden bij mensen boven de 45 is 5x groter voor DM1 en 2x groter voor DM2 in vergelijking met gezonde mensen.
- De levensverwachting van een 45-jarige vrouw met DM2 is 4 jaar korter, bij DM1 is dit 13 jaar.
- Bij type 1 diabetes valt het afweersysteem de cellen aan die insuline aanmaken, wat leidt tot een volledig gebrek aan insuline.
- Type 1 manifesteert zich snel en de patiënt is heel snel ziek.
- Bij type 2 diabetes is er sprake van insulineresistentie in lever-, spier- en vetweefsel en onvoldoende insulinesecretie door de bètaceldisfunctie.
- Type 2 komt geleidelijk op en de resistentie neemt toe, waardoor er steeds minder insuline wordt geproduceerd over de jaren.
- Patiënten hebben vaak lang geen klachten, totdat ze al jarenlang hoge suiker hebben; het risico op complicaties is onduidelijk bij het optreden van klachten bij DM2.
- Diabetes staat op de derde plaats van ziektes met de meeste ziektelast; coronaire hartziekten en beroerte spelen ook een belangrijke rol.
- De zorguitgaven per jaar voor diabetes bedragen 1,6 miljard euro.
- De aanleg om DM2 te krijgen verschilt per patiënt.
- Bij nature hebben een-eiige tweelingen 60-90% kans en alle risico's zijn hoger bij eerstegraads familieleden (gen polymorfismen).
- Bij nurture/leefstijl spelen voeding, gewicht, beweging en de sociaal-economische status een rol.
Risicofactoren en Etiologie DM2
- Risicofactoren voor DM2 zijn onder andere overgewicht (vooral rond de buik), afkomst, zwangerschapsdiabetes in het verleden, hoge bloeddruk, kanker, de leefstijl van de moeder tijdens de zwangerschap, en de ziekte van Hodgkin (lymfeklierkanker).
- Er is een nauwe verbinding tussen kanker en diabetes.
- Kanker kan leiden tot diabetes (lever, alvleesklier, dikke darm, nieren, blaas, borst, endometrium).
- Diabetes kan leiden tot kanker (Hodgkin, bestraling alvleesklier, corticosteroïden (prednison die ontregeling veroorzaakt)).
- DM2 komt vaak voor bij oude mannen met een ongezonde levensstijl.
- Insulineresistentie/metabool syndroom is een combinatie van problemen die veel mensen hebben voordat ze diabetes krijgen en brengt een groot risico op complicaties met zich mee.
- Criteria voor het metabool syndroom zijn hyperglykemie, hypertensie, een lage plasma-HDL-cholesterolwaarde, een hoge plasmatriglyceridenwaarde en centrale adipositas.
- Visceraal vet is hierbij gevaarlijk omdat het druk uitoefent op organen.
- Voor de diagnose wordt selectieve casefinding gebruikt, waarbij preventief onderzoek wordt gedaan bij mensen met een verhoogd risico op een bepaalde aandoening.
- Huisartsen zoeken specifiek naar patiënten met een verhoogd risico en nodigen deze uit om bloed te komen prikken of selectieve screening bij risicogroepen.
- Populatiescreening wordt afgeraden.
Screening en Glucosemeting
- BVO (bevolkingsonderzoek) is soms lastig door lage opkomst/administratieve rompslomp etc.
- Casefinding; Preventief onderzoek van mensen die al bij een arts komen.
- Screen wanneer er klachten zijn, na zwangerschapsdiabetes (jaarlijks, daarna elke 3 jaar), selectieve screening elke 3 jaar, vanaf 35 jaar bij Hindoestaanse afkomst en vanaf 45 jaar met bepaalde risicofactoren.
- Risicofactoren zijn: BMI > 27 (centrale adipositas), DM2 bij ouders, zussen of broers, hypertensie >140 systolisch, dyslipidemie, Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst.
- Klachten die aanleiding geven tot glucosemeting zijn polydipsie, polyurie, vermagering, puritus vulvae, balantis, mononeuropathie, neurogene pijnen, sensibiliteitsstoornissen.
- Glucosemeting: na 3 maanden nogmaals als meting nog steeds afwijkend is.
Hyperglykemie, Diagnose en Behandeling
- Verschillende vormen van hyperglykemie zijn DM1, LADA, MODY, MIDD, DM2, die verschillen in pathogenese, leeftijd bij diagnose, familieanamnese, BMI, andere CVR, ketoacidose, initiële voorkeursbehandeling en antistoffen tegen pancreas.
- Vanaf een BMI van 25 is er sprake van overgewicht, vanaf 30 obesitas en vanaf 40 morbide obesitas.
- Normale buikomvang is ≤ 94 cm voor mannen en ≤ 80 cm voor vrouwen; ernstig vergrote buikomvang is ≥ 102 cm voor mannen en ≥ 88 cm voor vrouwen.
- Behandeling: protocollaire zorg DM type 2 door POH praktijkondersteuner huisarts; inventarisatie van de beeldvorming van de patiënt omtrent DM; voorlichting over DM; frequente bloedsuikercontrole en leefstijlinterventie.
- Leefstijlinterventies: afvallen m.b.v. diëtiste bij BMI>25, stoppen met roken en voldoende bewegen. Het is niet medicamenteus, leefstijl werkt vaak.
- Bij glucose verlagende medicatie gaat het steeds meer vooruit met de jaren.
- Biguaniden (metformine), sulfonylureumderivaten (Tolbutamide, Gliclazide -ide), thiazolidinedionen (Pioglitazon), GLP-1 receptor agonisten (Liraglutide -ide), DPP-4 remmers (Linagliptine -liptine), SGLT2-remmers (Dapagliflozine -ozine) en insuline zijn hierbij belangrijk.
- Stappenplan behandeling voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten: start met metformine, voeg daarna een sulfonylureumderivaat toe, en voeg (middel)langwerkende insuline eenmaal daags toe.
- Alternatieven zijn een DPP4-remmer of GLP1-agonist.
- DM1 wordt behandeld met insuline; DM2 wordt niet behandeld met insuline vanwege toename van resistentie, later wel bij bv oogzenuw.
- Als behandeling met insuline niet gewenst is bij een BMI <30: DPP4-remmer tot BMI 30-35, anders GLP1-antagonist (voorkeur vanwege toedieningsvorm, vergoeding en kosten).
- Bij een BMI >35: GLP1-antagonist, of anders DPP4-remmer (voorkeur vanwege gunstig effect op gewicht).
Risico's DM2 en Streefwaarden Glucose
- Ook andere factoren spelen een rol: gewenste HBA-daling, leefstijl, therapietrouw, contra-indicatie, veiligheid op langere termijn en vergoeding.
- Risico's van DM2 zijn cardiovasculaire aandoeningen (HVZ, myocardinfarct, hartfalen, CVA), chronische nierschade, neuropathie, diabetische voet en retinopathie.
- Bij zeerhoogrisicopatiënten voor HVZ: SGLT2-remmers (contra-indicatie: GLP1-receptorantagonist), metformine en/of GLP-receptorantagonist toevoegen.
- NOOIT GLP1-receptorantagonist en DPP4-remmer samen.
- Streefwaarden glucose bij diabetes (veneus plasma): nuchtere glucose 4,5-8 mmol/L, glucose 2 uur postprandiaal <9 mmol/L.
Streefwaarden HBA1c, Integratie Metabole Paden en Ureumcyclus
- Streefwaarden HBA1C zijn ≤53 mmol/mol (leeftijd <70 jaar, alleen leefstijladvisering OF stap 1, diabetesduur <10 jaar) en 54-58 mmol/mol (leeftijd >70 jaar, diabetesduur >10).
- Monitoren DM2: Hba1C (<53, <58 bij >10 jaar DM en >70), gewicht (streven naar BMI<27), cholesterol (volgens cardiovasculair risico management), bloeddruk, ogen (retinopathie), nierfunctie (nefropathie), voeten (neuropathie).
- Comorbiditeiten: depressie, cognitieve stoornissen, schizofrenie, seksuele dysfuncties, infecties, kanker.
- ZSO: Integratie metabole paden: metabole paden zijn met elkaar verbonden, hebben invloed op elkaar en zijn niet in elk celtype hetzelfde.
- Lever: centrale rol in regulatie en integratie van alle metabole paden.
- Skeletspieren gebruiken glucose en vet als energiebron en schakelen daartussen; bij beperkte glucose en vet is eiwit de energiebron.
- Vier metabole processen zijn glucosemetabolisme, vetmetabolisme, eiwitmetabolisme (eiwit → koolstofskelet + aminogroepen (voor energie) en ureumcyclus om aminogroepen onschadelijk te maken) en ketogenese (ketonlichaamsynthese, hersencellen afhankelijk van glucose, maar ook van ketonlichamen; bij voldoende vet, maar tekort aan glucose).
- Pyruvaat vormt acetyl-CoA ➔ CZC en gluconeogenese.
Ureumcyclus, Glutamaat en Diagnose
- Acetyl-CoA niet gebruikt worden voor de gluconeogenese!!! Alleen als energiebron voor CZC.
- Ureumcyclus kost energie en vind deels in de mitochondrion plaats
- Eiwitafbraak in de spieren: aminozuren alanine en glutamine transporteren schadelijke aminogroepen naar lever.
- Activator van cyclus gemaakt door glutamaat en acetyl-CoA.
- Uit eiwit en vetzuur afbraakroutes, want er is weinig koolhydraat afbraak
- Glutamaat gevormd door transaminering bij vorming van ○ Alpha-ketoglutaraat ➔ aspartaat ➔ oxaloacetaat ○ Alpha-ketoglutaraat ➔ alanine ➔ pyruvaat.
- Functies glutamaat: Ureumcyclus aminozuren van spieren (waar eiwitafbraak is) naar ureumcyclus.
- Coma door diabetische ketoacidose is te wijten aan een hoge bloedglucoseconcentratie ➔ sterke ketogenese omdat glucose de cellen niet in kan (DM1).
- Coma gaat samen met zweten en een lage glucose conditie
- Tijdens de coma wordt bloedglucose (deels) uitgescheiden door de lever, maar onttrekt daarmee water gedehydrateerd.
ZSO Behandeling DM2
- Behandeling DM 2 is ingedeeld in groepen; Incretine-mimetica (Exenatide), Sulfonyl-ureas (Tolbutamide), Meglitinides (Nateglinide), Biguanide (Metformine), Thiazolidinedione (Pioglitazone), DPP-4 remmers (Linagliptin), Glucosidase remmers(Acarbose), Renale glucose re-absorptie remmers (Dapagliflozin)
- GLP-1 stimuleert insuline afgifte
- Symptomen Hypoglykemie: Wisselend humeur, Duizeligheid, Beven, Wazig zien - De Behandeling is oraal de geven acuut via de spuit ; Intramuscilair/intraveneus/subcutaan
Metformine en Metabolisme
- Bij Metabolisme bij DM2; Metformine onderdrukt de nucleogenese in de lever
- Bijwerkingen: diarree en misselijkheid, Oorzaak: invloed metformine op microbiota in het maagdarmstelsel
- Werkingsmechanisme Complex I van de ademhalingsketen in de lever geremd Proteïne kinase LKB1
- In de keten obesitas naar insuline resistentie naar hyperinsulinemie naar uitputting van de pancreas naar DM2.
- Doorschieten naar DM2 hangt af van het genetisch bepaalde vermogen van de pancreas om de verhoogde afgifte vol te houden obesitas
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Deze les behandelt de screening en behandeling van diabetes type 2. Er worden vragen gesteld over risicofactoren, diagnostische criteria, en behandelingsstrategieën zoals leefstijladviezen en medicamenteuze interventies. Daarnaast wordt er ingegaan op specifieke complicaties en de verschillende typen diabetes.