Podcast
Questions and Answers
Een 78-jarige patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer vertoont tijdens neurologisch onderzoek een positieve grijpreflex. Welke implicatie heeft deze bevinding, gezien de context van de ziekteprogressie en diagnostische criteria?
Een 78-jarige patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer vertoont tijdens neurologisch onderzoek een positieve grijpreflex. Welke implicatie heeft deze bevinding, gezien de context van de ziekteprogressie en diagnostische criteria?
- De positieve grijpreflex is een contra-indicatie voor de diagnose van de ziekte van Alzheimer en wijst op een andere onderliggende pathologie, zoals een vasculaire aandoening.
- Een positieve grijpreflex is een aspecifieke bevinding die kan voorkomen bij verschillende neurologische aandoeningen en vereist verder onderzoek om de etiologie vast te stellen. (correct)
- De positieve grijpreflex ondersteunt de diagnose van de ziekte van Alzheimer, vooral in de vroege stadia, en sluit andere vormen van dementie uit.
- De aanwezigheid van een positieve grijpreflex suggereert een gevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer, maar sluit focale afwijkingen in de hersenen niet uit.
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer ondergaat een kloktekentest. De tekening vertoont aanzienlijke verstoringen in de plaatsing van de cijfers en de positie van de wijzers. Hoe interpreteert u deze bevinding in relatie tot de differentiaaldiagnose van dementie?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer ondergaat een kloktekentest. De tekening vertoont aanzienlijke verstoringen in de plaatsing van de cijfers en de positie van de wijzers. Hoe interpreteert u deze bevinding in relatie tot de differentiaaldiagnose van dementie?
- Een onvermogen om een klok te tekenen is specifiek voor frontotemporale dementie en sluit de diagnose van de ziekte van Alzheimer uit.
- De kloktekentest is niet geschikt voor de differentiaaldiagnose van dementie en vereist aanvullend neuropsychologisch onderzoek voor een nauwkeurige diagnose.
- De verstoringen in de kloktekentest wijzen op een gevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer, maar kunnen ook voorkomen bij andere dementievormen, zoals dementie met Lewy-lichaampjes. (correct)
- Deze tekening is pathognomonisch voor de ziekte van Alzheimer en sluit andere vormen van dementie, zoals vasculaire dementie, uit.
Bij een 65-jarige patiënt wordt de diagnose ziekte van Alzheimer gesteld. Gezien de variabiliteit in het ziektebeloop, welke factoren zijn het meest bepalend voor de te verwachten levensduur van de patiënt?
Bij een 65-jarige patiënt wordt de diagnose ziekte van Alzheimer gesteld. Gezien de variabiliteit in het ziektebeloop, welke factoren zijn het meest bepalend voor de te verwachten levensduur van de patiënt?
- De aanwezigheid van myoklonieën en epilepsie in het vroege stadium van de ziekte is de belangrijkste factor die de levensduur verkort.
- Het optreden van acute verslechteringen door delier bij infecties of intoxicaties heeft geen significante invloed op de totale levensduur van de patiënt.
- De snelheid van cognitieve achteruitgang en de ontwikkeling van complicaties zoals immobiliteit en bedlegerigheid zijn cruciale factoren die de levensduur beïnvloeden. (correct)
- De leeftijd bij diagnose is de belangrijkste factor, waarbij een jongere leeftijd bij diagnose geassocieerd is met een langere overleving.
Een patiënt in een vergevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer vertoont mutisme, incontinentie en reflexmatig opgetrokken benen. Welke onderliggende pathofysiologische processen dragen bij aan deze symptomen?
Een patiënt in een vergevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer vertoont mutisme, incontinentie en reflexmatig opgetrokken benen. Welke onderliggende pathofysiologische processen dragen bij aan deze symptomen?
Een patiënt met een verdenking op de ziekte van Alzheimer ondergaat een MMSE-test in de spreekkamer. Welke aspecten van de cognitieve functie worden primair beoordeeld met deze test, en hoe betrouwbaar is de MMSE in het differentiëren tussen verschillende vormen van dementie?
Een patiënt met een verdenking op de ziekte van Alzheimer ondergaat een MMSE-test in de spreekkamer. Welke aspecten van de cognitieve functie worden primair beoordeeld met deze test, en hoe betrouwbaar is de MMSE in het differentiëren tussen verschillende vormen van dementie?
Een onderzoeker bestudeert de prevalentie van myoklonieën en epilepsie bij patiënten met de ziekte van Alzheimer in verschillende stadia van de ziekte. Welke conclusie kan worden getrokken op basis van de huidige literatuur?
Een onderzoeker bestudeert de prevalentie van myoklonieën en epilepsie bij patiënten met de ziekte van Alzheimer in verschillende stadia van de ziekte. Welke conclusie kan worden getrokken op basis van de huidige literatuur?
Een geriater beoordeelt een 85-jarige patiënt met een lange geschiedenis van cognitieve achteruitgang. De patiënt is bedlegerig, mutistisch en incontinent. Welke differentiaaldiagnostische overwegingen zijn essentieel in deze fase van de ziekte?
Een geriater beoordeelt een 85-jarige patiënt met een lange geschiedenis van cognitieve achteruitgang. De patiënt is bedlegerig, mutistisch en incontinent. Welke differentiaaldiagnostische overwegingen zijn essentieel in deze fase van de ziekte?
Een neuroloog onderzoekt de acute verslechteringen die kunnen optreden tijdens het ziektebeloop van de ziekte van Alzheimer. Welke mechanismen liggen ten grondslag aan deze acute verslechteringen?
Een neuroloog onderzoekt de acute verslechteringen die kunnen optreden tijdens het ziektebeloop van de ziekte van Alzheimer. Welke mechanismen liggen ten grondslag aan deze acute verslechteringen?
Een patiënt vertoont symptomen van mentale traagheid, apathie en loopstoornissen, zonder duidelijke geheugenstoornissen in de vroege stadia. Welke pathofysiologische verstoring is het meest waarschijnlijk geassocieerd met dit klinisch beeld?
Een patiënt vertoont symptomen van mentale traagheid, apathie en loopstoornissen, zonder duidelijke geheugenstoornissen in de vroege stadia. Welke pathofysiologische verstoring is het meest waarschijnlijk geassocieerd met dit klinisch beeld?
Een 70-jarige man presenteert zich met geleidelijk progressieve geheugenstoornissen en woordvindingsproblemen. Neuropsychologisch onderzoek toont aan dat zowel zijn anterograde als retrograde episodische geheugen zijn aangetast, samen met semantische geheugenverlies. Welke onderliggende pathologie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit patroon van cognitieve achteruitgang?
Een 70-jarige man presenteert zich met geleidelijk progressieve geheugenstoornissen en woordvindingsproblemen. Neuropsychologisch onderzoek toont aan dat zowel zijn anterograde als retrograde episodische geheugen zijn aangetast, samen met semantische geheugenverlies. Welke onderliggende pathologie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit patroon van cognitieve achteruitgang?
Een onderzoeksteam ontwikkelt een nieuwe PET-tracer die specifiek bindt aan aggregaten van gefosforyleerd tau-eiwit in neurofibrillaire tangles. In een longitudinale studie van patiënten met milde cognitieve stoornissen (MCI), welke hersengebieden zouden naar verwachting de vroegste en meest significante toename in tau-tracer-binding vertonen bij individuen die uiteindelijk de ziekte van Alzheimer ontwikkelen?
Een onderzoeksteam ontwikkelt een nieuwe PET-tracer die specifiek bindt aan aggregaten van gefosforyleerd tau-eiwit in neurofibrillaire tangles. In een longitudinale studie van patiënten met milde cognitieve stoornissen (MCI), welke hersengebieden zouden naar verwachting de vroegste en meest significante toename in tau-tracer-binding vertonen bij individuen die uiteindelijk de ziekte van Alzheimer ontwikkelen?
Een 68-jarige vrouw wordt naar de geheugenkliniek verwezen door haar familie vanwege toenemende zorgen over haar geheugen en functioneren. Ze heeft moeite om recente gebeurtenissen te onthouden en verdwaalt vaak in bekende buurten. Haar familie meldt ook dat ze moeite heeft met het herkennen van bekende gezichten, wat haar erg van streek maakt. Op basis van deze informatie, welke van de volgende hogere corticale functiestoornissen komt het meest waarschijnlijk voor bij deze patiënt?
Een 68-jarige vrouw wordt naar de geheugenkliniek verwezen door haar familie vanwege toenemende zorgen over haar geheugen en functioneren. Ze heeft moeite om recente gebeurtenissen te onthouden en verdwaalt vaak in bekende buurten. Haar familie meldt ook dat ze moeite heeft met het herkennen van bekende gezichten, wat haar erg van streek maakt. Op basis van deze informatie, welke van de volgende hogere corticale functiestoornissen komt het meest waarschijnlijk voor bij deze patiënt?
Een onderzoeker bestudeert de effecten van een nieuw medicijn dat is ontworpen om de vorming van amyloïde plaques in de hersenen te voorkomen. In een preklinische studie met een transgeen muismodel van de ziekte van Alzheimer constateert de onderzoeker dat de behandeling met het medicijn de amyloïde plaque-belasting significant vermindert in vergelijking met de controlegroep. Welk van de volgende cellulaire processen is echter het meest waarschijnlijk nog steeds aangetast, ondanks de vermindering van amyloïde plaques?
Een onderzoeker bestudeert de effecten van een nieuw medicijn dat is ontworpen om de vorming van amyloïde plaques in de hersenen te voorkomen. In een preklinische studie met een transgeen muismodel van de ziekte van Alzheimer constateert de onderzoeker dat de behandeling met het medicijn de amyloïde plaque-belasting significant vermindert in vergelijking met de controlegroep. Welk van de volgende cellulaire processen is echter het meest waarschijnlijk nog steeds aangetast, ondanks de vermindering van amyloïde plaques?
Een geriater beoordeelt een 82-jarige patiënt met een lange voorgeschiedenis van hypertensie en recidiverende kleine beroertes. Cognitieve beoordeling onthult fluctuaties in cognitie, traagheid in de verwerking van informatie en uitgesproken problemen met executief functioneren. MRI van de hersenen laat wijdverspreide veranderingen in de witte stof zien en meerdere lacunaire infarcten. Welke van de volgende cognitieve domeinen is het meest waarschijnlijk relatief gespaard in de vroege stadia van deze aandoening?
Een geriater beoordeelt een 82-jarige patiënt met een lange voorgeschiedenis van hypertensie en recidiverende kleine beroertes. Cognitieve beoordeling onthult fluctuaties in cognitie, traagheid in de verwerking van informatie en uitgesproken problemen met executief functioneren. MRI van de hersenen laat wijdverspreide veranderingen in de witte stof zien en meerdere lacunaire infarcten. Welke van de volgende cognitieve domeinen is het meest waarschijnlijk relatief gespaard in de vroege stadia van deze aandoening?
Een farmaceutisch bedrijf ontwikkelt een nieuw medicijn dat selectief de activiteit van bèta-secretase (BACE1) remt, een enzym dat betrokken is bij de amyloïde cascade in de ziekte van Alzheimer. In een fase 3 klinische studie vertoont het medicijn een significante afname van de amyloïde-plaque belasting op PET-scans, maar er is geen klinisch significant effect op de cognitieve functies of de dagelijkse activiteiten. Welke van de volgende mechanismen kan het meest waarschijnlijk de discrepantie verklaren tussen de biomarkers en de klinische resultaten?
Een farmaceutisch bedrijf ontwikkelt een nieuw medicijn dat selectief de activiteit van bèta-secretase (BACE1) remt, een enzym dat betrokken is bij de amyloïde cascade in de ziekte van Alzheimer. In een fase 3 klinische studie vertoont het medicijn een significante afname van de amyloïde-plaque belasting op PET-scans, maar er is geen klinisch significant effect op de cognitieve functies of de dagelijkse activiteiten. Welke van de volgende mechanismen kan het meest waarschijnlijk de discrepantie verklaren tussen de biomarkers en de klinische resultaten?
In een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde studie onderzoekt een onderzoeker de werkzaamheid van een nieuw dieet op basis van ketonen bij patiënten met een lichte tot matige ziekte van Alzheimer. De primaire uitkomstmaat is de verandering in de cognitieve functie zoals gemeten door de ADAS-Cog na 12 maanden. Welke van de volgende factoren moet het onderzoeksteam overwegen bij het interpreteren van de resultaten van de studie die specifiek is voor de pathofysiologie van de ziekte van Alzheimer?
In een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde studie onderzoekt een onderzoeker de werkzaamheid van een nieuw dieet op basis van ketonen bij patiënten met een lichte tot matige ziekte van Alzheimer. De primaire uitkomstmaat is de verandering in de cognitieve functie zoals gemeten door de ADAS-Cog na 12 maanden. Welke van de volgende factoren moet het onderzoeksteam overwegen bij het interpreteren van de resultaten van de studie die specifiek is voor de pathofysiologie van de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt met dementie met Lewy-lichaampjes vertoont een paradoxale reactie op een gangbare behandeling voor psychotische symptomen. Welke van de volgende mechanismen verklaart het meest waarschijnlijk deze onverwachte uitkomst, rekening houdend met de neurochemische specificiteit van deze aandoening?
Een patiënt met dementie met Lewy-lichaampjes vertoont een paradoxale reactie op een gangbare behandeling voor psychotische symptomen. Welke van de volgende mechanismen verklaart het meest waarschijnlijk deze onverwachte uitkomst, rekening houdend met de neurochemische specificiteit van deze aandoening?
In een gerandomiseerde gecontroleerde studie evalueert u een nieuwe interventie gericht op het verminderen van cardiovasculaire risicofactoren bij ouderen met een verhoogd risico op dementie. Ondanks significante verbeteringen in cardiovasculaire gezondheidsmarkers, vindt u geen significante vermindering van het optreden van dementie na een follow-up van vijf jaar. Welke van de volgende factoren zou het meest waarschijnlijk de afwezigheid van een cognitief voordeel kunnen verklaren?
In een gerandomiseerde gecontroleerde studie evalueert u een nieuwe interventie gericht op het verminderen van cardiovasculaire risicofactoren bij ouderen met een verhoogd risico op dementie. Ondanks significante verbeteringen in cardiovasculaire gezondheidsmarkers, vindt u geen significante vermindering van het optreden van dementie na een follow-up van vijf jaar. Welke van de volgende factoren zou het meest waarschijnlijk de afwezigheid van een cognitief voordeel kunnen verklaren?
Een mantelzorger van een patiënt met vasculaire dementie ervaart een aanzienlijke toename van stress en burn-out symptomen. Naast psycho-educatie en lotgenotencontact, welke van de volgende aanvullende interventies zou de mantelzorger het meest ten goede komen, gezien de specifieke uitdagingen geassocieerd met vasculaire dementie?
Een mantelzorger van een patiënt met vasculaire dementie ervaart een aanzienlijke toename van stress en burn-out symptomen. Naast psycho-educatie en lotgenotencontact, welke van de volgende aanvullende interventies zou de mantelzorger het meest ten goede komen, gezien de specifieke uitdagingen geassocieerd met vasculaire dementie?
Een 78-jarige patiënt met een voorgeschiedenis van hypertensie en recidiverende TIA's presenteert zich met geleidelijk toenemende cognitieve stoornissen, gekenmerkt door executieve disfunctie en vertraging van de informatieverwerking. Neuroimaging onthult uitgebreide wittestofafwijkingen en lacunaire infarcten. Welk van de volgende farmacologische strategieën is het meest geschikt om de progressie van verdere cognitieve achteruitgang te vertragen?
Een 78-jarige patiënt met een voorgeschiedenis van hypertensie en recidiverende TIA's presenteert zich met geleidelijk toenemende cognitieve stoornissen, gekenmerkt door executieve disfunctie en vertraging van de informatieverwerking. Neuroimaging onthult uitgebreide wittestofafwijkingen en lacunaire infarcten. Welk van de volgende farmacologische strategieën is het meest geschikt om de progressie van verdere cognitieve achteruitgang te vertragen?
Een onderzoeker voert een longitudinale studie uit naar de prevalentie van vasculaire cognitieve stoornissen (VCI) in een oudere populatie. Welke van de volgende methodologische benaderingen zou de meest accurate schatting van de VCI-prevalentie opleveren, rekening houdend met de heterogeniteit van de vasculaire hersenschade en de complexiteit van de cognitieve symptomen?
Een onderzoeker voert een longitudinale studie uit naar de prevalentie van vasculaire cognitieve stoornissen (VCI) in een oudere populatie. Welke van de volgende methodologische benaderingen zou de meest accurate schatting van de VCI-prevalentie opleveren, rekening houdend met de heterogeniteit van de vasculaire hersenschade en de complexiteit van de cognitieve symptomen?
Een patiënt met vasculaire dementie vertoont apathie en initiatiefverlies als overheersende symptomen. Welke van de volgende farmacologische interventies zou, rekening houdend met de onderliggende pathofysiologie, de meest gerichte en potentiële therapeutische respons bieden?
Een patiënt met vasculaire dementie vertoont apathie en initiatiefverlies als overheersende symptomen. Welke van de volgende farmacologische interventies zou, rekening houdend met de onderliggende pathofysiologie, de meest gerichte en potentiële therapeutische respons bieden?
In de context van preventieve maatregelen tegen cognitieve achteruitgang, hoe zou u, op basis van actueel wetenschappelijk bewijs, het meest genuanceerd adviseren aan een gezonde 65-jarige zonder vasculaire risicofactoren, die bezorgd is over het ontwikkelen van dementie?
In de context van preventieve maatregelen tegen cognitieve achteruitgang, hoe zou u, op basis van actueel wetenschappelijk bewijs, het meest genuanceerd adviseren aan een gezonde 65-jarige zonder vasculaire risicofactoren, die bezorgd is over het ontwikkelen van dementie?
Een 80-jarige patiënt met reeds gediagnosticeerde vasculaire dementie ontwikkelt plotseling een ernstig delier na een kleine val thuis. Welke van de volgende managementstrategieën zou het meest gepast zijn, gezien de pre-existente cognitieve kwetsbaarheid en de acute aard van de situatie?
Een 80-jarige patiënt met reeds gediagnosticeerde vasculaire dementie ontwikkelt plotseling een ernstig delier na een kleine val thuis. Welke van de volgende managementstrategieën zou het meest gepast zijn, gezien de pre-existente cognitieve kwetsbaarheid en de acute aard van de situatie?
Een patiënt presenteert zich met een combinatie van psychiatrische symptomen, beginnend met depressie en angst, gevolgd door neurologische verschijnselen zoals ataxie en myoklonieën, progressief leidend tot cognitieve stoornissen. Gezien de relatief langzame progressie over een periode van veertien maanden, welke van de volgende differentiële diagnoses is het minst waarschijnlijk, rekening houdend met de typische beloop van prionziekten?
Een patiënt presenteert zich met een combinatie van psychiatrische symptomen, beginnend met depressie en angst, gevolgd door neurologische verschijnselen zoals ataxie en myoklonieën, progressief leidend tot cognitieve stoornissen. Gezien de relatief langzame progressie over een periode van veertien maanden, welke van de volgende differentiële diagnoses is het minst waarschijnlijk, rekening houdend met de typische beloop van prionziekten?
Stel, een neuroloog evalueert een patiënt met een vermoeden van Creutzfeldt-Jakob. De MRI-scan is initieel niet-concluderend, maar de klinische verdenking blijft hoog. Welke van de volgende aanvullende onderzoeken, en hun specifieke interpretatie, zou de meest doorslaggevende ondersteuning bieden voor de diagnose Creutzfeldt-Jakob in dit vroege stadium?
Stel, een neuroloog evalueert een patiënt met een vermoeden van Creutzfeldt-Jakob. De MRI-scan is initieel niet-concluderend, maar de klinische verdenking blijft hoog. Welke van de volgende aanvullende onderzoeken, en hun specifieke interpretatie, zou de meest doorslaggevende ondersteuning bieden voor de diagnose Creutzfeldt-Jakob in dit vroege stadium?
Een onderzoeker bestudeert de pathogenese van prionziekten. Welke van de volgende mechanismen beschrijft het meest nauwkeurig hoe het pathogene prionproteïne (PrPSc) leidt tot neurodegeneratie, rekening houdend met de huidige kennis van prionreplicatie en toxiciteit?
Een onderzoeker bestudeert de pathogenese van prionziekten. Welke van de volgende mechanismen beschrijft het meest nauwkeurig hoe het pathogene prionproteïne (PrPSc) leidt tot neurodegeneratie, rekening houdend met de huidige kennis van prionreplicatie en toxiciteit?
Een patholoog-anatoom onderzoekt hersenweefsel van een patiënt overleden aan een prionziekte. Welke van de volgende histopathologische bevindingen is het meest karakteristiek voor de diagnose van een variante Creutzfeldt-Jakob (vCJD), in tegenstelling tot de sporadische vorm (sCJD)?
Een patholoog-anatoom onderzoekt hersenweefsel van een patiënt overleden aan een prionziekte. Welke van de volgende histopathologische bevindingen is het meest karakteristiek voor de diagnose van een variante Creutzfeldt-Jakob (vCJD), in tegenstelling tot de sporadische vorm (sCJD)?
In het kader van infectiepreventie, welke van de volgende procedures vereist de meest stringente desinfectie- of sterilisatiemaatregelen om de overdracht van prionen te voorkomen, gezien hun extreme resistentie tegen conventionele methoden?
In het kader van infectiepreventie, welke van de volgende procedures vereist de meest stringente desinfectie- of sterilisatiemaatregelen om de overdracht van prionen te voorkomen, gezien hun extreme resistentie tegen conventionele methoden?
Een onderzoeksteam probeert in vitro de conversie van normaal prionproteïne (PrPC) naar het pathogene PrPSc te induceren. Welke van de volgende factoren zou de grootste invloed hebben op de efficiëntie van deze conversie, rekening houdend met de huidige kennis van prion replicatie?
Een onderzoeksteam probeert in vitro de conversie van normaal prionproteïne (PrPC) naar het pathogene PrPSc te induceren. Welke van de volgende factoren zou de grootste invloed hebben op de efficiëntie van deze conversie, rekening houdend met de huidige kennis van prion replicatie?
Een moleculair bioloog onderzoekt de genetische basis van erfelijke prionziekten. Welke van de volgende typen mutaties in het PRNP gen zijn het meest frequent geassocieerd met de ontwikkeling van een erfelijke prionziekte, rekening houdend met hun impact op de structuur en functie van het prionproteïne?
Een moleculair bioloog onderzoekt de genetische basis van erfelijke prionziekten. Welke van de volgende typen mutaties in het PRNP gen zijn het meest frequent geassocieerd met de ontwikkeling van een erfelijke prionziekte, rekening houdend met hun impact op de structuur en functie van het prionproteïne?
Stel, een volksgezondheid organisatie probeert strategieën te ontwikkelen om de verspreiding van variante Creutzfeldt-Jakob (vCJD) via bloedtransfusies te voorkomen. Welke van de volgende maatregelen zou, op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten, de meest effectieve strategie zijn om het risico op iatrogene overdracht van vCJD via bloedproducten te minimaliseren?
Stel, een volksgezondheid organisatie probeert strategieën te ontwikkelen om de verspreiding van variante Creutzfeldt-Jakob (vCJD) via bloedtransfusies te voorkomen. Welke van de volgende maatregelen zou, op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten, de meest effectieve strategie zijn om het risico op iatrogene overdracht van vCJD via bloedproducten te minimaliseren?
Een cruciaal mechanisme in de pathogenese van Creutzfeldt-Jakob (CJD) en andere prionaandoeningen berust op een conformiteitsverandering van het prioneiwit (PrP). Stel dat een onderzoeker een moleculair systeem manipuleert om selectief de interactie tussen normale PrP en misgevouwen PrP te verstoren. Welk van de volgende zou het meest waarschijnlijke resultaat zijn van deze interventie op cellulair niveau?
Een cruciaal mechanisme in de pathogenese van Creutzfeldt-Jakob (CJD) en andere prionaandoeningen berust op een conformiteitsverandering van het prioneiwit (PrP). Stel dat een onderzoeker een moleculair systeem manipuleert om selectief de interactie tussen normale PrP en misgevouwen PrP te verstoren. Welk van de volgende zou het meest waarschijnlijke resultaat zijn van deze interventie op cellulair niveau?
Fatale familiale insomnia (FFI) wordt veroorzaakt door mutaties in het PRNP-gen en manifesteert zich primair met moeilijk behandelbare slapeloosheid en autonome stoornissen. Indien een patiënt met een bevestigde PRNP-mutatie die geassocieerd is met FFI, zich presenteert met initiële symptomen van progressieve cognitieve achteruitgang zonder significante slapeloosheid, welke aanvullende bevinding zou dan het meest waarschijnlijk wijzen op een atypische presentatie van FFI in plaats van een andere vorm van erfelijke dementie?
Fatale familiale insomnia (FFI) wordt veroorzaakt door mutaties in het PRNP-gen en manifesteert zich primair met moeilijk behandelbare slapeloosheid en autonome stoornissen. Indien een patiënt met een bevestigde PRNP-mutatie die geassocieerd is met FFI, zich presenteert met initiële symptomen van progressieve cognitieve achteruitgang zonder significante slapeloosheid, welke aanvullende bevinding zou dan het meest waarschijnlijk wijzen op een atypische presentatie van FFI in plaats van een andere vorm van erfelijke dementie?
Bij de differentiële diagnose van reversibele dementie is het cruciaal om aandoeningen te identificeren die, indien onbehandeld, kunnen leiden tot irreversibele neurologische schade. Welke van de volgende condities vertegenwoordigt de meest uitdagende diagnostische overweging, gezien de subtiele presentatie en de noodzaak van een onmiddellijke behandeling om een optimaal herstel te waarborgen?
Bij de differentiële diagnose van reversibele dementie is het cruciaal om aandoeningen te identificeren die, indien onbehandeld, kunnen leiden tot irreversibele neurologische schade. Welke van de volgende condities vertegenwoordigt de meest uitdagende diagnostische overweging, gezien de subtiele presentatie en de noodzaak van een onmiddellijke behandeling om een optimaal herstel te waarborgen?
Een 68-jarige man presenteert zich met progressieve cerebellaire ataxie en een langzaam ontwikkelende dementie. Zijn familiegeschiedenis onthult dat zijn vader ook leed aan een neurodegeneratieve aandoening met soortgelijke symptomen, beginnend op middelbare leeftijd. Genetische testen bevestigen een mutatie in het PRNP-gen. Welk van de volgende mechanismen ligt het meest waarschijnlijk ten grondslag aan de overerving van deze aandoening?
Een 68-jarige man presenteert zich met progressieve cerebellaire ataxie en een langzaam ontwikkelende dementie. Zijn familiegeschiedenis onthult dat zijn vader ook leed aan een neurodegeneratieve aandoening met soortgelijke symptomen, beginnend op middelbare leeftijd. Genetische testen bevestigen een mutatie in het PRNP-gen. Welk van de volgende mechanismen ligt het meest waarschijnlijk ten grondslag aan de overerving van deze aandoening?
In de context van prionziekten, hoe beïnvloedt de ruimtelijke conformatie van het prioneiwit (PrP) de fundamentele mechanismen van ziekteprogressie, en welke therapeutische strategieën zouden het meest effectief zijn om deze processen te moduleren?
In de context van prionziekten, hoe beïnvloedt de ruimtelijke conformatie van het prioneiwit (PrP) de fundamentele mechanismen van ziekteprogressie, en welke therapeutische strategieën zouden het meest effectief zijn om deze processen te moduleren?
Chronisch subduraal hematoom staat bekend als een behandelbare oorzaak van een dementiesyndroom. Echter, bij welke specifieke presentatie vereist een chronisch subduraal hematoom de meest dringende chirurgische interventie om de cognitieve functies optimaal te herstellen?
Chronisch subduraal hematoom staat bekend als een behandelbare oorzaak van een dementiesyndroom. Echter, bij welke specifieke presentatie vereist een chronisch subduraal hematoom de meest dringende chirurgische interventie om de cognitieve functies optimaal te herstellen?
Een onderzoeker bestudeert de moleculaire mechanismen van prionziekten en ontdekt een klein molecuul dat in staat is om specifiek te binden aan de pathogene conformatie van PrPSc, maar niet aan de normale conformatie PrPC. Wat is het meest waarschijnlijke therapeutische effect van dit molecuul?
Een onderzoeker bestudeert de moleculaire mechanismen van prionziekten en ontdekt een klein molecuul dat in staat is om specifiek te binden aan de pathogene conformatie van PrPSc, maar niet aan de normale conformatie PrPC. Wat is het meest waarschijnlijke therapeutische effect van dit molecuul?
Bij de analyse van een familiaire vorm van CJD ontdekt men een nieuwe mutatie in het PRNP-gen die resulteert in een significant verhoogde stabiliteit van de PrPSc conformatie. Welke van de volgende effecten zou deze mutatie waarschijnlijk hebben op het ziekteverloop?
Bij de analyse van een familiaire vorm van CJD ontdekt men een nieuwe mutatie in het PRNP-gen die resulteert in een significant verhoogde stabiliteit van de PrPSc conformatie. Welke van de volgende effecten zou deze mutatie waarschijnlijk hebben op het ziekteverloop?
In welke context is een EEG het meest waardevol bij de evaluatie van cognitieve achteruitgang, rekening houdend met de beperkte specificiteit ervan bij het differentiëren tussen diverse neurodegeneratieve dementievormen?
In welke context is een EEG het meest waardevol bij de evaluatie van cognitieve achteruitgang, rekening houdend met de beperkte specificiteit ervan bij het differentiëren tussen diverse neurodegeneratieve dementievormen?
Wat is de meest cruciale rechtvaardiging voor het uitvoeren van structurele beeldvorming van de hersenen bij de initiële evaluatie van een patiënt met een vermoeden van dementie, gezien de beperkingen van klinisch-radiologische correlaties?
Wat is de meest cruciale rechtvaardiging voor het uitvoeren van structurele beeldvorming van de hersenen bij de initiële evaluatie van een patiënt met een vermoeden van dementie, gezien de beperkingen van klinisch-radiologische correlaties?
Gezien de huidige stand van wetenschappelijk onderzoek, in welke context zou de bepaling van amyloïd- en tau-eiwitten in liquor cerebrospinalis (CSV) het meest gerechtvaardigd zijn?
Gezien de huidige stand van wetenschappelijk onderzoek, in welke context zou de bepaling van amyloïd- en tau-eiwitten in liquor cerebrospinalis (CSV) het meest gerechtvaardigd zijn?
Bij een patiënt met een snel progressieve dementie, welke bevinding in de liquor cerebrospinalis (CSV) zou het meest suggestief zijn voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD), rekening houdend met de sensitiviteit en specificiteit van beschikbare biomarkers?
Bij een patiënt met een snel progressieve dementie, welke bevinding in de liquor cerebrospinalis (CSV) zou het meest suggestief zijn voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD), rekening houdend met de sensitiviteit en specificiteit van beschikbare biomarkers?
Stel, een cognitief intacte 75-jarige ondergaat een MRI-scan van de hersenen in het kader van een onderzoeksprotocol. De scan onthult significante corticale atrofie en wittestofafwijkingen. Wat is de meest accurate conclusie op basis van deze bevindingen, rekening houdend met het concept van cognitieve reserve?
Stel, een cognitief intacte 75-jarige ondergaat een MRI-scan van de hersenen in het kader van een onderzoeksprotocol. De scan onthult significante corticale atrofie en wittestofafwijkingen. Wat is de meest accurate conclusie op basis van deze bevindingen, rekening houdend met het concept van cognitieve reserve?
Een onderzoeker beoogt de progressie van de ziekte van Alzheimer in vivo te volgen door middel van seriële PET-scans. Welke radiotracer zou het meest geschikt zijn om de neurofibrillaire tangles van tau-eiwit te kwantificeren, rekening houdend met de huidige stand van de radiochemie?
Een onderzoeker beoogt de progressie van de ziekte van Alzheimer in vivo te volgen door middel van seriële PET-scans. Welke radiotracer zou het meest geschikt zijn om de neurofibrillaire tangles van tau-eiwit te kwantificeren, rekening houdend met de huidige stand van de radiochemie?
Indien neuropathologisch onderzoek essentieel is voor een definitieve diagnose van de ziekte van Alzheimer, welke specifieke histopathologische kenmerken, met hun karakteristieke distributiepatroon, zijn vereist om deze diagnose met zekerheid te stellen?
Indien neuropathologisch onderzoek essentieel is voor een definitieve diagnose van de ziekte van Alzheimer, welke specifieke histopathologische kenmerken, met hun karakteristieke distributiepatroon, zijn vereist om deze diagnose met zekerheid te stellen?
Een 68-jarige patiënt presenteert zich met progressieve gedragsveranderingen en taalproblemen, waarbij geheugenproblemen relatief op de achtergrond blijven. Neuroimaging toont selectieve atrofie van de frontale en temporale lobben. Welke van de volgende onderzoeken zou het minst relevant zijn bij het stellen van de differentiaal diagnose?
Een 68-jarige patiënt presenteert zich met progressieve gedragsveranderingen en taalproblemen, waarbij geheugenproblemen relatief op de achtergrond blijven. Neuroimaging toont selectieve atrofie van de frontale en temporale lobben. Welke van de volgende onderzoeken zou het minst relevant zijn bij het stellen van de differentiaal diagnose?
Wat is het primaire pathofysiologische mechanisme dat ten grondslag ligt aan vasculaire dementie, in tegenstelling tot trombo-embolische beroertes?
Wat is het primaire pathofysiologische mechanisme dat ten grondslag ligt aan vasculaire dementie, in tegenstelling tot trombo-embolische beroertes?
Welke therapeutische benadering is het meest aangewezen voor vasculaire dementie, gezien het beperkte wetenschappelijke bewijs voor directe behandelingen?
Welke therapeutische benadering is het meest aangewezen voor vasculaire dementie, gezien het beperkte wetenschappelijke bewijs voor directe behandelingen?
Welke van de volgende symptomen is het meest kenmerkend voor het subcorticale dementiesyndroom dat vaak wordt gezien bij vasculaire dementie?
Welke van de volgende symptomen is het meest kenmerkend voor het subcorticale dementiesyndroom dat vaak wordt gezien bij vasculaire dementie?
Welke bevinding op een MRI-scan ondersteunt het meest de diagnose van vasculaire dementie?
Welke bevinding op een MRI-scan ondersteunt het meest de diagnose van vasculaire dementie?
Wat is een belangrijk onderscheidend kenmerk van dementie met Lewy-lichaampjes (DLB) in vergelijking met de ziekte van Alzheimer?
Wat is een belangrijk onderscheidend kenmerk van dementie met Lewy-lichaampjes (DLB) in vergelijking met de ziekte van Alzheimer?
Binnen welke termijn na het begin van het hypokinetisch-rigide syndroom moeten cognitieve stoornissen optreden om te voldoen aan de diagnostische criteria voor dementie met Lewy-lichaampjes?
Binnen welke termijn na het begin van het hypokinetisch-rigide syndroom moeten cognitieve stoornissen optreden om te voldoen aan de diagnostische criteria voor dementie met Lewy-lichaampjes?
Welke bevinding tijdens de slaap is suggestief voor dementie met Lewy-lichaampjes?
Welke bevinding tijdens de slaap is suggestief voor dementie met Lewy-lichaampjes?
Welke cognitieve functies zijn doorgaans als eerste aangedaan bij dementie met Lewy-lichaampjes?
Welke cognitieve functies zijn doorgaans als eerste aangedaan bij dementie met Lewy-lichaampjes?
Bij een patiënt met de ziekte van Alzheimer in een vergevorderd stadium worden hypokinetisch-rigide verschijnselen en positieve grijp- en zuigreflexen waargenomen. Welke van de volgende neurologische veranderingen draagt het meest waarschijnlijk bij aan deze symptomen?
Bij een patiënt met de ziekte van Alzheimer in een vergevorderd stadium worden hypokinetisch-rigide verschijnselen en positieve grijp- en zuigreflexen waargenomen. Welke van de volgende neurologische veranderingen draagt het meest waarschijnlijk bij aan deze symptomen?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer vertoont een geleidelijk progressief beloop met toenemende afasie. Welke van de volgende onderliggende pathologische veranderingen draagt het meest direct bij aan deze taalstoornis?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer vertoont een geleidelijk progressief beloop met toenemende afasie. Welke van de volgende onderliggende pathologische veranderingen draagt het meest direct bij aan deze taalstoornis?
Wat is de belangrijkste beperking van de kloktekentest bij de differentiaaldiagnose van dementie?
Wat is de belangrijkste beperking van de kloktekentest bij de differentiaaldiagnose van dementie?
Welke van de volgende factoren heeft de grootste invloed op de ziekteduur bij patiënten met de ziekte van Alzheimer?
Welke van de volgende factoren heeft de grootste invloed op de ziekteduur bij patiënten met de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer vertoont toenemende bewegingsarmoede. Welke neurotransmitterdeficiëntie draagt het meest waarschijnlijk bij aan deze symptomen?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer vertoont toenemende bewegingsarmoede. Welke neurotransmitterdeficiëntie draagt het meest waarschijnlijk bij aan deze symptomen?
Een 70-jarige patiënt met Alzheimer wordt opgenomen in het ziekenhuis na een val. Tijdens zijn verblijf ontwikkelt hij plotseling een delier. Welke van de volgende factoren is het meest waarschijnlijk de oorzaak van dit acute delier?
Een 70-jarige patiënt met Alzheimer wordt opgenomen in het ziekenhuis na een val. Tijdens zijn verblijf ontwikkelt hij plotseling een delier. Welke van de volgende factoren is het meest waarschijnlijk de oorzaak van dit acute delier?
Bij de ziekte van Alzheimer is er vaak sprake van een positieve grijp- en zuigreflex in de latere stadia. Welke van de volgende verklaringen is het meest waarschijnlijk voor het optreden van deze reflexen?
Bij de ziekte van Alzheimer is er vaak sprake van een positieve grijp- en zuigreflex in de latere stadia. Welke van de volgende verklaringen is het meest waarschijnlijk voor het optreden van deze reflexen?
Welke van de volgende beweringen over myoklonieën en epilepsie bij de ziekte van Alzheimer is correct?
Welke van de volgende beweringen over myoklonieën en epilepsie bij de ziekte van Alzheimer is correct?
Een 62-jarige patiënt presenteert zich met geleidelijk toenemende geheugenproblemen en desoriëntatie. Gezien de aanbevelingen voor aanvullend onderzoek bij dementie, welke benadering is het meest geschikt?
Een 62-jarige patiënt presenteert zich met geleidelijk toenemende geheugenproblemen en desoriëntatie. Gezien de aanbevelingen voor aanvullend onderzoek bij dementie, welke benadering is het meest geschikt?
Een 80-jarige patiënt wordt verwezen vanwege cognitieve klachten. Een CT-scan toont significante corticale atrofie. Wat is de beste interpretatie van deze bevinding in de context van de diagnose dementie?
Een 80-jarige patiënt wordt verwezen vanwege cognitieve klachten. Een CT-scan toont significante corticale atrofie. Wat is de beste interpretatie van deze bevinding in de context van de diagnose dementie?
Welke van de volgende beweringen over het gebruik van EEG, nucleaire scans en liquoronderzoek bij de routinediagnostiek van dementie is correct, gebaseerd op de verstrekte tekst?
Welke van de volgende beweringen over het gebruik van EEG, nucleaire scans en liquoronderzoek bij de routinediagnostiek van dementie is correct, gebaseerd op de verstrekte tekst?
Bij een patiënt met cognitieve klachten wordt bloedonderzoek gedaan. Welke van de volgende parameters wordt niet routinematig bepaald om behandelbare oorzaken van de cognitieve klachten uit te sluiten?
Bij een patiënt met cognitieve klachten wordt bloedonderzoek gedaan. Welke van de volgende parameters wordt niet routinematig bepaald om behandelbare oorzaken van de cognitieve klachten uit te sluiten?
Een 70-jarige patiënt met een vermoeden van dementie ondergaat een neuropsychologisch onderzoek. Aan welke voorwaarde moet worden voldaan voordat de diagnose dementie kan worden overwogen?
Een 70-jarige patiënt met een vermoeden van dementie ondergaat een neuropsychologisch onderzoek. Aan welke voorwaarde moet worden voldaan voordat de diagnose dementie kan worden overwogen?
Een geriater overweegt aanvullend onderzoek bij een 85-jarige patiënt met cognitieve achteruitgang. Wat is het belangrijkste doel van beeldvormend onderzoek (CT of MRI) in deze situatie?
Een geriater overweegt aanvullend onderzoek bij een 85-jarige patiënt met cognitieve achteruitgang. Wat is het belangrijkste doel van beeldvormend onderzoek (CT of MRI) in deze situatie?
In welke situatie is het altijd geadviseerd om beeldvorming van de hersenen te verrichten bij de diagnostiek van dementie?
In welke situatie is het altijd geadviseerd om beeldvorming van de hersenen te verrichten bij de diagnostiek van dementie?
Een neuropsycholoog voert een onderzoek uit bij een patiënt met cognitieve klachten. Welk doel dient dit onderzoek primair in de context van dementiediagnostiek?
Een neuropsycholoog voert een onderzoek uit bij een patiënt met cognitieve klachten. Welk doel dient dit onderzoek primair in de context van dementiediagnostiek?
Bij vasculaire dementie, welke combinatie van symptomen wijkt het meest af van de presentatie van de ziekte van Alzheimer?
Bij vasculaire dementie, welke combinatie van symptomen wijkt het meest af van de presentatie van de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt met vasculaire dementie vertoont een hypokinetisch-rigide syndroom. Wat is de meest accurate beschrijving van dit syndroom binnen de context van vasculaire dementie?
Een patiënt met vasculaire dementie vertoont een hypokinetisch-rigide syndroom. Wat is de meest accurate beschrijving van dit syndroom binnen de context van vasculaire dementie?
Welke beeldvormende techniek heeft de voorkeur bij het diagnosticeren van vasculaire dementie en waarom?
Welke beeldvormende techniek heeft de voorkeur bij het diagnosticeren van vasculaire dementie en waarom?
Welke van de volgende risicofactoren draagt het minst direct bij aan de pathogenese van vasculaire dementie?
Welke van de volgende risicofactoren draagt het minst direct bij aan de pathogenese van vasculaire dementie?
Een patiënt heeft cognitieve stoornissen na een beroerte in de dominante hemisfeer. Welke locatie van de beroerte is het meest waarschijnlijk geassocieerd met directe dementie?
Een patiënt heeft cognitieve stoornissen na een beroerte in de dominante hemisfeer. Welke locatie van de beroerte is het meest waarschijnlijk geassocieerd met directe dementie?
Bij de beoordeling van een patiënt met cognitieve klachten, welke bevinding sluit het meest effectief een dementiesyndroom uit, onafhankelijk van de aard van de cognitieve verstoring?
Bij de beoordeling van een patiënt met cognitieve klachten, welke bevinding sluit het meest effectief een dementiesyndroom uit, onafhankelijk van de aard van de cognitieve verstoring?
In welke situatie is een neuropsychologisch onderzoek het meest zinvol bij de diagnose van vasculaire dementie?
In welke situatie is een neuropsychologisch onderzoek het meest zinvol bij de diagnose van vasculaire dementie?
Wat is het typische beloop van vasculaire dementie in vergelijking met de ziekte van Alzheimer?
Wat is het typische beloop van vasculaire dementie in vergelijking met de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt vertoont geheugenverlies, problemen met uitvoerende functies en ruimtelijk inzicht, echter zonder dat dit leidt tot belemmeringen in zijn dagelijks leven. Hoe zou deze situatie gedefinieerd worden?
Een patiënt vertoont geheugenverlies, problemen met uitvoerende functies en ruimtelijk inzicht, echter zonder dat dit leidt tot belemmeringen in zijn dagelijks leven. Hoe zou deze situatie gedefinieerd worden?
Bij een 72-jarige patiënt wordt vasculaire dementie vastgesteld na een reeks kleine beroertes. Welke pathofysiologische kenmerken zijn doorslaggevend voor deze diagnose, gezien de mogelijke comorbiditeiten?
Bij een 72-jarige patiënt wordt vasculaire dementie vastgesteld na een reeks kleine beroertes. Welke pathofysiologische kenmerken zijn doorslaggevend voor deze diagnose, gezien de mogelijke comorbiditeiten?
Een patiënt met vasculaire cognitieve stoornissen heeft geen duidelijke relatie met een doorgemaakte beroerte. Welke pathologische bevinding is het meest waarschijnlijk?
Een patiënt met vasculaire cognitieve stoornissen heeft geen duidelijke relatie met een doorgemaakte beroerte. Welke pathologische bevinding is het meest waarschijnlijk?
Een neuroloog differentieert tussen corticale en subcorticale dementie. Welke combinatie van symptomen is het meest suggestief voor een primaire aantasting van subcorticale structuren?
Een neuroloog differentieert tussen corticale en subcorticale dementie. Welke combinatie van symptomen is het meest suggestief voor een primaire aantasting van subcorticale structuren?
Een patiënt met cognitieve achteruitgang vertoont symptomen die zowel passen bij de ziekte van Alzheimer als bij vasculaire dementie. Welke benadering is het meest adequaat om de diagnose te verfijnen, rekening houdend met de multifactoriële etiologie?
Een patiënt met cognitieve achteruitgang vertoont symptomen die zowel passen bij de ziekte van Alzheimer als bij vasculaire dementie. Welke benadering is het meest adequaat om de diagnose te verfijnen, rekening houdend met de multifactoriële etiologie?
Een arts overweegt een subduraal hematoom als een mogelijk reversibele oorzaak van dementie bij een oudere patiënt. Welk van de volgende symptomen zou de verdenking op een subduraal hematoom het meest versterken?
Een arts overweegt een subduraal hematoom als een mogelijk reversibele oorzaak van dementie bij een oudere patiënt. Welk van de volgende symptomen zou de verdenking op een subduraal hematoom het meest versterken?
Een onderzoeker bestudeert de effectiviteit van een nieuw medicijn gericht op het verminderen van cognitieve achteruitgang bij patiënten met een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie. Welke onderzoeksopzet zou het meest geschikt zijn om de specifieke effecten van het medicijn op beide dementievormen te onderscheiden?
Een onderzoeker bestudeert de effectiviteit van een nieuw medicijn gericht op het verminderen van cognitieve achteruitgang bij patiënten met een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie. Welke onderzoeksopzet zou het meest geschikt zijn om de specifieke effecten van het medicijn op beide dementievormen te onderscheiden?
Bij een 68-jarige patiënt wordt de diagnose frontotemporale dementie (FTD) overwogen. Welke van de volgende symptoomclusters zou het meest suggestief zijn voor de gedragsvariant van FTD (bvFTD), in tegenstelling tot de taalvariant?
Bij een 68-jarige patiënt wordt de diagnose frontotemporale dementie (FTD) overwogen. Welke van de volgende symptoomclusters zou het meest suggestief zijn voor de gedragsvariant van FTD (bvFTD), in tegenstelling tot de taalvariant?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het meest nauwkeurig het initiële geheugenverlies bij de ziekte van Alzheimer?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het meest nauwkeurig het initiële geheugenverlies bij de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer ervaart prosopagnosie. Welke van de volgende omschrijvingen past het best bij dit verschijnsel?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer ervaart prosopagnosie. Welke van de volgende omschrijvingen past het best bij dit verschijnsel?
Apraxie is een symptoom dat vaak voorkomt bij patiënten met de ziekte van Alzheimer. Wat houdt apraxie in?
Apraxie is een symptoom dat vaak voorkomt bij patiënten met de ziekte van Alzheimer. Wat houdt apraxie in?
Welke van de volgende symptomen wordt beschouwd als een typisch kenmerk van subcorticale dementie?
Welke van de volgende symptomen wordt beschouwd als een typisch kenmerk van subcorticale dementie?
Wat is de essentie van een 'dementiesyndroom' volgens de criteria die gebruikt worden in de diagnostiek?
Wat is de essentie van een 'dementiesyndroom' volgens de criteria die gebruikt worden in de diagnostiek?
Welke van de volgende beweringen onderstreept het belang van heteroanamnese bij de diagnose van de ziekte van Alzheimer?
Welke van de volgende beweringen onderstreept het belang van heteroanamnese bij de diagnose van de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer heeft moeite met het dekken van de tafel. Welke cognitieve functie is hier waarschijnlijk het meest door aangedaan?
Een patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer heeft moeite met het dekken van de tafel. Welke cognitieve functie is hier waarschijnlijk het meest door aangedaan?
Bij welke leeftijdscategorie is de prevalentie van de ziekte van Alzheimer het hoogst?
Bij welke leeftijdscategorie is de prevalentie van de ziekte van Alzheimer het hoogst?
Flashcards
Waarom structurele hersenbeeldvorming?
Waarom structurele hersenbeeldvorming?
Uitsluiten van behandelbare oorzaken zoals een tumor.
Wat beoordeelt MRI bij dementie?
Wat beoordeelt MRI bij dementie?
Beoordelen van de ernst van corticale atrofie en vasculaire afwijkingen.
Wat meten SPECT en PET?
Wat meten SPECT en PET?
Focaal hypometabolisme in bepaalde hersengebieden aantonen.
Wat wordt initieel in liquor bepaald?
Wat wordt initieel in liquor bepaald?
Signup and view all the flashcards
Wanneer 14-3-3-eiwit bepalen bij liquoronderzoek?
Wanneer 14-3-3-eiwit bepalen bij liquoronderzoek?
Signup and view all the flashcards
Diagnostische waarde EEG bij dementie?
Diagnostische waarde EEG bij dementie?
Signup and view all the flashcards
Kenmerken ziekte van Alzheimer (neuropathologisch)?
Kenmerken ziekte van Alzheimer (neuropathologisch)?
Signup and view all the flashcards
Distributie afwijkingen Alzheimer?
Distributie afwijkingen Alzheimer?
Signup and view all the flashcards
DLB en antipsychotica?
DLB en antipsychotica?
Signup and view all the flashcards
Niet-medicamenteuze behandeling dementie
Niet-medicamenteuze behandeling dementie
Signup and view all the flashcards
Ondersteuning mantelzorger dementie
Ondersteuning mantelzorger dementie
Signup and view all the flashcards
Ergotherapie bij dementie
Ergotherapie bij dementie
Signup and view all the flashcards
Risicofactoren dementie (observationeel)
Risicofactoren dementie (observationeel)
Signup and view all the flashcards
Vasculaire dementie: definitie
Vasculaire dementie: definitie
Signup and view all the flashcards
Wat is vasculaire dementie?
Wat is vasculaire dementie?
Signup and view all the flashcards
Vasculaire cognitieve beperkingen
Vasculaire cognitieve beperkingen
Signup and view all the flashcards
Dementiesyndroom
Dementiesyndroom
Signup and view all the flashcards
Corticale dementie
Corticale dementie
Signup and view all the flashcards
Subcorticale dementie
Subcorticale dementie
Signup and view all the flashcards
Ziekte van Alzheimer (ZvA)
Ziekte van Alzheimer (ZvA)
Signup and view all the flashcards
Anterograde geheugenstoornis
Anterograde geheugenstoornis
Signup and view all the flashcards
Retrograde geheugenstoornis
Retrograde geheugenstoornis
Signup and view all the flashcards
Semantische geheugenstoornis
Semantische geheugenstoornis
Signup and view all the flashcards
Prosopagnosie
Prosopagnosie
Signup and view all the flashcards
Symptomen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD)
Symptomen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD)
Signup and view all the flashcards
Neurologische symptomen van CJD
Neurologische symptomen van CJD
Signup and view all the flashcards
Iatrogene CJD
Iatrogene CJD
Signup and view all the flashcards
MRI bevindingen bij CJD
MRI bevindingen bij CJD
Signup and view all the flashcards
EEG-patroon bij CJD
EEG-patroon bij CJD
Signup and view all the flashcards
Liquoronderzoek bij CJD
Liquoronderzoek bij CJD
Signup and view all the flashcards
Oorzaak van CJD
Oorzaak van CJD
Signup and view all the flashcards
Veronderstelde oorzaak van vCJD
Veronderstelde oorzaak van vCJD
Signup and view all the flashcards
Prion (PrP)
Prion (PrP)
Signup and view all the flashcards
Prionziekten
Prionziekten
Signup and view all the flashcards
Creutzfeldt-Jakob Disease (CJD)
Creutzfeldt-Jakob Disease (CJD)
Signup and view all the flashcards
Erfelijke CJD
Erfelijke CJD
Signup and view all the flashcards
Ziekte van Gerstmann-Sträussler-Scheinker
Ziekte van Gerstmann-Sträussler-Scheinker
Signup and view all the flashcards
Fatal Familial Insomnia
Fatal Familial Insomnia
Signup and view all the flashcards
Reversibele dementie
Reversibele dementie
Signup and view all the flashcards
Voorbeelden van behandelbare oorzaken van dementie
Voorbeelden van behandelbare oorzaken van dementie
Signup and view all the flashcards
Afasie bij Alzheimer
Afasie bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Myoklonieën en epilepsie
Myoklonieën en epilepsie
Signup and view all the flashcards
Hypokinetisch-rigide verschijnselen
Hypokinetisch-rigide verschijnselen
Signup and view all the flashcards
Eindstadium Alzheimer
Eindstadium Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Diagnose van Alzheimer
Diagnose van Alzheimer
Signup and view all the flashcards
MMSE (Mini-Mental State Examination)
MMSE (Mini-Mental State Examination)
Signup and view all the flashcards
Kloktekentest
Kloktekentest
Signup and view all the flashcards
Laboratoriumonderzoek bij Alzheimer
Laboratoriumonderzoek bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Wat is dementie?
Wat is dementie?
Signup and view all the flashcards
Belangrijkste oorzaken dementie
Belangrijkste oorzaken dementie
Signup and view all the flashcards
Reversibele oorzaken dementie
Reversibele oorzaken dementie
Signup and view all the flashcards
Cognitieve domeinen bij dementie
Cognitieve domeinen bij dementie
Signup and view all the flashcards
Meest voorkomende dementievormen
Meest voorkomende dementievormen
Signup and view all the flashcards
Indeling oorzaken dementie
Indeling oorzaken dementie
Signup and view all the flashcards
Corticale vs. subcorticale dementie
Corticale vs. subcorticale dementie
Signup and view all the flashcards
Eindstadium van Alzheimer
Eindstadium van Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Delier bij Alzheimer
Delier bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Diagnose Alzheimer
Diagnose Alzheimer
Signup and view all the flashcards
MMSE
MMSE
Signup and view all the flashcards
Dementiesyndroom: definitie
Dementiesyndroom: definitie
Signup and view all the flashcards
Kenmerken corticale dementie
Kenmerken corticale dementie
Signup and view all the flashcards
Kenmerken subcorticale dementie
Kenmerken subcorticale dementie
Signup and view all the flashcards
Ziekte van Alzheimer (ZvA): essentie
Ziekte van Alzheimer (ZvA): essentie
Signup and view all the flashcards
Heteroanamnese: belang
Heteroanamnese: belang
Signup and view all the flashcards
Anterograde geheugenstoornis: betekenis
Anterograde geheugenstoornis: betekenis
Signup and view all the flashcards
Retrograde geheugenstoornis: betekenis
Retrograde geheugenstoornis: betekenis
Signup and view all the flashcards
Belangrijkste verschijnselen ZvA
Belangrijkste verschijnselen ZvA
Signup and view all the flashcards
Neuropsychologisch onderzoek
Neuropsychologisch onderzoek
Signup and view all the flashcards
Diagnose dementie criteria
Diagnose dementie criteria
Signup and view all the flashcards
Doel CT/MRI bij dementie
Doel CT/MRI bij dementie
Signup and view all the flashcards
MRI-bevindingen bij Alzheimer
MRI-bevindingen bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Aanvullend onderzoek dementie
Aanvullend onderzoek dementie
Signup and view all the flashcards
Bloedonderzoek bij cognitieve klachten
Bloedonderzoek bij cognitieve klachten
Signup and view all the flashcards
Doel neuropsychologisch onderzoek
Doel neuropsychologisch onderzoek
Signup and view all the flashcards
Wanneer meer aanvullend onderzoek?
Wanneer meer aanvullend onderzoek?
Signup and view all the flashcards
Dementie na beroerte
Dementie na beroerte
Signup and view all the flashcards
Symptoom ontstaan vasculaire dementie
Symptoom ontstaan vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Subcorticale verschijnselen vasculaire dementie
Subcorticale verschijnselen vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Neurologisch onderzoek vasculaire dementie
Neurologisch onderzoek vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Beeldvormend onderzoek vasculaire dementie
Beeldvormend onderzoek vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Waarom beeldvormend onderzoek bij vasculaire dementie?
Waarom beeldvormend onderzoek bij vasculaire dementie?
Signup and view all the flashcards
Risicofactoren vasculaire dementie
Risicofactoren vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Oorzaken vasculaire cognitieve stoornissen (geleidelijk)
Oorzaken vasculaire cognitieve stoornissen (geleidelijk)
Signup and view all the flashcards
Small vessel disease
Small vessel disease
Signup and view all the flashcards
Behandeling vasculaire dementie
Behandeling vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Klinische kenmerken vasculaire dementie
Klinische kenmerken vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
MRI-bevindingen vasculaire dementie
MRI-bevindingen vasculaire dementie
Signup and view all the flashcards
Dementie met Lewy-lichaampjes (DLB)
Dementie met Lewy-lichaampjes (DLB)
Signup and view all the flashcards
Kenmerken Dementie met Lewy-lichaampjes
Kenmerken Dementie met Lewy-lichaampjes
Signup and view all the flashcards
Cognitieve stoornissen bij DLB
Cognitieve stoornissen bij DLB
Signup and view all the flashcards
Timing symptomen DLB
Timing symptomen DLB
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Dementie - Algemeen
- Dementie is een klinisch syndroom gekenmerkt door cognitieve stoornissen in meerdere domeinen, waaronder geheugenverlies, wat het dagelijks functioneren belemmert.
- Belangrijkste oorzaken zijn neurodegeneratieve ziekten zoals de ziekte van Alzheimer, Lewy-lichaampjesdementie en frontotemporale dementie.
- Vasculaire dementie is een andere veelvoorkomende oorzaak, veroorzaakt door cumulatieve vasculaire schade aan de hersenen, bestaande uit meerdere infarcten of wittestofafwijkingen.
- Het diagnosticeren van dementie vereist de uitsluiting van omkeerbare oorzaken, zoals infecties, intoxicaties, intracraniële tumoren en subdurale hematomen.
Inleiding tot Dementie
- Dementie wordt gekenmerkt door cognitieve stoornissen in verschillende domeinen, zoals geheugen, uitvoerende functies en praxis, mogelijk met veranderingen in gedrag of persoonlijkheid, terwijl het bewustzijnsniveau intact blijft.
- De diagnose dementie wordt pas gesteld als deze stoornissen het dagelijks leven beperken.
- Meestal begint de aandoening geleidelijk, voorafgegaan door lichte cognitieve stoornissen die het dagelijks leven niet significant beïnvloeden.
- De prevalentie van dementie neemt toe met de leeftijd, vooral na het 70e levensjaar.
- Zeldzame, erfelijke aandoeningen kunnen ook dementie veroorzaken vóór de leeftijd van 65 jaar.
- Oorzaken van dementie worden ingedeeld in neurodegeneratieve (bijv. ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie) en niet-neurodegeneratieve aandoeningen (bijv. vasculaire dementie).
- De oorzaak van dementie is vaak multifactorieel, waarbij postmortaal onderzoek vasculaire schade en Lewy-lichaampjes naast Alzheimer-kenmerken aantoont.
- Klinisch wordt onderscheid gemaakt tussen corticale dementie, gekenmerkt door geheugen-, taal- en praxisstoornissen, en subcorticale dementie, gekenmerkt door mentale traagheid en apathie, vaak gecombineerd met loopstoornissen en parkinsonisme.
Dementiesyndroom Kenmerken
- Cognitieve stoornissen in meerdere domeinen zijn aanwezig.
- Er zijn vaak stoornissen in gedrag en persoonlijkheid.
- De symptomen beperken het dagelijks leven.
- Het bewustzijn blijft normaal, ter onderscheiding van delirium.
Ziekte van Alzheimer (ZvA)
- De ZvA is de meest voorkomende vorm van dementie, een neurodegeneratieve ziekte die toeneemt met de leeftijd.
- De prevalentie is ongeveer 1% op 65-jarige leeftijd en meer dan 20% op 85-jarige leeftijd.
- De symptomen beginnen geleidelijk en een betrouwbare heteroanamnese is essentieel vanwege beperkt ziekte-inzicht bij de patiënt.
- Aanvankelijk is het anterograde episodische geheugen gestoord, later gevolgd door stoornissen in het retrograde en semantische geheugen.
- Hogere cerebrale functies zoals taal, praxis en ruimtelijk inzicht kunnen aangetast raken en leiden tot afasie en problemen met ruimtelijk inzicht, zoals verdwalen of niet meer de tafel kunnen dekken.
- Prosopagnosie (het niet herkennen van bekende gezichten) en apraxie (onvermogen om vertrouwde handelingen uit te voeren) kunnen ontstaan.
- Bijkomende symptomen zijn onzekerheid, somberheid en apathie.
Ziekte van Alzheimer (Vervolg)
- Naarmate de ziekte vordert, ontstaan er gedragsproblemen, zoals paranoïde wanen.
- Communicatie wordt steeds moeilijker door afasie.
- In latere stadia komt myoklonieën en epilepsie voor bij 10-20% van de patiënten.
- Uiteindelijk ontstaat een hypokinetisch-rigide toestand met positieve grijp- en zuigreflex.
- Het natuurlijk beloop van de ziekte is traag progressief, wat leidt tot ernstige regressie en volledig afhankelijkheid.
- In het eindstadium zijn patiënten bewegingloos, mutistisch en incontinent in bed met reflexmatig opgetrokken benen.
- Overlijden wordt meestal veroorzaakt door complicaties van immobiliteit en bedlegerigheid of intercurrente ziekten.
- De gemiddelde ziekteduur is acht jaar, afhankelijk van de leeftijd bij aanvang, waarbij jongere patiënten een kortere ziekteduur hebben.
- Acute verslechteringen kunnen optreden door delirium veroorzaakt door infecties, intoxicaties of ziekenhuisopname.
Diagnostische Tabel bij de Ziekte van Alzheimer
- Kernsymptomen:
- Langzaam progressief geheugenverlies.
- Minstens één ander domein (bijvoorbeeld taal, ruimtelijk inzicht of uitvoerende functies) is aangetast.
- Geen initiële neurologische afwijkingen bij onderzoek.
- Ondersteunende symptomen:
- Bijkomende afasie, apraxie en agnosie.
- Stoornis in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten.
- Symptomen die de diagnose onwaarschijnlijk maken:
- Acuut begin.
- Focale neurologische afwijkingen.
- Vroege insulten of loopstoornissen.
Aanvullend Onderzoek
- De diagnose van de ziekte van Alzheimer (ZvA) is klinisch en gebaseerd op anamnese, heteroanamnese, kort cognitief onderzoek en neurologisch onderzoek.
- Een kloktekentest is een tijdbesparende test en is vaak in een vroeg stadium van ZvA al gestoord.
- De kloktekentest kan de aanwezigheid van cognitieve stoornissen aantonen, maar niet het type dementie vaststellen.
- Laboratoriumonderzoek is geïndiceerd om behandelbare oorzaken uit te sluiten, zoals bloedonderzoek naar bloedbeeld, BSE, glucose, TSH en creatinine.
- Bij patiënten uit een risicogroep kan syfilisserologie zinvol zijn.
- Een neuropsychologisch onderzoek kan ondersteuning bieden bij het vaststellen van cognitieve stoornissen en het nauwkeuriger identificeren van de cognitieve deficiënties.
- MRI of CT van de hersenen wordt gebruikt om behandelbare oorzaken uit te sluiten, zoals tumoren of hydrocefalie, en om corticale atrofie en vasculaire afwijkingen te beoordelen.
- Echter, de klinisch-radiologische correlatie is beperkt.
- Nuclair onderzoek (SPECT en PET) kan focale gebieden van hypometabolisme identificeren.
- Liquoronderzoek wordt uitgevoerd bij verdenking op infecties, paraneoplastische syndromen of SREAT.
- Bepaling van amyloïd en tau in de liquor is mogelijk, maar nog geen routine.
- EEG heeft een beperkte diagnostische waarde bij het onderscheiden van verschillende vormen van dementie.
Pathogenese en Etiologie
- Neuropathologisch wordt de ziekte van Alzheimer (ZvA) gekenmerkt door corticale atrofie, extracellulaire amyloïde-β plaques en intracellulaire tau-eiwitophopingen.
- Alleen met deze afwijkingen bij postmortaal onderzoek kan een zekere diagnose worden gesteld.
- De afwijkingen hebben een typische distributie, beginnend in de mediotemporale kwab en uitbreidend naar de gehele cortex.
- Op latere leeftijd hebben veel mensen met de ziekte van Alzheimer ook cerebrovasculaire afwijkingen en corticale Lewy-lichaampjes.
- Zeldzame familiaire vormen beginnen op relatief jonge leeftijd en worden gekoppeld aan mutaties in het amyloïde-precursor-proteïne (APP).
- Deze mutaties leiden rechtstreeks tot een afwijkende verwerking van APP en de afzetting van amyloïde-β.
Behandeling van de Ziekte van Alzheimer
- Vele vormen van dementie hebben geen specifieke behandeling voor de onderliggende ziekte. Symptomatische behandeling is het doel voor het merendeel van de patiënten.
- Acetylcholinesteraseremmers hebben een beperkt symptomatisch effect bij lichte tot matig ernstige ziekte van Alzheimer, en bijwerkingen komen vaak voor. Werkzaamheid is gering.
- NMDA-receptorantagonist memantine wordt gebruikt voor matig ernstige ziekte van Alzheimer, met eenzelfde geringe effectiviteit als acetylcholinesteraseremmers.
- Antipsychotica kunnen worden voorgeschreven bij gedragsproblemen, maar er moet voorzichtigheid worden betracht bij patiënten met Lewy-lichaampjesdementie vanwege het risico op ernstige bijwerkingen.
- Niet-medicamenteuze behandelingen, zoals het zorgen voor regelmaat en een speciale benadering van de patiënt, zijn effectief in combinatie.
- Familieleden willen vaak weten wat ze kunnen doen om cognitieve achteruitgang en dementie te voorkomen. Er zijn geen bewezen interventies die dementie voorkomen op dit moment.
Vasculaire Dementie
- Vasculaire hersenschade is een belangrijke niet-neurodegeneratieve oorzaak van dementie.
- Vasculaire dementie is een overkoepelende term voor cognitieve stoornissen die ontstaan als gevolg van cerebrovasculaire schade.
- De lichtste vorm is 'vasculaire cognitieve beperkingen', die verwijst naar patiënten met lichte cognitieve stoornissen als gevolg van wittestofschade of herseninfarcten.
- Vasculaire dementie omvat patiënten met cognitieve stoornissen die hinder veroorzaken in het dagelijks leven na meerdere infarcten of bloedingen.
Vasculaire Dementie (vervolg)
- Dementie kan direct ontstaan na één beroerte, vooral bij schade aan de thalamus of het stroomgebied van de a. cerebri posterior in de dominante hemisfeer.
- In tegenstelling tot de ziekte van Alzheimer (ZvA) kunnen symptomen bij vasculaire dementie acuut en stapsgewijs ontstaan.
- In de praktijk is stapsgewijze achteruitgang niet altijd duidelijk en lijkt deze eerder langzaam progressief, met soms acute verslechtering.
- Geheugenstoornissen staan over het algemeen minder op de voorgrond en de aandoening wordt gekenmerkt door subcorticale verschijnselen zoals traagheid, uitvoerende functiestoornissen en apathie.
- Focale afwijkingen worden meestal gevonden bij neurologisch onderzoek, passend bij doorgemaakte beroertes.
- Daarnaast kan er sprake zijn van een hypokinetisch-rigide syndroom, ook wel vasculair parkinsonisme genoemd.
- Aanvullend onderzoek vereist beeldvorming om de diagnose vasculaire dementie te stellen.
- MRI heeft de voorkeur vanwege de hogere resolutie voor wittestofafwijkingen.
- Een neuropsychologisch onderzoek kan zinvol zijn bij twijfel over de ernst en aard van cognitieve stoornissen.
- Er is geen plaats voor EEG, nucleair onderzoek of liquoronderzoek bij de diagnostiek.
Vasculaire Dementie - Pathogenese
- Hypertensie, diabetes mellitus, hypercholesterolemie en roken verhogen het risico op zowel een beroerte als het ontwikkelen van vasculaire dementie.
- Bij 10-20% kan de diagnose dementie worden gesteld na een beroerte.
- Een duidelijke relatie met een doorgemaakte beroerte is niet altijd aanwezig; de stoornissen ontstaan geleidelijker met multipele lacunaire infarcten of wittestofafwijkingen.
- Microvasculaire schade is sterk geassocieerd met langdurige hypertensie.
- Er is geen directe behandeling voor vasculaire dementie.
- Het optimaliseren van risicofactoren voor een beroerte is aangewezen, ondanks beperkt wetenschappelijk bewijs.
Dementie met Lewy-Lichaampjes
- Dementie met Lewy-lichaampjes (DLL) is een minder vaak voorkomende oorzaak van corticale dementie.
- DLL vertoont veel overeenkomsten met de ziekte van Parkinson (ZvP), zowel klinisch als neuropathologisch.
- Net als de ZvA beginnen de symptomen van DLL geleidelijk, met stoornissen in ruimtelijk inzicht en uitvoerende functies.
- Kernmerkend zijn fluctuaties in cognitieve stoornissen binnen één jaar.
- Vroege symptomen zijn visuele hallucinaties en delirante episoden.
- Onrustig slapen ten gevolge van een REM-slaapstoornis komt veel voor.
- Parkinsonisme is een kermsymptoom.
- De cognitieve stoornissen treden per definitie binnen één jaar na start van het hypokinetisch-rigide syndroom op, of de cognitieve klachten zijn het debuutsymptoom.
- De symptomen lijken erg op de symptomen bij dementie met Lewy-lichaampjes.
- De diagnostische criteria staan in Tabel 26.1.
Dementie met Lewy-lichaampjes (vervolg)
- Dementie met Lewy-lichaampjes (DLL) is een klinische diagnose die kan worden ondersteund door aanvullend onderzoek.
- Neuropsychologisch onderzoek toont vaak vroeg in het beloop stoornissen in het ruimtelijk inzicht en uitvoerende functies.
- SPECT kan de integriteit van het dopaminerge systeem vaststellen, waarbij een verminderde binding van dopaminetransporters wordt waargenomen bij DLL.
- Routinematig EEG- of liquoronderzoek is niet geïndiceerd.
- Bij postmortaal onderzoek vindt men eosinofiele neuronale insluitlichaampjes (Lewy-lichaampjes) die het eiwit α-synucleïne bevatten in de substantia nigra en cerebrale cortex.
- Vaak in combinatie met neurofibrillaire degeneratie en seniele plaques.
- Symptomatische behandeling is gericht op de cognitieve stoornissen en het hypokinetisch-rigide syndroom die verschillend aangepakt moeten worden.
Frontotemporale Dementie (FTD)
- Frontotemporale dementie (FTD) is een relatief zeldzame vorm van dementie, die meestal debuteert op jongere leeftijd, met een piek tussen de 50 en 70 jaar.
- Er worden drie subtypen onderscheiden: gedragsvariant, primair progressieve afasie en semantische dementie.
- De gedragsvariant komt het meest voor.
- Gedragsveranderingen en persoonlijkheidsveranderingen zijn vroege verschijnselen.
- Het beloop is relatief snel progressief, waarbij een aanzienlijk deel van de patiënten binnen vijf jaar overlijdt.
- Taalstoornissen kenmerken de primair progressieve afasie en semantische dementie varianten.
- Er is geen medicamenteuze behandeling voor FTD.
- Niet-medicamenteuze behandelingen hebben de voorkeur.
De Ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD)
- De ziekte van Creutzfeldt-Jakob is een uiterst zeldzame aandoening (0,1 per 100.000 per jaar) met een snel progressieve dementie als gevolg.
- De sporadische vorm komt naast variant-CJD (vCJD) voor.
- Iatrogene variant kan ontstaan na besmetting via neurochirurgische ingreep of transplantatie.
- De symptomen verergeren snel en vrijwel altijd resteert akinetisch mutisme.
- Binnen 6 maanden zijn de meeste patienten overleden.
- De diagnose kan gesteld worden door een MRI scan, EEG en Liquonderzoek.
Reversibele (Behandelbare) Dementie
- De overgrote meerderheid van de ziekten die dementie veroorzaken, is progressief en vrijwel onbehandelbaar.
- Een aantal aandoeningen die kunnen leiden tot cognitieve stoornissen en dementie, is echter wel behandelbaar.
- Deze zijn allemaal zeldzaam, maar herkenning is van groot belang vanwege de behandelmogelijkheden.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Dementie is een syndroom met cognitieve stoornissen, waaronder geheugenverlies, dat het dagelijks functioneren belemmert. Belangrijke oorzaken zijn neurodegeneratieve ziekten en vasculaire dementie. Diagnose vereist uitsluiting van omkeerbare oorzaken.