Podcast
Questions and Answers
Een patiënt met een vermoeden van corticale dementie wordt onderzocht. Welke combinatie van cognitieve stoornissen zou het meest suggestief zijn voor deze diagnose, rekening houdend met de differentiaaldiagnostiek ten opzichte van subcorticale dementie?
Een patiënt met een vermoeden van corticale dementie wordt onderzocht. Welke combinatie van cognitieve stoornissen zou het meest suggestief zijn voor deze diagnose, rekening houdend met de differentiaaldiagnostiek ten opzichte van subcorticale dementie?
- Mentale traagheid, apathie en loopstoornissen, met relatief behoud van taalvaardigheid en geheugen.
- Parkinsonisme, gekenmerkt door tremor, rigiditeit en bradykinesie, gecombineerd met milde geheugenproblemen.
- Geheugenstoornissen, afasie, apraxie en visuoconstructieve problemen, zonder significante motorische symptomen in de vroege stadia. (correct)
- Overheersende gedragsveranderingen en persoonlijkheidsstoornissen, met minimale cognitieve achteruitgang.
Een geriater beoordeelt een 70-jarige patiënt met geleidelijk progressieve cognitieve achteruitgang. De heteroanamnese onthult dat de patiënt initieel problemen had met het herinneren van recente gebeurtenissen, maar nu ook moeite heeft met het ophalen van herinneringen van decennia geleden en het begrijpen van alledaagse woorden. Welke volgorde van geheugenstoornissen is het meest consistent met de ziekte van Alzheimer?
Een geriater beoordeelt een 70-jarige patiënt met geleidelijk progressieve cognitieve achteruitgang. De heteroanamnese onthult dat de patiënt initieel problemen had met het herinneren van recente gebeurtenissen, maar nu ook moeite heeft met het ophalen van herinneringen van decennia geleden en het begrijpen van alledaagse woorden. Welke volgorde van geheugenstoornissen is het meest consistent met de ziekte van Alzheimer?
- Eerst anterograde episodische geheugenstoornissen, dan retrograde episodische geheugenstoornissen, gevolgd door semantische geheugenstoornissen. (correct)
- Eerst retrograde episodische geheugenstoornissen, dan anterograde episodische geheugenstoornissen, gevolgd door semantische geheugenstoornissen.
- Gelijktijdige aantasting van anterograde en retrograde episodische geheugen, zonder verstoring van het semantische geheugen.
- Geïsoleerde semantische geheugenstoornissen in de vroege fase, gevolgd door retrograde en anterograde episodische geheugenstoornissen.
Een neuroloog evalueert een patiënt met de ziekte van Alzheimer. De partner van de patiënt meldt dat de patiënt de laatste tijd moeite heeft met het herkennen van bekende gezichten, zoals die van naaste familieleden. Welke specifieke cognitieve functie is hier hoogstwaarschijnlijk aangedaan en welke onderliggende pathologie draagt hier waarschijnlijk aan bij?
Een neuroloog evalueert een patiënt met de ziekte van Alzheimer. De partner van de patiënt meldt dat de patiënt de laatste tijd moeite heeft met het herkennen van bekende gezichten, zoals die van naaste familieleden. Welke specifieke cognitieve functie is hier hoogstwaarschijnlijk aangedaan en welke onderliggende pathologie draagt hier waarschijnlijk aan bij?
- Afasie, gerelateerd aan schade in de frontale cortex.
- Apraxie, gerelateerd aan schade in de pariëtale cortex.
- Agnosie, specifiek prosopagnosie, gerelateerd aan schade in de temporo-occipitale cortex. (correct)
- Visuoconstructieve stoornissen, gerelateerd aan schade in de pariëto-occipitale cortex.
In de differentiaaldiagnose van dementie is het essentieel om een delier uit te sluiten. Welke bevinding is cruciaal om een dementiesyndroom te onderscheiden van een delier, uitgaande van de criteria voor dementie?
In de differentiaaldiagnose van dementie is het essentieel om een delier uit te sluiten. Welke bevinding is cruciaal om een dementiesyndroom te onderscheiden van een delier, uitgaande van de criteria voor dementie?
Een onderzoeker bestudeert de prevalentie van de ziekte van Alzheimer in verschillende leeftijdsgroepen. Welke van de volgende uitspraken beschrijft het meest accuraat de relatie tussen leeftijd en het voorkomen van de ziekte van Alzheimer, gebaseerd op epidemiologische gegevens?
Een onderzoeker bestudeert de prevalentie van de ziekte van Alzheimer in verschillende leeftijdsgroepen. Welke van de volgende uitspraken beschrijft het meest accuraat de relatie tussen leeftijd en het voorkomen van de ziekte van Alzheimer, gebaseerd op epidemiologische gegevens?
Een 60-jarige patiënt presenteert zich met progressieve geheugenproblemen en subtiele gedragsveranderingen. Gezien de aanbevelingen voor aanvullend onderzoek bij dementie, welke van de volgende onderzoeken is het meest essentieel om initieel uit te voeren, rekening houdend met de differentiële diagnose op deze leeftijd?
Een 60-jarige patiënt presenteert zich met progressieve geheugenproblemen en subtiele gedragsveranderingen. Gezien de aanbevelingen voor aanvullend onderzoek bij dementie, welke van de volgende onderzoeken is het meest essentieel om initieel uit te voeren, rekening houdend met de differentiële diagnose op deze leeftijd?
Een 80-jarige patiënt wordt verwezen voor onderzoek naar cognitieve klachten. MRI-onderzoek onthult significante corticale atrofie. Welke van de volgende interpretaties van deze bevinding is het meest accuraat in de context van de diagnostische overwegingen bij oudere patiënten?
Een 80-jarige patiënt wordt verwezen voor onderzoek naar cognitieve klachten. MRI-onderzoek onthult significante corticale atrofie. Welke van de volgende interpretaties van deze bevinding is het meest accuraat in de context van de diagnostische overwegingen bij oudere patiënten?
In welke situatie is een lumbaalpunctie (liquoronderzoek) het meest geïndiceerd als onderdeel van de routinediagnostiek bij een patiënt met een dementiesyndroom?
In welke situatie is een lumbaalpunctie (liquoronderzoek) het meest geïndiceerd als onderdeel van de routinediagnostiek bij een patiënt met een dementiesyndroom?
Een 55-jarige patiënt wordt beoordeeld vanwege cognitieve achteruitgang. Neuropsychologisch onderzoek suggereert een profiel dat consistent is met frontotemporale dementie (FTD). Welke bevinding op een MRI-scan zou het meest de diagnose FTD ondersteunen, gezien de informatie die reeds beschikbaar is?
Een 55-jarige patiënt wordt beoordeeld vanwege cognitieve achteruitgang. Neuropsychologisch onderzoek suggereert een profiel dat consistent is met frontotemporale dementie (FTD). Welke bevinding op een MRI-scan zou het meest de diagnose FTD ondersteunen, gezien de informatie die reeds beschikbaar is?
Welke van de volgende combinaties van bloedonderzoeken is essentieel bij de initiële evaluatie van een patiënt met nieuw ontstane cognitieve klachten, met als primair doel het identificeren van behandelbare oorzaken van de cognitieve stoornissen?
Welke van de volgende combinaties van bloedonderzoeken is essentieel bij de initiële evaluatie van een patiënt met nieuw ontstane cognitieve klachten, met als primair doel het identificeren van behandelbare oorzaken van de cognitieve stoornissen?
Welke van de volgende neurologische symptomen is het meest waarschijnlijk dat deze in de latere stadia van de ziekte van Alzheimer voorkomen, gezien de beschrijving van het ziektebeloop?
Welke van de volgende neurologische symptomen is het meest waarschijnlijk dat deze in de latere stadia van de ziekte van Alzheimer voorkomen, gezien de beschrijving van het ziektebeloop?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer ondergaat een serie cognitieve tests. Welke observatie tijdens een kloktekentest zou het meest suggestief zijn voor een vroege stadium van de ziekte, rekening houdend met de specificiteit van deze test?
Een patiënt met de ziekte van Alzheimer ondergaat een serie cognitieve tests. Welke observatie tijdens een kloktekentest zou het meest suggestief zijn voor een vroege stadium van de ziekte, rekening houdend met de specificiteit van deze test?
Een patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer wordt getest met de MMSE en een kloktekentest. Welke combinatie van resultaten zou het meest consistent zijn met een diagnose van waarschijnlijk Alzheimer, rekening houdend met de sensitiviteit en specificiteit van beide testen?
Een patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer wordt getest met de MMSE en een kloktekentest. Welke combinatie van resultaten zou het meest consistent zijn met een diagnose van waarschijnlijk Alzheimer, rekening houdend met de sensitiviteit en specificiteit van beide testen?
Een oudere patiënt met de ziekte van Alzheimer vertoont een acute gedragsverandering en verhoogde verwardheid. Welke van de volgende factoren moet primair worden overwogen als een mogelijke oorzaak van een acute verslechtering, rekening houdend met de context van de ziekte?
Een oudere patiënt met de ziekte van Alzheimer vertoont een acute gedragsverandering en verhoogde verwardheid. Welke van de volgende factoren moet primair worden overwogen als een mogelijke oorzaak van een acute verslechtering, rekening houdend met de context van de ziekte?
Bij een patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer wordt een neurologisch onderzoek uitgevoerd. Welke bevinding zou het meest onwaarschijnlijk zijn en zou aanleiding geven tot heroverweging van de diagnose?
Bij een patiënt met een vermoeden van de ziekte van Alzheimer wordt een neurologisch onderzoek uitgevoerd. Welke bevinding zou het meest onwaarschijnlijk zijn en zou aanleiding geven tot heroverweging van de diagnose?
Welke van de volgende beweringen over het gebruik van structurele beeldvorming van de hersenen bij de diagnose van dementie is het meest accuraat?
Welke van de volgende beweringen over het gebruik van structurele beeldvorming van de hersenen bij de diagnose van dementie is het meest accuraat?
Bij de beoordeling van een patiënt met cognitieve achteruitgang wordt een lumbaalpunctie overwogen. In welke van de volgende situaties zou een lumbaalpunctie het meest geïndiceerd zijn als onderdeel van de diagnostische procedure?
Bij de beoordeling van een patiënt met cognitieve achteruitgang wordt een lumbaalpunctie overwogen. In welke van de volgende situaties zou een lumbaalpunctie het meest geïndiceerd zijn als onderdeel van de diagnostische procedure?
Een patiënt met progressieve cognitieve achteruitgang ondergaat een EEG-onderzoek. Welke van de volgende uitspraken beschrijft het meest accuraat de diagnostische waarde van EEG bij de differentiatie van neurodegeneratieve dementievormen?
Een patiënt met progressieve cognitieve achteruitgang ondergaat een EEG-onderzoek. Welke van de volgende uitspraken beschrijft het meest accuraat de diagnostische waarde van EEG bij de differentiatie van neurodegeneratieve dementievormen?
Welke van de volgende bevindingen, verkregen door middel van nucleair onderzoek (SPECT of PET), is het meest suggestief voor frontotemporale dementie (FTD)?
Welke van de volgende bevindingen, verkregen door middel van nucleair onderzoek (SPECT of PET), is het meest suggestief voor frontotemporale dementie (FTD)?
Wat is de gouden standaard voor het definitief diagnosticeren van de ziekte van Alzheimer?
Wat is de gouden standaard voor het definitief diagnosticeren van de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt vertoont cognitieve stoornissen die geleidelijk zijn ontstaan en het dagelijks functioneren belemmeren, maar het bewustzijn is helder. Welke van de volgende criteria is cruciaal om te bepalen of er sprake is van dementie in plaats van enkel cognitieve stoornissen?
Een patiënt vertoont cognitieve stoornissen die geleidelijk zijn ontstaan en het dagelijks functioneren belemmeren, maar het bewustzijn is helder. Welke van de volgende criteria is cruciaal om te bepalen of er sprake is van dementie in plaats van enkel cognitieve stoornissen?
Bij een patiënt met een vermoeden van dementie is de differentiaaldiagnose complex. Welke van de volgende overwegingen is het meest relevant bij het bepalen van de waarschijnlijkheid van een neurodegeneratieve versus een niet-neurodegeneratieve oorzaak?
Bij een patiënt met een vermoeden van dementie is de differentiaaldiagnose complex. Welke van de volgende overwegingen is het meest relevant bij het bepalen van de waarschijnlijkheid van een neurodegeneratieve versus een niet-neurodegeneratieve oorzaak?
Een 75-jarige patiënt presenteert zich met geleidelijk progressieve geheugenproblemen. De huisarts overweegt de diagnose ziekte van Alzheimer. Welke van de volgende factoren zou het meest pleiten tegen de diagnose van de ziekte van Alzheimer als primaire oorzaak van de dementie?
Een 75-jarige patiënt presenteert zich met geleidelijk progressieve geheugenproblemen. De huisarts overweegt de diagnose ziekte van Alzheimer. Welke van de volgende factoren zou het meest pleiten tegen de diagnose van de ziekte van Alzheimer als primaire oorzaak van de dementie?
Een patiënt wordt onderzocht vanwege cognitieve klachten. Uit de anamnese blijkt dat er sprake is van schommelingen in de cognitie, visuele hallucinaties en parkinsonisme. Welke vorm van dementie is het meest waarschijnlijk op basis van deze symptomen?
Een patiënt wordt onderzocht vanwege cognitieve klachten. Uit de anamnese blijkt dat er sprake is van schommelingen in de cognitie, visuele hallucinaties en parkinsonisme. Welke vorm van dementie is het meest waarschijnlijk op basis van deze symptomen?
Bij de evaluatie van een patiënt met een dementiesyndroom is het cruciaal om reversibele oorzaken uit te sluiten. Welke van de volgende aandoeningen is het meest waarschijnlijk omkeerbaar en dus essentieel om tijdig te identificeren?
Bij de evaluatie van een patiënt met een dementiesyndroom is het cruciaal om reversibele oorzaken uit te sluiten. Welke van de volgende aandoeningen is het meest waarschijnlijk omkeerbaar en dus essentieel om tijdig te identificeren?
Wanneer is beeldvormend onderzoek (CT of MRI) van de hersenen het meest essentieel bij de diagnostiek van dementie, rekening houdend met de leeftijd van de patiënt en de algemene richtlijnen?
Wanneer is beeldvormend onderzoek (CT of MRI) van de hersenen het meest essentieel bij de diagnostiek van dementie, rekening houdend met de leeftijd van de patiënt en de algemene richtlijnen?
Bij de beoordeling van een patiënt met cognitieve klachten wordt een neuropsychologisch onderzoek overwogen. Wat is het belangrijkste doel van dit onderzoek in de context van de diagnostiek van dementie?
Bij de beoordeling van een patiënt met cognitieve klachten wordt een neuropsychologisch onderzoek overwogen. Wat is het belangrijkste doel van dit onderzoek in de context van de diagnostiek van dementie?
Welke van de volgende bevindingen op een MRI-scan zou het meest suggestief zijn voor de ziekte van Alzheimer, rekening houdend met de typische neuropathologische veranderingen?
Welke van de volgende bevindingen op een MRI-scan zou het meest suggestief zijn voor de ziekte van Alzheimer, rekening houdend met de typische neuropathologische veranderingen?
Bij een patiënt met cognitieve klachten wordt bloedonderzoek verricht als onderdeel van de initiële diagnostiek. Welk van de volgende combinaties van bloedtesten is het meest essentieel om behandelbare oorzaken van de cognitieve stoornissen uit te sluiten?
Bij een patiënt met cognitieve klachten wordt bloedonderzoek verricht als onderdeel van de initiële diagnostiek. Welk van de volgende combinaties van bloedtesten is het meest essentieel om behandelbare oorzaken van de cognitieve stoornissen uit te sluiten?
Wat is de belangrijkste reden om bij een oudere patiënt met een dementiesyndroom een CT- of MRI-scan van de hersenen te overwegen, rekening houdend met de beperkingen van beeldvorming op oudere leeftijd?
Wat is de belangrijkste reden om bij een oudere patiënt met een dementiesyndroom een CT- of MRI-scan van de hersenen te overwegen, rekening houdend met de beperkingen van beeldvorming op oudere leeftijd?
Flashcards
Neuropsychologisch onderzoek bij dementie
Neuropsychologisch onderzoek bij dementie
Onderzoek om geheugen en andere hersenfuncties te testen bij twijfel over dementie.
Beeldvorming bij dementie onder 65 jaar
Beeldvorming bij dementie onder 65 jaar
Wordt aangeraden bij patiënten jonger dan 65 jaar om andere oorzaken uit te sluiten.
Doel van CT/MRI bij dementie
Doel van CT/MRI bij dementie
Uitsluiten van behandelbare oorzaken zoals tumoren of vasculaire problemen.
Waarde van MRI bij dementie
Waarde van MRI bij dementie
Signup and view all the flashcards
Bloedonderzoek bij cognitieve klachten
Bloedonderzoek bij cognitieve klachten
Signup and view all the flashcards
Dementiesyndroom
Dementiesyndroom
Signup and view all the flashcards
Corticale dementie
Corticale dementie
Signup and view all the flashcards
Subcorticale dementie
Subcorticale dementie
Signup and view all the flashcards
Ziekte van Alzheimer (ZvA)
Ziekte van Alzheimer (ZvA)
Signup and view all the flashcards
Geheugenstoornissen bij ZvA
Geheugenstoornissen bij ZvA
Signup and view all the flashcards
Afasie bij Alzheimer
Afasie bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Myoklonieën en epilepsie bij Alzheimer
Myoklonieën en epilepsie bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Hypokinetisch-rigide verschijnselen bij Alzheimer
Hypokinetisch-rigide verschijnselen bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Delier bij Alzheimer
Delier bij Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Diagnose van de ziekte van Alzheimer
Diagnose van de ziekte van Alzheimer
Signup and view all the flashcards
SPECT en PET bij dementie
SPECT en PET bij dementie
Signup and view all the flashcards
Liquoronderzoek bij dementie
Liquoronderzoek bij dementie
Signup and view all the flashcards
EEG bij dementie
EEG bij dementie
Signup and view all the flashcards
Pathologie van Alzheimer
Pathologie van Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Verspreiding Alzheimer pathologie
Verspreiding Alzheimer pathologie
Signup and view all the flashcards
Wat is dementie?
Wat is dementie?
Signup and view all the flashcards
Meest voorkomende oorzaken van dementie
Meest voorkomende oorzaken van dementie
Signup and view all the flashcards
Reversibele oorzaken van dementie
Reversibele oorzaken van dementie
Signup and view all the flashcards
Cognitieve domeinen aangetast bij dementie
Cognitieve domeinen aangetast bij dementie
Signup and view all the flashcards
Twee hoofdcategorieën van dementie-oorzaken
Twee hoofdcategorieën van dementie-oorzaken
Signup and view all the flashcards
Neuropsychologisch onderzoek
Neuropsychologisch onderzoek
Signup and view all the flashcards
Aanvullend onderzoek <65 jaar
Aanvullend onderzoek <65 jaar
Signup and view all the flashcards
Doel aanvullend onderzoek
Doel aanvullend onderzoek
Signup and view all the flashcards
Beperkingen van MRI
Beperkingen van MRI
Signup and view all the flashcards
Doel bloedonderzoek
Doel bloedonderzoek
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Ziekte van Alzheimer Aanvullende Info
- Bij alle patiënten met dementie is er een indicatie voor beperkt laboratoriumonderzoek.
- Laboratoriumonderzoek omvat Hb, Ht, MCV, BSE, glucose, TSH en creatinine.
- Syfilisserologie is alleen geïndiceerd voor patiënten uit een risicogroep.
Dementie met Lewy-lichaampjes Aanvullende Info
- De behandeling is lastig, omdat de cognitieve stoornissen en het hypokinetisch-rigide syndroom een verschillende aanpak kennen.
- Acetylcholinesteraseremmers zijn effectief tegen cognitieve stoornissen, hallucinaties en delirante episoden.
- Levodopa heeft matig effect op het hypokinetisch-rigide syndroom en kan hallucinaties verergeren.
- Klassieke antipsychotica moet worden vermeden omdat extrapiramidale verschijnselen en een ernstig delier op kan treden
Frontotemporale Dementie (FTD) Algemeen
- FTD is een relatief zeldzame vorm van dementie, die vaak debuteert op jongere leeftijd (50-70 jaar).
- Er zijn drie subtypen: gedragsvariant, primair progressieve afasie en semantische dementie.
- De gedragsvariant komt het meest voor.
FTD, gedragsvariant
- Vroege en prominente gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen zijn kenmerkend.
- Er is weinig tot geen ziekte-inzicht, vaak zelfverwaarlozing in een vroeg stadium.
- Patiënten kunnen ontremd of apathisch zijn.
- Antisociaal gedrag en emotionele labiliteit ontstaan vaak.
- Er kan sprake zijn van utilisatiegedrag, verslechterde tafelmanieren en een voorkeur voor één type voedsel.
- Dwangmatigheid en echolalie komen vaak voor.
- Incontinentie en loopstoornissen (astasie en abasie) komen relatief veel voor.
- Uiteindelijk ontstaat ernstige apathie met soms abulie.
- Het beloop is relatief snel progressief, met overlijden binnen vijf jaar bij een aanzienlijk deel van de patiënten.
- Een klein deel van de patiënten heeft ook amyotrofische lateraalsclerose (ALS), wat de prognose verslechtert.
FTD, progressieve afasie en semantische dementie
- Gekenmerkt door taalstoornissen.
- Primair progressieve afasie: niet-vloeiende afasie met initieel intact begrip; patiënten zijn zich goed bewust van de taalstoornis.
- Semantische dementie: subtiele woordvindstoornissen als eerste symptoom, vloeiend maar inhoudelijk leeg taalgebruik; patiënt is zich bewust van de stoornis.
FTD, diagnostiek
- Neuropsychologisch onderzoek toont duidelijke frontale functiestoornissen aan, waarbij andere corticale functies relatief intact blijven.
- MRI kan uitgesproken frontotemporale atrofie laten zien.
- SPECT of PET kan frontotemporaal hypometabolisme laten zien, maar dit wordt niet routinematig toegepast.
- Heteroanamnese is het belangrijkste instrument.
- Ongeveer 40% van de aandoeningen is familiair; DNA-onderzoek kan worden gedaan indien gewenst.
FTD, pathogenese
- Neuropathologisch heterogeen: abnormale deposities van tau-eiwit of inclusielichaampjes met ubiquitine.
- Diverse genetische mutaties zijn bekend die FTD veroorzaken, met name mutaties in het MAPT-gen en het progranuline-gen.
FTD, behandeling
- Er is geen medicamenteuze behandeling beschikbaar.
- Gedragsproblemen zijn meestal moeilijk te behandelen; niet-medicamenteuze behandelingen hebben de voorkeur.
- Symptomatische behandeling met antipsychotica en benzodiazepinen is soms noodzakelijk.
Ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD)
- Uiterst zeldzame aandoening (0,1 per 100.000 per jaar) die tot snel progressieve dementie leidt.
- Naast de sporadische vorm is er de variant-CJD (vCJD), ook bekend als 'gekkekoeienziekte'.
- Er is nog iatrogene vorm die kan ontstaan na een neurochirurgische ingreep, transplantatie van dura mater of cornea of toediening van groeihormoon verkregen uit menselijke hypofyse
- Er zijn enkele erfelijke prionziekten.
- De ziekte wordt gekenmerkt door een snel progressieve corticale dementie, vaak met focaal begin (visuele stoornissen of afasie).
- Vroeg in beloop ontstaan myoklonieën en motorische stoornissen.
- Uiteindelijk resteert akinetisch mutisme.
- De meeste patiënten zijn binnen zes maanden overleden.
- De ziekte begint vaak tussen de 45 en 75 jaar.
- Variant-CJD is geassocieerd met het eten van besmet vlees. Debuutleeftijd is aanzienlijk leger
- De ziekte debuteert met psychiatrische symptomen en pas na maanden ontstaan neurologische symptomen. Het is een van de zeldzame aandoeningen
- Het beloop is minder snel progressief.
- MRI kan een signaalafwijking laten zien, met name in de basale kernen, de thalamus en de cortex.
- EEG vertoont trifasische golven.
- liquoronderzoek laat verhoogd neuronaal afbraakeiwit (14-3-3-eiwit) zien.
- Er is geen specifieke behandeling voor CJD.
###Pathogenese van CJD
- Wordt veroorzaakt door een abnormaal eiwit (prionproteïne, PrP)
- Bij de erfelijke variant ontstaat het door een genetisch defect.
- Bij vCJD wordt aangenomen dat inname van vlees van lijden aan BSE de oorzaak is
- Prionieiwitten clusteren samen waardoor celafbraak en vacuolvorming in grijze stof ontstaat
Reversibele Dementie
- De overgrote meerderheid van de ziekten die dementie veroorzaken, is progressief en vrijwel onbehandelbaar.
- Een aantal aandoeningen die kunnen leiden tot cognitieve stoornissen en dementie, is echter wel behandelbaar.
- De belangrijkste van deze aandoeningen worden op andere plaatsen in dit boek besproken(zie tab.26.3 voor een overzicht en de verwijzingen).
- Zie tab. 7.4 voor oorzaken van een toxische of metabole encefalopathie met een subcorticaal dementie syndroom als mogelijke uiting.
##Tabeel 26.3 Behandelbare oorzaken
- Neuroborreliose
- Schildklieraandoeningen
- Ruimte-innemend proces
- Paraneoplastische syndromen
- Normal pressure hydrocephalus
- Chronisch subduraal hematoom
- Vitamine-b1 deficientie
- Metabole encefalopathie
- Syfilis dementia paralytica
- Stemmingsstoornis
- Obstructrief slaapapneusyndroom
- Epileptische amnesie
- Functionele stoornis
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.