Podcast
Questions and Answers
Welke van de volgende beweringen beschrijft het beste de relatie tussen cognitieve, conatieve en affectieve functies?
Welke van de volgende beweringen beschrijft het beste de relatie tussen cognitieve, conatieve en affectieve functies?
- Cognitieve functies omvatten 'kennen', conatieve 'willen' en affectieve 'voelen'. (correct)
- Er is geen onderscheid tussen deze functies; ze zijn allemaal synoniem.
- Cognitieve functies zijn emoties, conatieve zijn intellectuele functies en affectieve motivaties.
- Cognitieve functies hebben betrekking op 'willen', conatieve op 'kennen' en affectieve op 'voelen'.
Welke hersengebieden zijn primair betrokken bij cognitieve functies?
Welke hersengebieden zijn primair betrokken bij cognitieve functies?
- De basale kernen.
- Het limbisch systeem.
- De frontale cortex.
- De temporale, pariëtale en occipitale cortex. (correct)
Wat is de rol van de basale kernen en de thalamus bij hogere cerebrale functies?
Wat is de rol van de basale kernen en de thalamus bij hogere cerebrale functies?
- Ze zijn niet betrokken bij hogere cerebrale functies.
- Ze reguleren vooral de spraak.
- Ze spelen een belangrijke rol bij het starten en stoppen, omschakelen en in de juiste volgorde afwerken van functies. (correct)
- Ze zijn primair verantwoordelijk voor emoties.
Een patiënt kan objecten wel zien, maar heeft moeite met het herkennen van de kleur. Welk deel van de hersenen is waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt kan objecten wel zien, maar heeft moeite met het herkennen van de kleur. Welk deel van de hersenen is waarschijnlijk beschadigd?
Wat wordt bedoeld met de term 'hogere cerebrale functies' in de context van de neurologie?
Wat wordt bedoeld met de term 'hogere cerebrale functies' in de context van de neurologie?
Een patiënt vertoont een gebrek aan motivatie en initiatief. Welke categorie van cerebrale functies is waarschijnlijk aangetast?
Een patiënt vertoont een gebrek aan motivatie en initiatief. Welke categorie van cerebrale functies is waarschijnlijk aangetast?
Een patiënt herkent wel individuele letters maar kan ze niet samenvoegen tot woorden, noch de betekenis van zinnen begrijpen. Welke deelfunctie is hier waarschijnlijk gestoord, en welk hersengebied is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt herkent wel individuele letters maar kan ze niet samenvoegen tot woorden, noch de betekenis van zinnen begrijpen. Welke deelfunctie is hier waarschijnlijk gestoord, en welk hersengebied is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Stel dat een patiënt een normale banaan ziet, maar deze niet goed kan lokaliseren, wat betekent dat hij de ogen er niet goed op kan richten en hem niet met een gerichte beweging kan pakken. Welke complexe interactie van deelfuncties is hier primair verstoord?
Stel dat een patiënt een normale banaan ziet, maar deze niet goed kan lokaliseren, wat betekent dat hij de ogen er niet goed op kan richten en hem niet met een gerichte beweging kan pakken. Welke complexe interactie van deelfuncties is hier primair verstoord?
Welke van de volgende aandoeningen veroorzaakt een inprentingsstoornis door dubbelzijdige laesies van de hippocampus?
Welke van de volgende aandoeningen veroorzaakt een inprentingsstoornis door dubbelzijdige laesies van de hippocampus?
Wat is een belangrijk kenmerk van geheugenstoornissen bij frontale of subcorticale pathologie, zoals de ziekte van Parkinson?
Wat is een belangrijk kenmerk van geheugenstoornissen bij frontale of subcorticale pathologie, zoals de ziekte van Parkinson?
Wat gebeurt er met het 'gat' in het geheugen bij iemand met de ziekte van Alzheimer?
Wat gebeurt er met het 'gat' in het geheugen bij iemand met de ziekte van Alzheimer?
Een patiënt met een geheugenstoornis kan zich geen nieuwe gezichten herinneren, maar kan wel oude herinneringen ophalen. Welke vorm van geheugen is waarschijnlijk het meest aangetast?
Een patiënt met een geheugenstoornis kan zich geen nieuwe gezichten herinneren, maar kan wel oude herinneringen ophalen. Welke vorm van geheugen is waarschijnlijk het meest aangetast?
Welke van de volgende beweringen is NIET waar met betrekking tot afasie?
Welke van de volgende beweringen is NIET waar met betrekking tot afasie?
Een patiënt kan plaatjes herkennen die hij eerder heeft gezien, maar niet meer actief reproduceren. Welke van de volgende mechanismen is hier waarschijnlijk het meest relevant?
Een patiënt kan plaatjes herkennen die hij eerder heeft gezien, maar niet meer actief reproduceren. Welke van de volgende mechanismen is hier waarschijnlijk het meest relevant?
Stel, een patiënt heeft een contusio cerebri gehad en herstelt van de anterograde geheugenstoornis. Wat kan men verwachten aan het einde van de herstelperiode?
Stel, een patiënt heeft een contusio cerebri gehad en herstelt van de anterograde geheugenstoornis. Wat kan men verwachten aan het einde van de herstelperiode?
Welke van de volgende mechanismen verklaart het best waarom patiënten met de ziekte van Alzheimer retrograde geheugenstoornissen ontwikkelen voor gebeurtenissen die plaatsvonden vóór het begin van hun ziekte?
Welke van de volgende mechanismen verklaart het best waarom patiënten met de ziekte van Alzheimer retrograde geheugenstoornissen ontwikkelen voor gebeurtenissen die plaatsvonden vóór het begin van hun ziekte?
Hoe wordt een anterograde amnesie vastgesteld?
Hoe wordt een anterograde amnesie vastgesteld?
Welke bewering over het semantische geheugen is correct?
Welke bewering over het semantische geheugen is correct?
Welke structuren zijn primair betrokken bij het werkgeheugen?
Welke structuren zijn primair betrokken bij het werkgeheugen?
Wat is de rol van de hippocampus bij geheugenconsolidatie?
Wat is de rol van de hippocampus bij geheugenconsolidatie?
Welke structuren nemen geleidelijk de functie van het ophalen van informatie over van de hippocampus tijdens de consolidatiefase?
Welke structuren nemen geleidelijk de functie van het ophalen van informatie over van de hippocampus tijdens de consolidatiefase?
Hoe verloopt het proces waarbij een herinnering onafhankelijk wordt van de hippocampus?
Hoe verloopt het proces waarbij een herinnering onafhankelijk wordt van de hippocampus?
Iemand heeft schade aan de hippocampus. Welke functie is het meest waarschijnlijk aangetast?
Iemand heeft schade aan de hippocampus. Welke functie is het meest waarschijnlijk aangetast?
Een patiënt kan geen nieuwe woordbetekenissen meer leren, maar weet nog wel wat oude woorden betekenen. Welke hersenstructuur is waarschijnlijk het meest aangedaan?
Een patiënt kan geen nieuwe woordbetekenissen meer leren, maar weet nog wel wat oude woorden betekenen. Welke hersenstructuur is waarschijnlijk het meest aangedaan?
Wat is de meest accurate beschrijving van apraxie, gezien de afwezigheid van andere stoornissen?
Wat is de meest accurate beschrijving van apraxie, gezien de afwezigheid van andere stoornissen?
Welke van de volgende problemen komt het meest overeen met een gestoord ruimtelijk inzicht?
Welke van de volgende problemen komt het meest overeen met een gestoord ruimtelijk inzicht?
Waar in de hersenen bevindt zich doorgaans de laesie die leidt tot apraxie?
Waar in de hersenen bevindt zich doorgaans de laesie die leidt tot apraxie?
Een patiënt met een laesie in de pariëtale cortex van de rechterhemisfeer heeft waarschijnlijk moeite met:
Een patiënt met een laesie in de pariëtale cortex van de rechterhemisfeer heeft waarschijnlijk moeite met:
Wat is een typisch kenmerk van een patiënt met een hemianopsie als gevolg van een occipitale laesie?
Wat is een typisch kenmerk van een patiënt met een hemianopsie als gevolg van een occipitale laesie?
Welke van de volgende zeldzame stoornissen kan ontstaan bij dubbelzijdige temporale laesies?
Welke van de volgende zeldzame stoornissen kan ontstaan bij dubbelzijdige temporale laesies?
Een patiënt vertoont het syndroom van Anton. Welke combinatie van symptomen is hierbij kenmerkend?
Een patiënt vertoont het syndroom van Anton. Welke combinatie van symptomen is hierbij kenmerkend?
Iemand kan geen objecten op de tast herkennen, hoewel de tastzin intact is. Welke beschadiging is hiervan de oorzaak?
Iemand kan geen objecten op de tast herkennen, hoewel de tastzin intact is. Welke beschadiging is hiervan de oorzaak?
Wat is perseveratie, zoals beschreven in de context van aandachtstoornissen?
Wat is perseveratie, zoals beschreven in de context van aandachtstoornissen?
Bij welke aandoeningen komen aandachtsstoornissen het meest voor?
Bij welke aandoeningen komen aandachtsstoornissen het meest voor?
Wat is neglect?
Wat is neglect?
Hoe kan neglect zich uiten in de motoriek van een patiënt?
Hoe kan neglect zich uiten in de motoriek van een patiënt?
Een patiënt met neglect krijgt een tekenopdracht. Wat is een kenmerkend resultaat?
Een patiënt met neglect krijgt een tekenopdracht. Wat is een kenmerkend resultaat?
Wat is anosognosie in de context van halfzijdige uitvalsverschijnselen?
Wat is anosognosie in de context van halfzijdige uitvalsverschijnselen?
Bij laesies in welke hersenhelft wordt verwaarlozing (neglect) het meest gezien?
Bij laesies in welke hersenhelft wordt verwaarlozing (neglect) het meest gezien?
Welke combinatie van symptomen maakt de diagnose van neglect het meest complex en uitdagend, vooral gezien de subtiele interactie tussen verschillende cognitieve domeinen?
Welke combinatie van symptomen maakt de diagnose van neglect het meest complex en uitdagend, vooral gezien de subtiele interactie tussen verschillende cognitieve domeinen?
Wat is het belangrijkste verschil tussen impliciet en expliciet geheugen?
Wat is het belangrijkste verschil tussen impliciet en expliciet geheugen?
Welke van de volgende activiteiten is een voorbeeld van het gebruik van het werkgeheugen?
Welke van de volgende activiteiten is een voorbeeld van het gebruik van het werkgeheugen?
Wat is de functie van het anterograde episodische geheugen?
Wat is de functie van het anterograde episodische geheugen?
Welke term wordt vaak gebruikt als synoniem voor retrograad episodisch geheugen?
Welke term wordt vaak gebruikt als synoniem voor retrograad episodisch geheugen?
Welke van de volgende factoren heeft de minste invloed op de bestendigheid van informatie in het episodische geheugen?
Welke van de volgende factoren heeft de minste invloed op de bestendigheid van informatie in het episodische geheugen?
Iemand kan zich niet herinneren wat hij gisteren heeft gegeten, maar weet nog wel feilloos hoe hij moet autorijden. Welke geheugensystemen zijn hier respectievelijk aangedaan?
Iemand kan zich niet herinneren wat hij gisteren heeft gegeten, maar weet nog wel feilloos hoe hij moet autorijden. Welke geheugensystemen zijn hier respectievelijk aangedaan?
Een patiënt heeft schade aan de hippocampus. Welke van de volgende geheugenfuncties zal waarschijnlijk het minst aangetast zijn?
Een patiënt heeft schade aan de hippocampus. Welke van de volgende geheugenfuncties zal waarschijnlijk het minst aangetast zijn?
Stel dat iemand een traumatische ervaring heeft gehad. Welke combinatie van geheugenprocessen zou het meest waarschijnlijk leiden tot een levendige, maar onnauwkeurige herinnering van die gebeurtenis?
Stel dat iemand een traumatische ervaring heeft gehad. Welke combinatie van geheugenprocessen zou het meest waarschijnlijk leiden tot een levendige, maar onnauwkeurige herinnering van die gebeurtenis?
Flashcards
Wat is geheugen?
Wat is geheugen?
Het vermogen om informatie op te nemen, op te slaan en terug te halen.
Impliciet geheugen
Impliciet geheugen
Automatische handelingen zonder bewuste reflectie (fietsen).
Expliciet geheugen
Expliciet geheugen
Geheugeninhouden die beschikbaar zijn voor bewuste reflectie.
Werkgeheugen
Werkgeheugen
Signup and view all the flashcards
Episodisch geheugen
Episodisch geheugen
Signup and view all the flashcards
Anterograde episodisch geheugen
Anterograde episodisch geheugen
Signup and view all the flashcards
Retrograde episodisch geheugen
Retrograde episodisch geheugen
Signup and view all the flashcards
Inprentingsvermogen
Inprentingsvermogen
Signup and view all the flashcards
Hogere cerebrale functies
Hogere cerebrale functies
Signup and view all the flashcards
Cognitieve Functies
Cognitieve Functies
Signup and view all the flashcards
Conatieve Functies
Conatieve Functies
Signup and view all the flashcards
Affectieve Functies
Affectieve Functies
Signup and view all the flashcards
Hersengebieden voor Cognitieve Functies
Hersengebieden voor Cognitieve Functies
Signup and view all the flashcards
Hersengebied voor Conatieve Functies
Hersengebied voor Conatieve Functies
Signup and view all the flashcards
Hersengebied voor Emoties en Stemming
Hersengebied voor Emoties en Stemming
Signup and view all the flashcards
Rol van Subcorticale Structuren
Rol van Subcorticale Structuren
Signup and view all the flashcards
Apraxie
Apraxie
Signup and view all the flashcards
Kenmerken van Apraxie
Kenmerken van Apraxie
Signup and view all the flashcards
Locatie van hersenletsel bij Apraxie
Locatie van hersenletsel bij Apraxie
Signup and view all the flashcards
Gestoord ruimtelijk inzicht
Gestoord ruimtelijk inzicht
Signup and view all the flashcards
Problemen met klokkijken
Problemen met klokkijken
Signup and view all the flashcards
Locatie van letsel bij ruimtelijk inzicht problemen
Locatie van letsel bij ruimtelijk inzicht problemen
Signup and view all the flashcards
Gebrek aan inzicht bij hemianopsie
Gebrek aan inzicht bij hemianopsie
Signup and view all the flashcards
Syndroom van Anton
Syndroom van Anton
Signup and view all the flashcards
Perseveratie
Perseveratie
Signup and view all the flashcards
Desoriëntatie
Desoriëntatie
Signup and view all the flashcards
Verwaarlozing (Neglect)
Verwaarlozing (Neglect)
Signup and view all the flashcards
Verwaarlozing van lichaamshelft
Verwaarlozing van lichaamshelft
Signup and view all the flashcards
Verminderd gebruik ledemaat (zonder parese)
Verminderd gebruik ledemaat (zonder parese)
Signup and view all the flashcards
Anosognosie
Anosognosie
Signup and view all the flashcards
Oorzaken Aandachtsproblemen
Oorzaken Aandachtsproblemen
Signup and view all the flashcards
Locatie Laesie bij Verwaarlozing
Locatie Laesie bij Verwaarlozing
Signup and view all the flashcards
Anterograde Amnesie
Anterograde Amnesie
Signup and view all the flashcards
Retrograde Amnesie
Retrograde Amnesie
Signup and view all the flashcards
Semantisch geheugen
Semantisch geheugen
Signup and view all the flashcards
Werkgeheugen Gebieden
Werkgeheugen Gebieden
Signup and view all the flashcards
Rol van de Hippocampus
Rol van de Hippocampus
Signup and view all the flashcards
Consolidatie van Herinneringen
Consolidatie van Herinneringen
Signup and view all the flashcards
Prefrontale Cortex, Thalamus en Striatum
Prefrontale Cortex, Thalamus en Striatum
Signup and view all the flashcards
Hippocampus' Rol in Geheugen
Hippocampus' Rol in Geheugen
Signup and view all the flashcards
Inprentingsstoornis
Inprentingsstoornis
Signup and view all the flashcards
Retrograde geheugenstoornis
Retrograde geheugenstoornis
Signup and view all the flashcards
Anterograde geheugenstoornis
Anterograde geheugenstoornis
Signup and view all the flashcards
Delier
Delier
Signup and view all the flashcards
Ziekte van Alzheimer
Ziekte van Alzheimer
Signup and view all the flashcards
Locatie van hersenschade
Locatie van hersenschade
Signup and view all the flashcards
Ophaalstoornis
Ophaalstoornis
Signup and view all the flashcards
Afasie
Afasie
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Hogere Cerebrale Functies: Een Overzicht
- Hogere cerebrale functies omvatten waarnemen, herinneren, redeneren, plannen en emotionele reacties.
- Er wordt onderscheid gemaakt tussen cognitieve (kennen), conatieve (willen) en affectieve (voelen) functies.
- Cognitieve functies omvatten waarnemen, geheugen en redeneren.
- Conatieve functies omvatten motivatie, aandrift, initiatief en wilsbesluiten.
- Affectieve functies omvatten stemmingen en emoties.
Inleiding tot Hogere Cerebrale Functies
- De term "hogere cerebrale functies" benadrukt de samenhang met het functioneren van de hersenen.
- Hersenbeschadigingen leiden vaak tot stoornissen in deze functies.
- Cognitieve functies zijn verbonden met de temporale, pariëtale en occipitale cortex.
- Conatieve functies zijn verbonden met de frontale cortex.
- Emoties en stemming zijn verbonden met het limbische systeem.
- Basale kernen en de thalamus spelen een rol bij het reguleren van deze functies.
- Niet alleen de cerebrale cortex is betrokken bij hogere cerebrale functies, ook subcorticale structuren.
Functionele Neuroanatomie: Functies en Deelfuncties
- Functies zoals zien, lezen, geheugen en spraak bestaan uit verschillende deelfuncties.
- Bij het zien is onderscheid mogelijk tussen vorm, kleur, beweging en ruimtelijke locatie.
- Elk van deze deelfuncties kan afzonderlijk gestoord zijn door specifieke gebieden in occipitale, temporale en pariëtale cortex.
- Iemand kan bijvoorbeeld wel een banaan herkennen, maar niet de grijstint zien.
Distributie van Deelfuncties
- Cortexgebieden die betrokken zijn bij complexe functies zijn vaak verspreid over een groot deel van de hersenen.
- Uitval van deelfuncties kan verklaard worden door beschadiging of disconnectie van deelgebieden.
- Een concreet voorbeeld is alexie zonder agrafie: niet kunnen lezen, wel schrijven door een afsluiting van de linker a. cerebri posterior.
- De visuele informatie is niet meer beschikbaar voor de taalgebieden in de linkerhemisfeer.
Gespecialiseerde Cortexgebieden en Neuronale Netwerken
- Gespecialiseerde cortexgebieden maken deel uit van neuronale netwerken voor complexe functies.
- Delen van de rechter pariëtale cortex zijn gespecialiseerd in ruimtelijke lokalisatie.
- Sensorische netwerken hebben temporale, pariëtale en occipitale lokalisaties.
- Motorische netwerken hebben frontale lokalisaties.
- De rechter pariëtale cortex coördineert de ruimtelijke lokalisatie van prikkels voor gerichte bewegingen.
- Rechts pariëtale laesies kunnen leiden tot stoornissen in cognitieve en motorische domeinen.
Instrumentele en Uitvoerende Functies
- Cognitieve functies zoals visuele perceptie, geheugen en taal worden instrumentele functies genoemd.
- Uitvoerende functies omvatten beginnen en stoppen, aandacht richten en vasthouden, en aanpassingen aan situaties.
- Instrumentele functies kunnen geïsoleerd gestoord zijn bij kleine laesies.
- Een stoornis in uitvoerende functies uit zich in apathie, initiatiefloosheid en afname van flexibiliteit.
- Uitvoerende functies kunnen gestoord zijn bij prefrontale laesies of pathologie van de basale kernen.
Specialisatie van Hemisferen (Lateralisatie)
- Cortexgebieden voor hogere cerebrale functies zijn niet altijd symmetrisch verdeeld.
- De dominante hemisfeer, meestal de linker, bevat de taalfuncties bij meer dan 90% van de mensen.
- De rechterhemisfeer is verantwoordelijk voor de melodie en intonatie van spraak.
- Laesies van de linkerhemisfeer veroorzaken taalstoornissen (afasie).
- Laesies van de rechterhemisfeer leiden tot inhoudelijk intacte spraak, maar vaak vlak en monotoon (aprosodie).
Aandacht, Concentratie, Oriëntatie en Verwaarlozing
- Aandacht is het vermogen om gericht bezig te zijn met een taak, met negeren van irrelevante prikkels.
- Concentratie is het vermogen de aandacht voor een taak lang vol te houden.
- Goede aandacht vereist gecoördineerde activiteit van de cerebrale cortex en een deel van de pariëtale cortex.
- Stoornissen in de aandacht leiden tot snelle afleiding of juist niet snel kunnen wisselen van aandacht.
- Gestoorde aandacht leidt tot desoriëntatie in tijd en plaats.
- Aandachtsstoornissen komen voor bij diffuse aandoeningen.
Verwaarlozing (Neglect)
- Een bijzonder soort aandachtsstoornis is die voor slechts één helft van de omgeving en van het eigen lichaam, meestal links.
- De patiënt merkt voorwerpen of mensen niet op in de linkerhelft van zijn gezichtsveld.
- Verwaarlozing wordt gezien bij grote laesies in de rechterhemisfeer.
Geheugen: Impliciet versus Expliciet
- Geheugen is het vermogen om informatie op te nemen, op te slaan en weer op te roepen.
- Er is onderscheid tussen impliciet (procedureel) en expliciet (declaratief) geheugen.
- Het impliciete geheugen verwijst naar automatische handelingen die niet beschikbaar zijn voor bewuste reflectie.
- Het expliciete geheugen verwijst naar geheugeninhouden die wel beschikbaar zijn voor bewuste reflectie.
Onderdelen van het Expliciete Geheugen
- Het alledaagse begrip 'geheugen' is een complexe functie met verschillende onderdelen.
- Werkgeheugen: voor het vasthouden van een beperkte hoeveelheid informatie voor een korte tijd (seconden).
- Episodisch geheugen: Persoonlijk ervaren gebeurtenissen die aan een tijd en context gebonden zijn.
- Semantisch geheugen: Algemene begrippen, zoals 'appel', 'schaamte' of 'rente' zijn ooit in specifieke context geleerd, maar de kennis is nu context onafhankelijk.
Functionele Neuroanatomie van het Geheugen
- Voor het werkgeheugen zijn de cortexgebieden waarin de informatie in eerste instantie werdt verwerkt van belang.
- Alle informatieverwerkende corticale gebieden zijn verbonden met de hippocampus.
- Die hippocampus heeft een belangrijke rol bij het vasthouden van de informatie voor een langere periode (dagen, weken; anterograad episodisch geheugen) en voor de uiteindelijke consolidatie ervan.
- Die consolidatie vindt plaats in neuronale netwerken in de cortex, waarna de beschikbaarheid ervan weer onafhankelijk is geworden van de hippocampus (retrograad episodisch geheugen).
Afasie: Taalstoornis, geen spraakstoornis
- Afasie is een taalstoornis, geen spraakstoornis en omvat problemen met spreken, begrijpen, lezen (alexie) en schrijven (agrafie).
- Mutisme, het zwijgen van een wakkere en alerte patiënt, berust op een stoornis in de initiatie van de spraakmotoriek.
Centra van Broca en Wernicke
- Het centrum van Broca ligt in de frontale kwab en verzorgt de motorische expressie van taal in spraak en schrift.
- Het centrum van Wernicke ligt in de gyrus temporalis superior en analyseert de gesproken taal.
- De gebieden zijn verbonden door de fasciculus arcuatus.
Initiatie en regulatie van handelingen
- Stoornissen hierin komen vooral voor bij patiënten met frontale laesies.
- De patiënt kan apathisch en initiatiefloos zijn, met mentale en motorische traagheid.
- Hij kan echter ook seksueel of agressief ontremd zijn, vaak met bot en egoïstisch gedrag.
- Soms worden handelingen door bepaalde situaties uitgelokt, zoals het automatisch opzetten van een toevallig ergens aangetroffen bril, soms zelfs over de eigen bril heen (utilisatiegedrag).
Ruimtelijk inzicht
- Patiënten met een gestoord ruimtelijk inzicht hebben problemen met het vinden van de weg in vertrouwde omgevingen en verdwalen daardoor.
- Ze kunnen ook niet uitleggen hoe ze bijvoorbeeld van hun slaapkamer naar het toilet moeten lopen.
- Het aflezen van de tijd van een wijzerplaat lukt niet, dit is soms moeilijk te onderscheiden van een stoornis in het waarnemen.
Negrologisch onderzoek
- Net als met het onderzoek van de hersenzenuwen, de motoriek en de sensibiliteit kunnen we met het onderzoek van de hogere cerebrale functies het ziekteproces dat verantwoordelijk is voor een functiestoornis in het zenuwstelsel lokaliseren.
- Over de hogere cerebrale functies krijg je uit de ziektegeschiedenis en uit de observatie tijdens het afnemen van de anamnese vaak al een goede indruk.
- Met behulp van een aantal eenvoudige tests die aan het bed of in de spreekkamer zijn uit te voeren, kun je hierover op een gerichte manier meer te weten komen.
Stemming en gedrag
- Stemmingsstoornissen zoals depressie, angst of verhoogde prikkelbaarheid worden meestal bij het eerste contact al snel duidelijk.
- Let ook op het spontane gedrag: de mate van initiatief, persevereren, echolalie en ongevraagde imitatie van de onderzoeker.
- Deze symptomen kunnen vooral voorkomen bij frontale laesies.
Taal test
- Spontane spraak
- Nazeggen
- Benoemen
- Taalbegrip
- Lezen en schrijven
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Deze quiz test je kennis van cognitieve, conatieve en affectieve functies. Er wordt onder andere ingegaan op de hersengebieden die betrokken zijn bij cognitieve functies, de rol van de basale kernen en de thalamus en de term 'hogere cerebrale functies'.