Cognitieve, conatieve en affectieve functies
48 Questions
2 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende beweringen beschrijft het beste de relatie tussen cognitieve, conatieve en affectieve functies?

  • Cognitieve functies omvatten 'kennen', conatieve 'willen' en affectieve 'voelen'. (correct)
  • Er is geen onderscheid tussen deze functies; ze zijn allemaal synoniem.
  • Cognitieve functies zijn emoties, conatieve zijn intellectuele functies en affectieve motivaties.
  • Cognitieve functies hebben betrekking op 'willen', conatieve op 'kennen' en affectieve op 'voelen'.

Welke hersengebieden zijn primair betrokken bij cognitieve functies?

  • De basale kernen.
  • Het limbisch systeem.
  • De frontale cortex.
  • De temporale, pariëtale en occipitale cortex. (correct)

Wat is de rol van de basale kernen en de thalamus bij hogere cerebrale functies?

  • Ze zijn niet betrokken bij hogere cerebrale functies.
  • Ze reguleren vooral de spraak.
  • Ze spelen een belangrijke rol bij het starten en stoppen, omschakelen en in de juiste volgorde afwerken van functies. (correct)
  • Ze zijn primair verantwoordelijk voor emoties.

Een patiënt kan objecten wel zien, maar heeft moeite met het herkennen van de kleur. Welk deel van de hersenen is waarschijnlijk beschadigd?

<p>Een gespecialiseerd onderdeel van de occipitale, temporale of pariëtale cortex. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met de term 'hogere cerebrale functies' in de context van de neurologie?

<p>Functies als waarnemen, zich iets herinneren, redeneren, een plan uitvoeren of kwaad worden. (A)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt vertoont een gebrek aan motivatie en initiatief. Welke categorie van cerebrale functies is waarschijnlijk aangetast?

<p>Conatieve functies. (A)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt herkent wel individuele letters maar kan ze niet samenvoegen tot woorden, noch de betekenis van zinnen begrijpen. Welke deelfunctie is hier waarschijnlijk gestoord, en welk hersengebied is het meest waarschijnlijk beschadigd?

<p>Taalkundige verwerking; pariëtale-temporale cortex (A)</p> Signup and view all the answers

Stel dat een patiënt een normale banaan ziet, maar deze niet goed kan lokaliseren, wat betekent dat hij de ogen er niet goed op kan richten en hem niet met een gerichte beweging kan pakken. Welke complexe interactie van deelfuncties is hier primair verstoord?

<p>De coördinatie tussen visuele perceptie en ruimtelijke verwerking. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende aandoeningen veroorzaakt een inprentingsstoornis door dubbelzijdige laesies van de hippocampus?

<p>Ziekte van Alzheimer (sluipend) (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijk kenmerk van geheugenstoornissen bij frontale of subcorticale pathologie, zoals de ziekte van Parkinson?

<p>Traagheid of onvermogen in het ophalen van informatie (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met het 'gat' in het geheugen bij iemand met de ziekte van Alzheimer?

<p>Het 'gat' wordt steeds groter naarmate de ziekte voortduurt. (B)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt met een geheugenstoornis kan zich geen nieuwe gezichten herinneren, maar kan wel oude herinneringen ophalen. Welke vorm van geheugen is waarschijnlijk het meest aangetast?

<p>Anterograde geheugen (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen is NIET waar met betrekking tot afasie?

<p>Afasie beïnvloedt uitsluitend de spraak. (B)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt kan plaatjes herkennen die hij eerder heeft gezien, maar niet meer actief reproduceren. Welke van de volgende mechanismen is hier waarschijnlijk het meest relevant?

<p>Ophaalstoornis (C)</p> Signup and view all the answers

Stel, een patiënt heeft een contusio cerebri gehad en herstelt van de anterograde geheugenstoornis. Wat kan men verwachten aan het einde van de herstelperiode?

<p>Een 'gat' in het geheugen voor de periode van de anterograde stoornis. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende mechanismen verklaart het best waarom patiënten met de ziekte van Alzheimer retrograde geheugenstoornissen ontwikkelen voor gebeurtenissen die plaatsvonden vóór het begin van hun ziekte?

<p>Uitbreiding van het ziekteproces naar de temporopariëtale cortex. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt een anterograde amnesie vastgesteld?

<p>Door tests die het vermogen meten om nieuwe informatie te leren. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke bewering over het semantische geheugen is correct?

<p>Het is de opslag van algemene kennis en concepten, onafhankelijk van de leercontext. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke structuren zijn primair betrokken bij het werkgeheugen?

<p>Prefrontale cortex en sensorische cortexgebieden (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van de hippocampus bij geheugenconsolidatie?

<p>Het tijdelijk vasthouden van informatie en het faciliteren van de overdracht naar de cortex voor langetermijnopslag. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke structuren nemen geleidelijk de functie van het ophalen van informatie over van de hippocampus tijdens de consolidatiefase?

<p>Prefrontale cortex, thalamus en striatum (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe verloopt het proces waarbij een herinnering onafhankelijk wordt van de hippocampus?

<p>Corticale verbindingen worden versterkt, waardoor het oproepen van de gebeurtenis niet langer afhankelijk is van de hippocampus. (D)</p> Signup and view all the answers

Iemand heeft schade aan de hippocampus. Welke functie is het meest waarschijnlijk aangetast?

<p>Het vormen van nieuwe langdurige, expliciete herinneringen. (C)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt kan geen nieuwe woordbetekenissen meer leren, maar weet nog wel wat oude woorden betekenen. Welke hersenstructuur is waarschijnlijk het meest aangedaan?

<p>De hippocampus, specifiek in relatie tot de semantische gebieden in de cortex (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de meest accurate beschrijving van apraxie, gezien de afwezigheid van andere stoornissen?

<p>Een stoornis in het overzicht van samengestelde handelingen, zonder dat er sprake is van motorische, perceptuele of andere cognitieve beperkingen. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende problemen komt het meest overeen met een gestoord ruimtelijk inzicht?

<p>Het onvermogen om de tijd af te lezen van een wijzerplaat. (D)</p> Signup and view all the answers

Waar in de hersenen bevindt zich doorgaans de laesie die leidt tot apraxie?

<p>In de pariëtale kwab van de linker hemisfeer. (C)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt met een laesie in de pariëtale cortex van de rechterhemisfeer heeft waarschijnlijk moeite met:

<p>Het vinden van de weg in een bekende omgeving. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een typisch kenmerk van een patiënt met een hemianopsie als gevolg van een occipitale laesie?

<p>De patiënt loopt vaak tegen objecten aan, omdat hij zich niet bewust is van zijn beperkte gezichtsveld. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende zeldzame stoornissen kan ontstaan bij dubbelzijdige temporale laesies?

<p>Corticale doofheid. (C)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt vertoont het syndroom van Anton. Welke combinatie van symptomen is hierbij kenmerkend?

<p>Volledige blindheid en anosognosie (ontkenning van blindheid). (A)</p> Signup and view all the answers

Iemand kan geen objecten op de tast herkennen, hoewel de tastzin intact is. Welke beschadiging is hiervan de oorzaak?

<p>Pariëtale laesies. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is perseveratie, zoals beschreven in de context van aandachtstoornissen?

<p>De neiging om in herhalingen te vervallen. (C)</p> Signup and view all the answers

Bij welke aandoeningen komen aandachtsstoornissen het meest voor?

<p>Subacute diffuse aandoeningen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is neglect?

<p>Een aandachtsstoornis voor slechts één helft van de omgeving en/of het eigen lichaam. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe kan neglect zich uiten in de motoriek van een patiënt?

<p>Door het niet gebruiken van een hand of arm, zelfs als er geen sprake is van een parese. (B)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt met neglect krijgt een tekenopdracht. Wat is een kenmerkend resultaat?

<p>De patiënt negeert de linkerhelft van het papier en/of laat linkerdelen van een figuur weg. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is anosognosie in de context van halfzijdige uitvalsverschijnselen?

<p>Het ontkennen van een halfzijdige verlamming. (B)</p> Signup and view all the answers

Bij laesies in welke hersenhelft wordt verwaarlozing (neglect) het meest gezien?

<p>Grote laesies in de rechterhemisfeer. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke combinatie van symptomen maakt de diagnose van neglect het meest complex en uitdagend, vooral gezien de subtiele interactie tussen verschillende cognitieve domeinen?

<p>Hemianopsie, anosognosie en motorische verwaarlozing zonder duidelijke parese. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen impliciet en expliciet geheugen?

<p>Impliciet geheugen betreft automatische vaardigheden, terwijl expliciet geheugen bewuste reflectie vereist. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende activiteiten is een voorbeeld van het gebruik van het werkgeheugen?

<p>Een telefoonnummer herhalen dat je net hebt gehoord. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de functie van het anterograde episodische geheugen?

<p>Het opslaan van nieuwe informatie voor langere tijd. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke term wordt vaak gebruikt als synoniem voor retrograad episodisch geheugen?

<p>Langetermijngeheugen (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende factoren heeft de minste invloed op de bestendigheid van informatie in het episodische geheugen?

<p>De kleur van de pen die gebruikt werd bij het opschrijven van de informatie. (B)</p> Signup and view all the answers

Iemand kan zich niet herinneren wat hij gisteren heeft gegeten, maar weet nog wel feilloos hoe hij moet autorijden. Welke geheugensystemen zijn hier respectievelijk aangedaan?

<p>Episodisch en impliciet geheugen. (A)</p> Signup and view all the answers

Een patiënt heeft schade aan de hippocampus. Welke van de volgende geheugenfuncties zal waarschijnlijk het minst aangetast zijn?

<p>Het leren van nieuwe motorische vaardigheden. (B)</p> Signup and view all the answers

Stel dat iemand een traumatische ervaring heeft gehad. Welke combinatie van geheugenprocessen zou het meest waarschijnlijk leiden tot een levendige, maar onnauwkeurige herinnering van die gebeurtenis?

<p>Een combinatie van sterke emotionele arousal tijdens de ervaring en reconstructieve processen tijdens het ophalen van de herinnering.. (D)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Wat is geheugen?

Het vermogen om informatie op te nemen, op te slaan en terug te halen.

Impliciet geheugen

Automatische handelingen zonder bewuste reflectie (fietsen).

Expliciet geheugen

Geheugeninhouden die beschikbaar zijn voor bewuste reflectie.

Werkgeheugen

Houdt korte tijd (seconden) een beperkte hoeveelheid informatie vast (5-7 items).

Signup and view all the flashcards

Episodisch geheugen

Persoonlijk ervaren gebeurtenissen gebonden aan tijd en context.

Signup and view all the flashcards

Anterograde episodisch geheugen

Vermogen om nieuwe informatie op te slaan (minuten tot weken).

Signup and view all the flashcards

Retrograde episodisch geheugen

Vermogen om opgeslagen informatie na geruime tijd (dagen tot jaren) op te halen.

Signup and view all the flashcards

Inprentingsvermogen

Het vermogen om nieuwe informatie op te slaan voor langere tijd.

Signup and view all the flashcards

Hogere cerebrale functies

Functies zoals waarnemen, herinneren, redeneren, plannen en emoties.

Signup and view all the flashcards

Cognitieve Functies

Kennende of intellectuele functies zoals waarneming, geheugen en redeneren.

Signup and view all the flashcards

Conatieve Functies

Functies zoals motivatie, aandrift, initiatief en wilsbesluiten.

Signup and view all the flashcards

Affectieve Functies

Stemmingen en emoties.

Signup and view all the flashcards

Hersengebieden voor Cognitieve Functies

Temporale, pariëtale en occipitale cortex.

Signup and view all the flashcards

Hersengebied voor Conatieve Functies

Frontale cortex.

Signup and view all the flashcards

Hersengebied voor Emoties en Stemming

Limbisch systeem.

Signup and view all the flashcards

Rol van Subcorticale Structuren

Basale kernen en de thalamus.

Signup and view all the flashcards

Apraxie

Een handelingsstoornis zonder motorische, perceptuele of taalproblemen.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van Apraxie

Problemen met overzicht van samengestelde handelingen. Bv. koffiezetten lukt niet.

Signup and view all the flashcards

Locatie van hersenletsel bij Apraxie

Pariëtale laesies in de linkerhemisfeer.

Signup and view all the flashcards

Gestoord ruimtelijk inzicht

Problemen met het vinden van de weg of het uitleggen van routes.

Signup and view all the flashcards

Problemen met klokkijken

Niet kunnen aflezen van een analoge klok (wijzerplaat).

Signup and view all the flashcards

Locatie van letsel bij ruimtelijk inzicht problemen

Laesies in de pariëtale cortex rechts.

Signup and view all the flashcards

Gebrek aan inzicht bij hemianopsie

Het niet bewust zijn van een halfzijdige blindheid.

Signup and view all the flashcards

Syndroom van Anton

Het ontkennen van blindheid bij corticale blindheid.

Signup and view all the flashcards

Perseveratie

Het niet afmaken van taken die doorzettingsvermogen vereisen, en de neiging tot herhalingen.

Signup and view all the flashcards

Desoriëntatie

Een gestoorde aandacht die leidt tot verlies van besef van tijd en plaats.

Signup and view all the flashcards

Verwaarlozing (Neglect)

Het niet opmerken van objecten of mensen in één helft van de omgeving (meestal links).

Signup and view all the flashcards

Verwaarlozing van lichaamshelft

Het negeren van een lichaamshelft bij dagelijkse activiteiten zoals scheren of aankleden.

Signup and view all the flashcards

Verminderd gebruik ledemaat (zonder parese)

Het niet of minder gebruiken van een hand of arm, zelfs zonder verlamming.

Signup and view all the flashcards

Anosognosie

Het ontkennen van een halfzijdige verlamming.

Signup and view all the flashcards

Oorzaken Aandachtsproblemen

Aandachtsproblemen komen vaak voor bij acute diffuse hersenaandoeningen en minder vaak bij focale letsels.

Signup and view all the flashcards

Locatie Laesie bij Verwaarlozing

Verwaarlozing komt meestal voor bij grote laesies in de rechterhemisfeer.

Signup and view all the flashcards

Anterograde Amnesie

Geheugenverlies waarbij nieuwe herinneringen niet meer kunnen worden gevormd na een bepaald incident.

Signup and view all the flashcards

Retrograde Amnesie

Geheugenverlies waarbij men moeite heeft om herinneringen van vóór een bepaald incident op te halen.

Signup and view all the flashcards

Semantisch geheugen

Het opslaan van algemene kennis en feiten die niet gebonden zijn aan een specifieke context.

Signup and view all the flashcards

Werkgeheugen Gebieden

De hersengebieden die betrokken zijn bij de initiële verwerking en tijdelijke opslag van informatie.

Signup and view all the flashcards

Rol van de Hippocampus

Hersengebied essentieel voor het vasthouden van informatie over een langere periode en consolidatie van herinneringen.

Signup and view all the flashcards

Consolidatie van Herinneringen

Het proces waarbij herinneringen stabiel worden opgeslagen in de cortex, onafhankelijk van de hippocampus.

Signup and view all the flashcards

Prefrontale Cortex, Thalamus en Striatum

De gebieden die bijdragen aan het ophalen van informatie, vooral na consolidatie.

Signup and view all the flashcards

Hippocampus' Rol in Geheugen

De hersenstructuur die cruciaal is voor het tijdelijk vasthouden van informatie, voordat deze in de cortex wordt opgeslagen.

Signup and view all the flashcards

Inprentingsstoornis

Verslechterd vermogen om nieuwe informatie op te nemen en te onthouden.

Signup and view all the flashcards

Retrograde geheugenstoornis

Geheugenverlies voor gebeurtenissen VÓÓR het begin van een aandoening of trauma.

Signup and view all the flashcards

Anterograde geheugenstoornis

Geheugenverlies voor gebeurtenissen NA het begin van een aandoening of trauma. Betreft het onvermogen nieuwe herinneringen te vormen.

Signup and view all the flashcards

Delier

Aandoening waarbij de inprentingsstoornis veroorzaakt wordt door problemen met aandacht en concentratie.

Signup and view all the flashcards

Ziekte van Alzheimer

Aandoening waarbij de inprentingsstoornis veroorzaakt wordt door schade aan de hippocampus.

Signup and view all the flashcards

Locatie van hersenschade

De ernst van de geheugenstoornis hangt af van de locatie van de schade in de hersenen

Signup and view all the flashcards

Ophaalstoornis

Geheugenstoornis gekenmerkt door problemen met het ophalen van informatie, niet per se met het opslaan ervan.

Signup and view all the flashcards

Afasie

Taalstoornis die problemen veroorzaakt met spreken, begrijpen, lezen en schrijven.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Hogere Cerebrale Functies: Een Overzicht

  • Hogere cerebrale functies omvatten waarnemen, herinneren, redeneren, plannen en emotionele reacties.
  • Er wordt onderscheid gemaakt tussen cognitieve (kennen), conatieve (willen) en affectieve (voelen) functies.
  • Cognitieve functies omvatten waarnemen, geheugen en redeneren.
  • Conatieve functies omvatten motivatie, aandrift, initiatief en wilsbesluiten.
  • Affectieve functies omvatten stemmingen en emoties.

Inleiding tot Hogere Cerebrale Functies

  • De term "hogere cerebrale functies" benadrukt de samenhang met het functioneren van de hersenen.
  • Hersenbeschadigingen leiden vaak tot stoornissen in deze functies.
  • Cognitieve functies zijn verbonden met de temporale, pariëtale en occipitale cortex.
  • Conatieve functies zijn verbonden met de frontale cortex.
  • Emoties en stemming zijn verbonden met het limbische systeem.
  • Basale kernen en de thalamus spelen een rol bij het reguleren van deze functies.
  • Niet alleen de cerebrale cortex is betrokken bij hogere cerebrale functies, ook subcorticale structuren.

Functionele Neuroanatomie: Functies en Deelfuncties

  • Functies zoals zien, lezen, geheugen en spraak bestaan uit verschillende deelfuncties.
  • Bij het zien is onderscheid mogelijk tussen vorm, kleur, beweging en ruimtelijke locatie.
  • Elk van deze deelfuncties kan afzonderlijk gestoord zijn door specifieke gebieden in occipitale, temporale en pariëtale cortex.
  • Iemand kan bijvoorbeeld wel een banaan herkennen, maar niet de grijstint zien.

Distributie van Deelfuncties

  • Cortexgebieden die betrokken zijn bij complexe functies zijn vaak verspreid over een groot deel van de hersenen.
  • Uitval van deelfuncties kan verklaard worden door beschadiging of disconnectie van deelgebieden.
  • Een concreet voorbeeld is alexie zonder agrafie: niet kunnen lezen, wel schrijven door een afsluiting van de linker a. cerebri posterior.
  • De visuele informatie is niet meer beschikbaar voor de taalgebieden in de linkerhemisfeer.

Gespecialiseerde Cortexgebieden en Neuronale Netwerken

  • Gespecialiseerde cortexgebieden maken deel uit van neuronale netwerken voor complexe functies.
  • Delen van de rechter pariëtale cortex zijn gespecialiseerd in ruimtelijke lokalisatie.
  • Sensorische netwerken hebben temporale, pariëtale en occipitale lokalisaties.
  • Motorische netwerken hebben frontale lokalisaties.
  • De rechter pariëtale cortex coördineert de ruimtelijke lokalisatie van prikkels voor gerichte bewegingen.
  • Rechts pariëtale laesies kunnen leiden tot stoornissen in cognitieve en motorische domeinen.

Instrumentele en Uitvoerende Functies

  • Cognitieve functies zoals visuele perceptie, geheugen en taal worden instrumentele functies genoemd.
  • Uitvoerende functies omvatten beginnen en stoppen, aandacht richten en vasthouden, en aanpassingen aan situaties.
  • Instrumentele functies kunnen geïsoleerd gestoord zijn bij kleine laesies.
  • Een stoornis in uitvoerende functies uit zich in apathie, initiatiefloosheid en afname van flexibiliteit.
  • Uitvoerende functies kunnen gestoord zijn bij prefrontale laesies of pathologie van de basale kernen.

Specialisatie van Hemisferen (Lateralisatie)

  • Cortexgebieden voor hogere cerebrale functies zijn niet altijd symmetrisch verdeeld.
  • De dominante hemisfeer, meestal de linker, bevat de taalfuncties bij meer dan 90% van de mensen.
  • De rechterhemisfeer is verantwoordelijk voor de melodie en intonatie van spraak.
  • Laesies van de linkerhemisfeer veroorzaken taalstoornissen (afasie).
  • Laesies van de rechterhemisfeer leiden tot inhoudelijk intacte spraak, maar vaak vlak en monotoon (aprosodie).

Aandacht, Concentratie, Oriëntatie en Verwaarlozing

  • Aandacht is het vermogen om gericht bezig te zijn met een taak, met negeren van irrelevante prikkels.
  • Concentratie is het vermogen de aandacht voor een taak lang vol te houden.
  • Goede aandacht vereist gecoördineerde activiteit van de cerebrale cortex en een deel van de pariëtale cortex.
  • Stoornissen in de aandacht leiden tot snelle afleiding of juist niet snel kunnen wisselen van aandacht.
  • Gestoorde aandacht leidt tot desoriëntatie in tijd en plaats.
  • Aandachtsstoornissen komen voor bij diffuse aandoeningen.

Verwaarlozing (Neglect)

  • Een bijzonder soort aandachtsstoornis is die voor slechts één helft van de omgeving en van het eigen lichaam, meestal links.
  • De patiënt merkt voorwerpen of mensen niet op in de linkerhelft van zijn gezichtsveld.
  • Verwaarlozing wordt gezien bij grote laesies in de rechterhemisfeer.

Geheugen: Impliciet versus Expliciet

  • Geheugen is het vermogen om informatie op te nemen, op te slaan en weer op te roepen.
  • Er is onderscheid tussen impliciet (procedureel) en expliciet (declaratief) geheugen.
  • Het impliciete geheugen verwijst naar automatische handelingen die niet beschikbaar zijn voor bewuste reflectie.
  • Het expliciete geheugen verwijst naar geheugeninhouden die wel beschikbaar zijn voor bewuste reflectie.

Onderdelen van het Expliciete Geheugen

  • Het alledaagse begrip 'geheugen' is een complexe functie met verschillende onderdelen.
  • Werkgeheugen: voor het vasthouden van een beperkte hoeveelheid informatie voor een korte tijd (seconden).
  • Episodisch geheugen: Persoonlijk ervaren gebeurtenissen die aan een tijd en context gebonden zijn.
  • Semantisch geheugen: Algemene begrippen, zoals 'appel', 'schaamte' of 'rente' zijn ooit in specifieke context geleerd, maar de kennis is nu context onafhankelijk.

Functionele Neuroanatomie van het Geheugen

  • Voor het werkgeheugen zijn de cortexgebieden waarin de informatie in eerste instantie werdt verwerkt van belang.
  • Alle informatieverwerkende corticale gebieden zijn verbonden met de hippocampus.
  • Die hippocampus heeft een belangrijke rol bij het vasthouden van de informatie voor een langere periode (dagen, weken; anterograad episodisch geheugen) en voor de uiteindelijke consolidatie ervan.
  • Die consolidatie vindt plaats in neuronale netwerken in de cortex, waarna de beschikbaarheid ervan weer onafhankelijk is geworden van de hippocampus (retrograad episodisch geheugen).

Afasie: Taalstoornis, geen spraakstoornis

  • Afasie is een taalstoornis, geen spraakstoornis en omvat problemen met spreken, begrijpen, lezen (alexie) en schrijven (agrafie).
  • Mutisme, het zwijgen van een wakkere en alerte patiënt, berust op een stoornis in de initiatie van de spraakmotoriek.

Centra van Broca en Wernicke

  • Het centrum van Broca ligt in de frontale kwab en verzorgt de motorische expressie van taal in spraak en schrift.
  • Het centrum van Wernicke ligt in de gyrus temporalis superior en analyseert de gesproken taal.
  • De gebieden zijn verbonden door de fasciculus arcuatus.

Initiatie en regulatie van handelingen

  • Stoornissen hierin komen vooral voor bij patiënten met frontale laesies.
  • De patiënt kan apathisch en initiatiefloos zijn, met mentale en motorische traagheid.
  • Hij kan echter ook seksueel of agressief ontremd zijn, vaak met bot en egoïstisch gedrag.
  • Soms worden handelingen door bepaalde situaties uitgelokt, zoals het automatisch opzetten van een toevallig ergens aangetroffen bril, soms zelfs over de eigen bril heen (utilisatiegedrag).

Ruimtelijk inzicht

  • Patiënten met een gestoord ruimtelijk inzicht hebben problemen met het vinden van de weg in vertrouwde omgevingen en verdwalen daardoor.
  • Ze kunnen ook niet uitleggen hoe ze bijvoorbeeld van hun slaapkamer naar het toilet moeten lopen.
  • Het aflezen van de tijd van een wijzerplaat lukt niet, dit is soms moeilijk te onderscheiden van een stoornis in het waarnemen.

Negrologisch onderzoek

  • Net als met het onderzoek van de hersenzenuwen, de motoriek en de sensibiliteit kunnen we met het onderzoek van de hogere cerebrale functies het ziekteproces dat verantwoordelijk is voor een functiestoornis in het zenuwstelsel lokaliseren.
  • Over de hogere cerebrale functies krijg je uit de ziektegeschiedenis en uit de observatie tijdens het afnemen van de anamnese vaak al een goede indruk.
  • Met behulp van een aantal eenvoudige tests die aan het bed of in de spreekkamer zijn uit te voeren, kun je hierover op een gerichte manier meer te weten komen.

Stemming en gedrag

  • Stemmingsstoornissen zoals depressie, angst of verhoogde prikkelbaarheid worden meestal bij het eerste contact al snel duidelijk.
  • Let ook op het spontane gedrag: de mate van initiatief, persevereren, echolalie en ongevraagde imitatie van de onderzoeker.
  • Deze symptomen kunnen vooral voorkomen bij frontale laesies.

Taal test

  • Spontane spraak
  • Nazeggen
  • Benoemen
  • Taalbegrip
  • Lezen en schrijven

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Hogere cerebrale functies PDF

Description

Deze quiz test je kennis van cognitieve, conatieve en affectieve functies. Er wordt onder andere ingegaan op de hersengebieden die betrokken zijn bij cognitieve functies, de rol van de basale kernen en de thalamus en de term 'hogere cerebrale functies'.

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser