🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Zenuwstelsel PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Summary

This document provides a description of the organization of the nervous system, including the different types of neurons (sensoric, motoric, interneurons) and their functions. It also discusses supporting cells and the central and peripheral nervous systems.

Full Transcript

§ Motorische effector: spieren,klieren,.. o bestaat uit neuronen en ondersteunende cellen = twee categoriën § dia 2: Ondersteunende cellen: zie afbeelding à rol van deze cellen niet ondersch...

§ Motorische effector: spieren,klieren,.. o bestaat uit neuronen en ondersteunende cellen = twee categoriën § dia 2: Ondersteunende cellen: zie afbeelding à rol van deze cellen niet onderschatten Hersenen: cereburum I en cerebrellum Ruggenmerk met wervels Verschilldene zenuwen in lichaam o Zie afbeelding mens Organisatie van het zenuwstelsel Neuronen: geleiding van de zenuwimpulsen o Neuronen: gaan imulsen geleiden (doorgeven)à types op basis van functie o Zijn relatief grote cellen en bestaan uit een cellichaam en een aantal cytoplasmtische uitlopers ( axon en dendrieten) Vertebraten hebben 3 types neuronen of zenuwcellen: o Sensorische neuronen (afferente neuronen) § dragen de impulsen naar het centraal zenuwstelsel (CNS) à voeren signalen vanuit de sensomotorische receptoren naar het centraal zenwusstelsel o Motorische neuronen (efferente neuronen) à gaan weg van het ruggenmerg en hesenen § dragen impulsen van CNS naar effectoren (spieren, klieren) à geven impulsen door naar de effectoren (spieren en klieren) o Interneuronen (schakelneuronen of associatieneuronen) à verbinden sensorische en motorische neuronen à veel 27 (inter neuronen) § voorzien in meer complexe reflexen en associatieve functie (leren en geheugen); schakelneuron tussen sensorisch en motorisch neuron à zorgen voor verbinding met het de motorische neuronen (Neuro)gliacellen: structurele en functionele ondersteuning van de neuronen, vele types kleiner dan neuronen maar veel talrijker ( Ondersteunende cel: gliacellen: hier ligt niet de focus, wel op de neuronen ( Cellichaam: verschillende uitlopers en dat zijn dendrieten Axon: gaat impuls verder geleiden naar dendrieten van volgende neuron of zenuwcel Mielline schede bestaat uit schwann cellen à niet alle neuronen hebben dit à zorgt wel dat informatie sneller kan worden doorgegeven Dendrieten: brengen impulsen naar het cellichaam toe Axon: geeft informatei door naar een volgend neuron of naar een effectorcel Onderscheid centraal en perifere zenuwstelsel o Centraal: hersenen en ruggenmerg (groen op afbeelding) § Informatie via axon doorgegeven aan dendrieten o Alles daarbuiten is perifere (blauw op afbeelding) § Gladde spieren: bevinden zich in inwendige organen ð Als cel in ruggenmerg of hersenen is dan is het in het centraal zenuwstelsel ð Buiten dat is het een cel in het perifere zenuwstelsel 28 Het centrale zenuwstelsel (CZS) omvat de hersenen en het ruggemerg Het perifeer zenuwstelsel (PZS) bestaat uit sensorische en motorischeneuronen Ao het somatisch of willekeurig zenuwstelsel stimuleert de skeletspieren à controle over *o het autonoom of vegetatief (onwillekeurig) zenuwstelsel stimuleert gladde spieren en hartspier, en klieren à geen controle § sympatisch en parasympatisch ZS vecht & vlucht reactie versus rust X Neuronen worden structureel en functioneel ondersteund door gliacellen Gliacellen hebben als taak de ondersteuning van de neuronen, zowel structureel als functioneel. Ze zijn veel kleiner dan de neuronen maar wel veel talrijker. Ze zorgen onder meer voor de aanvoer van voedingsstoffen en de afvoer van afbraakproducten van de neuronen. Sommigen ervan spelen een rol in de immuniteit. Tijdens de ontwikkeling zijn tal van neurogliacellen essentieel voor een correcte migratie van de neuronen en uitgroei van de axonen. 29 # soorten gliacellen o Schwann cellen (PZS) en oligodendrocyten (CZS) produceren de myelineschede rond axonen - o In het CZS vormen de gemyeliniseerde axonen de witte stof, de nietgemyeliniseerde dendrieten/cellichamen vormen de grijze stof o In het PZS worden (gemyeliniseerde) axonen gebundeld tot zenuwen - Binnen in de herseen onderscheid o Witte stof: gemyeliniseerde axonen O o Grijze stof: niet gemyeliniseerde axonen Mechanisme van de zenuwimpuls à hoe communiceren Er bestaat een potentiaalverschil over de plasmamembraan van elke cel extra x o Negatieve pool = cytoplasmatische zijde cytosoe - o Positieve pool = extracellulaire vloeistof zijde Wanneer een neuron niet wordt gestimuleerd, onderhoudt het de rustpotentiaal o varieert tussen -40 to -90 millivolt (mV) o gemiddeld -70 mV - > rustpotentiaal De binnenzijde van de cel is dus meer negatief geladen dan de buitenzijde omdat: 1. de natrium-kalium pomp twee K+ binnenhaalt in de cel voor elke drie Na+ die ze naar buiten pompt – onderhoudt concentratiegradient 2 K+ 1 3 Nat = vorming concentratie - 2. K+ gemakkelijker lekt door de membraan dan Na+ via porie-achtige kanalen gradieng 3. grote moleculen zoals eiwitten, suikers, nucleinezuren negatief geladen zijn bij fysiologische pH - ze zijn in hogere concentratie aanwezig in de cel dan er buiten ( notities: ( Hoe communiceren? o Interne kant van neuron gaat andere potentaal hebben dan de buitenkant § Buitenkant positief § Binnenkant: negatief Rustpotentiaal o Interne omgeving bij rust is – 70 milivolt = Bij rust is er een soort evenwicht tussen de chemische krachten die enerzijds de concentratie voor elk ion gelijk willen maken binnen en buiten de cel en anderzijds de elektrische aantrekkingskracht tussen 30 ( Drie redenen Curm het negatief is & negatieve en positieve ladingen binnen en buiten de cel. We spreken van de rustpotentiaal, die gemiddeld ongeveer –70 mV bedraagt. o Grote moleculen zoals proteïnen, suikers en nucleïnezuren zijn bij fysiologische pH negatief geladen. Ze zijn in hogere concentratie aanwezig binnen als buiten de cel. à grote moleculen: nog meer negatief geladen o De natrium-kalium pomp (Na+K+ATPase) pompt voor elke twee K+ ionen die ze binnen haalt, drie Na+ ionen naar buiten. à Natrium- kalum pomp: drie positieve gaan naar buiten maar komen maar twee terug o K+ lekt gemakkelijker door de membraan dan Na+ à Nog verder verlies van positieve ionen Natrium chalium K pomp o Open langs binnenkant: gaat drie natriumionen aantrekken C- in de pomp) o Dan gaat er ATP komen, altijd eenheid van energie (mitochondriën) = trifosfaat o Dan wordt die difosfaat: door 1 af te geven o Gaan veranderen van conformatie: gaat openen langs buitenkant en gaat natriumionen niet meer aantrekken 13 Nat naar builen exhacellulaire 2 o Nu affiniteit voor 2 kalium ionenà als ze gevonden zijn gaat ze die loslaten o En dan teruggaan naar beginpositie en teru natriumionen aantrekken Er is een opbouw van positieve lading aan de buitenzijde en een negatieve lading binnenin de cel 4 o deze elektrische potentiaal trekt K+ionen terug in de cel o de balans tussen diffusie en elektrische krachten leidt tot de rustpotentiaal = evenwichtpotentiaal § op te meten met een voltmeter en twee electroden C 31 Er zijn 2 types van verandering in membraanpotentiaal: o Graduele potentialen en actiepotentialen o te wijten aan veranderingen in in membraanpotentiaal tgv de activatie van bepaalde selectieve ionenkanalen (gated channels) Graduele potentialen zijn kleine tijdelijke veranderingen in membraanpotentiaal tgv de activatie van chemische of ligand-afhankelijke kanalen o de meeste zijn gesloten bij de normale * rustende cel Ligand = hormonen of neurotransmitters o binding induceert opening en lokt veranderingen in membraanpermeabiliteit uit die resulteren in verandering in membraanpotentiaal (de- en hyperpolorisatie) Zenuwimpuls Graduele potentialen= kleine veranderingen Actiepotentialen= grote verandering ð Komen tot stand door bepaalde selectieve ionenkanalen ð Ligand: hormonen of neurotransmitters voor activatie van graduele potentialen ð -70 milivolt gaan stijgen = de- en hyperpolarisatie à zie volgende slide Depolarizatie maakt de membraanpotentiaal meer positief, terwijl hyperpolarizatie leidt tot een meer negatieve membraanpotentiaal ① o deze kleine veranderingen leiden tot een graduele potentiaal § kunnen mekaar versterken of tegenwerken Summatie is de mogelijkheid om graduele potentialen op te tellen S 32 Actiepotentialen ontstaan als de depolarisatie een drempelpotentiaal bereikt o worden veroorzaakt door voltage- of spanningsafhankelijke ionenkanalen § 2 verschillende kanalen worden gebruikt: spanningsafhankelijke Na+ kanalen : activatie en inactivatie gate spanningsafhankelijke K+ kanalen : inactivatie gate Als de drempelwaarde wordt bereikt, openen Na+ kanalen snel o transiente influx van Na+ leidt tot membraandepolarisatie. Daarentegen, K+ kanalen openen traag o efflux van K+ repolariseert de membraan De actiepotentiaal omvat 3 fazen: de stijgende, dalende en undershoot fase Actiepotentialen zijn altijd aparte, alles-of-niets responsen van dezelfde amplitude o versterken elkaar niet en interfereren niet met mekaar = graduele potentialen De intensiteit van de stimulus is gecodeerd door de frequentie, niet de amplitude, van de actiepotentiaal è Natrium kanalen gaan snel reageren è Actiepotentiale is altijd alles of niks 33 Als we piek berijken gaat natriumkaneel terug sluiten en kalium kanaal terug open Eerste buis: axon in rust Als soort van wave gaat het worden doorgeven Actiepotentiaal samenvatting Het unieke van zenuwcellen ligt niet in hun rustpotentiaal, maar in het feit dat die heel snel en voorbijgaand kan verstoord worden als de cel gestimuleerd wordt. Dit gebeurt door een verandering in de permeabiliteit van de celmembraan via het openstellen van specifieke ionenkanalen Op de dendrieten van de meeste zenuwcellen komen tal van receptoren voor die in feite ligandafhankelijke ionenkanalen zijn. Ze openen zich na binding van hun ligand, meestal een chemische boodschapper, een neurotransmitter. Als gevolg van het openen van deze ligandafhankelijke ionenkanalen zal de membraanpotentiaal lichtjes veranderen. Bij depolarisatie wordt de binnenkant van de 34 cel iets minder negatief t.o.v. de buitenkant, zodat de membraanpotentiaal positiever wordt. Bij hyperpolarisatie wordt het cytoplasma nog meer negatief t.o.v. de buitenkant, waardoor de membraanpotentiaal nog negatiever wordt. De zenuwcel sommeert alle kleine depolarisaties en hyperpolarisaties die plaatsvinden in de dendrieten. Als de daaruit resulterende depolarisatie een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, dan ontstaat er een actiepotentiaal aan de basis van het axon. Een actiepotentiaal ontstaat door het openen van spanningsafhankelijke ionenkanalen, die zich openen als de membraanpotentiaal boven een drempelwaarde uitstijgt. Dergelijke kanalen treffen we specifiek aan in zenuwcellen en in spiercellen. o Eerst gaan de Na+ kanalen open, zodat Na+ heel snel de cel instroomt als gevolg van zowel de concentratie- als de ladingsgradiënt. o Hierdoor wordt de membraanpotentiaal steeds positiever en krijgen we dus te maken met een snelle depolarisatie. o Vervolgens sluiten de Na+ kanalen zich terug, terwijl de K+ kanalen openen. K+ stroomt de cel uit volgens zijn concentratiegradiënt en aanvankelijk ook de ladingsgradiënt. Er treedt een snelle repolarisatie op, waarbij de membraanpotentiaal zelfs even hyperpolariseert tot onder de rustpotentiaal o Wanneer de K+ kanalen terug dicht zijn, wordt de normale rustpotentiaal tenslotte hersteld door de werking van de Na+K+ pomp. Dit volledig proces neemt slechts enkele milliseconden in beslag. In tegenstelling tot de kleine potentiaalveranderingen ter hoogte van de dendrieten zijn actiepotentialen een alles-of-niets fenomeen; zodra de drempelwaarde overschreden wordt, volgt er steeds een volledige actiepotentiaal. Bovendien vormt elke actiepotentiaal een signaal op zichzelf en ze kunnen dus niet interfereren met elkaar of elkaar versterken Twee manieren om de snelheid van geleiding te verhogen Axon diameter vergroten o minder elektrische weerstand tegen stroom o komt vooral voor bij invertebraten Axon wordt gemyeliniseerd: o actiepotentiaal wordt alleen geproduceerd thv de knopen van Ranvier o komt voor bij vertebraten o impuls springt van knoop tot knoop = saltatorische geleiding è Als axon gemyeliniseerd is kun je sneller impuls doen à wordt op snelle manier doorgegeven è Andere manier is diameter van axon vergroten waardoor uw impuls sneller zal kunnen doorgaan 35 Laatste kolom: snelheid dat ze iets kunnen doorgeven en dus niet ð Verschillende snelheden diameter ð Bv. Inktvis heeft veel grotere diameter ð Myelinatie is de factor dat je veel sneller impulsen gaat kunnen doorgeven & Signaaltransductie in synapsen Een actiepotentiaal eindigt in axonterminalen en geeft signaal door aan andere zenuwcel, spier of kliercel via synapsen. Synapsen zijn intercellulaire juncties o presynaptische cel verzendt AP o postsynaptische cel ontvangt AP Twee basistypes: elektrische en chemische Elektrische synapsen vereisen directe cytoplasmatische connecties tussen de 2 cellen: o gevormd door gap junctions o snel, maar geen regulatie mogelijk o komen relatief weinig voor in zenuwstelsel bij vertebraten, meer bij invertebraten è Elke dendriet heeft meerdere synapsen: zwellingen op hun uitlopers die kunnen communiceren met de synapsen van de volgende cel è Elekrtische respons verderzetten of omzetten naar chemische respons è Elektrische respns doorgeven: moeten ze direct geconecteerd zijn door gap junctions: wel minder regulatie mogelijk van het signaal dat wordt doorgeven 36 Histologie Gap junctions (verschillende soorten) Elektrische synapsen I samenvatting) = Bij elektrische synapsen is er een direct contact tussen de membraan van de pre- en de postsynaptische cel ter hoogte van “gap junctions”. Veranderingen in membraan-potentiaal, met inbegrip van actiepotentialen, kunnen zo heel snel van cel tot cel doorgegeven worden. Een nadeel is echter dat er geen bijkomende regulatie mogelijk is ter hoogte van elektrische synapsen. We treffen ze vooral aan bij invertebraten. Signaaltransductue in synapsen Chemische synapsen hebben een synaptische spleet tussen de 2 cellen o regulatie mogelijk via neurotransmitters o gezwollen einde van presynaptische cel bevat synaptische vesikels gevuld met neurotransmitters è Transmissie gebeurt door neurotransmitters of hormonen die zich vijrzetten in vesikels è Synaptische vesikels gevuld met neurotransmitters 37 Actiepotentiaal in axonterminaal triggert influx van Ca2+ over voltage-afhankelijke Ca2+ kanalen o Synaptische vesikels fuseren met celmembraan o Neurotransmitter wordt vrijgesteld door exocytose o Neurotransmitter diffundeert naar andere zijde van de spleet en bindt aan chemische of ligand-afhankelijke receptorproteinen o Neurotransmitteractie wordt afgebroken door enzymatische klieving of cellulaire heropname (door neuronen en gliacellen) of diffusie weg van de synaptische spleet Hetzelfde maar aan spier Neurotransmitters diverse groep indeling volgens chemische gelijkenissen è Acetylcholine (ACh): neuromusculair junctie o vrijgesteld door een motorneuron, steekt over naar spiervezel = neuromusculaire junctie § Neuron maakt contact met de spieren § Doet hartslag dalen § Kan binden op verschillende types receptoren noot: ACh is een veelgebruikte NT, is bvb ook de NT van het parasympatisch zenuwstelsel en doet daar de hartslag dalen 38 è Acetylcholine (ACh) > AChE o bindt aan ligand-afhankelijke receptor in de postsynaptische membraan (nicotine R of muscarine R) o spiercontractie veroorzaakt depolarisatie, namelijk excitatorische postsynaptische potentiaal (EPSP) § stimuleert spiercontractie o Acetylcholinesterase (AChE) degradeert Ach (hydrolyse, acetaat, choline) § leidt tot spierrelaxatie è aminozuren o Glutamaat is de belangrijkste excitatorische neurotransmitter in het CNS o Glycine en GABA (g-aminoboterzuur) zijn inhibitorische neurotransmitters § openen ligand-afhankelijke kanalen voor Cl-; influx van Cl- o produceren een hyperpolarizatie, de inhibitorische postsynaptische potentiaal (IPSP) è Biogene amines o Epinephrine (adrenaline) and norepinephrine (noradrenaline) zijn belangrijk bij de “vecht of vlucht” respons (sympatisch ZS) o Dopamine wordt ingezet in sommige hersengebieden die lichaamsbeweging controleren § cfr Parkinson: verstoorde beweging door verlies van dopaminerge neuronen in de substantia nigra (L-dopa behandeling) schizofrenie: excessieve dopamine productie (DA antagonist) o Serotonine is betrokken bij de regulatie van slaap, rol bij emoties § cfr tekort leidt tot depressie (Prozac - selectieve serotonine reuptake blokker: antidepressivum) è neuropeptiden o Substance P wordt vrijgesteld door sensorische neuronen geactiveerd door pijnlijke stimuli o intensiteit van pijnperceptie hangt af van enkefalines en endorfines (opium en derivaten werken pijnstillend) è Stikstof oxide (NO) 39 o gas geproduceerd uit arginine op moment dat het nodig is, diffundeert door celmembraan, dus niet opgeslagen in vesikels o veroorzaakt gladde spierrelaxatie in spijsverteringskanaal, penis, etc. (erectie – spierrelaxatie laat bloedtoevoer in penis toe - Viagra: verhoogt vrijstelling van NO synaptische integratie Integratie van EPSPs (depolarisatie) en IPSPs (hyperpolarisatie) treedt op thv het neuronaal cellichaam van postsynaptisch neuron o kleine EPSPs sommeren en brengen de membraanpotentiaal dichter bij de drempelwaarde o IPSPs worden afgetrokken van het depolariserend effect van EPSP Op 1 neuron komt communicatie toe van verschillende neuronen o Optelling maken van alle communicatie om te weten wat we gaan doorgeven aan de volgende neuron Twee manieren om drempelwaarde te bereiken voor actiepotentiaal in axon van postsynaptisch neuron: o Spatiale summatie § verschillende synapsen/dendrieten produceren EPSPs o Temporele summatie à te maken met tijd § één synaps/dendriet produceert herhaalde EPSPs 40 habituatie Een aangehouden blootstelling aan een stimulus kan leiden to het verlies van de capaciteit van de cel om er op te antwoorden = habituatie: gewoon worden aan iets de cel vermindert het aantal receptoren omdat er een overmaat aan neurotransmitter voorhanden is belangrijk bij behandeling met geneesmiddelen drugsverslaving Cocaine beïnvloedt neuronen in de “euforie regio” van de hersenen = limbisch systeem bindt aan dopamine transporters en verhindert de waardoor heropname van dopamine G dopamine komt langer voor in de synaps en de ‘pleasure pathways’ in het limbisch systeem vuren meer en meer ⑨ aangehouden blootstelling triggert limbisch systeem neuronen tot reductie van het aantal receptoren de cocaine gebruiker is nu verslaafd: cocaine is nodig om een normale activiteit te bekomen binnen het limbisch systeem stop gebruik: zware depressie – geen enkel positief gevoel mogelijk – volhouden is daardoor extreem moeilijk Tekort aan dopamine zorgt voor down gevoel ,waardoor je meer drugs gaat gebruiken Afkicken: het kan zich herstellen à terug evenwicht krijgen 41 Nicotine bindt direct aan een specifieke receptor op postsynaptische neuronen in de hersenen o hersenen passen zich aan aan aangehouden blootstelling op twee manieren: 1. maken minder nicotine-receptoren 2. veranderen het activatiepatroon van de nicotine-receptoren Nicotine R binden normaal Ach o nicotine verandert de vrijstelling van verschillende NT (Ach, dopamine, serotonine) ook gevoeligheid en hoeveelheid R verandert Bij volledige afwezigheid van nicotine herstelt het ZS en herneemt zijn normale functie Het centraal zenuwstelsel Sponzen: enige phylum zonder ‘zenuwen’ à geen zenuwstelsel Cnidaria: simpelste zenuwstelsel: o neuronen zijn verbonden tot een zenuwweb o geen associatieve activiteit, geen controle over complexe acties of coördinatie Vrijlevende platwormen (phylum Platyhelminthes) zijn simpelste dieren met associatieve activiteit: o 2 zenuwstrengen doorheen het lichaam § laten complexe spiercontrole toe o vooraan gegroepeerde zenuwen, interneuronen/synapsen 42 Zenuwstelsel bij inscecten Cerebraal ganglion (cerebrum): proto-, deutero- en tritocerebrum Circumoesophageale verbindingen Suboesophageaal ganglion Hypocerebraal ganglion Gepaarde zenuwstreng met één paar ganglia per segment (toenemende versmelting) Laterale zenuwen Basisplan van de vertebraten hersnen Alle vertebraten hersenen zijn opgebouwd uit 3 basisdivisies: o achterhersenen of rhombencephalon o middenhersenen of mesencephalon o voorhersenen of prosencephalon 43 Wij als embryo o Voorste groene worden de hersenen > - achter midden vooraan Stijgende dominantie van de voorhersenen De relatieve grootte van verschillende hersengebieden verandert naargelang de evolutie van de vertebraten o uitbreiding van voorhersenen die instaan voor verwerken van sensorische informatie è De hersnenen gaan continu groter en complexer worden 11 Ø Hersenen meer in detail 1 o Wij hebben klein hoofd voor wat we kunnen doen met onze hersenen o Opbouw van hersnenen blijft hetzelfde 44 Hersenen werken via drie principes o Actie o Perceptie o Reasoning: redenering Voorhersenen worden opgebouwd uit: Telencephalon (eindhersenen) o toegewijd aan associatieve activiteit o belangrijk voor correlatie en leren o cerebrum in zoogdieren Diencephalon (tussenhersenen) o Thalamus: integratie en schakelcentrum: sensorische info komt binnen via thalamus en wordt langs daar doorgeschakeld naar andere delen van het cerebrum Hypothalamus: participeert in emoties en controleert de hypofyse, regelt verschillende lichaamsfuncties: honger, dorst, temperatuur enz. Het cerebrum bij de mens oename in grootte van hersenen in zoogdieren reflecteert de grote toename van het cerebrum o opgedeeld in rechter en linker cerebrale hemisfeer, verbonden met elkaar over het corpus callosum o hemisferen worden opgedeeld in lobben: frontale, pariëtale, temporale en occipitale lobben, elk met eigen functie o elke hemisfeer ontvangt sensorische input van de tegenovergestelde (= contralaterale) zijde van het lichaam en stuurt ook daar spiercontracties en dus motorische beweging è Cerebrum: buitenkant è Corpus callosum: groene in tekening 45 Het cerebrum bij de mens stelencephalon < prosencephalon buitenste laag van het cerebrum (grijze stof) bevat ongeveer 10% van alle neuronen in de hersenen sterk geplooid bij hogere zoogdieren, inclusief de mens o doet oppervlak verdrievoudigen in mens opgedeeld in drie regio’s elk met een specifieke functie o Primaire motorcortex: controle van beweging o Primaire sensorische cortex: sensorische controle (horen, zien, voelen) o Associatieve cortex: hogere geestelijke functies (plannen, leren, taal) è Elke regio heeft functie Ingedeeld per lichaamsdeel Proporties soms anders: omdat de grotere dingen meer gevoelreceptoren gaan hebben en dus meer plaats gaan innemen in de hersenen 46 è Linker hersenhelft è Welke regio verantwoordelijk voor welke functie 47 Complexe functies van de hersenen Taal : linker hemisfeer is “dominant” - goed in sequentieel redeneren bvb formuleren van een zin Ruimtelijke herkenning : rechter hemisfeer is goed in ruimtelijk redeneren bvb puzzels of tekeningen maken, 3D, - ook belangrijk in de context van musicale capaciteiten Geheugen o zit verdeeld over de hersenen o korte-termijn geheugen wordt opgeslagen onder de vorm van tijdelijke neuronale excitatie o lange-termijn geheugen omvat structurele veranderingen in neurale connecties Ziekte van Alzheimer: conditie waarin geheugen en denken disfunctioneel worden o twee mogelijk oorzaken worden vooropgesteld is 1. neuronen worden gedood ‘from the outside in’ il beide gevallen § externe proteinen: b-amyloid - plaques 2. neuronen worden gedood ‘from the inside out’ I neuromen gedood. § interne proteinen: tau (t) het ruggenmerg bij de mens Het ruggenmerg is de kabel van neuronen vertrekkend van de hersenen en lopend doorheen de hele wervelkolom (= ruggengraat) o ingesloten en beschermd door de wervels en de hersenvliezen (meninges) o bestaat uit grijze stof (cellichamen, dendrieten, glia) en witte stof (sensorische en motorische axonen) o is informatiesnelweg tussen hersenen en rest van lichaam o zelfstandige rol in reflexen (reactie op stimulus zonder tussenkomst van hersenen) § bvb de kniereflex, is monosynaptisch § bvb de pijnreflex, via 1 interneuron è foto: in een wervelkolom: je ziet ruggenmerg en verschillende uitlopers 48 kniereflex o spierspindle: receptor die gaat meten hoe lang uw spier is en daarop reageert. o Zenuw: samenbundel van verschillende neuronen o Senorische neuronen: info doorgeven naar ruggenmerg o Axon gaat direct connectie maken met dendrieten van motorneuron en wordt omgezet naar elekrsich signaal à spier gaat samentrekken (reflex dia alleen langs het ruggenmerg passeert) Motorneuron: zorgt dat spier reageert en dat je je hand gaat wegtrekken Welke informatie gaat wel naar de hersenen gaan: pijn is iets subjectief à pijn is voor iedereen anders en wordt waargenomen in de hersenen à ook wat je nadien moet doen qua verzorging zijn allemaal processen die zich afspelen in de hersenen Het perifeer zenuwstelsel Het PZS omvat zenuwen en ganglia o Zenuwen zijn bundels van axonen ingebed in bindweefsel o Ganglia zijn groepjes van cellichamen van neuronen è Elk rondje op foto is een axon van een neuron 49 Het perifeer zenuwstelsel à alles wat buiten het ruggenmerg ligt Sensorische neuronen: o axonen treden binnen via de dorsale hoorn en vormen zo de dorsale wortel van het ruggemerg o cellichamen zijn gegroepeerd buiten het ruggemerg in de dorsale wortel ganglia Motorische neuronen: o axonen verlaten het ruggemerg ventraal en vormen zo de ventrale wortel o cellichamen liggen in het ruggemerg è Samen in zenuw = gemengde zenuw Het perifeer zenuwstelsel Somatisch zenuwstelsel: o onder controle van onze wil o innervatie skeletspieren § Noot: verschillende spieren werken soms agonistisch, soms antagonistisch: de antagonist van de spier wordt geinhibeerd door hyperpolarizatie (IPSPs) van spinale motorneuronen è Er zijn spieren die antagonistisch aan elkaar werken: de ene spier gaat samentrekken, maar de andere gaat ontspannen om iets te doen Vegetatief of autonoom zenuwstelsel: o niet onder controle van onze wil o innervatie gladde spieren, hartspier, klieren o in te delen in sympatisch (fight or flight) en parasympatisch (rust) ZS - § in beide bestaat de efferente motorbaan uit 2 neuronen: een preganglionair neuron: vertrekt in het CZS en maakt synaps in een autonoom ganglion een postganglionair neuron: verlaat het ganglion en reguleert viscerale effectors = gladde of hartspier of klieren 50. Het autonoom zenuwstelsel Fight or flight modus Sympatisch zenuwstelsel o cellichamen van preganglionaire neuronen liggen in de thoracale en lumbale regio van het ruggemerg è Alles van sympatisch zenuwstelsel vertrekgt uit thoracale en lubale regio’s A o meeste axonen maken synaps in 2 parallelle ketens van ganglia net buiten het ruggemerg (de spinale ganglia) Parasympathetisch zenuwstelsel o cellichamen van preganglionaire neuronen liggen in de hersenen en de sacrale regio van het ruggemerg V è Parasympatisch uit hersenen of sacrale regio’s o axonen eindigen in ganglia dichtbij of zelfs in de interne organen 51 & Niet vanbuiten kennen è Zie extra slide in foto’s è Fight or flight modus 52

Use Quizgecko on...
Browser
Browser