Summary

This document covers various economic concepts within the field of economics. It features topics such as econometrics, game theory, and experimental economics. The document also explores market mechanisms and how they relate to factors like costs and willingness to pay.

Full Transcript

7.6 Econometrie, speltheorie en experimentele economie Econometrie: combineert elementen uit de economische theorie, de wiskunde en de statistiek en is erg geschikt om economische theorieën te verifiëren Speltheorie: om strategisch gedrag van economische agenten (bedrijven, personen) te analyseren...

7.6 Econometrie, speltheorie en experimentele economie Econometrie: combineert elementen uit de economische theorie, de wiskunde en de statistiek en is erg geschikt om economische theorieën te verifiëren Speltheorie: om strategisch gedrag van economische agenten (bedrijven, personen) te analyseren § Maakt het mogelijk de verwachte reacties van de opponenten op bepaalde strategische acties van een agent in zijn beslissingsproces te incorporeren Experimentele economie: een recente ontwikkelde stroming in de empirische economie maakt gebruik van deskundig opgezette experimenten om de validiteit van bestaande economische theorieën te verifiëren Hoofdstuk 2. Het marktmechanisme 1. Inleiding Analyse van Alfred Marshall: prijzen komen tot stand rekening houdend met: § Productiekosten § Betalingsbereidbaarheid van de consument Concept van ontmoeting van potentiële vragers en aanbieders Kenmerken markt: § Product is homogeen § Zeer groot aantal aanbieders met een zeer groot aantal potentiële kopers § Vrije toegang tot, en vrije uittreding uit, de markt § Marktdeelnemers hebben perfecte informatie →wnr voldaan aan deze 4 kenmerken: zuivere mededinging/perfecte concurrentie /volkomen concurrentie !!! in werkelijkheid geen enkele markt die voldoet aan alle 4 Markt met zuivere mededinging: ideale constructie (element waarmee vergeleken kan worden) 2. De marktvraag 2.1 Algemene formulering Marktvraag: totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn te kopen afhankelijk van een aantal determinanten (prijs, inkomen,…) § Is een stroombegrip: het gaat om een hoeveelheid per tijdseenheid Vraagfunctie: Wet van de vraag xv=xv (px,y, u, pz, pw, ….,n, a) xv: de gevraagde hoeveelheid px: de prijs van het goed y: inkomen u: smaak of voorkeur pz, pw, ….: de prijzen van andere goederen n: het aantal consumenten a: andere factoren, o.a. de verwachtingen over toekomstige prijzen 10 Invloed inkomen is voor vele goederen positief. Uitzonderingen: inferieure goederen: goederen waarvoor de gevraagde hoeveelheid daalt bij hogere inkomens vb. melk van Aldi vs Delhaize Complementaire goederen: een prijsverhoging van het ene goed zal de gevraagde hoeveelheid van het andere goed doen afnemen Vb. prijs auto’s↗, gevraagde hoeveelheid benzine ↘ Substituten: de prijs van het ene goed heeft een positieve invloed op de prijs van het andere goed Vb. koffie en thee Vraag 2.2 Grafische voorstelling (ceteris paribus) (Partiële analyse) a = intercept = gevraagde hoeveelheid bij prijs 0 -b = helling / rico Xv = a - bp Verband tussen gemiddelde prijs en het aantal gevraagde cd’s (negatieve relatie) X: gevraagde hoeveelheid P: prijs marginale / maximale Vraagcurve: kan ook geïnterpreteerd worden als een weergave van de betalingsbereidheid van de consumenten 11 Voorbeeld: toename van het inkomen Verschuiving van de vraagcurve tgv: 1. Inkomenstoename : gevraagde hoeveelheid rechts van de initiële vraagcurve is gesitueerd 2. Prijzen van andere goederen (substitutie) 3. Preferentiewijzigingen ‘intertemporele substitutie’ 4. Aantal vragers ‘snobeffecten’ Beweging langs de vraagcurve (luik a) en van de vraagcurve (luik b) Beweging langs een vraagcurve: veranderingen in prijs Wijzigingen in andere determinanten: verschuiving van de vraagcurve = wijziging intercept 3. Het marktaanbod 3.1 Algemene formulering Marktaanbod: de totale hoeveelheid die alle producenten samen bereid zijn te produceren afhankelijk van een aantal economische determinanten Aanbodfunctie: xa = xa (px, r, w,……., pz, pw,……, t, n, a) Wet van het aanbod xa: de aangeboden hoeveelheid px: prijs van het goed r, w,…: de prijzen van de productiefactoren kapitaal, arbeid,… pz, pw,…: de prijzen van andere goederen t: een indicator voor de stand van de technologie n: het aantal producenten a: andere factoren, waaronder de verwachte toekomstige prijzen 12 Hogere prijs: § Wijst erop dat het goed relatief schaarser is geworden § Impliceert toenemende winstmogelijkheden en zet de producenten aan om grotere hoeveelheden op de markt te brengen Substituten in productie: § Als men gezinswagens en sportwagens met deels dezelfde productielijnen worden gerealiseerd, dan kan een toename van de prijs van gezinswagens het aanbod van de sportwagens doen dalen Complementen in productie: § Een toename van de prijs van olie zal het aanbod van olie doen toenemen, waardoor als bijproduct ook meer gaswinning kan worden gerealiseerd Verschuiving van de aanbodcurve tgv: 1. Verbeterde technologie 2. Verandering van prijzen van de productiemiddelen 3. Verandering van het aantal aanbieders: groter aantal aanbieders verhoogt het aanbod bij een gegeven prijs 4. Verandering van de verwachtingen aanbod verschuiven: producten stockeerbaar = ‘intertemporele substitutie’ 3.2 Grafische voorstelling Aanbodcurve: positief verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid § Hogere prijzen zetten producenten aan om meer op de markt te brengen § Reflecteert bij verschillende hoeveelheden de minimale prijs die producenten willen ontvangen om bijkomende eenheden aan te bieden § Bij grote productie: producenten vragen hogere prijzen om een toename in het aanbod te realiseren (ontvangsten om meer te kunnen produceren d = helling c = intercept Xa = c + dp 13 Verschuiving van de aanbodcurve Verschuiving naar rechts: door nieuwe technologie Verschuiving naar links: door toename van de lonen 4. Het marktevenwicht 4.1 Het begrip marktevenwicht Evenwicht: wanneer tegen de geldende prijs de hoeveelheid die gebruikers willen kopen precies gelijk is aan de hoeveelheid die de bedrijven wensen aan te bieden § Bij afwijkingen van deze toestand zijn er automatische krachten die in wreking treden die de marktuitkomsten opnieuw naar het evenwicht dringen 4.2 Grafische voorstelling Aanbodoverschot: § Neerwaartse druk die de toestand terug in evenwicht brengt § Zolang het aanbod de vraag overtreft, zullen producenten worden aangezet tot opeenvolgende prijsverlagingen 14 Vraagoverschot: § Opwaartse druk (automatische krachten) doe de toestand weer in evenwicht brengt § Consumenten zij bereid een hogere prijs te betalen ,wat producenten ertoe aanzet hogere prijzen te betalen 4.3 Verschuivingen in het marktevenwicht Comparatieve statica: men bekijkt de initiële situatie en de finale uitkomst, maar het aanpassingsproces zelf wordt niet bestudeert Luik a: vraagcurve verschuift naar rechts tgv bv een inkomenstoename Luik b: aanbodcurve verschuift naar rechts tgv bv een beter technologie Luik c: vraag- en aanbodcurve verschuiven gelijktijdig naar rechts Evenwichtsprijs is onzeker (hoeveelheid daalt) Luik d: verschuiving van vraag en aanbod in tegengestelde richting § Evenwichtshoeveelheid is onzeker (prijs↘) 4.4 Algebraïsche analyse van het marktevenwicht Vraag = aanbod x v= x a 15 4.5 Het marktmechanisme is werking: toepassingen Inkomensstijging Technologische vooruitgang Combinatie van de veranderingen aan de vraag- en aanbodzijden van de markt leidt uiteindelijk tot dalende reële prijzen en een grote toename van de verkochte hoeveelheden. Voorbeelden: § BSE-crisis in de rundvleessector a) Vertrouwencrisis: Vraag ↘, prijs ↘ b) Rundvlees en varkensvlees: substituten c) Overschakelen op varkensvlees: prijzen↗ →lange termijn: meer varkens fokken (aanbod↗) Onmiddelijke vs lange termijn effecten GEVOLG: prijzen varkensvlees ↘ § Dynamic Random Access Memory (DRAM) a) Dachten dat de vraag en prijs zouden toenemen bij het lanceren van een nieuwe Windows-versie. Dat de mensen een upgrade zouden vragen. ‘foutieve verwachtingen’ MAAR kwam er niet waardoor de prijzen instortten - Uitsterven van de beeldbuistelevisie 4.6 Empirisch bepalen van vraag en aanbod Methoden: § Statistische methoden: (voor vraag- en aanbodfuncties) a) FASE 1: Gegevens verzamelen Tijdsreeksgegevens: vb maandelijkse geg over de tarwemarkt van de periode 1990-1995 Doorsnedegegevens: in het kader van budgetenquêtes b) FASE 2: statistische schattingstechnieken worden aangewend om op basis van deze gegevens de parameters van de vraag- en aanbodfuncties te bepalen § Interviews en surveytechnieken: a) Om de vraagzijde te bestuderen, gaat men de reacties van bepaalde veranderingen in prijzen onderzoeken § Directe experimenten: a) Potentiële consumenten worden met variërende prijzen en budgetten geconfronteerd in een gecontroleerde winkelomgeving b) Zo krijgt men info over prijs- en budgetgevoeligheid 16 5. De prijselasticiteit van vraag en aanbod Men wil de omvang van de prijs- en hoeveelheidswijzigingen weten. (hiervoor alleen richting) Luik a: veel minder prijsgevoelig (initieel) Luik b: als de aanbodcurve vlakker is (zeer prijselastisch), dan verhandelde hoeveelheid ↗ en blijft de prijsstijging op de markt eerder beperkt !!! De precieze invloed van op prijzen en hoeveelheden hangt dus sterk af van de prijsgevoeligheid van vraag en aanbod. 5.1 Prijselasticiteit van de vraag Negatief verband 5.1.1 Definitie Prijselasticiteit van de vraag: een indicator voor de gevoeligheid waarmee consumenten reageren op een prijsverandering, bij gelijkblijvende waarden van alle andere determinanten van de vraag (ceteris paribus) § Hoeveel % de gevraagde hoeveelheid wijzigt wnr de prijs toeneemt met 1 % § Een onbenoemd getal dimensieloos getal § Steeds negatief : daarom wordt dikwijls de absolute waarde | | |ε| < 1: inelastische vraag 1% § Vb. prijselasticiteit = 0,5. Dan zal een toename van de prijs met 10% slechts leiden tot een daling van de gevraagde hoeveelheid met 5% |ε|> 1 : elastische vraag § Prijstoename van 1 % leidt tot een afname van de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1 % |ε|= 1 : unitair elastisch 17 5.1.2 Berekenen van de prijselasticiteit van de vraag Boogelasticiteit of segmentelasticiteit: § Voor grote veranderingen § Hierbij evalueert men de prijselasticiteit in het gemiddelde van de 2 gegeven prijs- hoeveelheidcombinaties Puntelasticiteit: § Voor kleine veranderingen § Om de prijselasticiteit te berekenen obv een willekeurige vraagcurve (functievoorschrift) dx/dp : afgeleide van de vraagfunctie mbt de prijs Bij een lineaire vraagcurve is de elasticiteit afhankelijk van het punt! Loglineair Iso-elastische vraagcurve Loglineair: logaritmering maakt deze functie lineair in de logaritmen Altijd -B! 18 Constante elasticiteit gelijk aan 1 = totaal bedrag van de uitgaven voor dat goed is steeds gelijk Constante elasticiteit gelijk aan 1 = gelijkzijdige hyperbool een loglineaire vraagcurve die als bèta 1 heeft, waardoor de elasticiteit dus ook gelijk is aan 1, die is dus unitair elastisch 5.1.3 Grafische interpretatie van de prijselasticiteit van de vraag 2 belangrijke implicaties: § Voor een gegeven lineaire vraagcurve varieert de prijselasticiteit van zeer klein (bij een zeer lage prijs) tot zeer groot (bij een hoge prijs) § De prijselasticiteit neemt in een gegeven punt in absolute waarde toe naarmate de vraagcurve door dat punt vlakker wordt getekend Perfect prijselastisch vs perfect prijsinelastisch 5.1.4 Het verband tussen de prijselasticiteit van de vraag en de uitgaven Zie dia 35 studant Linkse luik: prijstoename leidt tot een daling van de uitgaven (p1x1 < p0x0) Rechtse luik: prijsafname leidt tot een stijging van de uitgaven (p1x1 > p0x0) 19 Verband tussen prijselasticiteit van de vraag en de totale uitgaven | |< 1 | |=1 | |>1 p↘ Uitgaven ↘ Uitgaven constant Uitgaven ↗ p↗ Uitgaven ↗ Uitgaven constant Uitgaven ↘ De gevolgen van een mislukte oogst Marktvraag (inelastisch) vs bedrijfsvraag (elastisch) De vermindering van een aanbod, drijft de prijzen naar boven. Luik a: de totale uitgaven voor het product nemen toe (p1x1 > p0x0) Luik b: als de vraag elastisch is, dalen de inkomsten van de producenten Fallacy of composition: een mislukte oogst voor alle producenten is minder erg dan een mislukte oogst voor één producent § Wat correct is voor het geheel is niet noodzakelijk correct op individueel vlak, en omgekeerd § Als de vraag inelastisch is en de oogst van alle producenten van een bepaald landbouwproduct mislukt, geen ramp voor betrokken partijen § Als de oogst van 1 boer mislukt en die van alle anderen niet, dan is dit een zeer slechte zaak voor de getroffen lanbouwer 5.1.5 Determinanten van de prijselasticiteit van de vraag § De beschikbaarheid van substituten Hoe talrijker het aantal voorhanden zijnde substituten voor goed x en hoe beter deze goederen ter vervanging van x in aanmerking komen, des te groter de prijselasticiteit van de vraag naar x zal zijn a) Vb. de prijselasticiteit van de vraag naar auto’s bedraagt ongeveer -1, daarentegen is de prijselasticiteit voor bepaalde types veel groter (tussen -3 en-7) § Gaat het om noodzakelijke goederen of luxegoederen? Prijselasticiteit van de vraag naar een luxegoed > naar die van een noodzakelijk goed § De beschouwde tijdshorizon Wie jarenlang gewend is geweest met de auto naar het werk te gaan, gaat niet onmiddellijk overschakelen op openbaar vervoer wanneer de benzineprijzen stijgen 20 →voor zowat alle goederen is de prijselasticiteit van de vraag groter op lange termijn dan op korte termijn + Belang in budget (lucifers vs auto) 5.2 De prijselasticiteit van het aanbod Positief verband 5.2.1 Definitie en berekening Prijselasticiteit van het aanbod van een goed x: de invloed van een kleine procentuele toename in de prijs op de aangeboden hoeveelheid Is een positief getal maar daalt wanneer de hoeveelheid toeneemt (lineair) Voor kleine prijsveranderingen kan de puntelasticiteit bepaald worden als: Dxa/dp: afgeleide van de aanbodfunctie mbt de prijs !!! voor een lineaire aanbodfunctie varieert de prijselasticiteit van punt tot punt Elastisch aanbod: prijselasticiteit > 1 →prijstoename leidt tot een meer proportionele verhoging van de aangeboden hoeveelheid Inelastisch aanbod: elasticiteit < 1 5.2.2 Grafische interpretatie Inelastisch: = 0 (verticale) Elastistisch: =∞ 21 Unitair elastisch inelastisch 5.2.3 Determinanten van de prijselasticiteit van het aanbod § Flexibiliteit en mobiliteit van de productiefactoren Naarmate het eenvoudiger is de nodige extra productiefactoren aan te trekken uit andere regio’s of uit andere sectoren zal het aanbod meer elastisch reageren. § Tijdshorizon De prijselasticiteit van het aanbod is ook groter op lange termijn dan op korte termijn. 5.3 Prijselasticiteiten in actie: enkele toepassingen Oliecrisis ’73-’74: § Olieprijzen X3 in enkele maanden → verklaring: op korte termijn zijn zowel aanbod als vraag inelastisch a) Aanbod inelastisch: niet eenvoudig de productie op te voeren bij prijsstijging b) Vraag niet erg prijsgevoelig c) Luik a: aanbodbeperking leidt tot een enorme prijsstijging en een beperkte daling van de hoeveelheid → lange termijn: prijselasticiteiten van vraag en aanbod aanmerkelijk groter a) Luik b: uiteindelijke prijsstijging is veel minder drastisch en afname van verhandelde hoeveelheid is veel groter 22 Effecten van immigratie op de woningmarkt: § Korte termijn: aanbod van woningen inelastisch (aanbodcurve verticaal tov het niveau van het bestaande aantal woningen) →toenamen van de vraag, leidt tot stijging van de woningprijzen § Lange termijn: hogere prijzen op de woningmarkt zetten de bouwondernemingen aan om meer woningen aan te bieden →prijsstijgingen veel beperkter dan op KT 6. Andere elasticiteiten van vraag en aanbod Kruiselingse prijselasticiteit: met welk percentage de vraag naar goed i wijzigt ten gevolge van een procentuele verandering in de prijs van goed j. § Voor complementaire goederen: kruiselasticiteit is negatief § Substituten: positief § Onafhankelijke goederen: nul : de gevraagde hoeveelheid van i pj : prijs van goed j Voor kleine veranderingen: = 23 Betekenis uitkomsten: Inkomenselasticiteit van de vraag: § Invloed van een toename van het inkomen met 1% op de gevraagde hoeveelheid § Uitgedrukt voor kleine veranderingen hebben we: Reclame-elasticiteit van de vraag: met welk percentage neemt de gevraagde hoeveelheid toe wanneer de reclame-uitgaven met 1% stijgen vb. Inputprijselasticiteit van het aanbod: met welk percentage verandert het aanbod wanneer de lonen in de sector stijgen met 1% 7. De markt en overheidsinstanties 7.1 Indirecte prijsinterventies: indirecte belastingen en subsidies Motieven om indirecte belastingen op te leggen: § Om inkomsten te vergaren voor de voorziening van publieke voorzieningen § Omdat consumptie van bepaalde goederen ontmoedigd moet worden § Vormen: a) Accijns: een constante belasting per eenheid van het product b) Ad valorem belasting:een procentuele belasting op de waarde van het product (BTW) Verticale afstand: accijns t Belastingafwenteling op de consument: belasting door te rekenen naar de consument !!! zowel producent als consument ondervindt het nadeel van de belasting Belastingsinkomen van de staat: rechthoek abcd Prijsgevoeligheid van de vraag bepaald de: prijsverandering, hoeveelheidswijziging en belastingopbrengst Prijsgevoelige vraag laat prijs bijna onveranderd beïnvloedt de gevraagde hoeveelheid fors doet de belastingsopbrengsten gevoelig dalen reduceert belastingsafwenteling op de consument drastisch laat producent (bijna) alle belastingen betalen Prijsongevoelige vraag: tegengestelde effecten Grootst mogelijk effect vervuiling: meest elastische producten het zwaarst belasten 24 Grootst mogelijke opbrengsten: meest inelastische producten zwaarder belasten subsidies: verlenen aan de producenten van goederen of diensten waarvan de overheid het verbruik wil stimuleren vb openbaar vervoer = § Neg belastingen § Omgekeerde resultaten § Kostenverlaging verschijft het aanbod De nieuwe marktprijs ligt lager dan voorheen (p1 < p0), en de consumptie neemt toe (x1>x0) Worden gefinancierd met overheidsinkomsten Stimuleren consumptie en productie 7.2 Directe prijsreglementering: minimum- en maximumprijzen Doel: § Om inflatie in te dijken § OF bij grote schaarste van specifieke noodzakelijke goederen Maximumprijs (pmax) § Slechts zinvol als maximumprijs < evenwichtsprijs Minimumprijs: (pmin) Vaak in landbouw: om bevoorrading veilig te stellen en aanvaardbaar landbouwinkomen § Luik a: a) Producenten leveren een hoeveelheid x0 waarvan x1 wordt verkocht op de markt b) Verschil wordt opgekocht door de overheid (aanbodoverschot) § Luik b: a) Hoeveelheid x0 wordt op de markt gegooid aan een prijs p1 b) De overheid betaalt het verschil tussen de gegarandeerde minimumprijs pmin en de prijs waartegen het totale aanbod kan worden verkocht p1 c) Deze methode vermijdt dat de overheid productie opkoopt 25 7.3 Directe beïnvloeding van vraag of aanbod 1. Invoerbeperking (quota) § Om eigen industrie te beschermen § Vb graan a) Probleem: onbeperkte hoeveelheden in het buitenland tegen een prijs pw (lager dan de evenwichtsprijs in België) b) In totaal wordt er een hoeveelheid xv gekocht tegen een prijs pw c) Totale hoeveelheid xv is een deel xa afkomstig van binnenlandse producenten (rest van buitenland) d) Invoer: xv-xa e) Overheid beperkt de invoer tot maximaal een hoeveelheid xM f) Verkochte hoeveelheid daalt tot x’v, binnenlandse productie neemt toe tot x’a g) Invoer bedraagt precies: xM = x’v– x’a h) Prijs op Belgische markt neemt toe van pw tot pM 2. Productiequota (potentiële illegale vangst) 3. Directe interventie 26

Use Quizgecko on...
Browser
Browser