Tekstboekje Kolonialisme en Dekolonialatie PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Dit document bespreekt kolonialisme en dekolonisatie. Het behandelt de historische context en de gevolgen hiervan, zowel in de kolonies als in de 'moederlanden'. Verschillende voorbeelden worden gebruikt om de impact van deze processen te illustreren. Het document laat ook zien hoe historici de geschiedenis en huidige samenleving tegen de achtergrond van kolonialisme en dekolonisatie benaderen.
Full Transcript
**KOLONIALISME** **EN** **DEKOLONISATIE** **\ ** **Inleiding** De westeuropese samenlevingen zijn pluriform en/of multicultureel. Problemen en ongemakken die daaruit voortkomen, leiden tot heftige debatten in de media en in de politiek maar ook gewoon op straat en bij de mensen thuis. In veel...
**KOLONIALISME** **EN** **DEKOLONISATIE** **\ ** **Inleiding** De westeuropese samenlevingen zijn pluriform en/of multicultureel. Problemen en ongemakken die daaruit voortkomen, leiden tot heftige debatten in de media en in de politiek maar ook gewoon op straat en bij de mensen thuis. In veel publieke debatten is nuance ver te zoeken. Misschien is het niet zo interessant om te luisteren naar mensen die proberen tot een overeenkomst te komen en worden daarom mensen tegenover elkaar gezet die hun standpunten tot het uiterste doorvoeren. Als je van de (sociale)media uitgaat, lijkt het vaak alsof de mensen hopeloos verdeeld zijn. De tegenstellingen zijn enorm divers; leeftijd, gender, ras, cultuur, religie, seksualiteit, politieke voorkeur, economisch-sociaal, afkomst, stad/platteland etcetera. Intersectionelen zouden al deze tegenstellingen in samenhang behandeld willen zien omdat ze met elkaar verbonden zijn. Helaas hebben we niet de tijd om dit in één onderwerp te doen. In dit boekje wordt de samenhang behandeld tussen het kolonialisme en problemen die daaruit voortgekomen zijn in de voormalige koloniën én in de voormalige 'moederlanden'. Er zijn mensen die beweren dat er geen verband is tussen huidige maatschappelijke problemen en het koloniale verleden. Zij stellen dat het behandelen van dit onderwerp al een politieke stellingname is en daarmee hoogst subjectief. Wij nodigen jullie uit daarover een eigen oordeel te vormen. Omdat het kolonialisme en de dekolonisatie een wereldomvattend fenomeen was en niet alles behandeld kan worden, is steeds gekozen voor voorbeelden. Geen enkel voorbeeld is één op één te vertalen naar situaties in andere tijden en landen. De voorbeelden geven wel inzicht in hoe postkoloniale historici tegen de geschiedenis en de huidige maatschappij aankijken. Je zou de voorbeelden kunnen zien als argumenten voor hun zienswijze. In het debat staan de volgende twee uitersten tegenover elkaar. Aan de ene kant staan de mensen die beweren dat er nog steeds niet voldoende erkend wordt wat Europeanen de wereld hebben aangedaan. Tot op de dag van vandaag hebben niet witte mensen last van het (institutioneel) racisme en ongelijkheid waarvoor de basis tijdens het kolonialisme is gelegd. Aan de andere kant staan de mensen die beweren dat mensen hun achterstand aan zichzelf te danken hebben en hun onvermogen om te slagen in het leven, niet op anderen en het verleden moeten afschuiven. Aandacht voor het koloniale verleden is teveel omgeslagen naar een obsessie met de negatieve kanten waardoor het beeld eenzijdig is. Wat vind jij? Afbeelding op het omslag: Patrice Lumumba spreekt koning Boudewijn van België toe tijdens de souvereiniteitsoverdracht op 30 juni 1960 in Kinshasa. Deze speech vol aanklachten volgde op die van koning Boudewijn die het Congolese volk paternalistisch toesprak. **\ ** **H.1 Kolonisatie en imperialisme** In de tweede klas hebben jullie geleerd over het kolonialisme en het imperialisme. Vanaf de 16e eeuw wisten Europeanen stukje bij beetje de hele wereld onder hun controle te krijgen. De Nieuwe Tijd die rond 1500 begint, zorgde niet alleen voor grote veranderingen op elk mogelijk gebied in Europa maar ook voor de rest van de wereld. Al in de late Middeleeuwen deden in Europa verhalen de ronde over de onmetelijke rijkdommen die daar te vinden waren. Reizigers als Willem van Rubroeck (ca. 1220 -- na 1257) en Marco Polo (1254 -- 1324) konden dankzij de stabiliteit in het Mongoolse rijk, heel Azië bereizen en kwamen met wonderlijke verhalen terug. ![](media/image2.png)Dichterbij huis vond een uitwisseling van kennis plaats. In islamitisch Spanje, het Midden-Oosten en op Sicilië ontmoetten de Arabische en de Europese wereld elkaar. De Europeanen kwamen opnieuw in aanraking met de kennis van de klassieke oudheid en de nieuwe ontdekkingen van de Arabische wetenschap. Zij maakten kennis met het astrolabium, een instrument waarmee men op zee kon navigeren. Ook maakte men dankbaar gebruik van de cartografische kennis van geografen als Al-Idrisi (1100 -- 1166) en Piri Reis (1470 -- 1553). 15e eeuwse kopie van een wereldkaart van Al-Idrisi. Het zuiden is bovenaan getekend en stelt Afrika voor. Centraal op de kaart is het Arabisch schiereiland afgebeeld. Het Euraziatische continent staat er in zijn geheel op. De val van Constantinopel en de voortdurende oorlogen tegen het Ottomaanse rijk maakten direct contact met het rijke India en China vrijwel onmogelijk. Dankzij de geografische kennis en het astrolabium durfden de Portugezen het aan een route te zoeken naar het verre oosten waarbij ze het Ottomaanse rijk konden omzeilen. Zij zochten vanaf 1415 een zeeweg om Afrika heen. De Spaanse katholieke koningen Isabella en Ferdinand veroverden in 1492 het laatste islamitische bolwerk in Spanje, Granada, en financierden een reis van Columbus. Deze wilde proberen via het westen, over de Atlantische oceaan, China en India te bereiken. De Portugezen en de Spanjaarden zaten elkaar tijdens de ontdekkingsreizen behoorlijk in de weg. Met de verdragen van Tordesillas (1494) en Zaragosa (1529) werd de niet-Europese wereld in tweeën verdeeld. De verdeling van de wereld tussen Spanje en Portugal **Amerika** ![](media/image4.jpeg)De ontdekking van Amerika door Columbus was voor de bevolking van het continent een ramp van apocalyptische proporties. Eén van de eerste eilanden die Columbus in 1492 bereikte was Hispaniola. Volgens Bartolomé de las Casas in zijn boek *Brevísima ralación de las destrucción de las Indias* (1553) werd de bevolking van dit eiland van ca. 400.000 binnen enkele decennia teruggebracht tot niet meer dan 200. Wreedheden speelden hierin een rol maar vooral de introductie van allerlei nieuwe ziekten werd de bevolking fataal. In 1491 leefden er op het Amerikaanse continent ongeveer 145 miljoen mensen. In 1691 waren er nog maar 15 miljoen over. Twee afbeeldingen uit de Florentijnse Codex uit ca. 1585. Dit is een verzameling handschriften en tekeningen over de geschiedenis van de Azteken door de Azteken. Links is een tekening bij een tekst over de pokkenepidemie die talloze slachtoffers veroorzaakte. Rechts is een afbeelding bij een tekst over een massaslachting door Spanjaarden in een tempel. Door de massale sterfte in Amerika waren de Spanjaarden en Portugezen aangewezen op immigranten om het land winstgevend te kunnen exploiteren. Behalve grote aantallen Spanjaarden en Portugezen werden vele tot slaaf gemaakten uit Afrika gehaald om de enorme plantages te bewerken. In Amerika ontstonden zo *vestigingskoloniën*. **Afrika en Azië** In Afrika en Azië ging dat anders. Daar waren de omstandigheden anders en konden geen grote vestigingskoloniën gesticht worden. In Afrika waren weinig grote centraal geleide staten zodat gebieden slechts beperkt efficient veroverd konden worden. Bovendien was het klimaat in een groot deel van Afrika niet gezond voor Europeanen. In plaats van de inheemsen waren het in Afrika vooral de witte Europeanen die stierven aan allerlei ziektes. In Azië waren ook geen grootschalige vestigingen mogelijk. Daar stonden vorsten de Europeanen toe hier en daar handelsposten te openen. In Afrika en Azië werden dus hooguit aan de kust kleine handelsposten en bevoorradingsposten geopend, de zogenaamde *factorijen*. In de zestiende eeuw kregen de Portugezen en Spanjaarden concurrentie van de Engelsen, de Fransen en de Nederlanders. Vanwege de voortdurende oorlog met de Spanjaarden besloten de Engelsen en de Nederlanders hun verschillende handelscompagnieën samen te voegen tot compagnieën met een handelsmonopolie en volmachten om oorlogshandelingen te verrichten. Zo werden de East India Company (1600) en de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC (1602) opgericht. Deze compagnieën werden nadrukkelijk opgericht om de Spaanse commerciële belangen een slag toe te brengen en daarmee de financiering van het Spaanse leger. De Fransen volgden met een vergelijkbare Compagnie Française pour le commerce des Indes orientales (1664). In de zestiende en de zeventiende eeuw waren vooral de Nederlanders enorm succesvol. Halverwege de zeventiende eeuw bezaten de VOC en de WIC (West-Indische Compagnie, 1621) kolonies en factorijen in Noord- en Zuid Amerika, de Caraïben, de westkust van Afrika, Zuid-Afrika, Mauritius, India, Indonesië, Taiwan en Decima in Japan. In Zuid-Afrika ontstond de enige vestigingskolonie van de VOC. De lokale Khoikhoi en San werden slachtoffer van een pokkenepidemie. Nederlandse kolonisten namen hun weidegronden in en verdreven de overlevenden naar het binnenland. **Slavernij** De verovering van Nederlands Brazilië bracht het Spaans-Portugese gezag een gevoelige klap toe. In dit gebied waren winstgevende suikerrietplantages. Om dit gebied winstgevend te exploiteren en dus uit handen van de Spaanse koning te houden besloot het bestuur van de WIC te investeren in de slavenhandel. Ook de VOC, maar vooral het VOC personeel, handelde in de Oost met slaven. In Batavia, door Jan Pietersz. Coen gesticht na de stad Jacatra te hebben veroverd en verwoest, leefden halverwege de 17e eeuw meer tot slaaf gemaakten dan andere inwoners. Ook hier had men de oorspronkelijke bewoners uitgeroeid of verdreven. Op de Banda-eilanden gebeurde na de genocide op de oorspronkelijke bewoners (1621) hetzelfde. De slaven in de VOC koloniën kwamen vooral uit Bali, India en Ceylon (Sri Lanka). Aan het einde van de achttiende eeuw hadden de Europese handelscompagnieën een groot netwerk van factorijen in Afrika en Azië opgezet. Alleen in Amerika en Zuid-Afrika was sprake van grote vestigingskolonieën. ![](media/image6.png) **De negentiende eeuw** Eind achttiende, begin negentiende eeuw wisten de grote Europese vestigingskoloniën in Amerika onafhankelijk te worden. In 1776 verklaarden de Verenigde Staten zich onafhankelijk van Engeland. De Franse Revolutie (1789) en de daarop volgende oorlogen tot aan de slag bij Waterloo (1815) zorgden ervoor dat Spanje en Portugal tussen 1810 en 1828 al hun Amerikaanse koloniën kwijt raakten. Deze periode betekende ook het failliet en het opheffen van de VOC en de WIC. Toen Nederland deel uitmaakte van het Franse Rijk kwamen de koloniale bezittingen in bezit van de Franse overheid. Herman Willem Daendels werd naar Java gestuurd om het eiland voor te bereiden op een mogelijke Engelse invasie. Om de Nederlands/Franse troepen snel te kunnen verplaatsen liet hij in 1808 de Grote Postweg, een weg van 1000 kilometer van oost naar west Java aanleggen. De aanleg kostte tienduizenden dwangarbeiders het leven. In 1811 nam Engeland alsnog de oude VOC bezittingen in bezit. Na het Congres van Wenen droeg Engeland de oude bezittingen van de WIC en de VOC over aan de Nederlandse staat of beter gezegd, aan de Nederlandse koning. Ook in de andere Europese landen gingen de nationale overheden zich meer en meer met de oude koloniale bezittingen bemoeien. Nederlands-Indië werd een voorbeeld voor veel van de andere koloniën. Koning Willem I hoopte van de kolonie een winstgevend project te maken en met de opbrengsten het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815 -- 1830/39) tot ontwikkeling te brengen. Willem I richtte in 1824 de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) op die het monopolie kreeg op de handelstransporten van Nederlands-Indië naar Europa. De koning was de grootste aandeelhouder van de NHM. In 1827 gaf de koning, die als autoritair vorst over de koloniale bezittingen heerste, de NHM het monopolie op de handel in opium. Vanaf dat moment ging de NHM enorme winsten maken. Deze winsten namen opnieuw een vlucht toen de koning het cultuurstelsel introduceerde. De Indonesische bevolking werd gedwongen op 1/5 deel van het land cultuurproducten te verbouwen en die als belasting af te dragen aan de Nederlandse staat. De NHM verkocht deze producten op de wereldmarkt. Na uitbetalingen van dividend aan de aandeelhouders (de koning) werd een batig slot overgemaakt aan de Nederlandse staat. Tussen 1856 en 1865 kwam het zeven keer voor dat 50% van de totale inkomsten van de staat bestond uit Indische baten. Spotprent over de NHM uit 1824 Naast de gedwongen productie voor de Nederlandse overheid betaalde de bevolking ook nog belasting in geld of natura aan de lokale vorsten. Deze lokale vorsten vormden een belangrijk onderdeel van het koloniale bestuur. Zij bestuurden namelijk het land namens de Nederlandse overheid. Een Nederlandse ambtenaar controleerde of zij dit een beetje behoorlijk deden en voor voldoende afdrachten aan de Nederlandse overheid zorgden. ![](media/image8.png)Deze vorm van indirect rule werd ook door de Britten toegepast in India. De Britse overheid gebruikte de lokale vorsten om het enorme land onder controle te houden. In 1857 kwamen de Indiërs in opstand tegen het Britse bestuur. Het Brits Indische leger bestond voor een groot deel uit hindoestaanse en islamitische Indiërs. Toen bleek dat het vet voor hun geweren bestond uit een combinatie van varkens- en koeienvet waren zij diep beledigd en kwamen in opstand. De keizer van het Mogoelrijk steunde hen. De Britten sloegen de opstand bloedig neer. De keizer werd afgezet en de Britse koningin werd uitgeroepen tot keizerin van India. De gevangen genomen opstandelingen werden geëxecuteerd. Blowing from the gun, veel opstandelingen werden geëxecuteerd door ze aan de loop van een kanon te binden en hen vervolgens aan stukken te schieten. Ook in Nederlands-Indië werden 'opstandelingen' zwaar aangepakt. De Nederlandse overheid zocht redenen om de hele archipel aan zich te onderwerpen. Toen Willem I de oude bezittingen van de VOC overnam was slechts een klein deel van de archipel onder Nederlandse controle. Tot aan 1914 werden oorlogen gevoerd om alle gebieden effectief in bezit te krijgen. ![](media/image10.png) De Nederlandse bezittingen in 1815 en in 1914. **Imperialisme** De grootschalige militaire operaties zoals in Nederlands-Indië en in India werden mogelijk gemaakt door de industriële revolutie. Deze maakte het transport van soldaten en wapens mogelijk waarmee de rest van de wereld veroverd kon worden. De twee kaartjes hieronder laten de uitbreiding van de imperia zien tussen 1800 en 1945. De grootste uitbreiding vond plaats in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Er kwam letterlijk een stormloop op de nog niet veroverde gebieden. Elke Europese overheid wilde een imperium. Daarom wordt vanaf ca. 1871 gesproken van het *imperialisme*. In Nederlands-Indië werden in die periode de meeste buitengewesten (alles buiten Java) veroverd. ![](media/image12.png) De verovering van Afrika vond voornamelijk in deze periode plaats. De Belgische koning nam Congo in bezit en dwong de lokale bevolking rubber aan hem te leveren. Tussen 1885 en 1906 kwamen daarbij miljoenen Congolezen om. De vestiging van het Duitse koloniale rijk in Namibië leidde tot het bijna uitroeien van de Herero. In de oude vestigingskoloniën de Verenigde Staten, Australië en Tasmanië werd in de negentiende eeuw de oorspronkelijke bevolking bijna geheel uitgeroeid of deze bezweek aan door Europeanen meegebrachte ziekten. **H.2 Verzet tegen de kolonisatie** Het in bezit nemen van de wereld ging gepaard met veel geweld. De verschillende volken weigerden zich zomaar gewonnen te geven. Ook waren er voortdurend opstanden. De behoefte aan vrijheid en zelfbeschikking bleek universeel. Alleen dankzij hun technologisch overwicht wisten de Europese grootmachten hun imperia onder controle te houden. De eerste koloniën die zich van hun moederland wisten te bevrijden waren dan ook de vestigingskoloniën in Amerika. Daar was in de loop van de tijd een westerse samenleving ontstaan met de beschikking over dezelfde techniek als in Europa. De eerste kolonie die de onafhankelijkheid na een bloedige oorlog (1775 -- 1783) wist veilig te stellen waren de dertien Amerikaanse staten. **Vestigingskoloniën in Amerika** De aanleiding voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog waren de diverse belastingen die de Britse koning zonder enig overleg hefte. Onder de Amerikaanse kolonisten waren de ideeën van de verlichtingsfilosoof John Locke populair geworden. Locke was van mening dat mensen die belasting betaalden, ook iets over de besteding ervan te zeggen moesten hebben. De leus 'No Taxation, Without Representation' was een belangrijke slogan onder de Amerikaanse opstandelingen. De liberale ideeën van John Locke waren nog enigszins gematigd. Anders was het met de radicalere ideeën over gelijkheid van andere verlichtingsfilosofen. Volgens hen was iedereen in vrijheid en gelijkheid geboren. De slavernij was precies het tegenovergestelde. Nadat de oorspronkelijke bevolking van het eiland Hispaniola was uitgestorven vestigden zich Europeanen op het eiland. Enorme aantallen Afrikanen werden als slaven op de suikerrietplantages te werk gesteld. In de zeventiende eeuw was het westelijk deel van Hispaniola, Haiti, in handen gekomen van de Fransen. Na de Franse revolutie werd de slavernij afgeschaft. Toen Napoleon de slavernij weer opnieuw wilde invoeren kwam de zwarte bevolking massaal in opstand. Na een bloedige oorlog werden de troepen van Napoleon in 1804 verslagen en de onafhankelijkheid van Haiti was een feit. Voor erkenning van de onafhankelijkheid moest Haiti een ongelooflijk hoog bedrag betalen. Tegelijkertijd besloten alle omliggende landen alle economische banden met het land te verbreken uit angst dat de opstand zou overslaan. Le général Toussaint Louverture, onbekende schilder, negentiende eeuw. Louverture was in het begin van de Haitiaanse opstand de belangrijkste leider. De Venezolaanse Simon Bolivar werd als tiener naar Spanje gestuurd om daar te studeren. Daar kwam hij in aanraking met de idealen van de Verlichting. Terug in Venezuela begon hij een bevrijdingsoorlog en wist één voor één de diverse Zuid-Amerikaanse landen uit handen van de Spanjaarden te krijgen. In 1825 werd Bolivia naar hem vernoemd. Simon Bolivar werd onder andere gesteund door het straatarme Haiti. ![](media/image14.png)De onafhankelijke Amerikaanse staten waren niet heel consequent in het toepassen van de idealen van de Verlichting. De slavernij zou in de meeste landen nog lang blijven bestaan. In veel landen waren het vooral de afstammelingen van de Europeanen, zoals Simon Bolivar, die de onafhankelijkheid bevochten. Zij waren en bleven de eigenaren van de grote plantages waar zij op grote schaal slavenarbeid inzetten. Gelijkheid voor de oorspronkelijke inheemse en de zwarte bevolking zou nog heel lang op zich laten wachten. In veel landen maken de nakomelingen van de Europese kolonisten met hun grootgrondbezit nog steeds de dienst uit. Voor een groot deel van de bevolking veranderde er dus niet zo veel. El libertador Simón Bolívar In 2019 heeft de Braziliaanse president grote bedrijven opnieuw de vrije hand gegeven in het onteigenen en exploiteren van grote stukken Braziliaans regenwoud die eerder toegekend waren aan de nazaten van de oorspronkelijke volkeren. President Bolsonaro hoopt hiermee de economie van Brazilië een boost te geven. De oorspronkelijke bewoners van het regenwoud zien het als de zoveelste fase in het afpakken en vernietigen van hun leefgebieden ten bate van de indringers. **Overige Britse vestigingskoloniën** Buiten de Amerikas waren de Europese vestigingskolonies pas veel later door Europeanen bevolkt. Zuid-Afrika, Australië en Nieuw Zeeland bijvoorbeeld kwamen pas in de loop van de negentiende eeuw als zodanig in beeld. Ook daar dreigden de Europeanen een steeds zelfstandiger koers te willen varen. Om een gewapend conflict en een definitieve breuk zoals in de Verenigde Staten voor te zijn besloot de Britse regering toe te werken naar een vrijwillige statenbond, de British Commonwealth of Nations, vanaf 1949 de Commonwealth of Nations. Dit begon nadat Canada in 1867 het eerste onafhankelijke land werd binnen het Britse imperium. In Londen begon men na te denken over andere dan militaire middelen om het imperium bij elkaar te houden. De liberale Lord Rosebery kwam in 1884 tijdens een bezoek aan Australië op het idee van een Commonwealth of Nations. Sindsdien kwamen de ministers van de verschillende koloniën regelmatig bij elkaar om de toekomstige verhoudingen te bespreken. In 1926 werd tenslotte officieel de British Commonwealth opgericht en in 1931 konden de witte vestigingskoloniën er lid van worden. Dit waren Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Zuid-Afrika. Groot-Brittannië werd uiteraard ook lid omdat het een gemenebest van gelijkwaardige staten betrof. Overzicht van de huidige leden van de Commonwealth of Nations. Veel voormalige Britse koloniën zijn hier lid van geworden nadat ze onafhankelijk werden. Een aantal landen dat volledig omringd was door leden van de Commonwealth is ook toegetreden. De Commonwealth of Nations zou zich tegenwoordig toeleggen op het promoten van democratische waarden en gelijkheid. Maar blijkt hierin niet zo actief te zijn. Belangrijker is de vrijhandel tussen de leden. **Nederlands- en Brits-Indië** In de negentiende eeuw stonden de Nederlandse en de Britse in India en Nederlands-Indië voor een uitdaging: hoe een dergelijk gigantisch gebied met zo min mogelijk mensen en middelen winstgevend te maken? Daarvoor bedachten zij een systeem dat later *indirect rule* zou gaan heten. De Nederlanders en de Britten heersten niet direct over het hele gebied maar lieten het besturen over aan de oude adellijke elites. Er waren altijd wel edelen te vinden die in ruil voor persoonlijk gewin of omdat ze inzagen dat verzet geen zin had, mee wilden werken. Europese ambtenaren hoefden zo alleen nog maar deze elites te controleren. Wanneer zij ervoor zorgden dat de bevolking rustig bleef en genoeg belasting afdroeg, werden zij hiervoor rijkelijk beloond. Tegen opstandige vorsten werd bruut opgetreden zoals tijdens de Great Mutiny in India (1857) en de Java-oorlog (1825 -- 1830). Om genoeg capabele mensen te hebben voor het werk in de commerciële, bestuurlijke en militaire organisaties van de kolonie werd onderwijs gegeven aan de inlanders. De adellijke elites kregen zelfs toestemming in Europa te studeren. Daar kwamen ze echter in contact met de ideeën uit de Verlichting zoals gelijkheid, mensenrechten en nationalisme. Het verbaasde de studenten dat men in Europa de mond vol had van dit soort dingen maar deze blijkbaar niet vond gelden in de koloniën. Het waren dit soort studenten die de eerste nationalistische organisaties oprichtten. In Leiden werd bijvoorbeeld in 1908 Boedi Oetomo, de eerste Indonesische nationalistische organisatie opgericht. In India was het een advocaat die aan de University College Londen gestudeerd had, Mahatma Gandhi, die de leider werd van de onafhankelijkheidsbeweging. ![](media/image16.png)Aanvankelijk gingen de Britse en de Nederlandse overheid nog mee in de vraag naar meer autonomie. Er werden een soort parlementen opgericht die mee mochten praten over het bestuur van het land maar echte macht hadden deze niet. Hoe harder de roep om meer zelfstandigheid hoe minder men bereid was hiernaar te luisteren. Gandhi en in Indonesië Soekarno richtten massabewegingen op en probeerden zoveel mogelijk mensen zover te krijgen dat ze niet langer meewerkten aan het onderdrukken van het eigen volk. Deze acties van non-coöperatie hadden meer succes in India dan in Nederlands-Indië. De Nederlandse regering kon zonder al te veel gedoe Soekarno en de zijnen in een concentratiekamp opsluiten. In India kreeg de overheid te maken met zoveel protesten dat zij niet anders kon dan steeds weer nieuwe concessies te doen. Een zeer succesvolle actie in India was de zogenaamde zoutmars van 1930. De Britse overheid had het monopolie op de verkoop van zout, een eerste levensbehoefte in het bloedhete India. Gandhi organiseerde een gigantische protestmars naar de kust en ging daar zout maken. De Britse overheid trad met bruut geweld op en arresteerde Gandhi. **Frans Indochina en Belgisch Congo** De Fransen en de Belgen hadden een ander systeem dan de Britten en de Nederlanders. Zij bemoeiden zich wel heel direct met hun onderdanen in de koloniën. Hun bestuur wordt *direct rule* genoemd. Alleen degenen die zich voldoende aan de Franse/Belgische cultuur aanpasten konden een rol spelen in het bedrijfsleven, het bestuur en het leger van de Franse kolonie. Hoe beter men was aangepast, geëvolueerd, hoe hoger de functie die men kon bekleden. Dit systeem bestond in alle Franse en Belgische koloniën. Een groot deel van de midden- en hogere klassen in Indochina bekeerden zich tot het katholicisme, gingen Frans spreken en namen de zogenaamd hogere Franse cultuur over. Ze volgden opleidingen aan gerenommeerde Franse universiteiten en instituten. Maar ondanks dat ze soms hoger opgeleid waren dan de echte witte Fransen, ze bleven uitgesloten van de hogere functies. Ook verdienden zij aanzienlijk minder dan hun witte collega's. Van gelijkheid was in het geheel geen sprake, hoe geëvolueerd men ook was. De vader van de latere onafhankelijkheidsstrijder en communist Ho Chi Minh was zo'n hogeropgeleide Vietnamese man. Maar omdat hij weigerde voor de Fransen te werken kwam hij nergens meer aan de bak. Zijn zoon Ho Chi Minh werd als gevolg van de opstelling van zijn vader op alle opleidingen geweigerd. Als kind kreeg hij les van zijn vader en wist hij vloeiend Chinees te leren. Omdat verder studeren in Vietnam niet mogelijk was besloot Ho Chi Minh een baantje te nemen op een schip en naar Europa te reizen. Ook in Frankrijk werd hij van elke mogelijke opleiding geweerd. Wel lukte het hem in contact te komen met socialistische bewegingen in Frankrijk. Tijdens de besprekingen in Versailles na de Eerste Wereldoorlog probeerde hij namens het Vietnamese volk meer autonomie voor elkaar te krijgen. Zijn pogingen werden genegeerd. Uiteindelijk vertrok Ho Chi Minh naar Moskou waar hij wel serieus genomen werd. Daar kon hij studeren aan de Communistische Universiteit van de Arbeiders uit het Oosten. Ho Chi Minh in 1946 toen hij de leiding nam over de onafhankelijkheidsbeweging in Vietnam. Anders dan in de Britse en de Nederlandse koloniën zou de onafhankelijkheidsbeweging in Indochina nadrukkelijker geïnspireerd zijn door het communisme. ![](media/image18.jpeg)Nadat de Belgische staat de koloniale bezittingen van de koning had overgenomen werd het land ontwikkeld. Hier werd net als in de Franse koloniën het systeem van de evolués ingevoerd. Mensen konden evolueren tot volledige burgers wanneer zij zoveel mogelijk de Belgische cultuur overnamen. Maar hoe geëvolueerd men als zwarte Congolees ook was, men kon nooit op dezelfde hoogte komen als de witte Belgen of hetzelfde salaris krijgen. In Belgisch Congo was Patrice Lumumba de belangrijkste aanvoerder van de latere onafhankelijkheidsbeweging. Hij studeerde niet in België maar volgde onderwijs in Congo. Daarin blonk hij enorm uit. Hij sprak maar liefst vijf talen vloeiend en studeerde met bijzondere aantekeningen af. Aangezien Patrice Lumumba zich perfect aanpaste kreeg hij het hoogste niveau van evolué toegekend. Uiterst racistische ansichtskaart uit Belgisch Congo ca. 1910/20. De titel luidt in vertaling: "De vooruitgang van de beschaving in het hart van Afrika". Lumumba begon een glansrijke carrière binnen het openbaar bestuur van Congo maar liep al snel tegen het glazen plafond voor zwarte mensen aan. Het frustreerde hem dat hij hoger opgeleid was dan zijn leidinggevenden en veel minder verdiende dan zijn witte collega's. **Andere inspiratiebronnen tot verzet** Omdat vrijheid een belangrijk begrip is in de Verlichting worden veel bevrijdingsbewegingen gekoppeld aan deze Europese filosofische stroming. Daarmee worden de onafhankelijkheidsbewegingen en het verzet tegen slavernij vaak gezien als iets wat de superieure Westerse cultuur de rest van de wereld geschonken heeft. Dit klopt misschien voor Europeanen en hun medewerkers in de koloniën maar voor de rest klopt het niet. Verzet tegen onderdrukking en slavernij en de strijd voor vrijheid komen los van de Verlichting overal voor. De Khilafat Beweging in India (1919 -- 1924) baseerde zich bijvoorbeeld op de islam. Nadat de Ottomaanse kalief in Constantinopel na de Eerste Wereldoorlog vernederende sancties uit het Westen moest ondergaan organiseerden Indiase moslims zich. Zij wilden het gezag van de kalief in Constantinopel herstellen en Westerse invloeden terugdringen. De kalief zagen zij als de religieuze én als de politieke leider van de soennitische moslims. Deze beweging bloedde dood nadat de Jong Turken de rol van kalief afschaften. De Khilafat Beweging in India is een voorbeeld van het pan-islamisme, het idee dat alle (soennitische) moslims één (politieke en religieuze) gemeenschap vormen gebaseerd op de islamitische cultuur. De Islamitische Staat uit de 21e eeuw is op eenzelfde idee gebaseerd en kreeg onder meer zoveel aanhangers omdat veel moslims de Westerse bemoeïenis met het Midden-Oosten zat zijn en als een vorm van imperialisme zien. Op Bali in Indonesië was het verzet tegen de Nederlandse overheersing gebaseerd op het hindoeïsme. Nadat strandjutters een gestrand Nederlands schip op de Balinese kust hadden leeggehaald, had de Nederlandse regering een excuus om het hele eiland aan zich te onderwerpen. Het Nederlandse leger beschikte in 1906 over vuurwapens. De Balinezen hadden alleen traditionale wapens. Omdat een nederlaag onafwendbaar was pleegde iedereen zelfmoord, een oud hindoeïstisch gebruik onder de krijgerskaste. Foto van een perang poepoetan in Badoeng op Bali, 1906 Bij de bestorming van het paleis van de sultan van Denpasar kwam de volledige koninklijke familie in het wit gekleed naar buiten en pleegde op nog geen tien meter van de Nederlanders collectief zelfmoord door een religieuze dolk (kris) in het hart te stoten. Het voltallige personeel van de sultan bestormde vervolgens gewapend met goudstukken en sieraden het Nederlandse leger en gooide deze naar de soldaten terwijl deze hen met machinegeweren neermaaiden. Tijdens deze zogenaamde Perang Poepoetan kwamen 3500 Balinezen om. Zes van de negen Balinese vorstendommen deden hetzelfde. Het streven naar vrijheid komt ook los van religie of een vastomlijnde ideologie voor. Een religie of ideologie maakt het wel gemakkelijker om een bredere beweging op te zetten en de onderlinge eenheid te bewaren. Lokaal en kleinschalig verzet als directe reactie op onderdrukking was eenvoudiger neer te slaan. In Suriname bleek het onderdrukken van de Marrons echter niet zo gemakkelijk. In de jungle van Suriname waren gemeenschappen van gevluchte slaven, marrons, ontstaan. De Nederlanders lieten deze gemeenschappen echter niet met rust. Het weglopen van hun plantages moest zo onaantrekkelijk mogelijk gemaakt worden. Lang leidde dit ertoe dat de Marrons zich steeds dieper in de jungle terugtrokken. Tot de Marron leider Boni (1730 -- 1793) besloot terug te vechten. Midden in een moeras bouwde hij een fort met vijf meter hoge muren met daarop een buitgemaakt kanon. Decennia lang organiseerde Boni vanuit dit fort Boekoe aanvallen op plantages en maakte voorraden en wapens buit en bevrijdde hij tot slaaf gemaakten. ![](media/image20.png)Een recenter voorbeeld van verzet tegen onderdrukking is de Mau-Mau opstand in Kenia (1952 -- 1960) tegen de Britten. Britse kolonisten hadden het grootste deel van de vruchtbare Keniaanse grond in bezit genomen en de oorspronkelijke bevolking gedwongen voor vrijwel niets op dit land te werken. Allerlei gewapende opstanden en onderhandelingen om iets aan deze scheve verhoudingen te doen waren op niets uitgelopen. Begin jaren '50 hadden Europese landeigenaren nog steeds het recht hun personeel te berechten en lijfstraffen te geven. In 1952 sloeg de vlam in de pan en begon het gewapend verzet tegen de Britten en de Kenianen die met de Britten samenwerkten. De Britse overheid sloeg hard terug. Ongeveer 400.000 Kenianen werden opgesloten in concentratiekampen. Een miljoen Kenianen werd samengedreven in versterkte dorpen. Foto van een van de vele concentratiekampen in Kenia tijdens de Mau-Mau Opstand Schattingen over de aantallen Keniaanse doden lopen uiteen van 20.000 tot 300.000. In de concentratiekampen werd gemarteld. Al voor deze opstand werden Kenianen gemarteld. Eén van de slachtoffers was de opa van Barack Obama, Hussein Onyango Obama. In 1949 werden er, volgens zijn weduwe, ijzeren pinnen onder zijn nagels en in zijn achterste geslagen. Zijn testikels werden geplet in een ijzeren klem. Overigens kwamen tijdens de periode van gewapend verzet ook veel Britten en hun medewerkers op bloedige wijze om. Achter de Mau-Mau opstand zat geen religieus of ideologisch verzet, anders dan verzet tegen onderdrukking en onrecht. **H.3 Dekolonisatie, Koude Oorlog en de Derde Weg** Tot 1945 wisten de Westerse mogendheden hun macht over de niet-Westerse wereld stevig in handen te houden. De Tweede Wereldoorlog veranderde dit. Omdat grote delen van Azië bezet werden door de Japanners ofwel het leger voor een groot deel ingezet werd voor de strijd, ontstond er een machtsvacuüm. Hier maakten de nationalistische leiders handig gebruik van. **Vietnam en Indonesië** Direct na de capitulatie van Japan riepen de Ho Chi Minh in Vietnam en Soekarno in Indonesië de onafhankelijkheid uit. Zowel de Nederlanders als de Fransen waren direct na de capitulatie van Japan nog afhankelijk van Amerikanen en Britten om hun gezag in deze landen te herstellen. De Amerikanen hadden weinig zin om als voormalige kolonie Europese landen te helpen hun kolonies opnieuw in bezit te nemen. Britse soldaten hadden weinig zin om te vechten voor de koloniën van andere landen. Behalve een machtsvacuüm in de koloniën was er ook een machtsvacuüm ontstaan op het wereldwijde toneel. Waar tot 1940 Europese grootmachten het wereldwijd min of meer voor het zeggen hadden, waren na 1945 vooral de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie de leidende staten. De Verenigde Staten probeerden zijn machtspositie in de landen rondom de Stille Oceaan vast te houden. De Filippijnen waren een Amerikaanse kolonie en Japan was door de Amerikanen bezet. In China steunden de Amerikanen de nationalistische partij, de Kwomintang. Verder waren Amerikaanse troepen aanwezig in Korea en Vietnam. De Verenigde Staten steunde liever de onafhankelijkheidsbewegingen dan de voormalige koloniale machthebbers. De Europeanen hadden slechts beperkt vrijhandel met de Verenigde Staten toegestaan omdat de koloniën als doel hadden de Europese economie te ondersteunen. De Amerikanen verwachtten onder gunstiger voorwaarden met de landen te kunnen handelen die ze ondersteund hadden in hun streven naar onafhankelijkheid. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië werden door alle partijen gruwelijke dingen gedaan. Deze foto uit 1948 laat twee Javaanse mannen zien die zonder vorm van proces door het Nederlandse leger worden geëxecuteerd bij Soekaboemi. Deze Javanen hadden een hinderlaag gelegd. Bij deze hinderlaag zijn geen Nederlandse soldaten omgekomen. ![](media/image22.png)In Indonesië dachten zij een bondgenoot te krijgen in Soekarno. In de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties steunden de Verenigde Staten diverse resoluties die Nederland opriepen de vijandigheden tegen de Republik Indonesia te staken. Uiteindelijk dreigde de VS de Marshallhulp voor Nederland in te trekken wanneer zij de onafhankelijkheid van Indonesië niet erkende. Nederland stond voor het blok en kon niet anders dan in 1949 de souvereiniteit over Indonesië over te dragen aan Soekarno. Maar niet voordat er 4.751 Nederlandse militairen en minstens 97.421 Indonesiërs door gevechten met Nederlandse militairen gesneuveld waren. Soekarno tijdens de onafhankelijkheidsverklaring op 17 augustus 1945 In Vietnam was de situatie anders. De Fransen waren een waardevolle bondgenoot tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bovendien zat er een luchtje aan Ho Chi Minh. Deze was opgeleid in Moskou en zijn nationalistische beweging had communistische trekjes. In 1945 stonden de Amerikanen nog redelijk neutraal tegenover Ho Chi Minh maar in de daaropvolgende jaren keerden zij zich steeds sterker van hem af. In Europa en elders werd de Sovjet-Unie steeds machtiger. Het communisme moest tegen elke prijs ingedamd worden. En zeker nadat in China de Kwomintang het na een jarenlange burgeroorlog moest afleggen tegen de Chinese Communistische Partij van Mao Zedong in 1949, waren de Amerikanen bang dat de ene na de andere staat als domino's in handen van de communisten zouden vallen. Zij besloten de Fransen te helpen Ho Chi Minh te verslaan. De Amerikaanse betrokkenheid bij de oorlog in Vietnam zou nog tot 1973 duren. Tussen 1955 en 1975 vielen er in totaal in de landen Vietnam, Laos en Cambodja als direct gevolg van de Vietnam Oorlog tussen de 1.481.047 en 4.008.047 doden. Onder hen waren 58.220 Amerikanan. Een groot deel van Vietnam en Cambodja was totaal verwoest. Als direct gevolg van de Vietnam Oorlog wist de communistische Rode Khmer voet aan de grond te krijgen in Cambodja. Onder hun bewind kwam van de 7 miljoen Cambodjanen tussen de 1,7 en 2 miljoen mensen om. **India** De Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat de Indiase onafhankelijkheidsbeweging echte eisen kon stellen. De Britse regering had geen andere keus dan echte onafhankelijkheid te beloven. Wel lukte het de Britten nog de onafhankelijkheidsbeweging op te splitsen. Door een eigen staat te beloven aan de moslimminderheid kwamen de hindoes en de moslims tegenover elkaar te staan. Tijdens de onafhankelijkheidsbesprekingen werden vrij willekeurig en zonder enig verstand van zaken door de Britten grenzen getrokken die de nieuwe staten India, Pakistan en Bangladesh zouden vormen. Uit angst om als religieuze minderheid in een nieuwe staat terecht te komen moesten 14.000.000 mensen verhuizen. In de chaos die uitbrak vielen ergens tussen de 200.000 en 2.000.000 doden. Deze chaos werkt tot op de dag van vandaag door in de relatie tussen India en Pakistan. Van 1947 tot nu zijn beide landen officieel in oorlog met elkaar. Indiërs die met wat ze mee konden nemen, de trein proberen te nemen naar India of Pakistan ten tijde van de deling van India. De eerste premier van het onafhankelijke India, Jawaharlal Nehru, wenste niet bij de Koude Oorlog betrokken te raken. Hij voerde een van beide machtsblokken onafhankelijke koers. Nehru nam een aantal maatregelen die typisch waren voor communistische staten maar het privé-bezit is nooit aangetast. De economische politiek werd vormgegeven als een vijfjarenplan. De overheid investeerde sterk in landbouw en industrie. Land werd aangekocht en herverdeeld. Nehru investeerde enorm in onderwijs en liet duizenden scholen bouwen. Lager onderwijs was gratis en werd verplicht. India was een enorm land, met een gigantische bevolking. Een al te opzichtig ingrijpen door de VS of de SU zou niet getolereerd worden. Bovendien zorgde Nehru ervoor dat hij beide grootmachten niet voor het hoofd stootte. Een aantal maatregelen hadden socialistische kernmerken. Tegelijkertijd liet hij het privé-bezit ongemoeid. **Belgisch Congo** In Belgisch Congo werd wel ingegrepen toen de westerse belangen in gevaar kwamen. Daar speelde de evolué Patrice Lumumba een sleutelrol in de onafhankelijkheidsbeweging. Gefrustreerd door de voortdurende achterstelling van zwarte Afrikanen, hoe hoog ze ook opgeleid waren, keerde hij zich tegen de Belgische overheersers van Congo. Met zijn toespraken en geschriften inspireerde hij in tientallen Afrikaanse koloniën onafhankelijkheidsbewegingen. Toen bleek dat de Belgische regering de onvrede in Congo niet meer in de hand had, maakte men haast met de dekolonisatie. Om de Belgische commerciële belangen veilig te stellen beloofde men nog wel de regio Katanga dat deze een eigen onafhankelijke staat zouden krijgen. Patrice Lumumba werd de eerste democratisch gekozen president van het onafhankelijke Congo. Geheel tegen de verwachting van de aanwezige Belgische regering en koning in hield hij geen toespraak waarin hij dankbaar was voor alles wat de Belgen voor Congo gedaan hadden. Behalve op de ongeveer 10.000.000 doden die vielen onder het terreurbewind van koning Leopold II, wees Lumumba op de plundering van de bodemschatten van Congo door het Belgische en Amerikaanse bedrijfsleven. Direct kondigde Lumumba aan dat voortaan de schatten van de Congo voor de Congolezen zouden zijn. ![](media/image24.jpeg)Dat had Patrice Lumumba beter niet kunnen doen. Amerikaanse en Belgische commando's ontvoerden hem en brachten hem naar politieke tegenstanders in Katanga. Deze vermoordden hem in het bijzijn van de Belgen en Amerikanen en lieten zijn lichaam volledig verdwijnen. Patrice Lumumba De Belgische overheid heeft in 2002 officieel erkend dat zij een rol heeft gespeeld in de moord op Patrice Lumumba. De Verenigde Staten ontkennen nog steeds iedere betrokkenheid. **Cuba** In de eigen achtertuin trad de Amerikaanse overheid veel openlijker hard op tegen iedere overheid die 'communistische' trekjes had. Het meest in het oog springend was het Amerikaanse optreden op Cuba. Tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 verdreven de Verenigde Staten de Spanjaarden van Cuba. In 1902 werd Cuba een 'onafhankelijke staat' maar vrijwel de gehele industrie en de meeste landbouwgrond waren in Amerikaanse handen. Uiterst corrupte Cubaanse presidenten deden weinig om de situatie voor het Cubaanse volk te verbeteren. Zolang zij het zelf goed hadden kon het hen weinig schelen dat de Cubanen nauwelijks iets over hun eigen land te zeggen hadden. Na een opstand die zes jaar duurde wist Fidel Castro in januari 1959 de macht over te nemen. In april 1959 bezocht Fidel Castro de Verenigde Staten maar de Amerikaanse president weigerde hem te ontvangen. Fidel Castro hoopte dat de Amerikanen een soort Marshall plan voor Latijns-Amerika wilden financieren. Maar de Verenigde Staten hadden hier geen zin in. In mei 1959 begon Fidel Castro met grote landhervormingen. In de zomer van 1959 nam hij het land van buitenlandse (Amerikaanse) eigenaren en van naar het buitenland (de Verenigde Staten) gevluchte rijke Cubanen in en verdeelde dit onder de Cubaanse boeren. Ook nationaliseerde hij de suikerproductie en de olieraffinaderijen waar ook de buitenlandse (Amerikaanse) aandeelhouders niet blij mee waren. Ondanks deze 'socialistische' maatregelen bleef Fidel Castro volhouden dat hij geen socialist of communist was. Aanval in de buurt van Playa Giron op 19 april 1961, onderdeel van de landing in de Varkensbaai. Dit veranderde in 1961. Met hulp van de Amerikaanse CIA probeerden Cubaanse ballingen in de Varkensbaai te landen en een contra-revolutie op gang te brengen. Deze landing in de Varkensbaai werd een enorme mislukking voor de Amerikaanse president Kennedy. Voor Fidel Castro was dit de aanleiding om definitief alle banden met de Verenigde Staten te verbreken en nauwe banden aan te knopen met de Sovjet-Unie. Chroesjtsjov zag zijn kans schoon en steunde Cuba op allerlei manieren. In ruil liet hij kernrakketten installeren op Cubaans grondgebied. Dit leidde in 1962 tot de beroemde Cuba-crisis. Pas onder president Obama werden de banden tussen Cuba en de Verenigde Staten weer enigszins genormaliseerd. Hij bracht in 2016 zelfs een staatsbezoek en sloot een overeenkomst met het land. President Trump heeft deze overeenkomst voor een groot deel weer opgezegd. **Angola** De VS en de SU probeerden overal op de wereld hun invloed uit te breiden. In Vietnam waren Amerikanen direct betrokken en streden daar tegen de communistische Vietcong. In Angola maakten ze die fout niet. Na een jarenlange strijd wisten de Angolezen zich in 1975 te bevrijden van hun kolonisator Portugal. De belangrijkste onafhankelijkheidsbeweging, de MPLA vormde een nieuwe regering en inspireerde zich op het communisme. Angola werd de Volksrepubliek Angola met de MPLA als de enig toegestane politieke partij. Meteen vormde de UNITA een tegenregering en brak een burgeroorlog uit tussen beide partijen. De UNITA werd gesteund door het westerse Zuid-Afrika en later de Verenigde Staten. De MPLA werd gesteund door Cuba en de Sovjet-Unie. De oorlog sleepte zich voort tot 2002 en kostte een half miljoen Angolezen het leven. **Afghanistan** De Sovjet-Unie had zijn eigen Vietnam in Afghanistan. Dit land was lang de speelbal geweest van aan de ene kant Groot-Brittannië en aan de andere kant Rusland. Tijdens de zogenaamde 'Great Game' tussen deze landen om de invloed in Azië beheerden zij Afghanistan als een soort bufferstaat gezamenlijk. Na de onafhankelijkheid van India, en nadat de Britse invloed in de wereld toch al minder was geworden verloren de Britten hun interesse in het land en kwam Afghanistan onder sterke invloed van de Sovjet-Unie te staan. ![](media/image26.png)Officieel was Afghanistan een onafhankelijk land maar het stond wel onder sterke buitenlandse invloed. De Afghaanse koning voerde allerlei hervormingen door om het Afghaanse volk te moderniseren. In 1965 voerde hij een parlement in met vrije verkiezingen. De communistische partijen waren in dit parlement sterk vertegenwoordigd. In 1973 grepen de communisten de macht via een staatsgreep. In 1978 volgde een nieuwe staatsgreep, deze keer van andere communisten. De nieuwe communistische regering voerde in hoog tempo radicale hervormingen door wat leidde tot opstanden in het hele land. Massa's mensen werden opgepakt en vermoord. In 1979 besloot de Sovjet-Unie Afghanistan binnen te vallen en orde op zaken te stellen. Het verzet tegen de communistische regering werd geleid door de islamitische Moedjahedien. Zij werden van wapens voorzien door de CIA. Het lukte de Sovjet-Unie niet om Afghanistan onder controle te krijgen. Pas in 1989 trok de Sovjet-Unie zich terug. Een Russische helikopter vliegt voor de boedda van Bamyan. In 2001 werden de 1500 jaar oude beelden door de Talibaan vernietigd. Daarmee was de ellende voor de Afgehanen echter niet voorbij. De Moejahedien viel uiteen in rivaliserende bendes. Eén daarvan, de Talibaan, wisten in 1996 een groot deel van het land onder controle te krijgen. Na de aanslagen in Amerika in 2001 beschuldigden de Verenigde Staten de Talibaan ervan Al-Qaida gesteund te hebben. Waarna de Verenigde Staten het land binnenvielen. **Bandungconferentie en de Derde Weg** De voormalige koloniën hebben de bemoeienissen van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie niet gelaten over zich heen laten komen. Ze hebben wel degelijk geprobeerd een echt onafhankelijke koers te varen. Soekarno nodigde in 1955 voormalige koloniën uit Afrika en Azië in Bandung uit om te bekijken of ze hierin misschien konden samenwerken. Maar liefst 29 landen namen deel waaronder zowel Noord- als Zuid-Vietnam. Er werd hevig gediscussieerd, vooral over de vraag of het beleid van de Sovjet-Unie in Oost-Europa en Centraal Azië op dezelfde manier benaderd moest worden als het westerse kolonialisme. Uiteindelijk werd men het eens. Kolonialisme in al zijn verschijningsvormen werd veroordeeld. Dit betekende dat zowel de Sovjet-Unie als het Westen zich dit kon aantrekken. De conferentie kreeg in 1961 een vervolg in Belgrado. Daar werd de Beweging van Niet-Gebonden Landen opgericht. Deze beweging wordt ook wel de Derde Weg genoemd. De gedelegeerden van Indonesië, India en Guinea tijdens de Bandungconferentie **\ ** **H.4 De postkoloniale wereld buiten Europa** In het vorige hoofdstuk werd al aangegeven dat met het officieel onafhankelijk verklaren van de verschillende landen de westerse macht en invloed op de voormalige koloniën niet over was. Het koloniale verleden en nieuw ingrijpen heeft de ontwikkelingen in de voormalige koloniën mede bepaald. In hoeverre hebben de voormalige koloniën het in hun eigen land werkelijk zelf voor het zeggen? Een belangrijke politieke erfenis van het kolonialisme zijn de grenzen van de diverse staten. Deze zijn door Europeanen getrokken waarbij vaak geen rekening is gehouden met waar de verschillende volken woonden. Volken raakten verspreid over verschillende staten en in andere staten kwamen elkaar soms vijandige volken bij elkaar te wonen. In dit hoofdstuk leer je onder andere waar dit toe kon leiden. **De oude vestigingskoloniën** Het kolonialisme en het imperialisme heeft op diverse plekken in de wereld nieuwe westerse, witte samenlevingen doen ontstaan zoals in de Verenigde Staten, Brazilië en Australië. De oorspronkelijke bewoners werden slachtoffer van allerlei wreedheden en ziektes en werden verdrongen van de economisch meest interessante gebieden. Op hun cultuur werd (en wordt) neergekeken. Hun achterstand op technologisch gebied was genoeg bewijs om aan te tonen dat ze ook op cultureel gebied achter liepen. In de Verenigde Staten geloofden de witte en christelijke Amerikanen dat het hun *Manifest Destiny*, hun opdracht en lotsbestemming, was het achterlijke continent te beschaven. Zij brachten het licht naar een oude donkere wereld. In hun technologisch overwicht zagen de pioniers het bewijs dat god aan hun kant stond. De westerse beschaving en cultuur was superieur. De wereld van de inheemse volken was achterlijk en zou verdwijnen. Fotografen gingen op pad om deze culturen vast te leggen voordat ze helemaal verdwenen waren. ![](media/image28.png) Tussen 1907 en 1930 publiceerde Edward S. Curtis een serie boeken over de verdwijnende cultuur van de Noord-Amerikaanse volkeren. In 2015 verscheen een nieuwe uitgave. Jimmy Nelson publiceerde in 2015 een boek over verdwijnende culturen waar eenzelfde idee achter zat. Zijn foto's zijn uit de 21e eeuw. De oorspronkelijke bevolking en hun cultuur verdween omdat zij in de weg stond van de vooruitgang. Men zag dit als onoverkomenlijk. In 2017 werd een oliepijplijn operationeel die direct langs een reservaat van de Standing Rock en de Cheyenne River Sioux loopt. Ondanks hevige protesten is deze pijplijn er toch gekomen. De bewoners van het reservaat zijn bang dat lekkages hun belangrijkste watervoorraden aan zullen tasten. President Trump heeft de pijplijn doorgezet met het argument dat de vooruitgang anders teveel gehinderd zou worden. Het belang van de Amerikanen staat boven dat van de volkeren in de reservaten. Jaïr Bolsonaro, de president van Brazilië volgt dezelfde redenatie. De landrechten van de volkeren in de Amazone belemmeren de vooruitgang van Brazilië als geheel. Tegen houtkapbedrijven en bedrijven die voor hun zeer extensieve vormen van landbouw en veeteelt afhankelijk zijn van gigantische oppervlakten wordt nauwelijks iets gedaan. Verschillende volkeren zijn de afgelopen jaren uit hun woongebieden verjaagd of vermoord. De wetten die hen moeten beschermen worden niet gehandhaafd. Wat landrechten betreft gaat het nu beter met de oorspronkelijke bewoners van Australië. Maar tot 1970 voerde de Australische overheid een assimilatie programma. De aboriginals waren verplicht de westerse cultuur over te nemen. Tussen de 10 en 30 % van alle aboriginal kinderen werden meegenomen en ondergebracht bij westerse 'pleeggezinnen' en opvanghuizen. Daar werd hen verboden hun eigen taal te spreken en kregen zij een nieuwe, westerse, naam. Deze kinderen worden de 'Stolen Generation' genoemd. ![](media/image30.png) In 1961, als tweejarige kind, werd Vicky Roach, een Yuin, bij een pleeggezin ondergebracht. Omdat zij in de loop van de jaren in verzet kwam (uncontrollable) tegen haar positie en een aantal keren van haar pleeggezin wegliep bouwde zij een strafdossier op. Het feit dat zij als tweejarige uit huis was geplaatst was onderdeel van dit strafdossier. Haar leven lang heeft Vicky Roach last gehad van dit dossier. Pas in 2017 werd de wet aangepast zodat het strafdossier geschrapt kon worden. Cultureel en sociaal gezien gaat het echter slecht met veel Australische aboriginals en de bewoners van de reservaten in de Verenigde Staten. Generaties van stress vanwege voortdurende discriminatie, het uit elkaar rukken van families en economische uitzichtloosheid leidden tot depressies en de vlucht in verdovende middelen als drugs en alcohol. De enige manier om hier echt aan te ontsnappen is de reservaten te verlaten en te assimileren in de dominante westerse cultuur. **Apartheid in Zuid-Afrika** De Britse en Nederlandse vestigingskolonie Zuid-Afrika ging op een heel andere manier om met de oorspronkelijke volken. Toen Zuid-Afrika in 1931 volledig onafhankelijk werd, bleek de witte bevolking temidden van een overweldigende meerderheid van zwarte Afrikaanse volken te leven. Direct werden allerlei wetten uitgevaardigd die het economische en politieke overwicht van de witte Zuid-Afrikanen moesten garanderen. In 1948 werd officieel de *Apartheid* ingevoerd. Er werden zogenaamde thuislanden aangewezen. Een aantal zwarte volken werd ondergebracht in zogenaamd onafhankelijke staten, maar zonder economisch perspectief. Zij verloren hun Zuid-Afrikaanse staatsburgerschap maar waren economisch volledig afhankelijk van Zuid-Afrika. De overbevolkte thuislanden vormden zo een onuitputtelijk goedkoop arbeidsreservoir voor de Zuid-Afikaanse economie. De overige bevolking van Zuid-Afrika werd opgedeeld in drie groepen: zwarten, blanken en gemengden (bijvoorbeeld Aziaten). Iedere bevolkingsgroep kreeg zijn eigen wijken toegewezen en aparte voorzieningen. De blanken kregen de beste wijken en voorzieningen. Iedere stad moest een aparte township aanwijzen waar de zwarte bevolking moest gaan wonen. Hun bezittingen in het centrum van de steden werden afgepakt. Vooral in de buurt van grote mijnen of andere industrieën ontstonden enorme sloppenwijken waar de straatarme zwarte arbeiders verplicht werden te wonen. Voorzieningen voor blank en zwart werden strict gescheiden. Die voor de witte bevolking was stukken beter dan die voor de zwarte bevolking. ![](media/image32.png) Twee borden uit de tijd van de Apartheid in Zuid-Afrika. Het linkerbord stond op een privaat grondgebied waarvan de eigenaar zich wel heel erg veel vrijheid toeëigende om niet witte mensen van zijn grondgebied te weren. Veel witte Zuid-Afrikanen vonden dit soort borden volstrekt normaal. Natuurlijk was de zwarte bevolking van Zuid-Afrika het niet eens met de Apartheid. Zij kwam op allerlei manieren in verzet. De witte bevolking verdedigde het systeem met grof geweld. Toen zwarte schoolkinderen in 1976 protesteerden tegen de invoering van het Afrikaans (ouderwets soort Nederlands) als voertaal op zwarte scholen werd op hen geschoten. Aan de demonstratie deden ongeveer 20.000 scholieren mee. Volgens de Zuid-Afrikaanse regering kwamen hierbij 176 kinderen om. Anderen zeggen dat er minstens 700 doden waren. Antoinette Sithole en Mbuyisa Makhubo dragen de 12 jaar oude Hector Pieterson, doodgeschoten door Zuid-Afrikaanse politie agenten tijdens de scholieren protesten in Soweto. Het belangrijkste verzet tegen de Apartheid kwam van het African National Congres, het ANC. In 1961 werd het ANC verboden en werd de leider Nelson Mandela gevangengezet op Robben Island voor de kust van Kaapstad. Het ANC bleef echter actief en had veel aanhang onder de Xhosa en andere zwarte volken. Veel Zuid-Afrikaanse witte communisten werden ook actief binnen het ANC. Tot 1988 werd het ANC door de Verenigde Staten als een terroristische organisatie gezien en Nelson Mandela als terrorist. Ook de Nederlandse regering bleef de Zuid-Afrikaanse regering lang steunen. Terwijl verschillende Europese landen hun banden verbraken met Zuid-Afrika weigerde Nederland dit ook te doen. Binnen de Verenigde Naties stemde Nederland tegen moties die de Apartheid veroordeelden. Dit veranderde in de jaren '80. De Nederlandse bevolking was allang in meerderheid tegen de Apartheid en boycotte Zuid-Afrikaanse producten. Prominente leden van de anti-Apartheidsbeweging in Nederland werden door de Nederlandse geheime dienst nauwlettend in de gaten gehouden. De internationale druk op Zuid-Afrika door middel van economische en culturele boycots, zoals het weren van Zuid-Afrika op de Olympische Spelen tussen 1964 en 1988 leidde in 1990 tot het opheffen van het verbod op het ANC en de vrijlating van Nelson Mandela. In 1994 werd Nelson Mandela tot eerste zwarte president van Zuid-Afrika gekozen. Pogingen van de Zuid-Afrikaanse regering de ongelijkheid op te heffen zijn meestal niet in het voordeel van de witte bevolking. Positieve discriminatie om de ambtenarij en het bedrijfsleven representatiever te maken, betekende dat vooral zwarte mensen werden benoemd. Voor veel zwarte Zuid-Afrikanen gaan de hervormingen niet snel genoeg. Sommigen zien criminaliteit als een manier om hun positie wat sneller te verbeteren. Ook corruptie is een groot probleem. **Verdeel en heers in Rwanda** In veel andere kolonies zijn nooit echt grote groepen Europeanen gaan wonen. Dit maakte het moeilijker om deze kolonies goed onder controle te houden. In Rwanda was onder een Tutsi koning een samenleving ontstaan waar Tutsi en Hutu vreedzaam naast elkaar leefden en elkaars cultuur hadden overgenomen. De koning was Tutsi en heerste over een volk van Hutu en Tutsi waarbij de Tutsi veelal arme veehoeders waren en Hutu landbouwers. De Duitsers introduceerden het concept ras in Rwanda. De Duitsers beschouwden de Tutsi als superieur aan de Hutu. Zij waren namelijk langer en de Duitsers schreven hen een hogere beschaving toe omdat zij meer dan de Hutu geneigd waren het christendom over te nemen. Sindsdien werden de Tutsi op allerlei manieren bevoordeeld ten koste van de Hutu meerderheid van 85%. De Tutsi kregen allerlei extra rechten waardoor zij uiteindelijk als een soort feodale heersers over de Hutu konden regeren. Op deze manier creëerden zij een raciale groepering die alle middelen in handen kreeg om de andere raciale groepering onder de duim te houden. Een aantal Tutsi ging ook daadwerkelijk geloven dat zij boven de Hutu stonden. Maar de Tutsi werden zo afhankelijk van steun van de Duitsers. ![](media/image34.png)De vestiging van een Duits koloniaal rijk in Oost-Afrika ging zoals elders niet zonder geweld. De lokale bevolking verzette zich hevig. Op deze foto is een aantal krijgsgevangenen te zien die door het Duitse leger zijn ingerekend. Toen na de Eerste Wereldoorlog de Belgen de macht overnamen werd het Duitse systeem min of meer gehandhaafd. Er vonden wel herverdelingen van macht en grond plaats maar zij handhaafden de scheiding van het Rwandese volk in twee rassen door de raciale indentiteit op te nemen op identiteitskaarten. De twee volken groeiden nog verder uit elkaar. Vooral onder de Hutu nam het verzet toe. Zij vormden een politieke partij en kregen het voor elkaar dat de Belgen een regering vormden waarin ook Hutu politici een belangrijke rol speelden. Toen in juli 1959 de Tutsi koning na een vaccinatie stierf zagen sommige Tutsi hier een moordaanslag in. Sommige Tutsi werden bang en namen de wapens op tegen de belangrijkste Hutu politici. De Belgen wisten de orde te herstellen en ruim 150.000 Tutsi vluchtten naar het buitenland. In 1962 werd Rwanda een onafhankelijke republiek onder leiding van een Hutu regering. Deze regering ging verder op de raciale weg die de Duitsers en de Belgen hadden aangelegd. Er werd een quota systeem ingevoerd. De Tutsi die nog maar 9% van de bevolking uitmaakten kregen nog maar 9% van alle functies in het land en toegang tot 9% van alle voorzieningen. Een nauwkeurige registratie van Tutsi en Hutu was noodzakelijk om deze quota te kunnen handhaven. Dit leidde tot meer onrust onder de Tutsi. Ook de Hutu werden steeds zenuwachtiger. Iedere poging van Tutsi om iets aan de quota te doen werd uitgelegd als een poging de Tutsi overheersing te herstellen. Gewapende opstanden, nog meer Tutsi-vluchtelingen en nog meer wantrouwen volgden elkaar op. Toen in 1994 de presidenten van Rwanda en Burundi in een vliegtuigongeluk om het leven kwamen, liep het volledig uit de hand. Hutu leiders besloten alle Tutsi uit te moorden. Tussen 7 april en 15 juli 1994 kwamen zo 500.000 tot 1.074.017 Tutsi en gematigde Hutu om, meestal doordat ze met machetes in stukken gehakt waren. Ongeveer 70% van alle Tutsi werd zo vermoord. ![](media/image36.png) Slachtoffers van de genocide in Rwanda, de man rechts heeft de aanval overleefd. De genocide eindigde met de overwinning van het Rwandese Patriottic Front, een leger dat voor het grootste deel bestond uit eerder gevluchtte Tutsi. Sindsdien is ras in Rwanda officieel afgeschaft en staat er zelfs een verbod op uitingen die te maken hebben met ras. Hutu en Tutsi bestaan niet meer, er zijn alleen nog Rwandezen. Twee miljoen Hutu die betrokken waren bij de genocide vluchtten naar het buitenland, met name naar Congo. Botsingen met de plaatselijke bevolking, de bemoeienis van verschillende Afrikaanse landen en de aanwezigheid van diamantmijnen leidden tot grote internationale conflicten in Oost-Congo. De aantallen slachtoffers door het geweld, direct of indirect zijn niet te tellen. Naar schatting kwamen tussen de 3 en 6 miljoen mensen om. In 2018 kreeg Denis Mukwege de nobelprijs voor de vrede omdat hij onder levensgevaarlijke omstandigheden probeert vrouwen die door brute verkrachtingen volledig lichamelijk verwoest zijn, nog enigszins op te knappen. **Onvolledige dekolonisatie** De conflicten en problemen die in dit hoofdstuk beschreven zijn, zijn slechts voorbeelden. Vergelijkbare gebeurtenissen kwamen overal in de voormalige koloniën voor. Postkoloniale historici zien achter veel problemen in de voormalige koloniën een onvolledig proces van dekolonisatie. Zij stellen dat de dekolonisatie nog lang niet afgerond is en dat de koloniale resten de oorzaak zijn van vele problemen. Verschillende vormen van dekolonisatie zijn volgens hen nog nodig. - Economische dekolonisatie In vrijwel alle koloniën was de economie omgevormd tot een toeleveringseconomie voor de industrie en de markt in de westerse landen. Grootschalige landbouw voor de wereldmarkt en mijnbouw zijn hier voorbeelden van. In veel gevallen was slechts geïnvesteerd in sectoren waar vooral de moederlanden behoefte aan hadden. Bovendien was vaak sprake van een monocultuur. Landen waren afhankelijk van één vorm van economie. Om niet volledig in een economische crisis te belanden bleef de economische afhankelijkheid aanvankelijk intact. Waar nieuwe leiders probeerden deze afhankelijkheidsrelatie te doorbreken grepen westerse grootmachten in of straften deze landen om een voorbeeld te stellen. - Politieke dekolonisatie De nieuwe politieke elite in de onafhankelijke landen bestond aanvankelijk voornamelijk uit mensen die zich de politieke cultuur van de Europeanen hadden eigen gemaakt en door hun banden met de voormalige Europese landen economisch met hen verbonden waren. Veel regeringen waren dus volledig vereuropeaniseerd en hooguit alleen in afkomst en huidskleur inheems. Tussen volk en bestuurlijke elite bestond vaak een grote afstand wat tot vele conflicten leidde. De banden tussen voormalige moederlanden en deze politieke elite bestond vaak uit militaire en financiële hulp om de status quo te handhaven. Vaak ging dit ten koste van de eigen bevolking en een algemene economische ontwikkeling. - Culturele dekolonisatie Vóór de komst van de Europeanen bestonden er overal inheemse structuren van conflictbeheersing, rechtspraak en andere vormen van politiek. Bovendien was er enorm veel kennis over geneeskunde en techniek die goed functioneerde en voldeed aan de behoeftes van de bevolking. Ook op religieus en sociaal gebied functioneerden deze samenlevingen. De Europeanen zorgden ervoor dat de inheemse rechtspraak vervangen werd door systemen uit Europa die zij superieur achtten. De westerse geneeskunde verving de bestaande geneeskunde waarmee veel kennis verloren ging. De inheemse techniek was in het geheel niet nuttig voor de Europeanen en ging daarmee ook verloren. Inheemse religies verdwenen en werden vervangen door het christendom. Daarmee werden allerlei inheemse samenlevingsvormen en gebruiken ineens zondig en vaak volgde zelfs wetgeving deze te vernietigen. Een voorbeeld hiervan is de wetgeving tegen homoseksualiteit in landen waar gelijkgeslachtelijke seksuele relaties in het verleden geen enkel probleem vormden. In veel voormalige kolonies is de bevolking zodanig van zijn eigen cultuur vervreemd dat zij de westerse cultuur als hoogwaardiger zien. De economische machtspositie van de witte westerse samenleving wordt vaak verward met een superieure westerse cultuur. In sommige landen leidde dit ertoe dat iemand een hogere status heeft wanneer iemand een lichtere huidskleur heeft of meer op een Europeaan lijkt. **\ ** **H.5 Postkoloniaal Europa** Het imperialisme en kolonialisme heeft niet alleen gevolgen gehad voor de gekoloniseerde volken. Na de dekolonisatie hebben ook de voormalige Europese grootmachten nog te maken met de gevolgen. **Pluriforme samenlevingen** De voormalige koloniale grootmachten zijn de landen met de meest diverse bevolking in Europa. In Groot-Brittannië, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië wonen grote aantallen nakomelingen van inwoners uit hun voormalige koloniën. De eerste groepen kwamen al in de koloniale periode naar Europa. Dit waren bijvoorbeeld studenten. In verschillende koloniën was behoefte aan inlanders met specifieke kennis om de kolonie economisch en politiek draaiende te houden. Een andere groep waren de mensen die naar Europa gehaald werden om tentoongesteld te worden. In Europa waren koloniale tentoonstellingen populair. Mensen werden tentoongesteld in menselijke dierentuinen zodat het publiek zich aan hen kon vergapen. In de andere hokken werden dieren tentoongesteld. In 1958 werden tijdens de wereldtentoonstelling in Brussel grote aantallen Congolezen tentoongesteld. Het toegestroomde publiek bekogelde de Congolezen met nootjes. De directie vond dit toch te ver gaan en sloot de tentoonstelling. Op deze tentoonstelling uit 1905 in Luik konden mensen kijken naar Senegalezen die een bad nemen. Tenslotte waren er ook nog mensen uit de koloniën die vanwege de handel in Europa verzeild raakten. Een deel van hen bleef in Europa hangen. Grotere aantallen mensen kwamen rondom de periode van de dekolonisatie naar Europa. Een deel van hen zag geen toekomst in het onafhankelijke vaderland. Soms waren dit leden van de oude elites. Zij waren hoogopgeleid en bezaten de middelen en de contacten om in Europa een bestaan voor zichzelf op te bouwen. Een ander deel had zich zozeer verbonden met de voormalige kolonisator dat zij voor hun veiligheid geen andere keus had dan de oversteek te maken. Weer anderen waren bang als minderheid in een nieuw land terecht te komen en vertrokken zolang dit nog kon. Tenslotte waren er ook nog mensen die puur uit economische redenen naar Europa vertrokken. Een beetje zoals de Europeanen oorspronkelijk ook uit economische redenen de wereld aan zich hadden onderworpen. De integratie van de verschillende groepen verliep niet altijd soepel. Deze eerste groepen beheersten wel vaak de taal van het moederland wat integratie gemakkelijker maakte, maar racisme en discriminatie werkte dit weer tegen. Europeanen waren zo gewend dat deze mensen zich onderdanig opstelden dat ze dit gedrag ook van hen verwachtten in Europa. Het bleek bijna onmogelijk door te dringen tot de hogere kaders van de grote Europese instellingen en bedrijven. Niet witte leidinggevende mensen werden niet geaccepteerd. Meer mogelijkheden waren er in de kunsten, de sport of door het opstarten van eigen bedrijfjes. Daarbij waren bijvoorbeeld restaurants of winkeltjes waar 'traditionele' producten verkocht werden populair. In fabrieken, de schoonmaak of de bediening was het niet moeilijk aan werk te komen, zolang er een tekort aan arbeidskrachten was. ![](media/image38.png) Standbeeld van Anton de Kom op het Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost. Anton de Kom schreef in 1934 'Wij slaven van Suriname' en zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland in het verzet. In Amsterdam Zuidoost wonen veel Surinamers. Toen zij in de jaren '70 naar Nederland kwamen werden hele wijken in Amsterdam voor hen verboden. Mensen wilden niet dat zwarte menen in hun wijken kwamen wonen en de gemeente gaf daarin toe. Alleen in Zuidoost (de Bijlmer) mochten zij onbeperkt gaan wonen. Tot op de dag van vandaag woont er een grote Surinaamse gemeenschap. In de periode van sterke economische groei in de jaren zestig veranderde dit. De Europese arbeidsmarkt kwam arbeiders te kort. Om het probleem op te lossen werd niet gezocht naar een herstructurering van de economie waardoor minder arbeiders nodig waren. Als in een koloniale reflex werd de oplossing voor het probleem buiten Europa gezocht. Daar waren genoeg arme mensen te vinden die graag de Europese economie wilden komen redden in ruil voor een kans op een beter leven. Gastarbeiders werden in grote aantallen naar Europa gehaald om daar in fabrieken te werken. Integratie was niet nodig want zij zouden toch na een aantal jaren vrijwillig weer vertrekken. Dat laatste bleek een misrekening. Veel van deze mensen bouwden een leven op in Europa en bleef. Ze waren niet naar Europa gekomen om de Europese economie te redden maar omdat ze kansen zagen voor zichzelf en voor hun familieleden. Die lieten ze overkomen. Men ging uit van de dienstbaarheid van deze mensen en had niet bedacht dat ze ook een eigen agenda hadden. Dat viel de Europese samenlevingen tegen. Nu zaten ze met allemaal mensen die vaak de taal niet spraken en banen bezet hielden. In de jaren '80, toen de economie in een crisis belandde en de werkloosheid opliep waren veel Europeanen hen liever kwijt dan rijk. Dit leidde tot de eerste politieke partijen die een beperking van de immigratie en liefst ook het terugsturen van deze mensen bepleitten. De sfeer van oplopende spanningen tussen bevolkingsgroepen was niet bevorderend voor de integratie. Verkiezingsposter van de Centrumpartij. Deze partij wist in 1982 1 zetel te veroveren in de Tweede Kamer. De eerste generaties gedroegen zich wel vaak onderdanig. Van jongs af aan hadden zij geleerd witte mensen niet tegen te spreken. Dit gedrag hadden zij geïnternaliseerd. Hun kinderen waren minder bereid, zich onderdanig te gedragen. Velen van hen wijzen de witte Europese samenlevingen op de ongelijkheid en discriminatie die zij ervaren. Zij maken gebruik van hun recht op vrije meningsuiting om misstanden zoals zij die ervaren aan de kaak te stellen. Ook eisen zij nadrukkelijker erkenning voor de ellende die de Europese samenlevingen hun voorouders hebben aangedaan. **Omgang met het koloniale verleden** In alle voormalige koloniale grootmachten vond men het moeilijk het verlies van het imperium te verwerken. Lang werd daarom dit verleden genegeerd, alsof het niet bestond. De mensen die in de koloniën gewoond en geleefd hadden, konden dit maar moeilijk begrijpen. Ze hadden het gevoel dat zij vergeten waren. Zeker de mensen die zwaar geleden hadden in de Jappenkampen of tijdens de bloedige koloniale oorlogen, moesten hun trauma's alleen verwerken. Hen werd gezegd vooral niet te zeuren. In Europa was het ook allemaal heel erg geweest. De enigen bij wie ze verhaal konden halen waren de mensen die hetzelfde hadden meegemaakt. In de meeste Europese landen ontstonden daardoor postkoloniale netwerken waar vooral het leven van vóór de Tweede Wereldoorlog werd verheerlijkt. In Nederland werd deze tijd 'Tempo Doeloe' genoemd, de goede oude tijd. Voor veel mensen was dit ook echt een goede oude tijd geweest. Vaak hadden zij niet in de gaten gehad hoe onderdrukkend het koloniale systeem voor de inlandse bevolking was. Veel van deze mensen waren ook oprecht met goede bedoelingen naar de koloniën getrokken. Artsen hadden ziektes bestreden, onderwijzers hadden mensen opgeleid en technici en ingenieurs hadden techniek en infrastructuur gebracht die de economie versterkten. Velen van hen begrepen niet wat ze verkeerd hadden gedaan. De geschiedschrijving over het koloniale verleden zou nog lang in handen blijven van de generatie die in de koloniale tijd opgegroeid en opgeleid was. Zij bepaalden wat er werd onderzocht en zij leidden de studenten op die na de dekolonisatie naar de universiteiten trokken. Ook deze generatie werd sterk gestuurd door hetzelfde beeld van het koloniale verleden. Men was het er op een gegeven moment wel over eens dat het kolonialisme als systeem fout was geweest maar vervolgens werd vooral aandacht geschonken aan de dingen die wél goed waren gegaan. ![](media/image40.png)Natuurlijk waren er ook schrijvers en onderzoekers die het perspectief van de gekoloniseerden centraal stelden of hevige kritiek hadden op hoe de Europeanen zich in de koloniën hadden gedragen. In 1968 promoveerde Joop Hueting op een proefschrift waarin hij zich afvroeg waarom Nederland nooit de oorlogsmisdaden had onderzocht die begaan waren tijdens de 'politionele acties'. Toen Hueting op TV vertelde over wat hij ontdekt had werd hij van alle kanten aangevallen. Hij moest onderduiken vanwege de vele bedreigingen. Naar aanleiding van kamervragen werd een 'onderzoek' ingesteld. Binnen een jaar moest dit onderzoek klaar zijn. Met zeer beperkte middelen werd de Excessennota van 1969 gepubliceerd waarin stond dat er misdaden waren geweest maar dat dit uitzonderingen, excessen waren. Joop Hueting tijdens zijn TV optreden in 1969 Datzelfde jaar diende de Nederlandse regering een wet in die eventuele oorlogsmisdaden begaan door Nederlandse militairen in voormalig Nederlands-Indië verjaard verklaarde. Deze wet werd aangenomen en trad in 1971 in werking. In oktober 2019 bepaalde het Nederlandse hooggerechtshof dat oorlogsmisdaden nooit kunnen verjaren en dus ook niet wanneer het Nederlandse militairen in Nederlands-Indië betreft. Overigens werden er ook misdaden gepleegd aan Indonesische kant en werden veel Nederlandse militairen in Indië door de Nederlandse regering slecht bewapend en slecht voorbereid op oorlogspad gestuurd. Veel Nederlandse veteranen zijn daarom woedend op de huidige eenzijdige nadruk op Nederlandse oorlogsmisdaden. Aan Nederlandse kant sneuvelden 4751 militairen (burgers niet meegerekend), aan Indonesische kant vielen 97.421 slachtoffers als direct gevolg van Nederlands militair optreden. In 2015 promoveerde de Zwitsers Nederlandse Rémi Limpach aan de universiteit van Bern in Zwitserland summa cum laude op een proefschrift, waarin hij stelde dat het geweld tegen de Indonesische bevolking systematisch was. Oorlogsmisdaden waren geen excessen zoals men in 1969 stelde maar bewuste en systematische acties van het Nederlandse leger. Het is veelzeggend dat dit onderzoek niet werd uitgevoerd aan een Nederlandse universiteit door een Nederlandse historicus. Naar aanleiding van dit onderzoek besloot de Nederlandse regering in 2016 een nieuw onderzoek te laten uitvoeren naar deze oorlogsmisdaden. Het resultaat van dit onderzoek wordt in 2021 verwacht. Een ander pijnlijk punt is de omgang met het slavernij verleden. Na veel druk vanuit de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap in Nederland werd in 2002 het Nationaal Monument Slavernijverleden onthuld. Bij deze onthulling door koningin Beatrix waren alleen genodigden aanwezig die met hoge schotten van het overige publiek waren afgescheiden. De toegestroomde Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders waren woedend. Zij mochten het monument pas later bekijken. Koningin Beatrix op weg naar de onthulling van het Monument. Op de achtergrond een demonstratie met spandoeken. Door druk vanuit de zwarte gemeenschap wordt het Nederlandse slavernijverleden steeds nadrukkelijker onder de aandacht gebracht. In 2015 paste het Rijksmuseum de bordjes bij diverse kunstwerken aan waar ook tot slaaf gemaakten op voorkomen. Bij werken die nadrukkelijk dankzij de slavenhandel tot stand kwamen, wordt dit nu ook genoemd. In 2020 wordt voor het eerst door het Rijksmuseum een tentoonstelling georganiseerd waar het onderwerp slavernij in centraal zal staan. **Postkoloniale politiek** Net zoals de voormalige koloniën nog lang afhankelijk waren van het Europese moederland zo waren ook de Europese economiën afhankelijk van hun voormalige koloniën. De Europese economie en industrie was volledig afhankelijk van allerlei grondstoffen die ze alleen in de voormalige koloniën op grote schaal goedkoop konden winnen. Deze afhankelijkheid bepaalde in veel gevallen allerlei beslissingen in de internationale politiek. Aanvankelijk waren de Europese grootmachten vooral geïnteresseerd in Azië. Het Midden-Oosten werd interessant toen daar in 1869 het Suez-kanaal werd gegraven. Landen rondom het Suez-kanaal en op de route naar Azië werden veroverd om de scheepvaart te kunnen beveiligen. Toen in de regio olie werd gevonden, nam het belang in de regio alleen maar toe. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd het hele Midden-Oosten onder Europese landen verdeeld. Controle over de oliereserves in met name Saoedi-Arabië, Irak en Iran bepaalde of westerse landen industriële grootmachten konden worden. Wie toegang had tot grote hoeveelheden goedkope olie bouwde een economie op die ervan afhankelijk was. De Iraniërs waren de eersten die definitief de westerse bedrijven eruit gooiden. De familie Saoed was maar wat graag bereid in ruil voor veel geld en wapens de olie te blijven leveren aan westerse landen. Zij hadden deze steun nodig om in hun eigen land aan de macht te kunnen blijven. In de machtsstrijd tussen Iran en Saoedi-Arabië kiest het westen daarom zonder enige twijfel voor Saoedi-Arabië. Dat de familie Saoed het niet zo nauw neemt met de mensenrechten moeten de westerse landen voor lief nemen. Voortdurend wordt gewezen op de mensenrechtenschendingen door het fundamentalistische regime van Iran. De moordpartijen en mensenrechtenschendingen door het huis Saoed worden meestal met de mantel der liefde bedekt. ![](media/image42.png)Muurschildering op de voormalige Amerikaanse ambassade in Teheran, Iran. De permanente bemoeienis van het westen met het Midden-Oosten maakt het niet moeilijk om anti-westerse sentimenten te kweken. Dit vormt een handig excuus om allerlei 'westerse' invloeden af te wijzen zoals vrouwenrechten en allerlei andere vrijheden. Toen in 1979 de fundamentalisten de macht overnamen in Iran betekende dit dat het westen niet langer onbeperkt over de gigantische olievoorraden in dat land kon beschikken. Dit betekende het begin van een lange serie oorlogen in het Midden-Oosten die tot op de dag van vandaag voortduren. Eerst probeerde men Iran op de knieën te krijgen door Irak te steunen in de Iran-Irak oorlog. Dat mislukte. Sindsdien volgt de ene oorlog op de andere en steeds moest het westen zich er wel mee bemoeien vanwege de olievoorraden. Het bondgenootschap met Saoedi-Arabië moest overeind blijven ook al was dit land gewikkeld in een ordinaire machtsstrijd in de regio. Pas sinds een deel van de westerse wereld besloten heeft minder afhankelijk te willen zijn van olie en andere fossiele brandstoffen verandert er iets. Steeds meer durven regeringen openlijk kritiek te leveren op de familie Saoed. Zo neemt sindsdien de kritiek op het optreden van Saoedi-Arabië in Jemen steeds meer toe. Een charme offensief wil niet veel helpen. Vrouwen krijgen bijvoorbeeld mondjesmaat wat meer rechten. Sinds 2018 mogen vrouwen een rijbewijs halen, maar voor een levensreddende operatie moeten zij nog steeds toestemming van een man hebben. Overzicht van de uitgevoerde doodstraffen in Saoedi-Arabië. In veel gevallen betreft het doodstraffen voor politieke dissidenten of mensen van minderheden zoals sjiieten die opkomen voor hun rechten. Toen in oktober 2018 met medeweten van de Saoedische regering de journalist Jamal Khashoggi in stukken werd gezaagd, lukte het steeds minder goed om weg te kijken van de vele mensenrechtenschendingen. Toch zit het westen nog steeds aan Saoedi-Arabië vast. Het westen wil wel van de fossiele brandstoffen af maar voorlopig kan het westen nog niet zonder. Een oorlog tussen Iran en Saoedi-Arabië moet koste wat kost voorkomen worden. Dat zou namelijk een regelrechte economische crisis betekenen. De bondgenoot Saoedi-Arabië moet gesteund blijven worden door het westen. Iran heeft bijna 2,5 keer zoveel inwoners die bovendien veel geharder zijn in oorlogsvoeren dan de steenrijke Saoediërs die alleen met buitenlandse hulp de binnenlandse oppositie onder de duim kunnen houden. De voortdurende oorlogen en uitzichtloosheid voor grote massa's mensen in het islamitische Midden-Oosten heeft het westen en alles waar het westen voor staat, er niet populair gemaakt. Het helpt ook niet dat de machthebbers in het Midden-Oosten steeds het westen opvoeren als reden waarom het slecht gaat. Het gezeur over mensenrechten presenteren zij als westerse bemoeienis die tegen de eigen islamitische cultuur ingaat. Zo leiden ze de aandacht af van hun eigen onvermogen of hun eigen zelfzucht. Groot was dan ook de blijdschap in veel islamitische landen toen bij de aanslagen in de Verenigde Staten in 2001 ook eens de mensen in het westen de gevolgen van deze bemoeienissen voelden. Ook moslims in Nederland konden hun blijdschap niet altijd even goed verbergen. **Literatuurlijst** Wie geïnteresseerd is in meer informatie over de verschillende thema's die in dit onderwerp aan bod komen kan de volgende literatuur lezen. Dit is een lijst boeken die het verhaal van deze bundel ondersteunen. Boeken die daar tegenin gaan staan dus niet in deze lijst. De boeken staan op alfabetische volgorde op achternaam van de (hoofd/eerste) auteur. Birney, A., De tolk van Java (De Geus, Breda, 2016) Alfred Birney beschrijft in de autobiografische roman het leven van zijn vader, een Indische voormalige oorlogstolk en zichzelf. Brocheux, P., Ho Chi Minh, a biography (Cambridge University Press, Cambridge, 2007) Vertaling van een Franstalige biografie uit 2003 Buettner, E., Europe after Empire, Decolonization, Society, and Culture (Cambridge University Press, Cambridge, 2016) In dit boek beschrijft Elizabeth Buettner hoe de verschillende voormalige koloniale grootmachten het verleden verwerkten en hoe ze met de gevolgen ervan in hun eigen samenlevingen omgingen. Coates, T., Between the World and Me (Spiegel & Grau, New York, 2015) Roman in briefvorm waarin Ta-Nehisi Coates zijn zoon uitlegt hoe het is om als zwarte te leven in een witte Amerikaanse maatschappij. Essed, F., Alledaags racism (Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, 2017) aangevulde editie van de eerste druk uit 1984. Filomena Essed onderzoekt het racisme zoals dat ervaren wordt door Surinaamse vrouwen in Amsterdam. Euwijk, J. en Rensen, F., De identiteitscrisis van zwarte piet (Atlas Contact en Het Citaat, Amersfoort, 2017) In dit boek wordt onderzocht wat waar en niet waar is in de discussie rondom zwarte piet en in hoeverre het kolonialisme en de slavernij iets met zwarte piet te maken hebben. Fanon, F., Zwarte huid, witte maskers (Octavo, Amsterdam, 2018) Oorspronkelijke uitgave, Peau noir, masques blancs (1952) Frantz Fanon beschrijft wat het psychologisch betekent voor iemand met een zwarte huid in de witte westerse wereld. Fatah-Black, K., Eigendomsstrijd, de geschiedenis van slavernij en emancipatie in Suriname (Ambo/Anthos, Amsterdam, 2018) Karwan Fatah-Black behoort tot de generatie van postkoloniale historici met wortels in de koloniale wereld. Deze generatie legt andere accenten dan tot dan toe gebruikelijk was. Kom, A., Wij slaven van Suriname (Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, 2017) In deze heruitgave van Anton de Koms boek uit 1934 beschrijft hij de slavernij in Suriname. Dit boek speelde een sleutelrol in de groei van het zwarte zelfbewustzijn van de zwarte Surinaamse bevolking. Limpach, R., De bandende kampongs van Generaal Spoor (Boom, Amsterdam, 2016) Geannoteerde publieksversie van het proefschrift waarop Rémi Limpach promoveerde en waarin hij aantoonde dat er sprake was van aangestuurd en structureel geweld van de kant van het Nederlandse leger tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië. Lüders, M., Wie wind zaait, wat de westerse politiek in het Midden-Oosten aanricht (Walburg Pers, Zutphen, 2016) Vertaling van een Duitse uitgave uit 2014 waarin uitgelegd wordt waarom het westen in het Midden-Oosten niet zo populair is. Melvern, L., Conspiracy to Murder, the Rwandan Genocide (Verso, Londen, 2006) Linda Melvern beschrijft hoe deze genocide plaats kon vinden, wat er gebeurde en hoe de genocide nog steeds invloed heeft op de Rwandese samenleving. Nzongola-Ntalaja, G., Ohio Short Histories of Africa, Patrice Lumumba (Ohia University Press, Athens, 2014) een biografie over Patrice Lumumba Oostindie, G., Soldaat in Indonesie 1945 -- 1949, getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis (Prometheus, Amsterdam, 2016) Gert Oostindie schrijft over wat er allemaal mis ging tijdens de dekolonisatie oorlog in Indonesië. Stolwijk, A., Atjeh, het verhaal van de bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis (Prometheus, Amsterdam, 2016) Anton Stolwijk beschrijft deze koloniale oorlog die tot 1942 voortduurde en zijn gevolgen voor Atjeh nu. Wekker, G., Witte onschuld, paradoxen van kolonialisme en ras (AUP, Amsterdam, 2018) Vertaling van de editie uit 2016 waarin Gloria Wekker de paradoxale tegenstelling onderzoekt tussen de passie en agressie die ras opwekken terwijl het bestaan van ras en racisme in Nederland ontkent wordt.