Document Details

RemarkableBananaTree

Uploaded by RemarkableBananaTree

Odisee University College

2024

Tags

developmental psychology psychological issues human behavior psychology

Full Transcript

**[Psychologische Vraagstukken juni '24]** *AFSPRAKEN IN DE LES EN INLEIDING:* Alle soorten ontwikkeling ( prenatale, morele, seksuele , cognitieve,..)= zelfde leeftijd maar daar mag ik niet vanuit gaan dat moet ik weten. **Casus** : mijn zoon wordt homo : is dat normaal? Of niet ? kan je homo wo...

**[Psychologische Vraagstukken juni '24]** *AFSPRAKEN IN DE LES EN INLEIDING:* Alle soorten ontwikkeling ( prenatale, morele, seksuele , cognitieve,..)= zelfde leeftijd maar daar mag ik niet vanuit gaan dat moet ik weten. **Casus** : mijn zoon wordt homo : is dat normaal? Of niet ? kan je homo worden ?? dan vertellen tegen moeder hoe zij moet reageren ***Antw***: alleen psychologisch beantwoorden en niet vanuit de maatschappij Kan je zoon homo worden door iets te doen? NEEN dat ben je van uw geboorte of niet. Jongens van die leeftijd die moet je rustig laten doen daar is niks abnormaal aan. **Aanraden wat moet je doen**: ik zie dat je bezig ben en je doet de deur dicht. Als ze 13- 15 jaar zijn en er is iemand van 19 jaar daarbij is en meedoet moet er een belletje rinkelen WANT dat kan niet Je komt je zoon tegen die aan het spelen is met zijn vogeltje in de woonkamer dan moet je inkomen en zeggen van zoiets doe je in het privé : in de slaapkamer en niet in een openbare ruimte DAT MAG NIET. ! Niet horen : onze moeder zegt , de maatschappij zegt , mijn godsdienst zegt = niet horen ! H1 : SITUERING VAN DE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE **Hoofstuk 1: Waarom doen mensen wat ze doen** ============================================== 1. **Inleiding** Antwoord is belangrijk om je handelen als professional op te baseren Wat is nog recht/ normaal-\> antw moet evidence-based zijn 2. **Situering van de ontwikkelingspsychologie** 1. **Wat is ontwikkeling** Verandering= basis v menselijk bestaan Ontwikkeling= speciale vorm v veranderingverandering volgens bepaalde lijnen en patronen Ontwikkelingspsychologie= wet studie naar patronen v groei, verandering en stabiliteit die zich voordoen bij toenemende leeftijden vanaf conceptie tot in de ouderdom Neurologische rijping is basis in genen liggen genetisch potentieel dat zich in wisselwerking met de omgeving ontvouwt + leidt tot groei, tot neurologische veranderingen Hersencellen groeien+ nemen in aantal toe steeds nieuwe cellen + nieuwe verbindingen; degene die niet worden gebruikt of overbodig zijn worden gekapt - proces blijft heel je leven doorgaan , want verandering door rijping, MAAR brein blijft ook veranderen door gedrag en ervaring =\> mens blijft leren+ blijft geheugen vormen-\>geheugen is hetzelfde als verandering v hersenweefsel, die verandering kan van alles zijn planmatig of toeval -\> hersenen=/ vaststaand gegeven , maar plastisch DUS ontwikkelingspsychologie= veranderingspsychologie-\> persoon verandert heel zijn leven in 1 of ander opzicht + veranderingen zijn niet bij iedereen hetzelfde Ontwikkelingspsycholoog probeert de veranderingen en verschillen te beschrijven en verklaren=\>zoekt naar ontstaansvoorwaarden om veranderingen ten goede te beïnvloeden + ontwikkeling te optimaliseren Kinderen -\> ontwikkelen op verschillende manieren + verschillende fasen in + aspecten van die ontwikkeling= fysieke, sociaal emotionele, cognitieve, morele -\> onderscheidt is kunstmatig=\> ontw varieert per kind en tussen kinderen -\>indeling in fasen dus enkel voor praktische redenen Kinderen in BE-\>ontwikkelen zonder veel problemen -\>worden autonome en sociale volwassenen die bijdrage leveren aan de samenleving MAAR 36% v ouders met thuiswonende kinderen -\>maakt zorgen over de opvoeding/ ontwikkeling van hun kind(eren) -\> hiervan heeft 60% advies gezocht buiten hun kringen Pedagogische literatuur: 'die problemen zijn normaal' - somberheid, angst, druk gedrag, tegendraadsheid, agressie Tot op hoogte normale verschijnselen-\>verbonden aan ontwikkelingsfase Duur, intensiteit,... bekijken om te zien of je zorgen moet maken -\> moet kunnen inschatten wat de normale ontwikkeling is Ontwikkelingsdomeinen 2. **De zone van de 'naaste ontwikkeling' volgens Lev Vygotsky** **Werken in 'zone van naaste ontwikkeling'** Er wordt van ons (=professionals) verwacht dat we mensen doen groeien, veranderen. Lev Vygotsky vertelt dat je moet inschatten waar dat de mens staat (in 4 fasen) (bv. Hij staat in de tweede fase: je moet beginnen te werken in de 3de fase. Je moet de mens niet achteruit laten gaan want dan zal die niet groeien, maar ook niet te veel vooruitgaan dan zal hij het zeker niet kunnen (dat zal hij ook weten = buiten zijn comfort zone). Je moet inschatten met wie je werkt. Helpen vragen / problemen oplossen die het niet uit zichzelf aankan=\> stimuleert de ontwikkeling = actief helpen Def volgens Vygotsky= de zone van de naaste ontwikkeling is de afstand tss het feitelijke ontwikkelingsniveau zoals vastgesteld dmv probleemoplossen door het kind zonder hulp uitgevoerd, en het potentiele ontwikkelingsniveau zoals vastgesteld door probleemoplossen onder volwassen begeleiding of begeleiding door meer gevorderde leeftijdsgenoten Gaat dus enkel over probleemoplossing + vragen oplossen= cognitieve ontwikkeling-\> kan ook op andere ontwikkelingsdomeinen - Omgeving is zeer belangrijk + beetje vooruit lopen op feitelijke ontwikkeling aka streven naar potentiele ontwikkelingsniveau 3. **Doelstellingen van de ontwikkelingspsychologie** 1. **Optimaliseren v levenslange ontwikkeling** (= het gaat goed en wat moeten we (professionals) doen om het goed te houden) - weten hoe + wanneer + op welke domeinen men positief kan ingrijpen in ontwikkelingsproces =\> zo positief beïnvloeden v ontwikkelingsproces 2. **Hulpverlening wanneer ontwikkelingsproces minder positief verloopt** (= het gaat niet goed, er is een probleem, hoe kan ik mensen met dat probleem begeleiden? Ik ga ingrijpen, hoe kan ik iets recht trekken? Bv autisme (ontwikkeling dat niet verloopt dat ze niet zou is moeten verlopen, zij hebben gebrek van empathie, terwijl de mens dat wel hebben. Zij kunnen wel leren hoe ze empathie kunnen vertonen.) - hoe nieuwe kansen bieden/ helpen bij ontwikkelingsmoeilijkheden/tekorten 3. **Emancipatie van zich ontwikkelende mens bevorderen** (Je hebt binnen de grenzen van uw leven keuzes. Je moet keuzes kunnen maken en keuzes kunnen zien. Bv je kiest dat je verdrietig bent dat uw moeder is verongelukt. Jij KIEST hoe je daarop reageert. Mensen zelfregie geven, mensen laten aantonen dat ZIJ baas zijn van hun leven, niet de gebeurtenissen, opvoeding, trauma,... die gaan je leven niet bepalen. EMANCIPATIE = MENSEN ZIJN STERKER DAN DAT ZIJ ZELF DENKEN) - toenemende zelfbepaling is belangrijk -\>hoe zelfbepaling ondersteunen zodat de mens zijn eigen ontwikkeling in eigen handen kan nemen+ bijsturen waar nodig-\> individuen + specifieke maatschappelijke groepen die emancipatienoden hebben (vrouwen, wn,..) 4. **Determinanten of invloedsfactoren van de psychische ontwikkeling** **Discussie in ontwikkelingspsychologie:** Wie ben jij? Nature = genen, erfelijkheid & nurture= aangeleerd (opvoeding, omgeving) Wie is verantwoordelijk van wie je bent? Je wordt niet hetero- of homoseksueel geboren, het kan dat je dat gedrag niet stelt, MAAR je kan dat gedrag afleren. Bv; wanneer je opgewonden bent door een jongen onder de koude douche staan. Seksualiteit is aangeboren en zit in je genen. 1. **Erfelijkheid en omgeving: de nature/nurture controversie** [Nature] = aanleg/ dispositie is allesbepalend Voorloper: Rousseau& nativisme [Nurture (=wat je nu bent hangt af van de buitenkant)] [Liggen ontwikkelingsplan en ontwikkelingsrichting verankerd in de aangeboren psychische structuur van een individu of is ze het resultaat van een bepaalde ervaringen?] - innemen van standpunt heeft weerslag op beslissingen Bv. homoseksualiteit Klemtoon verschilt bij theorieën: Conclusie recent wet onderzoek: aanleg + omgeving hebben invloed op iemands ontwikkeling Hypothesen die steunen het interactiemodel ondersteunen: 1. 2 soorten psychologische processen 2. Bepa psychologische functie bereikt het rijpingsniveau - oefening + passende stimuli vanuit milieu wordt belangrijk -\>kritische periode voor psychologische functie -\>tijdspanne in ontwikkeling waarin bepaalde eigenschap ontwikkeld kan worden -\>de periode met de functie uit te breiden+ perfectioneren 3. Gevoelige periode gaat voorbij zonder voldoende kansen te hebben gekregen in geschikt milieu - ontwikkelingsachterstand in bepa psychologische functie-\> moeilijk/ niet in te halen -\> nu meer aanwijzingen dat kinderen latere ervaringen kunnen gebruiken om eerdere achterstanden in te halen 4. oefening en training voor gevoeligere periode=\> geen effect op gunstige ontwikkeling van die functie *[Interactiemodel vertrekt van volgende hypothesen: ]* Er zijn belangrijke hypothesen 1\. Seksualiteit = nature 2\. hechting= eerste verband tussen kind en ouders; iedere kind kan zich hechten, maar het is belangrijk om te weten hoe de verzorger daarmee (met de relatie) omgaat. 3\. Soms gaat die periode voorbij. Is het dan mogelijk om die band weer normaal te laten functioneren? Wanneer de kritieke periode voorbij is, is het te laat, MAAR je kan het wel halen, maar je moet dan heel goed uw best doen (heel goed begeleid zijn) 4\. Het heeft geen zin om ergens mee bezig te zijn als de functie niet ten orde is. Het kan voor een negatieve uitkomst zorgen op die functies. 2. **Zelfbepaling als ontwikkelingsfactor** *Zelfbepaling = je bepaalt zelf wat je doet met jezelf bv. Je bent doof en wilt zanger worden. Jij kiest of dat je wilt rechtstaan of vallen* Aanleg & milieu Vrije keuze [Levenslooppsychologie ] -\> geeft aandacht aan periodes van volwassenheid en ouderdom Levenslooppsychologie-\> 3^e^ factor naast rijping en milieu: zelfbepaling \- nature (valies die je van uw ouders krijgt, erfelijkheid, aanleg) \- nurture (omgeving, milieu die bepaalt wie dat je bent) \- zelfbepaling (je bepaalt zelf wie dat je bent) [Ontwikkeling van de mens vooral door milieu of natuur beïnvloedt?] 3. **Leeftijd: kalenderleeftijd en ontwikkelingsleeftijd** [Kalenderleeftijd verklaart niets] Bv. Kind kan leren lezen omdat het 6j is-\> fout Vragen die gesteld moeten worden - Zou het zo zijn dat het kind rond 6j bepaalde cog structuren heeft ontwikkeld die het leren lezen mogelijk maakt -\> welke structuren? - Zou het zo zijn dat het kind rond 6j in een geschikt milieu wordt gebracht -\> bv. Leerkansen op school, verwachtingen ouders - Hoe veroorzaakt milieu de ontwikkeling van het leren lezen Wel [normatief referentiepunt] in de tijd Bepaalde normen vastleggen rond bepaalde leeftijdsperiode -\> zo zeggen of iemand voor/achter is op normale ontwikkeling. [Chronologisch referentiepunt] Voorzichtig hanteren -\> nooit exacte startleeftijden/ leeftijdsperioden aanduiden -\> altijd belangrijke niet normatieve determinanten -\> wel makkelijk om algemeen beeld te krijgen, vergelijkingen maken, beperkingen Niet steeds universeel over culturen en historische tijdperken een -\>hier chronologie bij Westerse cultuur in moderne verstedelijkte milieus -\>ook zaken die typisch westers en recent zijn Bv. Verlaten adolescentieperiode, ontstaan 4^e^ leeftijdsperiode [Kalenderleeftijd die afwijkt van ontwikkelingsleeftijd] Ontwikkelingsleeftijd= de ontwikkelingsfase waarin iemand zich bevindt Kalenderleeftijd= bv 55j Kan ook bij elke ontwikkelingsaspect verschillen Bv. 4j emotioneel gebied, 8j cognitief gebied, 20j morele ontwikkeling-\> 1 persoon H2: DE PRENATALE FASE **Hoofdstuk 2. De prenatale fase** ================================== 1. **Inleiding** Voor geboorte kind -\>belangrijk ontwikkelingsperiode achter de rug -\>in 9 maanden ontwikkeld v enkele cel tot volwaardig individu -\>vertoont al lichamelijke kenmerken die typisch zijn voor mensen ![](media/image4.jpeg) Foetus v 24 -\>kan horen, zien, proeven + in staat om op zeer eenvoudig niveau iets te leren Zwangere vrouwen zeggen dat hun kind reageert op geluid en melodie-\> dagelijks een bepaald liedje zingen kalmeer het kind ook na de geboorte Ongeboren kinderen -\>druk als hun moeder onder emotionele stress staat =\> vermogen voor contact dus al voor de geboorte =\> startpunt voor ontwikkeling ook voor de geboorte David Baker -\>epidemioloog -\>ontdekking: Britse mannen met te laag geboortegewicht (ondervoeding in baarmoeder) -\>als 50er meer last van obesitas+ hoge bloeddruk+ suikerziekte+ hartfalen =\>verband tss vroeggeboortes en ziekte op volwassen leeftijd= Barkerhypothese -\> 1992: boek: **Fetal and Infant Origins of Adult Disease**: Stress Chronische stress --\>kan ook worden doorgegeven aan foetus Volwassenen=\>hoog risico op hart- en vaatziekten Remedie-\> baby's en jonge kinderen knuffelen en liefdevol behandelen Foetale programmeringshypothese Foetus bereidt zich voor a.d.h.v. Berichten die het van de moeder ontvangt= VAR = voorspelbare adaptieve respons Factoren die ku bijdragen tot neg programmering -\>medicijnen, vaccinatie, depressies, ziekten Levensstijl van ouders - Epigenetische eigenschappen v ouders + temperament v kinderen -verband -\>epigenetische eigenschappen zitten op de genen + hebben vorm van chemische vlaggetjes Mechanismen die losstaan van DNA+ geeft informatie v levensomstandigheden van vader door via sperma -\>zijn dieet , overgewicht, stress-\>overgegeven aan kind door epigenetica= erfelijke biochemische merktekens die verbonden zijn met het DNA en proteïnen/ eiwitten die zich aan het DNA binden -\> epigenetica ook bij moeder =\> omgevingsfactoren hebben belangrijke invloed op levenskwaliteit + ontstaan ziektes -\> MAAR grotendeels te herstellen -\> aanbieden van gezonde, 'normale' omgeving=\> proces v remissie=\> klachten verminderen Epigenetica -\>veranderingen bij stoffen die zich binden aan het DNA Generation R 2. **De unieke bevruchte eicel** Eisprong -\>ong 14^de^ dag voor volgende menstruatie = rijpe eicel gaat va eierstokken naar baarmoeder Max 24 à 36u later s bevruchting mogelijk door zaadcellen De zygoot aka 1^e^ cel -\>ontstaan door samensmelting v eicel (moeder) +zaadcel( vader) Werking genen - Te veel/ weinig chromosomen in bevruchte eicel - Ze dragen defecte genen - Chromosomale afwijken bv trisomieën (Down syndroom) of monosomieën (Syndroom van Turner -\> 1 X-chromosoom) Wat voor persoon zal ontwikkelen? 3. **De fasen van de prenatale ontwikkeling** 1. **De germinale fase (0-7 dagen)** Germine= toenemen, groeien Eicel ligt dus in de eileider en gaat nu naar baarmoeder-\>gaat daar ingeplant worden + baarmoederwand is zich aan het voorbereiden voor de komst van de eicel 5 à 6 dagen na ovulatie: innesteling=\>ontwikkelend kind wordt parasiet van moeder 2. **De embryonale fase (2^de^ -8^ste^ week)** Cellen vormen herkenbaar embryo Organisme is kwetsbaar omdat organen gevormd worden -\>organogenese = eerst ontstaan v 3 kiembladen =\> hieruit ontwikkeling v organen Kiembladen van buiten naar binnen: 1. **Ectodormale** kiemblad -\>ontwikkelt tot zenuwstelsel + huid+ haar + nagels+ tanden + zintuigen 2. **Mesodormale** kiemblad= oorsprong van bindweefsel+ kraak been en bot + spierweefsel+ hart + organen van de bloedsomloop + geslachtskieren 3. **Endodormale** kiemblad= ademhalingsstelsel + spijsverteringsstelsel+ schildklier + lever Ontwikkeling is zeer snel 18 dagen-\> embryo heeft vorm Eind 3^de^ week-\>embryo is 4mm + heeft primitief hart 7^de^ week -\> menselijke trekken worden zichtbaar 8^ste^ week -\> embryo is 2,5 à 3cm-\> typisch menselijke vorm is aanwezig-\> gelaat+ mond+ ogen + oren krijgen vorm en armen, benen, handen en voeten met stompe vingers en tenen + hoofd is groot in verhouding tot de rest van het lichaam Opvallend: snelle ontw v zenuwstelsel =\> zeer kwetsbaar Tss moeder en baby nog geen neurale verbindingen -\>alleen verbindingen langs bloed chemische weg -\> emoties van moeder ku alleen invled hebben door fysiologische veranderingen die ermee samenhangen-\> belangrijk ivm omgevingsinvloeden 3. **De foetale fase (3^e^ maand -- 38 weken na de bevruchting)** Structuur v organen -\> verfijnd+ alle functies ontwikkelen zich Foetus -\>sensorisch + motorisch gebied actiever -\> als 15 à 16 weken oud=\>moeder voelt beweging -\>ong. 11 cm groot + verdubbelt in 4 weken tijd in lengte Geslacht -\>tot 6 weken loopt ontwikkeling v jongens + meisjes gelijk -\>vanaf 6 weken differentiatie v geslachtsklieren onder invloed v chromosomensamenstelling 24 -26^ste^ week= theoretische grens v levensvatbaarheid als de foetus te vroeg geboren zou worden Meisje Duitsland 2015 en 252 gram Tot 30^ste^ week-\>overlevingskansen gering Prematuur kind + erg laag geboortegewicht=\> groter risico op gedragsproblemen + symptomen van depressie en angst Tot 38^ste^ week-\>ontwikkeling van foetus in de baarmoeder -\>voldragen baby: 50cm groot + on 3kg Abortus België-\>indien zwangerschap niet langer dan 12 weken duurt -\>bij Ned. Geen periode dus ongeveer 24 weken 4. **Vraagstuk: is een baarmoeder een ondoordringbare burcht?** 4. **Inleiding** Kind in moederschot -\>goed beschermd -\>invloeden v buitenaf eerst door de vliezen of via placenta vooraleer ze het kind ku bereiken-\>maar niet helemaal veilig Omgevingsinvloeden -\>ontwikkeling beïnvloeden -\>effecten gaan van verandering tot beschadiging Langs lichaam van moeder-\>schadelijke toestanden + stoffen invloed hebben op embryonale en foetale ontwikkeling Terminologie - Teratologie = wet die zich bezighoudt met aangeboren afwijkingen die structureel van aard zijn - Teratogeen = stof die in prenatale periode een aangeboren afwijking kan veroorzaken, of het risico hiervan kan vergroten -\>straling+ bepa geneesmiddelen + giftige stoffen - Teratogene agens= eig van een stof/ ziekte om bij de foetus afwijkingen te veroorzaken Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Parallel Automatisch gegenereerde beschrijving Blauw = kritische periode, als daar teratogeen werkt, heb je zeker een beschadiging Geel = dat kan nog beïnvloed worden, zijn afwijkingen maar mildere vormen van 5. **Drugs** -\> verwijst ook naar alcohol en medicijnen. 1. **Alcohol** Gebruik door man en vrouw rondom conceptie-\>kan **effect** hebben op zwangerschap **Man**= vruchtbaarheidskansen dalen + kans op miskraam en foetale sterfte stijgt **Vrouw**= verlaagt vruchtbaarheid+ kans op miskraam en foetale sterfte stijgt Alcohol -\> 1^e^ trimester=\> misvorming organen \% vrouwen die drinkt tijdens zwangerschap gedaald 2005= 35-50% 2018= 4,2% *Occasioneel alcoholgebruik tijdens zwangerschap* -\>afwijkingen in gezicht al zichtbaar vanaf 1j-\> hoe meer alcohol hoe meer zichtbaar-\> alcohol beïnvloedt ontwikkeling v schedel en hersenen =\>effecten op de gezichtsvorm -\> waarschijnlijk worden de hersenen ook beïnvloedt FAS= **fetal alcohol syndrome** -\> geassocieerd met alcoholmisbruik v zwangere vrouwen vooral 2^e^ en 3^e^ trimester **Kenmerken:** - Disfuncties centrale zenuwstelsel = mentale achterstand-\>is blijvend - Groeitekorten -\>kleiner en lichter dan normaal-\> groeien traag, hoofd is klein, vaak tenger - Ook nog andere grote en kleinere afwijkingen -\>misvormingen van ogen, oren, mond Als je op 3 terreinen voldoet heb je FAS 1. Vertraagde groei -\>laag geboortegewicht en groeien erg traag. Hoofd is vaak abnormaal klein. 2. Gezichtsafwijking - Midden van gezicht lijkt afgeplat-\>platte neusbrug, ogen zijn ver uit elkaar, overhangende oogleden met vouw in binnenhoek - Stopcontactneus= neus is plat en staat omhoog - Bovenlip is smal-\> geen cupido boog - Oren staan laag + kin is klein - Afwijkingen aan gebit + verhoogd verhemelte ![Afbeelding met tekst, tekening, schets, kunst Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image8.jpeg) 3. Neurologische afwijking - Slechte spiecoördinatie - Slechte zuigreflex - Kauwen slecht - Overgevoelig voor tast, geluid, fel licht - Slecht sociaal functioneren - Hyperactiviteit - Verstandelijke handicap - Autistisch gedrag Niet alle karakteristieken van FAS=\>krijgen diagnose '**waarschijnlijk foetaal achohol effecten' FAE** of **'alcohol related neurodevelopmental disorder ARND**,... **Foetaal Alcohol Spectrum Disorder FASD**-\> gebruikt om hele gebied v defecten door prenatale alcoholblootstelling af te dekken. USA-\>1à 2 v 1000 levensgeborenen vertonen FAS BE-\>geen cijfers, ook vaak geïnterpreteerd als autisme of ADHD Overheid zegt liefst geen druppel alcohol drinken -\> er is geen veilige ondergrens 2. **Roken** Sigaretten -\> schadelijke stoffen bv koolmonoxide, nicotine, metalen =\> beschadigde longen, hartklachten, verminderende conditie , risico op kanker Bij ongeboren kind -\> tijdens zwangerschap in ontwikkeling =\>niet goed in schadelijke stoffen afbreken =\> blijven langer in het bloed aanwezig =\> ku meer schade aanrichten Vroeg in zwangerschap stoppen met roken =\> geen verschillen te zien in hersenstructuren gedrags- en emotionele problemen tov kind met mama die nooit heeft gerookt Moeder rook tijdens meerdere trimesters=\> hersengroei in de baarmoeder al vermindert Roken tijdens zwangerschap =\> gevolgen voor ontwikkeling van hersenen + emotionele problemen bij jonge kinderen 6 à 8 jarige kinderen bij zie moeder tijdens zwangerschap doorrookt-\>kleinere hersenvolumes -\>grijze + witte stoffen in hersenen was minder -\> meer emotionele problemen bv depressieve verschijnselen, angst 1 sigaret roken =\>hartslagverhoging bij foetus -\> vermindering zuurstoftoevoer =\>hart gaat sneller slaan =\> vertraging van metabolisme + groei Ook andere problemen Hoger risico op: - Miskraam/ doodgeboorte -\> vernauwing van bloedvaten=\>zuurstof en voedingsstoffen worden minder makkelijk uitgewisseld met placenta=\>miskraam - Loslating van placenta =\>hevig bloedverlies of zelfs premature baby of zelfs overlijden baby - Vroeggeboorte -\>27% kans dat baby te vroeg geboren wordt -\> waarschijnlijk door verhoogd risico op infecties van baarmoeder - Verminderende groei -\>vermindering van doorstroming naar placenta =\>baby kan minder goed groeien =\> zwakker+ met te laag geboortegewicht geboren -\>10 sigaretten per dag is verschil 200 gr. Bij 25 sigaretten per dag 250 gram - Wiegendood -\> kans is 2x zo groot dan wanneer je niet (mee)rookt - Verslaving aan nicotine bij baby=\> onrustige/huilerige baby - Aangeboren afwijkingen aan mond, voeten, long, hart -\>vergrootte kans op hazenlip, verminderende longfunctie en hartafwijkingen - Buienbaarmoederlijke zwangerschap -\>eicel gaat langzamer naar eileider =\> vergrote kans op buitenbaarmoederlijke zwangerschap - Problemen op lange termijn-\>grotere kans voor oorinfecties, longproblemen, verkoudheden, obesitas-\> hersenbeschadiging =\> ADHD, leerproblemen, lagere intelligentie 3. **Geneesmiddelen** Nood aan afweging tss voordelen van behandelen en mogelijke nadelige affecten voor moeder en kind Bij sommige middelen nood aan bepa voorzorgsmaatregelen Bepe aantal middelen mag niet worden gebruikt tijdens zwangerschap vanwege mogelijke risico's voor het ongeboren kind Groot aantal geneesmiddelen -\>te weinig geweten voor goede inschatting van het risico-\> onderzoek ernaar is complex farmaceutische bedrijven test de geneesmiddel niet bi zwangere vrouwen -\> info enkel verkregen via dierstudies =\>bepe te extrapoleren naar de mens -\>geven wel inzicht in een geneesmiddel en mechanismen van toxiciteit Bij elke zwangerschap 10-15% risico p miskraam + 2-4% kans op baby met aangeboren afwijking 7% zwangere vrouwen -\>medicatie die gevaarlijk kan zijn voor ontwikkeling/gezondheid baby -\>vaak niet-steroïdale ontstekingsremmers-\>vb. Ibuprofen, diclofenac =\>mogelijke hartafwijkingen Inname vochtafdrijvend middel als ze zich opgeblazen voelen / tegen te hoge of lage bloeddruk Ook contrastvloeistof-\> wordt in de aders gespoten bij radiologisch onderzoek -\> als jodium bevat kan dat via placenta naar kind =\>schadelijk voor schildklier van foetus Teratogeen= eig van stof/ ziekte om bij de foetus afwijkingen te veroorzaken als de moeder tijdens de zwangerschap in aanraking komt, deze inademt, inneemt Geneesmiddelen die beter te vermijden vallen 1. **Aspirine** -\> bevindingen door sommigen betwijfeld - Dood van kind rondom geboorte - Zwakkere motorische ontw - Lagere intelligentiescores in de kindertijd 2. **Antidepressiva** 3. **DES** = diethylstilbestrol-\>medicijn om miskraam te voorkomen - Kanker aan vagina - Misvormde baarmoeder - Onvruchtbaarheid-\> toch zwanger? -\>vroege geboortes, laag gewicht bij geboorte, miskraam 5. **Paracetamol** - Testosteronproductie van ongeboren jongen verlagen -\>in ballen geproduceerd+ cruciaal voor mannengezondheid op LT-\>miinder testosteron =\>verhoogde kans op reproductieve gezondheidsproblemen; onvruchtbaarheid, zaadbalkanker, niet ingedaalde zaadballen 6. **Thalomide** = kalmeringsmiddel 7. **Valproaat**-\> gebruikt tegen epilepsie, bipolaire stoornis - 40% meer kans op kind met beschadiging - 30à40% op gedrags- en ontwikkelingsstoornissen - Hoger risico op ASS - IQ gemiddeld 10 punten lager dan gemiddeld Afbeelding met Menselijk gezicht, jongen, persoon, peuter Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met persoon, Menselijk gezicht, Elleboog, spier Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image13.jpeg) Archiefbeeld van de start van het proces van de Softenon-slachtoffers tegen Belgische staat. Beeld PHOTO\_NEWS Kinderen die mentaal in orde zijn, maar het lichamelijke niet door softenon. Allison is het gevolg van thalomide: wou moeder worden en is zwanger geraakt. Zoon pleegde zelfmoord op 21-jarige leeftijd door pestgedrag. HET BELANG VAN KEUZES MAKEN IS BELANGRIJK! 4. **Soft- en harddrugs** Effecten van illegale drugs-\>moeilijk nauwkeurig vast te stellen 11% zwangere vrouwen USA druggebruiker 30 pasgeboren baby's in Antwerpse ZNA klinieken moeten afkicken 60-90% baby's v heroïne en methadonverslaafden-\>ontwenningsverschijnselen -\> hoogtepunt: rond 6 weken+ blijft 4 à 6 maanden maand-\> + grote risico op ontwikkelingsachterstand, wiegendood Vaak vroeggeboorte + laag geboortegewicht + moeite ademhalen + vaak dood geboren + vertoning ontwenningsverschijnselen -\> zie je aan hoe ze wenen, geïrriteerd zijn, koortsachtig zijn, moeite hebben met slapen -\>motorische ontw loopt trager de eerste jaren + later kan het leiden tot gedragsproblemen 1. **Cannabis** 2. **Marihuana** 3. **Cocaïne, XTC, Speed** 4. **Heroïne** 5. **LSD** Generation R-\> cannabisgebruik gaat samen met verminderde groei v baby in baarmoeder+ hebben kleinere hoofdomtrek 6. **Ziekten en infecties** In 1^e^ maanden v zwangerschap kunnen infecties nefaste invloed hebben voor foetus 1. **Rubella**= rode hond - Blindheid - Doofstomheid - Hartletsels - Stoornissen in centraal zenuwstelsel - Diverse mentale deficiënties 2. **Diabetes** = te hoof suikergehalte in het bloed =\> insuline nemen - Grotere kans op miskraam - Overgewicht v baby - Fysieke of neurologische problemen 3. **Zika virus**= milde aandoening waar er geen behandeling voor is 4. **Covid** - Baby met ontwikkelingsstoornis=\> bijna 2X zo hoog risico op neurologische ontwikkelingsproblematiek-\> geldt enkel voor jongens -\>jongens sws al kwetsbaarder voor ontwikkelingsstoornis -\>minder rijp in beginfase 5. **Syfilis, gonorroe, herpes, AIDS**-\> kunnen ook foetus besmetten 7. **Omgevingsrisico's** 1. Hiroshima - Microcefalie - Mentale achterstand - Downsyndroom - Schedelmisvormingen 2. Blootstelling **fijnstof** schaadt foetus 3. **Roetdeeltjes** van luchtvervuiling =\> komen terecht in placenta, longen en hersenen , organen -\> terwijl baby's in volle ontwikkeling zijn -\>nanopartikels aan roet komt in contact met alles van cellen en organen en kunnen daarop inwerken - Hogere kans op dood/ vroeggeboorte - Lager geboortegewicht - Verstoorde hersenontwikkeling -\>mogelijke gevolgen op latere leeftijd 4. Ook andere: nucleaire stralingen, industriële afvalstoffen, X-stralen, sigarettenrook, lood, hormonen, pesticiden 8. **Andere condities van de moeder** 5. **Leeftijd van de moeder** Hoe ouder de vrouw, hoe meer kans op aantal afwijken bij de vrucht -\>dankzij opeenstapeling v schadelijke invloeden die jarenlang op de oöcyten hebben ingewerkt m kiemcellen van waaruit de eitjes zich ontwikkelen Beste leeftijd om kind te dragen= 23-29 jaar Kansen op trisomie 21 stijgen met leeftijd mee Bv 29j en jonger-\> 1/1000 kans 30-34j-\> 1/600 35-39j-\> 1/200 40-44j -\> 1/65 45-49j -\> 1/25 Tienerzwangerschap -\>risico op vlak van psychische en lichamelijke onrijpheid v adolescent =\> - Lange bevallingen - Vroeggeboorten - Licht geboortegewicht 6. **Emotionele factoren en stress** Effecten v emotionele- en stresstoestand bi moeder tijdens zwangerschap -\> pre en postnataal vlak -\>op ontwikkeling van haar kind 1. Verband tss chronische/ intense angst bij zwangere vrouw & zwangerschapscomplicaties - Moeders direct na geboorte meer deviant gedrag -\> in lagere sociale klasse is angst facto die meest differentieert tss toekomstige moeders met zwangerschapscomplicaties & moeder met normale zwangerschap - Voor de gevolgen is opvoedingsmilieu de determinerende factor -\>risico op complicaties minder ALS vrouw over verwerkingsmechanismen & sociale ondersteuning beschikt =\> stress wordt ingedijkt -\> gevolgen gedepriveerde gezinnen° \> gevolgen gezinnen met meer kwalitatieve 2. Stress, angst, nervositeit tijdens zwangerschap kan effect hebben op hersenontwikkeling van het kind Ook op later vlak-\>effect is nog na 2 decennia te zien Vb moeite met taken waar opdracht niet eenduidig is, sneller afgeleid 3. Gestreste moeder verandert babybrein tijdens zwangerschap -\> hebben andere connecties in het brein -\> prenatale stress verandert connectiviteit tss neuronen in het brein =\> netwerken zijn minder efficiënt georganiseerd H3: DE COGNITIEVE ONTWIKKELING **Hoofdstuk 3. De cognitieve ontwikkeling** =========================================== 1. **Inleiding: wat is cognitie?** Start direct bij geboorte, ook niet los te zien van andere ontwikkelingsgebieden Toename motorische & sociale vaardigheden =\> kunnen wereld vergroten-\> leren problemen op te lossen, na te denken,...- \> zintuigen & sociale omgeving spelen hier ook rol Cognitie = denken, kennen, begrijpen in Latijn Cognitieve ontwikkeling-\>verwerven, verwerken, opslaan, toepassen v kennis -\>indirect zichtbaar -\> wel te zien door spraak-, taal-, motorische-, sociaal-emotionele uitingen of gedrag Bv kind kan zeggen welke kennis hij heeft opgedaan Cognitieve ontwikkeling= is het mentale proces van opslaan, verwerken, terughalen en toepassen van kennis en informatie OF is het proces van leren Belangrijke factoren: 1. Geheugen -\> proces v opslaan v informatie + proces v teughalen v info 2. Cognitie -\> toepassen v mentale processen die gebruikt worden bij het waarnemen, herinneren, denken, redeneren en begrijpen 3. Aandacht functie 2. **Jean Piaget: biografische gegevens en achtergronden** - Bioloog-filosoof + professor aan universiteit Genève - Integreerde inzichten uit bio+ psychologie + filosofie tot theorie over cognitieve ontwikkeling van het kind - Zei dat kinderen hun ervaring actief verwerken in denkwijzen-\> zegt denken is constructie van schema's, of mentale structuren in hersenen - Cognitieve ontwikkeling is afhankelijk v interactie met omgeving =\>kind gaat actief kennis construeren door omgeving te exploreren -\>verwerken info uit omgeving d.m.v. Adaptatie & organisatie v schema's =\>kind vindt balans tss cognitieve schema's en info uit omgeving + ontwikkelen steeds complexere schema's =\> zelfbepaling beïnvloedt ontwikkeling - Opgenomen info -\> gestructureerd en geordend + naarmate ontwikkeling kind naarmate verandering denkwijze 3. **Kenmerken van het Piagetaans model** 1. **Cognitieve structuren** Kind v 6 & 12j zet je voor probleem/ taak -\>tonen verschillend cognitief gedrag= uiterlijke verschijning v inwendige cognitieve processen -\> processen wel gelijkaardige basisstructuren= organiserende patronen Structuren bevatten bijzondere patronen= cognitieve operaties : onzichtbare mentale handelingen die aan basis liggen v uiterlijk waarneembare interacties met wereld Cognitieve structuren -\>ontwikkelen gedurende kinder- &jeugdperiode ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image15.png) 2. **De invarianten van de cognitieve ontwikkeling** 2 basisprocessen waardoor cognitieve structuren veranderen -\> zij invarianten-\> zijn gedurende hele ontwikkeling constant Cognitieve organisatie +adaptatie 1. **De cognitieve organisatie** Vergelijking tss cognitieve& embryonale ontwikkeling Cog structuren-\> steeds meer georganiseerd tijdens ontwikkeling tot integraal geheel met toenemend inwendige differentiatie Elke fase v ontwikkeling-\> vertoont cog structuur en organisatie Cog structuur -\>nooit losse conglomeraten/ optelsommen v cog vaardigheden-\> telkens samenhangend geheel gevormd-\> onderdelen zijn betekenisvol georganiseerd 2. **De cognitieve adaptatie** Cog structuren adapteren telkens aan werkelijkheid -\>2 processen: assimilatie & accommodatie Spijsverteringsstelsel mens: 1. Neemt voedsel op dat na proces wordt aangepast aan het lichaam-\> voedsel is van uitzicht veranderd + bruikbare bestanddelen kunnen worden opgenomen als lichaamseigen materiaal - Toepassing van kennis om integratie in het schema, van de uitwendige realiteit te bekomen 2. Is evolutionair ontstaan =\>ideaal aangepast aan soort voedsel dat in omgeving te vinden is -\>anatomie, morfologie, fysiologie v spijsverteringsstelsel aangepast aan eten v plantaardig& dierlijk materiaal - Accommodatie v structuur-\> schema's die niet meer voldoen -\>aanpassen aan eisen buitenwereld -\> aanpassen v bestaand cognitief schema in overeenstemming met nieuwe situatie Assimilatie & accommodatie -\> actieve processen -\>zorgt dat de cognitieve structuren up to date blijven Assimilatie-\>werkelijkheid aanpassen aan bestaande cognitieve structuur -\>worden herhaald, geperfectioneerd, uitgebreid -\>kan ook falen =\> discrepanties tss structuur en realiteit=\>structuur onder druk om te veranderen + aanpassen aan realiteit= accommodatie =\> ontwikkeling v nieuwe structuur wordt ingeleid Assimilatie & accommodatie worden geïntegreerd tot 1 adaptatieproces Kind blijft verder assimileren, maar moet soms accommoderen Let wel: interne samenhang van de cognitieve structuur blijft steeds bewaart -\> gaat niet door accommodatie vallen in losse stukjes 3. **De motiverende factor in de cognitieve ontwikkeling** We streven naar evenwicht tss uitwending aka omgeving & inwendig aka eigen onderdelen -\> evenwicht is dynamisch -\>=/ rust maar gebalanceerde activiteit -\>elke verandering zorgt voor actie om het evenwicht te herstellen Hoe? -\>terugvinden op verschillende tijdsschalen in cognitieve ontwikkeling - Van moment tot moment-\>directe reactie op momentane storingen - Over langere periode-\>sommige structuren ontwikkelen over jaren tot eindevenwicht-\> hieruit ontstaat volgende structuur - Over ontwikkelingsperiode v kind tot volwassene 4. **De fazentheorie van Piaget** Cognitieve fase= tijdsperiode waarin alle cognitieve processen v kind naar dezelfde cognitieve basisstructuur terug te voeren zijn Fase-\> gekenmerkt door specifiek soort interactie met realiteit + welbepaald wereldbeeld Operatie= een manipulatie op mentale representaties van externe objecten en gebeurtenissen Overzicht fasen 1. Zuig/kijk/hoor/grijp- structuur of sensori-motorische structuur 2. Pre-operationele structuur 3. Concreet operationele structuur 4. Formeel operationele structuur Volgorde fasen -\> constant en universeel -\>geldt universeel Tempo v fasen kan interindividueel , cross cultureel verschillen Bv. Kind m hersenletsel -\>gaat zelfde fasen doorgaan maar trager Ook niet beperkte kinderen kunnen verschillen in tempo-\>door verschillen in nature en nurture Normeren met kalenderleeftijden-\> mag nooit exact afbakenen -\>meer gemiddelde leeftijden 4. **De verschillende fasen van de cognitieve ontwikkeling** 5. **De sensori-motorische fase (0- ong. 2j)** 3. **Toenemende coördinatie en intigratie van zintuigen en acties** Baby ong. 2j nodig om uit ongecoördineerde reflexhandelingen te integreren en dan verbinden met actie Bv. Integreren= verband tss kijken en luisteren Actie= baby kijkt naar iets wat geluid maakt en neemt het Jean Piaget\'s Theory and Stages of Cognitive Development - Simply Psychology 4. **Ontwikkeling vanuit reflexen naar de eerste cognitieve structuur** 1^e^ cognitieve structuur-\>ontstaan via reflexen-\> daarvoor hoop passieve reflexen 1^ste^ functielust= baby gaat dingen herhalen omdat die dat leuk vindt - Geen variatie - Handeling op eigen lichaam -\>geen externe objecten in handeling opgenomen 2^de^ -\>handelingen herhalen door interessante effecten - Externe objecten opgenomen =\>1^e^ opening naar omgeving en de interessante effecten die daar gebeuren 3^de^ -\> handelingen herhalen met variaties -\>wil nieuwe effecten realiseren in omgeving -\>actief experimenteren - Uitproberen heeft nog gis en mis karakter 5. **Ontwikkeling van de intentionaliteit** Intentioneel gedrag: objecten worden als middel gebruikt om doel te bereiken 4^e^ maand -\> kind kan bekend middel aan bkend doel koppelen-\> nog geen nieuw midel-doel-schema vormen 1^e^ jaar -\> ontdekking nieuwe middel-doel-schema's OF oude toepassen in nieuwe context =\>hindernissen verwijderen Bv. Wegtrekken van scherm om plaatje eronder te zien Ook objecten als instrumenten zien Bv. Bezemsteel om aan bal onder sofa te komen 6. **Ontwikkeling van de objectpermanentie** Objectpermanentie: besef dat er objecten in realiteit bestaan die onafhankelijk zijn an onze acties-\> geen out of sight out of mind meer 0-4 maand-\> a-dualistische fase -\> geen onderscheid tss eigen acties en objecten in de wereld -\> kinderlijk egocentrisme -\>via verscheidene vormverandering overgaan naar decentralisatie v latere fasen Hier nog geen objectpermanentie + zoekreactie afwezig 4-8 maand -\> semi-object permanentie + zoekreactie Enkel wanneer object gedeeltelijk verborgen was of verdwenen as hij ermee aan het spelen was 8-12 maand-\> objectpermanentie ontstaat -\> zoekreactie naar volledig verborgen objecten -\>wel naar plaats waar het voor het laatste gezien was ook als latere verplaatsingen zichtbaar zijn Sociaal gevolg: 7-10 maand -\> angst voor vreemden + scheidingsangst -\>angst om belangrijke personen te verliezen 12-18 maand-\> uitbreiding objectpermanentie -\> kind zoekt op laatste verbergplaats Voorwaarde: kind heeft verbergprocedure gezien -\> wordt ook als plezierig gezien =\>succes kiekeboe spelletjes 18-24 maand-\> objectpermanentie in evenwicht -\> geen nood aan bekijken verbergprocedures -\> geeft niet op en maakt zich druk over het verlies -\> mentale representatie gevormd v verloren object 7. **Einde van de sensorische motorische fase (ong. 18-24 maand)** Ontstaan 1^e^ mentale representatie-\>belangrijke ontwikkeling - Denken ervoor-\>externe actie-\>handeling op objecten in de wereld - Nu-\>intern proces -\> ontdekking v hoe mentale beelden/ symbolen aka taal externe gebeurtenissen kunnen representeren=\>mentale beelden ku intern gemanipuleerd worden -\>externe manipuleren hoeft niet altijd Kenmerken : - Taalverwerving - \>1^e^ woorden verwijzingen naar belangrijke zaken/mensen - Doen alsof spelletjes-\>indirecte imitatie -\>pop krijgt eten en moet gaan slapen - Tekenen-\> ze krijgen betekenis - Intelligent handelen-\> hoe aan snoep geraken? Tafel dichterbij schuiven, stoel erbij,... 6. **De pre-operationele fase (ong. 2-6j)** Operatie= manipulatie op mentale representaties van externe objecten en gebeurtenissen Manipulaties-\>mentale acties bv. Combineren, scheiden, omdraaien,... 8. **Toenemend representatievermogen en egocentrisme** = periode v 2^e^ egocentrisme Egocentrisme= onkunde om situatie te zien vanuit standpunt van een ander -\> ieder kind voelt/hoort/ziet hetzelfde als ik Representatievermogen uitgebreid+ verfijnd Uiting-\> uitbreiding fantasiewereld + ontwikkeling taal -\> leeft in zn eigen fantasiewereld, maar kan het delen via taal en spel 'berg' experiment-\>bevestigt einde egocentrisme rond 6-7j - Kind zit aan talen met maquette met berg - Kind mag rondlopen en neemt terug plaats - Pop wordt op verschillende plaatsen van tafel geplaatst - Foto's getoond van bergen, genomen uit verschillende posities - Vraag: 'wat zou de pop zien' Resultaat: 4 jarigen: foto eigen gezichtspunt 6-7 jarigen: foto gezichtspunt pop 9. **Kenmerken van het pre-operationele denken** 1. **Animisme** = menselijke eig toeschrijven aan levenloze objecten 2. **Transductief redeneren**= oorzaak gevolg relatie kunnen leggen tss opeenvolgende gebeurtenissen Bv. Jongen is stout-\>moeder valt van trap-\> jongen z'n fout 3. **Finalisme**= alles heeft een bedoeling =\> waaromvragen-\> zoekt niet naar natuurkundige verklaring 4. **Magisch denken**= door allerlei gedachten en handelingen invloed proberen uit te oefenen op de realiteit -\> kan nog voorkomen bij volwassen door stress, bezorgdheid 5. **Artificialisme**= alle natuurverschijnselen zijn door en voor de mens gemaakt 6. **Gecentreerdheid**= bij probleem oplossen select rekening houden met 1kenmerk tegelijkertijd-\> andere genegeerd -\>aandacht voor de meest opvallende-\> afleiding daardoor 7. **Onomkeerbaarheid**= denkoperatie niet in omgekeerde zin herhalen -\>gebeurtenis niet in tijd terugdenken -\> verklaart resultaat conservatieproef **Conclusies** m.b.t. Pre-operationeel denken 1. Perception bound -\> kind wordt misleid door veranderingen in verschijningsvorm v dingen om aan te nemen dat verandering wel heeft plaatsgevonden 2. Denken is gecentreerd-rond 1 aspect v situatie -\>ziet niet dat andere zaken zijn veranderd 3. Denken is gebaseerd op staat-\>kan geen transformatie nagaan, en velt oordeel op hoe dingen lijken 4. Denken is onomkeerbaar -\>ziet niet dat omgekeerde transformatie alles naar originele plek zou zetten 7. **De concreet -operationele fase (ong. 6-12j)** Mentale acties staan niet meer los v elkaar-\>worden geïntegreerd in gehelen -\> denken wordt dynamisch -\> hiervoor statisch Operaties zijn concreet -\>mentale manipulaties blijven gebonden aan actuele concrete objecten -\> moet concrete ervaring hebben met die objecten Manipulatie v hypothesen, mathematische objecten nog niet mogelijk 10. **Kenmerken van het concreet operationele denken** 1. **Conservatie en decentralisatie** 2. **Omkeerbaarheid** = reversibiliteit 3. **Ordenen** - Classificeren - Serieel ordenen 11. **Gevolgen van het concreet operationeel denken op sociaal gebied** Rekening houden met perspectief anderen-\> moeilijk door decentreren -\> fantasiespelen aangevuld met regels en procedures Moreel inzicht komt naar boven -\>ervoor moraliteit v consequenties aka is pas fout als iemand het gezien heeft -\> nu: begrijpen dat moraliteit draait om bedoelingen en intentie 8. **De formeel operationele fase (ong. 12- 15 à 20j)** Puberbrein-\> reorganisatie v de hersenen-\>neurologische verbindingen aka synapsen dalen MAAR hechter en efficiënter -\>gesnoeid ten voordele v hogere denkprocessen Daarvoor synapsen in hoog tempo aangemaakt =\> toename v verbindingen=\> toename vaardigheden + degene die het kind zelf aankan Erna-\> aanmaaktempo neemt af-\> v 12-16j in versneld tempo-\> begin v het snoeien Aanmaak + snoeien neurologische verbindingen gepaard met systematische leeftijdswisseling in delta hersengolven-\>langzame golven -\> de slaapfase waarin lichaamsprocessen in evenwicht worden gebracht na dag inspanningen + inspanningen hersenen -\> 6-8j toename in hoogte golven -\>12j : golven worden lagen + snoeien Meer vraag naar logisch + probleemoplossend denken+ emotionele + sociale weerbaarheid -\> slaap belangrijke rol + Non-Rem slaap Fase valt samen met seksuele rijping 12. **Kenmerken van het formeel operationele denken** 1. **Denken met abstracte begrippen** 2. **Hypothetisch denken** 3. **Interpropositioneel denken** 4. **Wetenschappelijk denken** 13. **Gevolgen van het formeel operationeel denken op sociaal gebied** 1. Uitbreiding sociale vaardigheden 2. Conflict met ouders en gezag figuren -\> alles en iedereen kritisch in vraag stellen-\> spaart zichzelf ook niet =\> opbouwen v identiteit OF vertwijfeling, wanhoop, minderwaardigheidsgevoelens 14. **Bekroning van de cognitieve ontwikkeling** Einde operationele fase=\> einde cognitieve ontwikkeling Interindividuele verschillen in tempo afhankelijk v - Individuele aanleg - Genoten onderwijs - Stimulerend milieu 5. **Vraagstuk: wat als men afwijkt van het cognitief gemiddelde** 9. **Intelligentie: wat is het 'cognitief gemiddelde)** Intelligentie-\> Lat. Intellegere= zien, verstaan, begrijpen Def= algemene mentale vaardigheid die verschillende competenties omvat 60-80% erfelijk IQ=/ intelligentie Intelligentie= breed theoretisch begrip IQ= meetwaarde v intelligentie + weergave v functioneringsniveau IQ in Noordwest-Europa zakt elke 10j me 2,5 punten Oorzaken: - intelligente mensen krijgen minder kinderen \- toxische stoffen tasten ons brein aan \- veelvuldig gebruik pc, tv=\>zelfstandig denkvermogen wordt minder aangesproken WAIS-III verdeling: 70% tss 85-115 -\> normaal 15% hoger dan 115-\> begaafd 15% lager dan 85-\> zwakbegaafd , tss 25-70-\>verstandelijke beperking-\> licht, matig en ernstig 2% IQ van 130 of meer -\> hoogbegaafd -\> zeer hoog begaafd & exceptioneel hoogbegaafd ![Ontwikkelingsachterstand](media/image17.jpeg) 10. **Als men van het gemiddelde afwijkt: verstandelijke beperking** 15. **Terminologie** Vroeger: Oligofrenie: weinig hersenen -\> medische benadering ; deficitair= uitgaan v tekort Zwakzinnige -\> indruk dat de mensen zwak zijn geen eigen wil hebben, niet opvoedbaar zijn =\> deficit denken Mentaal gehandicapt -\>niet correct - Mentaal-\>totaal geestelijke toestand-\> niet enkel verstandelijk functioneren - Gehandicapt-\> vereenzelving van de persoon met zijn beperking Wel: persoon met verstandelijke beperking 16. **Kenmerken** 1. **Actuele verstandelijke beperking** Kenmerk: intellectueel functioneren op niveau duidelijk beneden gemiddeld IF-\> gedefinieerd door intelligentiequotiënt -\>70 of minder MAAR geen verstandelijke beperking als er geen aanpassing in gedag vastgesteld kan worden IQ-\> waardevol in relatie tot adaptief gedrag + sterke eenzijdige benadering -\> slechts 1 domein onderzocht Wel nuttig om leervermogen te voorspel In DSM-5-\> bepalende rol v IQ scores teruggebracht door deze ui de criteria te halen& verplaatsen naar toelichtende tekst -\> critici hechten teveel waarde aan losse getallen -\> bedoeld om beperkingen tg v cognitief niveau te classificeren + richten op intelligentieniveau 2. **Gebrek in adaptief functioneren** DSM 5-\> deficiënties in adaptief functioneren=\> mens kan niet voldoen aan ontwikkelings- en sociaal-culturele standaard v persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoording + beperken het dagelijks functioneren Aanpassend gedrag: - Hoe persoon problemen in dagelijkse leven hanteert + onafhankelijkheid die men verwacht in maatschappelijke context v iemand leeftijd - Bepaald door: motivatie, opvoeding, persoonlijk kwaliteiten, sociale en beroepsmatige kansen, mentale stoornissen, somatische aandoeningen die tegelijk met verstandelijke beperking bestaan - Geheel v vaardigheden : Voor beoordeling v niveau aanpassend gedrag-\>ook kijken naar context 17. **Gradaties (= ontwikkelingsniveaus)** Ontwikkelingsniveau**-**\> kijken naar welke ondersteuning nodig is + naar men wel kan -\> bepa door adaptieve functioneren -\> bepaalt hoeveel ondersteuning nodig is 4 niveaus verstandelijke beperking 1. **Licht verstandelijke beperking** 2. **Matig verstandelijke beperking** IQ 35-54-\> ong. 10% Communiceren-\> leren in vroege kindertijd Moeilijk onderscheid fantasie en werkelijkheid-\> denken ook magisch Kunnen voor zichzelf zorgen onder supervisie-\>20% onafhankelijk Moeite met sociale normen en conventie te herkennen =\> problemen met relaties leeftijdsgenoten vanaf adolescentie 3. **Ernstig verstandelijke beperking** 4. **Zeer ernstige verstandelijke beperking** 18. **Bespreking** Prevalentie -\> afhankelijk v criteria die men hanteert om iemands verstandelijke beperking te beschouwen-\> IQ + sociaal aanpassingsgedrag belangrijke beïnvloedingsfactoren DSM-5-\>1% v bevolking is verstandelijk beperkt-\> Vlaanderen: 115000 -\>bij jongeren en kinderen 2,5-3% Sommige bepe op schoolleeftijd opgemerkt-\> grotere eisen gesteld v cognitieve vaardigheden Geen persoonlijkheids- of gedragskenmerken specifiek voor mensen met verstandelijke bepe 3-4x grotere comorbiditeit met andere psychische stoornissen dan algemeen bevolking -\> geen stoornis die erbovenuit steekt -\> ook moeilijk te diagnosticeren door bepe communicatieve vaardigheden Meer mannen dan vrouwen Meer lichte verstandelijke bepe bij kinderen v lagere sociale klasse + minderheidsgroepen-\> ernstige verdeeld over alle bevolkingslagen 19. **Classificatiecriteria van verstandelijke beperking (DSM-5)** Verstandelijke + adaptief functioneren op conceptueel, sociaal en praktisch domein -\> begint gedurende ontwikkelingsperiode Moet voldoen aan 3 criteria 1. **Deficiënties in intellectuele functie**s-\> bewezen klinische beoordeling + geïndividualiseerde intelligentietest 2. **Deficiënties in adaptieve functioneren =\> persoon kan niet voldoen aan ontwikkelings- en sociaal culturele standaarden v persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid** 3. **Deficiënties in verstandelijke functies en aanpassingsvermogen beginnen gedurende ontwikkelingsperiode** H4: DE MORELE ONTWIKKELING **Hoofdstuk 4: de morele ontwikkeling** ======================================= 1. **Inleiding: wat is moraliteit?** Verschillende criteria om te bepalen hoe ver iemand staat in morele ontwikkeling -\> hulpvaardig gedrag, gedrag in overeenkomst met sociale normen, inlevingsvermogen,... -\> duiden belangrijk aspect van moraliteit aan maar bieden geen complete definitie Morele ontwikkeling= ontwikkeling van waarden en normen + handelen naar die waarden en normen In samenleving bepaalde waarden en normen belangrijk -\> in opvoeding ingeprent in bewustzijn van het kind -\> maakt deze waarden en normen z'n eigen -\> wordt vanzelfsprekend -\> worden verinnerlijkt aka geïnternaliseerd =\> geweten Geweten= innerlijke stem die zegt wat goed + kwaad is -\>opgebouwd door geboden +verboden +complimenten+ straffen +belonen Geweten ontwikkeld? -\> schuldgevoelens wanneer je je geweten tegengaat + goed gevol als je werkt in overeenstemming met geweten Bestaat uit 3 onderdelen: - Empathie - Morele gevoelens - Moreel denken - \> moreel redeneren -\> gebaseerd op merele intuities Hersenontwikkeling niet afwijkend-\>bezit v aangeboren bouwstenen voor gewetensontwikkeling-\> invulling afhankelijk van je omgeving 3oorzaken v problemen bij gewetensvorming en beslissingen : 1. Aanleg: 2. Milieu a. Traumatische ervaringen -\> vaak gebaseerd op angst, frustratie b. Beïnvloeding Gewetensbeslissingen-2 systemen in hersenen actief-\>emotionele + verstandelijke -\>in verschillende hersengebieden-\>hebben wel contact Hersenscans met morele dilemma's-\>hoe dichter situatie bij persoon-\> hoe actiever emotionele systeem Mensen met psychopathische kenmerken -\>emotionele systeem minder ontwikkeld OF angst neemt overhand Ontwikkeling moreel besef belangrijk-\> als strafvermijding enige drijfsfeer is, nood aan permanente controle -\>kinderen ku op jonge leeftijd al gedragsregels internaliseren -\>morele ontwikkeling bij kinderen moet god worden begeleid 2. **De morele ontwikkeling volgens Lawrence kohlberg** 1. **Inleiding** Op basis v Piaget model v morele ontwikkeling ontworpen -\>over moreel denken Nieveaus geven goede indicatie v iemands moerle niveau-\>terugval mogelijk -\>lopen ook soms door elkaar -\> niet iedereen ook doorlopen van alle stadia Instand komen v morele ontwikkeling door belangstelling+ conflict Ontwikkeling v moreel door opwekking v belangstelling =\>neemt standpunt in Nieuwe info=\> kind niet in de war en conflict =\>zoeken v oplossing complexer dan 1^e^ oplossing door het conflict Bevorderen v morele ontwikkeling in onderwijsleerproces/ opvoedersrelatie, ze moeten : 1. Bepalen v ontwikkelingsfase van kind 2. Morele kwestie die bij de ontwikkelingsfase aansluiten opstellen 3. Bij discussie over de kwestie-\>kinderen in aanraking brengen met denken dat op 1 niveau hoger ligt dan het aanwezige niveau 4. Kinderen helpen met verwerken v mogelijke opkomende tegenstrijdigheden in het eigen denken 2. **Technieken** Vertrekpunt: morele dilemma's-\> interviewmethode Kohlberg -\> gaat over kwaliteit van de verantwoording Heinz dilemma: zie boek Bij beslissing spelen vragen en overwegingen een rol Antwoorden op deze soort vragen-\> zien van morele stadia van het kind 3. **Eén aspect van moraliteit** Niet morele emoties, wel morele cognities Moreel gedrag-\> 4 componenten 1. Situatie als moreel uitdagend ien 2. Welke verschillende reacties zijn mogelijk? 3. Kiezen voor een reacte 4. Effectief handelen 4. **Kenmerken van het fazenmodel** - Universeel - Leunt aan bij cognitieve ontwikkeling -\> blijkt uit verbanden tussen metingen v morele ontwikkeling en metingen van cognitief functioneren - Tussen stadia kwalitatieve verschillen -\> begrippen in verschillende stadia zijn van ander niveau -\> parallel tussen morele en cog ontw + morele en soc ontw - Ontwikkeling kent vast verloop -\> geen stadia overslaan-\> wel kan ontwikkeling plots stoppen-\> meestal bij 4 - Elk sadium vormt structurele eenheid -\> 1 moreel perspectief is voor alle morele uitspraken - Opeenvolgende stadia= hiërarchische integraties -\> bij elke fase opbouwen v morele vaardigheid uit vorige fase - In meeste samenleving bereikt het merendeel van volwassen conventionele stadium-\> hiervoor nood aan niveau v perspectief nemen -- maar ook nood aan relevante sociale ervaringen 5. **Zes stadia in de ontwikkeling van moreel denken** - Bestuderen v moreel oordeel - Waarom is belangrijk - Conventie: overeenkomst, geheel van als pas aanvaarde vormen, gebruiken,.... - Conventioneel : waarden en normen uitsamenleving en eigen groep zijn overgenomen+ er wordt ernaar geleefd 1. Pre-conventioneel-\> zorg om eigen lichamelijk welzijn 2. Conventioneel -\> zorg om groepswelzijn/ harmonie 3. Post-conventioneel -\> zorg om universele principes - Elk niveau onderverdeeld in 2 stadia Beste maatschappij volgens Kohlberg: mensen die noodzaak inzien van sociale orde, maar universele principe hanteren -\> bv vrijheid, rechtvaardigheid Geen leeftijdsindicaties: +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | | Premoreel stadium | Pre-operationele fase | +=======================+=======================+=======================+ | 1. | Pre- conventioneel | Pre- operationele | | | stadium 1 | fase | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | 2. | Pre- conventioneel | Concreet- | | | stadium 2 | operationele fase | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | 3. | Conventioneel stadium | Formeel- operationele | | | 3 | fase | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | 4. | Conventioneel stadium | Formeel- operationele | | | 4 | fase | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | 5. | Post- conventioneel | Formeel- operationele | | | stadium 5 | fase | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | 6. | Post- conventioneel | Formeel- operationele | | | stadium 6 | fase | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ **Examen: casusja of nee (de zes stadias zeggen)+ geef voor elk een argumentatie** 1. **Premoreel stadium (0 -- 2 jaar)** - Nul fase   - Moreel ongevoelig: 2. **Pre-conventioneel niveau (2 -- 12 jaar)** - Behaald door meeste kinderen - Kent bestaan van regels - Interpretatie in termen van fysieke en plezierige **gevolgen** van de handeling of beslissing. - Geen waarde in regels zelf - Handelingen beoordeeld naar gevolgen voor kind zelf 1. Stadium 1 (2 -- 6 jaar): heteronome moraal - **Gehoorzaamheid om straf te vermijden** - Enkel gevolg van gedrag bepaalt of het goed of slecht is.  - Geen rekening met intenties of menselijke betekenis of waarde van de gevolgen.  - Handelen volgens regels omdat men straf wil ontwijken of uit vrees voor de volwassene - Heersende principe: onvoorwaardelijke gehoorzaamheid - Moreel oordeel houdt enkel rekening met grootte van de materiële gevolgen. 2. Stadium 2 (6 -- 12 jaar): individuele moraal - **Goed gedrag om beloond te worden** - Correct gedrag is middel om eigen noden te bevredigen - Relaties: voor wat, hoort wat (meetkundig) - Gerichtheid op genot - Relativering regels - Voorbeeld van Heinz: '*Als Heinz zijn vrouw niet wil verliezen, moet hij het stelen. Hij kan het later nog altijd terugbetalen.*' De rechtvaardigheid van de daad wordt hier slechts vanuit Heinz' perspectief bekeken. Zijn belang staat in redenering centraal. - Verschil met stadium 1: **2.5.3. Conventioneel niveau (12 -- 15 à 20 jaar)** **\ ** 3. Eindniveau bij meeste volwassenen 4. **Conformiteit met de groep** staat centraal 5. Groepsnormen primeren boven eigen normen 6. Actieve deelname aan/instandhouding van bestaande orde 7. Ontwikkeling van rolnemingsvaardigheid zorgt dat egocentrisme verlaten wordt en groepswaarde primeert 8. **Voorbeeld**: 'Daan van 14 zit in een vriendengroep die vindt dat sociale regels wel wat gerekt kunnen worden. De groep is op straat nogal dominant aanwezig. Als er kinderen aan het spelen zijn op de plek waar zij willen zijn, moeten ze oprotten. Als iemand vraagt of hij er even langs mag, blijven ze expres staan en kijken de voorbijganger uitdagend aan. Als de buurman langskomt, heeft Daan een probleem. Hij mag de man graag en schaakt wel eens met hem. Hij wil geen problemen met hem. Maar hij wil ook niet dat zijn vrienden hem uitlachen. Hij staat er wat lummelig bij als zijn vrienden hetzelfde spelletje met zijn buurman spelen en kijkt weg. Voor Daan zijn zowel de groep als de buurman rolmodellen. De groep is op dit moment echter dominant en hij voegt zich naar wat de groep doet. Dat zijn geweten zich al wel ontwikkeld heeft, blijkt uit zijn ongemakkelijke gevoel. Als hij nog wat ouder is, zal hij zich meer teweer durven te stellen t.o.v. Zijn vrienden en kiest hij zijn opstelling meer op basis van zijn eigen denken en eigen geweten. Hij volgt dan niet meer automatisch wat anderen vinden. 4. a. a. b. c. d. e. 3. **Post-conventioneel niveau (12 -- 15 à 20 jaar en verder)** a. Minderheid van volwassenen b. Voorgestelde maatschappij-orde is één van vele mogelijke wettelijke kaders c. **Overstijging** van normen van maatschappij naar eigen ethische code, onafhankelijk van een bepaalde groep of bepaald individu d. Voorbeeld: bij waarden spelen gevoelens meer een rol. Je weet dan bv. Dat de verkeersregels bedoeld zijn om de veiligheid te waarborgen en je wilt je daar ook aan houden. Maar in geval van nood weet je ook dat je wel eens van deze regels af kunt wijken. Bv. Als je midden op de weg moet stoppen om iemand eerste hulp te verlenen als er een ongeluk gebeurd is a. a. a. a. b. a. Stadium 6: Universele ethische principes a. b. c. d. 9. **Bedenking: Carol Gilligan (°1934): het eigene van de vrouwelijke moraliteit** Studies van Kohlberg-\> vrouwen minder hoog scoren dan mannen -\> meeste mannen behalen fase 4 terwijl vrouwen in fase 3 blijven Gilligan: vrouwen hebben een ander moreel normbesef-\> Kohlberg's theorie steunt te sterk op regels, principes, rechten, plichten en rechtvaardigheid -\>eerder van mannelijke aard Moraliteit vrouwen-\> op andere waarden gebaseerd Moreel oordeel gericht op zorg voor een band met de ander -\> op sociale relaties in stand houden -\> moeilijk te scoren in het fazenmodel -\> enkel in fase 3 ( daarin belang gehecht aan relaties) Kohlberg reactie- \>zegt dat in de meerderheid van de studies vrouwen niet lager scoren dan mannen -\> enkel in studies met huisvrouwen of cultuur waar vrouw ondergeschikte positie heeft -\> daarin is fase3-\> functioneren zeer functioneel MAAR zegt dat zorg oriëntatie ondergeschikt is aan rechtvaardigheidsmoraal Zorg oriëntatie nl enkel nuttig in beperkte relationele levenssfeer Gilligan tegenreactie: man + vrouw gebruiken beide perspectieven maar vrouwen vallen meer terug op zorgmoraal -\> typische moraliteit oriëntatie v vrouw Minderwaardigheid zorgprincipe -\> niet aanvaard=\>vontwikkelen v parallelle theorie gebaseerd op zorgmoraal Theorie: volwassenheid+ zorgmoraal + echtvaardigheidsmoraal kome samen=\> uitstijgende moraal Kohlberg: misschien is mijn methode een beetje te mangericht, maar geldt niet voor laatste versie 10. **Algemene conclusie** Geweten-\> kan je op inspelen op deze manieren a. Zorgen voor goede band -\> verbonden met jou=\> rekening houden met anderen b. Praten over je kind met je eigen/anderen hun gevoelens+ intenties =\> leert in anderen te verplaatsen c. Stimuleren van uitdrukking geven aan pijnlijke gevoelens=\> zal deze niet als negatief ervaren d. Zelf het goede voorbeeld geven e. Laten meebeslissen=\> meer motivatie om aan regels te houden f. Geweten groeit het hart als hij oefent op wat hij nog net niet kan g. Aantonen dat vervelend gedrag vervelende gevolgen heeft voor beide partijen -\> straffen helpt niet h. Benoem het gedrag bv. Hou op met je zusje te slaan i. Complimenteer goed gedrag dat hij zelf doen H5: DE SEKSUELE ONTWIKKELING 1. **Inleiding: wat is seksualiteit?** - Hoe gezonder kinderen hun seksuele ontwikkeling kunnen ontwikkelen, hoe gezonder hun seksuele ontwikkeling later zal zijn. - Seksualitiet: breed scale waarin lichamelijkheid, intimiteit en geslachtelijkheid elementen zijn. ieder kind heeft daarbij zijn eigen tempo en niveau in die ontwikkeling. - Gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen is van invloed op (latere) seksuele beleving. **1.1. Seksualiteit bij volwassenen** Vaak beperkt tot lichamelijk. Complete seksualiteit is eindstadium dat verkennend moet bereikt worden. *Seksualiteit heeft te maken met :* **1) lichamelijkheid (bio) :** **- lichamelijke sensaties** en lichamelijke responsiviteit \- centraal: beleven van **genot en plezier** bij aanrakingen van het lichaam \- kindeen zijn seksuele wezens en vertonen seksueel gedrag. Reeds op jonge leeftijf zijn kindeeren seksueel actief met hun eigen lichaam en **dat van de ander** is ook interessant. Vanaf kleuterleeftijf ontdekken kinderen d.m.v. gezamenlijk spel de sociale kant van seksualiteit. Zo ontdekken ze elkaars lichaam en doen 1^ste^ ervaringen met lustbeleving in gezelschap op. **- Gender (bio + psycho):** \- **Biologische sekse**: a.d.h.v. biologische geslacht gaat men ervan uit dat iemand lichamelijk man of vrouw is. **-genderidentiteit en -rol:** ontwikkeling van mannelijke of vrouwelijke identiteit vroeg (2-3 jaar). Op 6 jaar hebben kinderen duidelijk beeld over wat typisch jongens- of meisjesachtig is. Temparament van kind is deels verantwoordelijk voor sekseverschillen in gedrag, en deels omgeving. Brede omgeving geeft duidelijke boodschappen over wzt mannelijk en vrouwelijk is. Overwegend identificeren kinderem met anderen van zelfde geslacht. **- seksuele rol/voorkeur**: mate waarin men seksueel reageert t. a.v. eigen geslacht , andere geslacht of beide. Tijdens de puberteit komt seksuele voorkeur tot uiting. vb. je kan een man zijn die zich vrouw voelt en aangetrokken is tot vrouwen. - ![](media/image19.jpg)Biologisch geslacht, genderidentiteit en seksuele voorkeur kunnen van elkaar **verschillen**. **- Intimiteit** : (sociaal): - Seksuele ontwikkeling is sociaal leerproces. Seksueel script wordt op gebouwd doorheen ontwikkeling. Dit omvat normen en waarden t.a.v. seksualiteit en houdt kaderen en interpreteren van eigen gevoelens en gedragingen van anderen in. - Belangrijke kwalitatieve eigenschap: intimiteit. Heeft betrekking op vermogen en wens om interpersoonlijke relaties en contacten aan te gaan. - Voorwaarde om vaardigheid te kunnen ontwikkelen: voldoende intimiteit tussen ouder en kind, d.w.z. affectieve band tussen ouders en kinderen én ouders die hun kinderen voldoende experimenteerruimte geven. - Lichamelijk contact tussen ouders en kinderen is belangrijk. Kinderen hebben veel behoefte aan lichamelijke nabijheid, knuffels en gehechtheid. Naarmate kinderen ouder worden neemt deze behoefte stilaan af. 2. **Seksualiteit bij kinderen** - Kleuters **seksuele opvoeding** geven om hen hun grenzen leren te kennen. - In kinder- en jeugdperiode wordt **basis** gelegd voor seksueel en relationeel functioneren in volwassenheid. Als gevolg van alle informatie en discussie over seksueel misbruik en gevolgen ervan groeide behoefte aan inzicht in 'normale' ontwikkelingsproces. - **Raar** seksuele ontwikkeling te beginnen bij kinderen en neonatus? 1. **Ja**: bij **enge definitie** van seksualiteit, waarbij 'seksualiteit' wordt geassocieerd met vrijen en orgasmes. Deze behoren niet tot gewone gedrag van kinderen. 2. **Nee**: bij **bredere omschrijving** van seksualiteit. Seksualiteit bij kinderen slaat op ontdekken van eigen lichaam en daarbij horende gevoelens. Aanvankelijk is het iets wat vooral met aanraken en aangeraakt worden van eigen lichaam te maken heeft. Vervolgens staan aanraking en ontdekking centraal. - Uitsluiten dat kinderen seksueel gedrag vertonen, is **[niet correct]**. - Intenties, implicaties e.d. van dat gedrag zijn **anders** dan bij volwassenen: gaat om ondeugend zijn, plezier maken of je deugd doen. Maar ze zijn die daden net zo snel beu als **speelgoedje** waar ze plots genoeg van hebben of bestempelen ze als 'vervelend' omdat het nieuwe er af is. Ze hebben geen idee van implicaties, emotionele betrokkenheid, sociaal taboe. - Niet alle seksueel gedrag waar kinderen bij betrokken zijn, is **seksueel misbruik**! Opvoeders hebben hier grote verantwoordelijkheid, maar kunnen het niet altijd correct inschatten of weten daar niet altijd een antwoord op te formuleren. - Vlaggensysteem van Sensoa speelt hierop in. Seksueel gedrag van kinderen en jongeren wordt beoordeeld en ingedeeld in **4 categorieën of vlaggen**, van aanvaardbaar seksueel gedrag (groen) tot zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag (zwart). Bij elk type gedrag wordt een aangepaste reactie voorgesteld. Op basis van [6 criteria wordt dit seksueel gedrag ingedeeld]: 1. Wederzijdse toestemming: beide partijen hebben duidelijk toestemming gegeven voor het gedrag 2. Vrijwilligheid: alle betrokken zijn vrij van dwang of verleiding in seksuele interactie 3. Gelijkwaardigheid: de partijen zijn voldoende gelijkwaardig 4. Ontwikkeling adequaat: het gedrag komt overeen met wat van kinderen van die leeftijd wordt beschreven in de wetenschappelijke onderzoeksliteratuur (het moet passen met jouw leeftijd, bv kind demonstreert seksuele posities; dat heeft die geleerd van iemand) 5. Context adequaat: de context laat dit gedrag toe. (Bv masturberen in publieke ruimte) 6. Zelf respecterend: het gedrag is niet zelfbeschadigend (mag niet pijn doen) of vernederend voor het kind. https://www.seksindepraktijk.nl/sites/seksindepraktijk/files/vlaggensysteem%20schema.jpg Tekst 1: vlaggensysteem CD uitgebreide normatieve lijst HR Seksueel grensoverschrijdend gedrag =vorm van seksueel gedrag of toenadering die aan één of meerdere van de 6 criteria niet voldoet Seksueel misbruik = Vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag waarvoor geen wederzijdse toestemming is en/of is afgedwongen en/of waar slachtoffer veel jonger is. 2\. Psychoseksuele ontwikkeling volgens Sigmund Freud (1856-1939) 2.1. Inleiding - Begrip 'seksualiteit' heeft in werk van Freud bijzondere beteke­nis. Klassieke psychoanalyse houdt zich vooral bezig met vraag hoe opgroeiende kinderen hun seksuele en agressieve driften leren be­heersen. Tijdens dit proces is verhouding van het kind met beide ou­ders van wezenlijk belang. - in postuum artikel vat Freud (1923) zelf de grondslagen van psy-choanalyse samen: '*... de veronderstelling dat er **[onbewuste]** mentale processen bestaan, de erkenning van de theorie van de **[weerstand en verdringing]**, de waardering van het belang van de **[seksualiteit]** en het **[Oedipuscomplex]** -- deze vormen de belangrijkste onderwerpen van de psychoanalyse en de grondsla-gen van haar theorie...* ' 2.2. Het genetische gezichtspunt - Genetische gezichtspunt stelt sta­dia in verloop van ontwikkeling van emotionele leven voorop­. Vraag hoe kin­deren tijdens het opgroeien leren omgaan met hun [gevoelens van lust], is belangrijk. - **Uitgangspunt**: actuele psychische functioneren van een persoon moet worden bezien in licht van zijn voorafgaande wordingsgeschiedenis. 2.2.1. De kinderlijke seksualiteit - Freud verlaat toenmalige standpunt dat 1^ste^ seksuele uitingen zich manifesteerden in puberteit: '*Door grondige onderzoekingen ben ik de afgelopen jaren tot inzicht gekomen dat [elementen uit het seksuele leven] de eerste en in praktijk belangrijkste oorza-ken vormen van welk geval van neurotische aandoening ook'*. - Omdat rudimentaire geslachtsdrift reeds bij kinde­­ren voorkomt, noemde Freud bepaalde vormen van kinderlijk gedrag ­seksueel. Bij de geboorte (waar seksualiteit begint) is het kind: - **Polymorf pervers**, d.w.z. hele eigen lichaam is bron van seksueel genot - **Auto-erotisch**, d.w.z. seksuele object is een erogene zone van het eigen lichaam - Volgens Freud is seksualiteit niet alleen voorbehouden aan volwassenen. Hij veronderstelde dat ook leven van kinderen wordt [beheerst door een drift] (libido) die zich op latere leeftijd zal uiten als geslachtsdrift. In psychoanalyse wordt via dit begrip algemene betekenis gegeven aan [kinderlijke seksualiteit]; er wordt een breed scala aan lichamelijke beleving van lust mee aangeduid. - Beleving van **lust staat in verband met prikkeling van delen van het li­chaam**. In 1^ste^ levensja­ren onderscheidt men verschillende ontwikkelingsstadia. In elk stadi­­um levert prikkeling van bepaald deel van het lichaam lustgevoelens op. Freud stelde dat evolutie van de persoonlijkheid steunt op graduele [fysiologische rijping van die lichaamszones]. Elk stadium van de psychoseksuele ontwikkeling (en dus persoonlijkheidsontwikkeling) is gevolg van concentratie van [libido-energie] in een bepaalde zone (= erogene zone). Deze energie activeert functioneren van die zone. Eerst vormt de mond een erogene zone, daarna de anus en tenslotte de geslachtsdelen. - [Moeilijkheden] ontstaan zodra kind begint te begrijpen dat prikkeling van erogene zones door anderen vaak [onwenselijk] gevonden wordt. ­Tijdens proces van socialisatie worden via verbodsbepalingen beperkingen opgelegd aan kinderlijke seksualiteit. Het kind kan prikkeling van bepaalde erogene zones dan gaan associëren met straf of verlies aan liefde van de ouders. Zo raken vor­­men van lustbeleving direct verbonden met **angst**. - Manier waarop kinderen in die jaren leren [omgaan met hun driften], is bepalend voor verdere leven. Alles wat kind moest verdringen naar onbewuste, kan in puberteit en gedurende volwassenheid op hinderlijke wijze de kop opsteken. In [orale, anale en fallische fase] moeten steeds opnieuw hinder­nissen worden genomen. Het kind komt iedere keer weer voor problemen te staan. De puzzels of hindernissen betreffen telkens verwerking van tegenstrijdigheden: datgene wat plezier verschaft, is verbonden met een verbod. - In elke fase ontmoet kind **psychische ontwikkelingstaken**: - Wordt hiervoor goede oplossing gevonden, dan evolueert het kind naar volgende fasen. - Wanneer [oplossing faalt], zijn er 2 mogelijkheden: - **Fixatie**: doorstroming naar volgende fases maar [deel van libido (energie)] blijft gefixeerd in die bepaalde fase. Verslavingsproblemen van volwasse­nen bv. worden in psychoanalyse verklaard uit fixatie op manier van bevrediging uit de orale fase. Verder kan in die periode het 'oraal karakter' ontstaan of 'orale fixatie' zoals roken, veel praten, graag eten/drinken,... Ook extreme afhankelijkheid vindt hier zijn oorsprong. Een kind dat heel erg sterk aan de moeder ge­bonden blijft, heeft misschien als volwassene te kampen met problemen die te benoemen zijn als gebrek aan onafhankelijkheid. Kenmerkend daarvoor zijn een buiten­sporige behoefte aan verzorging en een angst in de steek te worden gela­ten. Als volwassene heeft de persoon dan een overdreven behoefte aan steun van anderen bij nemen van beslissingen over alledaagse zaken en veel moeite met alleen-zijn of het zelfstandig ondernemen van dingen. - **Regressie**: [terugval] in ontwikkeling. Iemand die vastloopt in een probleem, kan gedrag ver­tonen uit vroegere levensfase. Soms geeft regressie aanleiding tot hinderlijk gedrag. Meestal wordt dan pas gesproken van pathologisch gedrag. Terugval naar orale fase kan bv. problemen met eten tot gevolg hebben, zoals 'vreetbuien' bij boulimia nervosa-patiënten. ![Fixation: Definition, Development, Examples, and Treatment](media/image21.gif) **2.2.2. Fasen in de psychoseksuele ontwikkeling** Vooral eerste 3 fasen zijn van belang, bepalend voor verdere leven en hierin wordt persoonlijkheid gevormd. Freud\'s Psychosexual Theory and 5 Stages of Human Development - 1. 1ste psychische uitdaging: Vermogen zich a**fhankelijk** op te stellen : durven vertrouwen, iets vragen aan iemand, iets kunnen krijgen en aanvaarden van iemand. 2. 2^de^ psychische uitdaging: Vermogen zich **onafhankelijk** op te stellen : gezond wantrouwen hebben, afwijzen wat niet goed voor je is (uitspuwen), een gezond wantrouwen hebben, zich kunnen verdedigen. - fixatiesymptompen : iedereen vertrouwen ,te afhankelijk zijn, te naïef zijn of integendeel overdreven wantrouwig zijn, gulzig zijn, orale destructie, obsessies met (veel/weinig) voedsel - regressiesymptomen : komen vooral voor onder stress : nagel bijten, te veel drinken of eten, te veel roken... - - - - - - - Voorbeelden van [regressiesymptomen] : onder stress verschillende rituelen moeten doen -\> 5 keer kijken of deur wel gesloten is... =\> OCD (Obsessive Compulsive Disorder) - - Voor jongen is die verhouding tevens [bron van angst]. De veel grotere en sterkere vader kan hem straffen, bv. door hem licha­melijk letsel toe te brengen. Als het toch al aan de jongen [verboden] wordt met zijn eigen geslachtsorgaan te spelen, kan hij die elementen [samenvoegen]. - Meest voor de hand liggende (fantasie-) oplossing is dat vader hem in strijd om moeders gunsten zal [castreren]. Die castratieangst is niet vreemd: jongetjes hebben meestal al ontdekt dat meisjes geen piemel hebben. Kennelijk zijn meisjes dan wezens (vroegere jongens) die inderdaad reeds de gevreesde straf hebben moeten ondergaan. -\> Oedipuscomplex wordt uiteindelijk overwonnen doordat jongen concurrentiestrijd met vader opgeeft. Het is een normaal aspect van psychoseksuele ontwikkeling. Tegenhanger van Oedipuscomplex = **elektrocomplex** voor meisjes : moeder 1ste lustobject, meisje merkt dat zij geen piemel heeft en steekt de schuld op moeder, meisje heeft steeds meer voorkeur voor vader. Jegens vander kent het meisje echter gemengde gevoelens: er is ook sprake van penisnijd (= jaloezie want hij heeft wel penis). Door gemengde gevoelens bij beide ouders ligt niet vast met welke persoon die zal identificeren. -Oplossen van conflict ['aantrekking en rivaliteit'] is psychische ontwikkelingstaak van deze fase. Het hangt van begrijpende houding van de ouders af of het kind dit conflict succesvol zal kunnen oplossen. Het kind moet nl. in een zodanige sfeer kunnen opgroeien dat het veilig is om enerzijds te rivaliseren en anderzijds affectie te tonen. -gunstig doorlopen van fallische fase, is basis voor [volwassen en gezonde seksualiteit]. De rivaliteit wordt opgelost door identificatie: de jongen wil later een man worden zoals vader, het meisje wil laten een vrouw worden zoals moeder. - Wanneer fallische fase niet optimaal verloopt, treden fixatiesymptomen op. Sommige worden cultureel en sociaal aanvaard. - Voorbeelden van [fixatiesymptomen]: - ['Macho-man']: is onbewust in competitie met zijn vader gebleven. Hij is onbewust onzeker over zijn mannelijkheid en zal daarom uiterlijk overdreven pronken met mannelijke attributen en typisch mannelijk gedrag. Dit kan zich ook op louter symbolisch vlak afspelen: carrière maken, veel macht hebben, geld en status verwerven, grote auto, \... - [Falende man]: tegendeel van de macho. Hij faalt in zijn seksueel leven, in zijn carrière, in zijn status,... Deze man is voortdurend (en onbewust) bezig de competitie met zijn vader te verliezen. Zijn vader is te machtig en te bedreigend. Hij laat de vader nog steeds winnen en saboteert daarom zichzelf, vaak nog lang nadat zijn vader gestorven is. - ['Femme fatale']: tegenhangster van macho. Ze is onbewust blijven steken in de rivaliteit met haar moeder. Onzeker van haar vrouwelijke aantrekkingskracht moet ze zichzelf telkens terug bewijzen door mannen uit te dagen en te verleiden. De consequenties van dit gedrag tracht ze liefst uit de weg te gaan. Spanning ligt dan ook niet in de verovering maar in de jacht. - [Falende vrouw]: faalt in vrouwelijk rolgedrag terwijl ze daarin juist zou willen slagen. Ze verliest nog steeds de competitie met haar moeder. Het is alsof ze er nog niet eens aan durft te beginnen omdat moeder te afkeurend of te kritisch is of omdat vader emotioneel afwezig is voor haar. - - Seksualiteit wordt opnieuw belangrijk. Door biologische ontwikkeling gaan volwassen behoren vormen van seksueel gedrag tot mogelijkheden. Eerste drie fasen van ontwikkeling waren gericht op het individu zelf en 4^de^ fase was er één van rust. In deze 5^de^ fase richt de persoon zich voor het eerst op **anderen**. Puberteit is herbeleving van fallische fase met aantal belangrijke verschillen zoals incestueus liefdesobject verplaatst zich naar objecten buiten het gezin. ![Afbeelding met schets, tekenfilm, Lijnillustraties, illustratie Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image23.jpg) 3\. Vraagstuk: wanneer heeft men een seksuele afwijking of parafilie? 3.1. Wat is parafilie? - Ongewone, atypische seksuele interesse of voorkeur voor bepaalde activiteiten of bepaalde erotische doelen of objecten. - Parafilie is **op zich** geen stoornis: - Pas sprake van een stoornis als de parafilie, of de uiting of bevrediging daarvan, gepaard gaat met **persoonlijk lijden, functionele beperkingen of (het risico op) schade bij zichzelf of anderen.** - De parafilie dient minstens **6 maanden** aanwezig te zijn om van een stoornis te kunnen spreken. - Lijdensdruk, functionele beperkingen en (risico op) schade bij zichzelf of anderen bepalen dus of een parafilie een stoornis is of niet. Parafilieën zijn op zichzelf **seksuele variaties**. In hoeverre ze als psychische stoornis moeten worden beschouwd, is in het verleden onderwerp van talloze controverses geweest. - Wat als psychische stoornis wordt gezien, houdt verband met **normatieve opvattingen** over wat de aard is van menselijke seksualiteit en waartoe en hoe die vormgegeven mag worden. Homoseksualiteit werd lang als psychische stoornis gezien. Pas in 1974 is homoseksualiteit geschrapt uit de DSM. Het is noemenswaardig dat lijdensdruk die enkel voortkomt uit een afkeurende houding van de samenleving niet kan worden aangemerkt als stoornis. Zo heeft iemand die zich seksueel aangetrokken voelt door kinderen, alleen lijdt onder de **maatschappelijke intolerantie** op dit gebied en verder **geen** schadelijk gedrag vertoont volgens de APA dus geen stoornis. - Symptomen van een parafilie (bv. atypische seksuele handelingen) kunnen ook **eenmalig** of slechts **korte tijd** voorkomen. De diagnose parafiele stoornis kan in dat geval niet gesteld worden. Datzelfde geldt als aan de atypische seksuele handelingen geen bijzondere seksuele voorkeur ten grondslag ligt, maar bv. een persoonlijkheidsstoornis (antisociaal, borderline en narcistisch) of middelengebruik. - In forensische setting zijn patiënten **niet altijd bereid** inzicht te geven in hun onderliggende gevoelens. Of sprake is van een parafilie kan in dat geval eventueel wél worden afgeleid uit het **gedrag van de patiënt**. Het moet dan gaan om aantoonbaar gedrag over een periode van tenminste **6 maanden** waaruit de parafiele interesse duidelijk naar voren komt. Het kijken naar porno met parafiele inhoud kan een van die gedragsindicatoren zijn. Voldoende voorwaarde is dat echter niet: bij niet iedereen die naar kinderporno kijkt, is bv. sprake van pedofilie, maar het vergroot wel de kans daarop. Overigens is de consumptie van kinderporno grafisch materiaal op zichzelf geen belangrijke risicofactor voor toekomstige contactdelicten met kinderen. - Veel verschillende parafilieen: DSM-5 onderscheidt 8 hoofdvormen en 2 restcategorieën, enerzijds omdat deze 8 hoofdvormen relatief vaak voorkomen vergeleken met andere parafilieën en anderzijds omdat ze gerelateerd zijn aan strafrechtelijke aspecten - Tekenend voor natuur van de mens dat deze 'normafwijkingen' tegelijkertijd **afstoten en aantrekken**: - Van elke (!) seksuele variant is er pornografie gemaakt (omdat er een markt is voor porno) - Ook hogere kunsten als film, literatuur, beeldhouwkunst, e.d. gebruiken (graag) seksuele onderwerpen 3.2. Vormen **3.2.1. Voyeurisme** - Gedurende [tenminste] 6 maanden terugkerende, intense seksuele opwinding bij iemand van 18 jaar en ouder bij het **kijken** naar een nietsvermoedende persoon die naakt is, zich aan het uitkleden is of seksueel actief is, en die zich uit in fantasieën, drang of handelingen. - De voyeur zoekt **geen seksueel contact** met de perso(o)n(en) die hij bekijkt. Hoogstens [fantaseert] hij dat hij seksueel contact heeft met de bespiede persoon. In ernstige gevallen is het bekijken de [enige vorm] van seksuele activiteit van de voyeur. Voyeurisme heeft niets te maken met normale seksuele activiteiten waarin seksuele opwinding ook resultaat kan zijn van bekijken van anderen. Belangrijk verschil is dat in die gevallen de bekeken persoon er zich van **bewust** is dat hij bekeken wordt. Dat geldt ook voor stripteaseshows of pornografische films. **3.2.2. Exhibitionisme** - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende, intense seksuele opwinding bij het **tonen** van de eigen genitaliën aan een nietsvermoedend persoon, die zich uit in fantasieën, drang of handelingen. - Wezenlijk is daarbij dat de daad tegen **anonieme anderen** gericht is en dus niet op een partner. Bovendien gaat het om mensen die enkel en alleen op die wijze tot seksuele opwinding kunnen komen. Dit heeft op zich dus niets te maken met allerlei cultureel bepaalde vormen van zich naakt tonen, zoals bv. bij naturisme, striptease of internetcammen. - Bij de exhibitionist is een **onweerstaanbare neiging**, een niet te overwinnen drang aanwezig. Soms kan hij al dagen op voorhand **een prikkel waarnemen en toenemend verlangen** om de genitaliën te tonen. De daad gebeurt vaak in een toestand van **bewustzijnsdaling**. Nadien komt **de bewustwording en vlucht**. Opmerkelijk is bovendien dat de plaats waar de feiten zich de 1^ste^ keer afspeelden, wellicht op basis van conditionering, nadien telkens opnieuw gekozen wordt. Doorgaans zijn exhibitionisten niet gevaarlijk voor de anderen doordat ze **zelden** of **nooit**, geweld gebruiken. Meestal ervaren ze immers geen behoefte aan verdere seksuele activiteiten met de vreemde. - Exhibitionisme zou vaak, maar niet noodzakelijk, reeds voor 18-jarige leeftijd beginnen en zou na de 40 minder ernstig worden. **3.2.3. Frotteurisme** - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende, intense seksuele opwinding bij het **aanraken van of aanwrijven tegen** een niet-instemmende persoon, die zich uit in fantasieën, drang of handelingen. - Meestal stelt de frotteur het gedrag op plaatsen waar veel mensen zijn en waar hij desnoods ook snel kan ontsnappen. Hij kiest een slachtoffer uit met kleren die om haar dijen spannen. Hij wrijft zijn genitaliën tegen **haar dijen of achterste** en raakt met zijn handen haar genitaliën of borsten aan. Vaak is het slachtoffer **te verbouwereerd om te protesteren** omdat ze zich niet kan voorstellen dat zo'n provocerend seksueel gedrag in een openbare plaats kan voorkomen. 3.2.4. Seksueel sadisme - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende en intense seksuele opwinding bij het **veroorzaken** van lichamelijk of psychisch leed bij een ander, die zich uit in fantasieën, drang, handelingen. - Wezenlijke kenmerk is aandrang die gepaard gaat met opwindende fantasieën over handelingen waarmee men een slachtoffer psychologisch of lichamelijk **doet lijden**. Sommigen lijden onder hun sadistische fantasieën en gaan niet over tot gedrag, anderen stellen wel sadistisch gedrag. Soms gebeurt dat met de instemming van de partner, die dan eventueel **masochistisch** is. Sadistische handelingen en fantasieën gaan van handelingen waarmee de sadist zijn **dominantie over het slachtoffer bevestigt** zoals hem opsluiten in een kooi, tot slagen, verwonden, wurgen, verkrachten, verbranden en zelfs doden (snuffmovies,...). - Verkrachting verwijst slechts in 10 % van de gevallen naar sadisme. Meestal streeft de verkrachter alleen de **eigen bevrediging** na en niet het lijden van de partner. 3.2.5. Pedofilie - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende en intens seksueel opwindende fantasieën, seksuele drang of gedrag met betrekking tot seksuele handelingen met een **pre puberaal kind** of kinderen (tot 13 jaar). De persoon is minimaal **16 jaar oud** en **minstens 5 jaar ouder** dan het kind of de kinderen waar het in dit verband om gaat. - Pedofilie als verlangen of persoonskenmerk is **niet strafbaar**. Seksuele handelingen met 'kinderen' wel. Door heersende mening wordt pedofilie echter gelijkgesteld met hele reeks gebeurtenissen, van bezit van 'kinderporno' tot plegen van 'ontucht' met minderjarigen en begaan van lustmoorden op kinderen. Aan de heersende mening over 'pedofilie' valt af te lezen hoe slecht het gesteld is met de kennis van het seksuele. Uitgerekend bij 'deskundigen' is dit gebrek aan kennis opvallend. ![Afbeeldingsresultaat voor pedofilie](media/image25.jpeg) - Om te kunnen spreken van een pedofiele stoornis moet betrokkene naar deze seksuele drang hebben **gehandeld** of moeten de seksuele drang of fantasieën leiden tot significante **lijdensdruk** of interpersoonlijke **moeilijkheden**. Anders dan bij voyeurisme, exhibitionisme, frotteurisme en seksueel sadisme -- waarbij het moet gaan om handelingen \'met een niet-instemmende persoon\' -- kan in DSM-5 bij pedofilie elk soort van handelen reden zijn om van een pedofiele stoornis te spreken. Daarmee is er **geen ruimte** voor handelingen die onschadelijk en niet strafbaar zijn, zoals masturberen bij seksuele fantasieën. - Bij iemand die een zedendelict met minderjarigen pleegt hoeft geen sprake te zijn van pedofilie, de **structurele** seksuele interesse voor kinderen. Uit onderzoek onder verdachten van deze zedendelicten blijkt dat daarvan bij slechts 20 % van de betrokkenen sprake is. - DSM-5 spreekt alleen over pedofilie bij een seksuele gerichtheid op **pre puberale kinderen** (meestal tot 13). In praktijk wordt soms ook de seksuele gerichtheid op beginnende pubers (hebefilie) en oudere pubers (ephebofilie) als parafilie aangemerkt. Seksuele interesse voor jongeren met secundaire geslachtskenmerken komt onder mannen echter algemeen voor. Biologisch gezien is dat **normaal**. Volwassen personen met een sterke seksuele belangstelling voor jongeren tussen 13 en 18 jaar kunnen daaronder lijden (en problemen krijgen met justitie) en in verband daarmee een zorgbehoefte hebben. De classificatie 'pedofiele stoornis' is in zo'n geval echter onterecht. - Pedofilie is **geen volledig mannelijke aangelegenheid**. Vrouwelijke pedofielen zijn wel sterk in de minderheid, maar toch zijn naar schatting tussen de 2 en 15 % van de pedofielen vrouw. Hierbij moet nog rekening worden gehouden met het feit dat de staat van opwinding bij vrouwelijke pedofielen **veel moeilijker** te constateren is. Wel is het zo dat vrouwelijke pedofielen vaak minder lichamelijke en/of geestelijke schade toebrengt gezien zij geen gebruik maken van hun geslachtsdeel in een staat van erectie, zoals mannen dat wel doen. Bovendien is de pakkans van vrouwen kleiner aangezien er tegenover hen minder achterdocht is dan tegenover mannen - Bij deze parafilie wordt zeer scherp duidelijk dat de **lijn** tussen psychopathologie en moraal niet alleen zeer dun is maar ook wordt overschreden. - Wetenschappelijke discussie over betekenis van pedofilie is met standpunt van DSM-5 niet afgerond. Tegenover grote groep deskundigen die pedofilie omschrijven als parafilie, staan zij die haar weliswaar als sociaal afwijkend gedrag, maar **niet** als psychische stoornis beschouwen. Deze laatsten definiëren pedofilie als volgt: '**Het is een menselijke gegevenheid die erdoor gekenmerkt wordt, dat het zich aangetrokken voelen tot kinderen, ook in seksuele zin, als zo'n basale waarde wordt ervaren dat het eigen leven bepaalt**. Vermits in die definitie zowel de wederzijdse relatie als de persoonlijke ontplooiing van zowel volwassene als kind centraal staan, zonder dat de volwassene het kind eenzijdig misbruikt, verwerpen de aanhangers van de visie dat zulke verhouding pervers of gestoord zou zijn. 3.2.6. Seksueel masochisme - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende, intense seksuele opwinding bij handelingen waarbij de betrokkene vernederd, geslagen of vastgebonden **wordt**, of op een andere manier tot lijden wordt gebracht, die zich uit in fantasieën, drang of handelingen. - Term masochisme werd in 1886 gebruikt door Duitse arts [Richard von Krafft-Ebing](http://nl.wikipedia.org/wiki/Richard_von_Krafft-Ebing). Hij verwees hiermee naar [Oostenrijkse](http://nl.wikipedia.org/wiki/Oostenrijk) graaf en [auteur](http://nl.wikipedia.org/wiki/Auteur) [Leopold von Sacher-Masoch](http://nl.wikipedia.org/wiki/Leopold_von_Sacher-Masoch) (1836 - 1895), die in zijn roman *Venus im Pelz* beschrijft hoe de mannelijke hoofdpersoon een vrouw ertoe verleidt hem tijdens seksuele spelletjes lichamelijk te kwellen. (Cfr. 50 tinten grijs) - Wezenlijke kenmerk van masochisme is de **aandrang, gepaard met seksueel opwindende fantasieën over het vernederd worden, het geslagen en gepijnigd worden**. De seksueel masochistische persoon gaat dan ofwel over tot gedrag, ofwel ervaart hij de fantasieën als kwellend. Het masochistisch gedrag kunnen ze bij zichzelf uitvoeren of met behulp van een partner. De masochist kan allerlei attributen (naalden, kettingen, zwepen, enz.) gebruiken om pijn te realiseren. - Gevaarlijke vorm: hypoxyphilia waarbij de persoon tot opwinding komt door **zuurstofgebrek**. De persoon gebruikt middelen die hem in zuurstofnood brengen, maar heeft nog mogelijkheid om verstikking te voorkomen vooraleer hij bewusteloos wordt. **Wurgseks** is term die gebruikt wordt om te beschrijven hoe mensen seksueel genot ervaren door zich de adem af te snijden. Wurgseks, ook auto-erotische asfyxie (AEA) genoemd, is een riskante vorm van seks waarbij de eigen keel of die van de partner wordt dichtgeknepen. Het is een populair spel onder pubers. ![Autoerotic Asphyxiation](media/image27.jpeg) - Meestal gebeurt dichtknijpen op verzoek van de partner. Door het wurgen ontstaat zuurstofgebrek in de hersenen wat tot toestand leidt die op een lichte trip lijkt. Naar verluidt, zou het plaatsen van druk op je keel tot het punt van bijna flauwvallen de intensiteit van het orgasme verhogen. Er zijn nogal wat dodelijke ongevallen gebeurd bij deze techniek waar mensen met een sjaal zichzelf of partner de keel dicht knepen of een zak over het hoofd trekken. Het wordt dan ook beschouwd als gevaarlijke seksuele parafilie. 3.2.7. Fetisjisme - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende, intense seksuele opwinding bij gebruik van **voorwerpen** of een zeer specifieke focus op een niet-genitaal lichaamsdeel, die zich uit in seksuele fantasieën, drang of handelingen. De fetisj dient zich in zo'n geval niet te beperken tot kledingstukken die bij crossdressing worden gebruikt (bv. transvestie) of tot voorwerpen die speciaal ontworpen zijn voor tactiele genitale stimulatie (zoals een vibrator). - Voorbeelden van seksueel stimulerende objecten zijn ondergoed, een pluk haar, een schoen, enz. Typisch voor de fetisjist is dat de persoon van de ander geen plaats heeft in de beleving; er is geen bevrediging bij de partner mogelijk. Typisch voor de stoornis is, dat de ander in het fetisjisme **ontmenselijkt** wordt en alleen de bevrediging telt. - Bijzondere vorm: furies [ (animal role playing)](http://en.wikipedia.org/wiki/Animal_roleplay#BDSM_pony-play). Furies zijn mensen die zich verkleden in dierenkostuums en de persoonlijkheid van het dier overnemen. Ze doen seksuele handelingen na zoals de betrokken dieren dat zouden doen.  Pony Play is een BDSM-fetisj waar mensen gekleed zijn in een leren ruitertenue en de ander als pony, compleet met hoeven, beetjes, hoofdstellen en zadels.  Ze spelen paard en ruiter en het mondt meestal uit in diverse seksuele handelingen en fantasieën.  Sommigen gaan erg ver en hebben zelfs aangepaste karren, een stal, enz. 3.2.8. Transvestie - Gedurende tenminste 6 maanden terugkerende, intense seksuele opwinding bij **crossdressing,** die zich uit in seksuele fantasieën, drang of handelingen. 3.2.9. Andere gespecificeerde/ongespecificeerde parafiele stoornis 3.2.9.1. Andere gespecificeerde parafiele stoornis - Deze diagnose is van toepassing op klinische beelden waarbij symptomen die kenmerkend zijn voor een parafiele stoornis, gedurende tenminste 6 maanden, klinisch significante lijdensdruk veroorzaken of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen, maar die niet volledig voldoen aan de criteria voor een van de hoofdvormen van parafiele stoornissen. Naast de hiervoor beschreven parafilieën, noemt DSM-5 nog de volgende **vormen**: 1. Telefoonscatologie: obscene telefoongesprekken voeren 2. Necrofilie: seksuele activiteiten met lijken 3. Zoöfilie: seksuele activiteiten met dieren 4. Urofilie: seksuele opwinding via urine. 5. Coprofilie: seksuele activiteiten met uitwerpselen (poepseks scat, kaviarspiele). 6. Klismafilie: seksuele opwinding via lavementen - Daarnaast zijn nog heel wat parafilieën die in de praktijk voorkomen maar die in DSM-5 geen specifieke vermelding krijgen. 3.2.9.2. Ongespecificeerde parafiele stoornis - Hier geldt hetzelfde als bij 'andere gespecificeerde parafiele stoornis'. Verschil is dat de clinicus ervoor kiest om **niet de reden** te specificeren waarom het klinisch beeld niet voldoet aan de criteria voor een specifieke parafiele stoornis en de uitingen waarover onvoldoende informatie beschikbaar is om een specifiekere classificatie toe te kennen niet beschrijft. 3.3. Prevalentie - Prevalentie en incidentie van parafilieën en parafiele stoornissen is **niet goed bekend**. Onderzoek richt zich vaak op enige interesse in parafiele prikkels onder selectieve groepen. Deze interesse zal echter in lang niet alle gevallen voldoen aan de criteria van een parafilie. Parafiele stoornissen zullen op hun beurt weer veel minder vaak voorkomen dan parafilieën. - **enige interesse** in voyeurisme, fetisjisme, exhibitionisme-ruim, frotteurisme en masochisme regelmatig voorkomt, terwijl enige

Use Quizgecko on...
Browser
Browser