SV-Psychologie PDF
Document Details
Uploaded by FreedElm2018
University of Antwerp
Tags
Related
- PSYCH 135: Introduction to Social Psychology Winter 2024 Lecture Notes PDF
- Psychology PDF - Introduction to Psychology
- Introduction to Psychology PDF 1st Canadian Edition (Chapters 1-3.2)
- Rathus Introductory Psychology 6 PDF
- Psychology - 13th Edition by Myers & DeWall PDF
- PSY 100 Introductory Psychology PDF
Summary
This document provides an introduction to the field of psychology. It discusses the nature of psychology, its main branches, such as biological, evolutionary, cognitive and social psychology, and different theories of motivation and emotion.
Full Transcript
Les 1 Psyche betekent geest, -ologie betekent “gebied van studie” => de studie van de geest. De wetenschappelijke studie v/gedrag en geestelijke processen. wetenschappelijk: obj, verifieerbare feiten gebaseerd op experimenteel onderzoek. gedrag: extern, waarneembaar gedrag: praten,...
Les 1 Psyche betekent geest, -ologie betekent “gebied van studie” => de studie van de geest. De wetenschappelijke studie v/gedrag en geestelijke processen. wetenschappelijk: obj, verifieerbare feiten gebaseerd op experimenteel onderzoek. gedrag: extern, waarneembaar gedrag: praten, glimlachen, lopen,.. interne geestelijke processen: denken, voelen, begeren, … Pseudopsychologie: niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden gepresenteerd. Wat kan psychologie ons leren: inzicht in psych. processen, laat ons ‘betere’ producten maken (afgestemd op gebruiker en op gedrag v/gebruiker), interactie mens-product onderzoeken, die interactie optimaliseren, invloed v/design op gedrag? Three Mile Island: “The control room and computer interfaces at Three Mile Island could not have been more confusing if they had tried.” Mapping functionele en fysieke relaties was “inadequate”. The major difference between a thing that might go wrong and a thing that cannot possibly go wrong is that when a thing that cannot possibly go wrong goes wrong it usually turns out to be impossible to get at or repair. de schuld steken op een persoon is misschien wel gemakkelijk maar waarom was het systeem in de eerste plaats zo slecht ontworpen dat 1 enkele persoon een katastrofe kon veroorzaken? Worse, blaming the person without fixing the root, underlying cause does not fix the problem: the same error is likely to be repeated by someone else.' The committee I was on discovered that the plant’s control rooms were so poorly designed that error was inevitable: design was at fault, not the operators. The moral was simple: we were designing things for people, so we needed to understand both technology and people. Design of everyday things: probleem met design: ingenieurs denken te logisch en denken niet aan hoe mensen zich gedragen. we moeten menselijk gedrag accepteren en niet afspiegelen hoe we het graag zouden hebben wat zijn de: verwachtingen, behoeftes, gedragingen, beperkingen v/d mensen die het gaan gebruiken? norman introduceert concepten uit psy. en past ze toe op human factros research een v/d grondleggers v User Experience Design Design for emotion and experience Behavioral design: nadruk op integratie v/gedragswetenschapelijke modellen en theorieën => sociale en cognititeve psychologie + behavioural economics Pscyhologie v/d gebruiker: waarnemin + leren & omgeving + geheugen + denken & bewustzijn + motivatie en emoties 1 Oude grieken had theorieën over de geest & gedrag. Emoties verstoren het denken, onze waarnemingen zijn slechts interpretaties v/d omringende wereld. Aristotle introduceerde “psyche” – zowel de geest als de ziel. In azië verkenden volgers v/yoga en boeddhisme het bewustzijn via meditatie. Boeddhisten hadden ook concepten en ideeën rond de geest en het brein. Rooms-kath. kerk had weinig belangstellingen voor de fysieke wereld: geest en ziel staan los v/d natuurwetten menselijke geest, net als de geest v/god, is een mysterie dat stervelingen niet in twijfel moesten trekken mentale ziekte werd verklaard als “demonische bezetenheid” Descartes dualisme: rationalisme: denken is het enige middel om aan wetenschap en filosofie te doen. Ik denk dus ik ben. Scepticism. Dualisme: het lichaam kan apart v/d geest worden bestudeerd. Biologische processen liggen ten grondslag van sensaties en eenvoudige reflexmatige gedragingen ipv mysterieuze, spirituele krachten. Biologische psychologie: moderne biologische psych: geest is ook een product v/h lichaam, meer bepaald het brein. geest & gedrag geproduceerd door de hersenen, zenuwstelsel, endocriene stelsel (hormoonstelsel) en genen. deel van neurowetenschappen: hoe creëren de hersenen gedachten, gevoelens, motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen? beeldvormingstechnieken v/d hersenen: o lichtgolven worden omgezet in sensatie en perceptie o spraak, sociale vaardigheden of het geheugen, kunnen verdwijnen door beschadiging v/bepaalde gebieden v/h brein o verschillende activatiepatronen als gevolg v/verschillende muziekgenres Evolutionaire (idem): on the origin of species, charles darwin. Natuurlijke selectie: overerfbare kenmerken die overleving en voortplanting (fitness) bevorderen worden doorgegeven aan volgende generaties, en waardoor ze meer voorkomen i/d populatie. kenmerken die fitnessverlagend zijn nemen door natuurlijke selectie af evo p probeert psych processen en gedrag te verklaren i/functie v/d principes v/natuurlijke selectie hoe verklaar je altruism? waarom zou je iem helpen als het je eigen overleving niet bevordert/in gevaar brengt? is het niet meer waarschijnlijk dat egoïstisch gedrag wordt doorgegeven aan volgende generaties dan altruisme? kin selectie of verwantschaps altruïsme: Burnstein, Crandall & Kitayama (1994): voor dagdagelijkse dingen hebben mensen neiging om verwanten meer te helpen dan niet verwanten. dit effect is meer uitgesproken wnnr het gaat om leven-dood situaties o vrouwen eerder dan mannen (behalve post-menopauze) o jongeren > ouderen o gezonde verwanten > ongezonde i/situaties v/leven-dood 2 o verwanten dragen per definitie veel van dezelfde genen ▪ in sit. v/leven-dood is verwantschap belangrijk: helpt onze genen ▪ in alledaagse sit. spelen normen een grotere rol dan evolutionaire instincten o overerfbare kenmerken die overleving&voortplanting (fitness) bevorderen van verwanten (genetic ingroup) worden doorgegeven aan volgende generaties => komen meer voor i/d populatie Door periodiek systeem beginnen wetenschappers patronen te ontdekken i/d eige. v/d chemische elementen. Wilhelm Wundt wil op zelfde manier ‘elementen van bewuste waarneming’ ontdekken. Behaviorism: kritiek op wundt et al: introspectie is geen betrouwbare manier om aan onderzoek te doen. werkelijk objectieve psy. houdt zich alleen bezig met WAARNEEMBARE gebeurtenissen bezig fysieke stimuli i/d omgeving en de waarneembare reacties v/h organisme daarop John B Watson behaviorism is de wetenschap v/h gedrag & v/d meetbare omstandigheden i/d omgeving die dit gedrag beïnvloeden vrij radicale groep v/wetenschappers je kan enkel zeker zijn over datgene wat je kan waarnemen de mens is bij de geboorde een tabula rasa (schone lei) behaviorisme en conditionering klassieke conditionering: 2 ongerelateerde stimuli worden met elkander geassocieerd (belsignaal duidt aan dat eten er aan komt) operante conditionering: gedrag wordt geassocieerd met consequenties (als ik door hoepel spring, krijg ik koekjes) wanneer gedrag wordt gevolgd voor beloning zal het waarschijnlijk blijven, wanneer het gevolgd wordt door een straf zal het waarschijnlijk stoppen/uitdoven behaviorism heeft veel sterktes: helpt ons begrijpen hoe stimuli in omgeving gedrag beïnvloeden…maar ook vrij radicaal: weigerden iets subjectiefs te accepteren, negeerden emoties, gedachten, cognitie. Zagen over het hoofd hoe belangrijk de interpretatie v/d omgeving of van stimuli kan zijn. Gestaltpsychologie: subjectieve manier waarop objecten als een geheel worden ervaren moet bestudeerd worden, ipv de objectieven fysieke kenmerken van het object combineren. het geheel is meer dan de som v/d delen. ons brein vult onbewust lege plekken. Psychoanalyse: persoonlijkheid en psychische stoornissen ontstaan uit processen in de onbewuste geest, niet i/h bewustzijn. 1ste uitgewerkte psychotherapie probeert de gehele persoon te verklaren (niet alleen bepaalde onderdelen zoals aandacht, perceptie, geheugen of emotie) Kritiek van Karl Popper: psychoanalyse is geen wetenschappelijke methode 3 Humanistische p: psychoanalyse teveel focus op duistere krachten i/h onbewuste. Mens is geen speelbal v/d prikkels i/d omgeving, onze innerlijke processen zijn minstens even belangrijk. Nadruk op onze positieve kant: mogelijkheden, groei en potentie. Mensen kunnen keuzes maken en zo hun leven beïnvloeden. Veel invloed op psychotherapie en counseling (empathie, onvoorwaardelijke acceptatie). Humanistic Design: mensen zijn groei gericht en omgevingen moeten optimaal ontworpen zijn om positieve, zinvolle ervaringen te bieden. Gamification – de toepassing v/typische elementen v/h spelen v/games om betrokkenheid bij een product/dienst aan te moedigen. Persoonlijkheidsp: typologie oude grieken: persoonlijkheid bepaald door 4 humores (vloeistoffen): bloed, slijm zwarte gal en gele gal o opgewekt (bloed dominant) o traag&behoedzaam (slijm) o melancholiek (zwarte gal) o boos & aggressief (gele gal) Nadruk op hoe individuele verschillen of karaktertrekken gedrag bepalen. bekende voorbeelden: introversie & extraversie, openstaan voor nieuwe ervaringen of juist niet, gevoel van angst/comfort. Karaktereigenschappen zijn (voor een deel) biologisch v/aard en tamelijk consistent i/d tijd en in verschillende situaties. The dark triad: 1. psychopathy a. impulsief, emotioneel koud, remorseless. example body language: inappropiate (or lack of) emotional expression 2. machiavellianism a. manipulatief, self-interested, domineering. ex.bod.lang: dominant, expansive posture 3. narcissism a. grandiosity, perceived superiority, entitlement. ex.bod.lang.: 1st person pronouns, focus on self in conversation mensen die hoog scoren op deze 3 zijn meer geneigd om misdrijf, sociale wanorde te veroorzaken. Ontwikkelingspyschologie: bio.psy.: nadruk op ‘nature’ (erfelijke eigenschappen), behaviorism op nurture (invloed vd omgeving). Ontwikkelingsp: hoe de interactie tss de 2 de levensloop v/individuen bepaalt (wrdt drm ook wel levenslooppsych. genoemd) mensen ervaren op voorspelbare wijze naarmate de invloeden v/erfelijkheid en omgeving zich i/d loop v/d tijd ontplooien groei, puberteit en menopauze 4 verwerven v/taal, logisch denken en het aannemen v/verschillende rollen de cognitieve revolutie: van behaviorism nr => humanistische psychologen. => bestudeer de mens in zijn geheel, niet enkel waarneembaar gedrag. geleidelijk aan meer aandacht voor interne mentale processen i/d taalkunde en neurowetenschappen. Noam Chomsky: taal is een uniek menselijk, biologisch gebaseerde cognitieve capaciteit. Cognitieve psy: erkent expliciet bestaan interne mentale toestanden (geloof, verlangen, emoties, motivatie, …) in tegenstelling tot behaviorism. Onderzoek vooral gericht op hoe mensen informatie verwerven, verwerken en opslaan. aandacht, taalgebruik, geheugen, perceptie, probleemoplossing en denken Sociale en culturele psy: studie naar manier waarop gedachten, gevoelens en gedragingen v/mensen beïnvloed worden door de (fysieke/ingebeelde) aanwezigheid v/andere mensen en door de sociale situatie. studie v/sociale invloed ligt ten grondslag v/deze psych. directe sociale invloed door andere mensen die aanwezig zijn indirect: door normen en waarden v/mensen die niet aanwezig zijn (zoals ouders) conformisme, agressie, helpen,… etc. cross-cultural: wat zijn de verschillen tussen culturen? de wetenschappelijke methode: psy. theorieën testen door middel v/empirisch onderzoek. empirisch onderzoek: verzamelen v/1st hand obj inf gebaseerd op sensorische ervaringen en observatie. wetensch. theorie: toetsbare verklaring voor een verzameling feiten/waarnemingen. niet zomaar een alledaagse theorie hypothese ontwikkelen => data verzamelen => resultaten analyseren => resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren hypothese ontwikkelen: uit bestaande theorieën en onderzoek. wetenschap is eerder cumulatief: vb. gestaltp. als reactie op behavio. Observaties uit t dagelijks leven (moord op Kitty Genovese, bystander effect) methodes: observatie, correlatie en experimenteel. observatie: onderzoeker observeert mensen en beschrijft systematisch hun gedrag. Het gedrag moet specifiek beschreven worden voordat de observatie begint. de onderzoeker kijkt dan uit voor specifieke instanties van “ x gedrag” en noteert (weten naar wat je moet kijken). hoe betrouwbaar is deze methode? interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (gebruik 2 onderzoekers en controleer in hoe verre ze overeenkomen) voordeel=> gedragingen doen zich voor op “natuurlijke wijze” nadeel: geen controle over de omgeving => causale conclusies worden moeilijk. daar heb je experimenten voor nodig. correlatie: relatie tussen 2/meer variabelen? systematisch meten v/2 variabelen en de relatie daartussen. relatie tss geweld op tv en agressief gedrag? statistiek die aangeeft wat de associatie is tss 2 variabelen. positieve correlatie: variabelen variëren in zelfde richting (als ene toeneemt neemt andere ook toe); negatieve: omgekeerd. 5 correlatie IS GEEN CAUSATIE. correlatie kan alleen aangeven dat er een relatie is, niet duidelijk in welke richting de relatie gaat. survey of enquete onderzoek: meten v/standpunten, voorkeuren of meningen v/e groep mensen door gebruik van ‘self-report’ techniek. opinie, marktonderzoek maar ook voor onderzoek in psych en sociologie. met weinig moeite grote hoeveelheid respondenten bereiken. waarde v/survey is afhankelijk van: eerlijkheid antwoorden, formulering v/vragen, steekproef (hoe goed representeren de respondenten de groep die de onderzoekers voor ogen hebben?) experimentele methode: enige manier om casualiteit te bepalen. observationele methode helpt bij beschrijven v/gedrag. correlatie helpt ons begrijpen welke variabelen gerelateerd zijn met een bepaald gedrag. MAAR enkel een goed uitgevoerd experiment stelt ons echter in staat conclusies te trekken over oorzaak en gevolg. hier manipuleert de onderzoeker systematisch en zorgvuldig gebeurtenissen. Bias in onderzoek: Western, Educated, Industrialized, Rich & Democratic (WEIRD). mensen uit westerse landen maken 80% v/d deelnemers aan psychologisch onderzoek, terwijl ze slechts 12% v/d wereldbevolking uitmaken (en helemaal niet representatief zijn voor de mens als soort). Expectancy bias: de waarnemer verwacht, en gaat op zoek, naar bewijzen dat bepaalde gebeurtenissen leiden tot bepaalde resultaten (vergelijkbaar met confirmation bias) slimme vs domme ratten: o 2 groepen ratten een willekeurige selectie uit dezelfde kooi o studenten psychologie trainen ratten om bepaald gedrag te vertonen o die studenten verteld dat ratte slim zijn, aan andere studenten dat ze dom zijn. o slimme ratten presteerden beter dan zogezegd dommere ratten o studenten met “slimme” ratten waren meer enthousiast, bemoedigender, plezieriger en meer interessé i/d prestaties v/hun rat dubbelblindonderzoek: experimentele procedure waarbij zowel de onderzoekers als de proefpersonen niet weten wie welke onafhankelijke variabele krijgt toegediend. niemand wie het medicijn en wie de placebo krijgt vermijden da de onderzoekers zich onbewust anders opstellen tegenover de proefpersonen die het “echte med” krijgen of meer op hen gaan letten dan anderen beperkt verwachtingen v/degenen die de behandeling krijgen, omdat zij ook niet weten in welke groep zij zitten. LES 2 – Waarneming Sensatie: het proces waarbij gestimuleerde receptoren (zoals IN de ogen/oren) een patroon van neurale impulsen creëren dat waargenomen stimuli representeert i/d hersenen, waardoor een initiële ervaring v/d stimuli ontstaat Perceptie: proces waarbij aan het patroon van sensorische zenuwimpulsen een gedetailleerde betekenis wordt toegekend. Perceptie wordt sterk beïnvloed door herinnering, motivatie, emotie en andere psychologische processen. Transductie: stimulatie in sensatie veranderen. de omzetting van stimulus informatie in zenuwimpulsen 6 Sensaties en verandering: onze zintuigen zijn vooral gericht op veranderingen, anders zou de enorme hoeveelheid sensaties in onze omgeving ons vlug overweldigen gewenning (of “sensorische adaptatie”): proces waardoor receptorcellen minder gevoelig worden als de stimulus een bepaalde tijd op hetzelfde niveau aangeboden wordt. (ivm wat er boven staat) Absolute waarnemingsdrempels: hoe zwak kan een stimulus om nog net te worden opgemerkt door een organisme. absolute drempel: intensiteit waarbij de stimulus de helft v/e groot aantal pogingen wordt opgemerkt. Psychofysica: gustav theodor fechner. wetenschappelijke studie v/relatie tussen stimulus en sensatie. het effect op ervaring/gedrag v/h systematisch variëren v/d eigenschappen v/e stimulus langs een of meer fysieke dimensies. 7 Psychologische grootte neemt minder snel toe dan de fysische grootte. Verdubbeling intensiteit licht: proefpers heeft niet de indruk van dat licht verdubbelt. Differentiële waarnemingsdrempels: juist waarneembaar verschil(of differentiele drempel): kleinste fyscische verschil tussen twee stimuli dat iemand betrouwbaar in 50% v/d gevallen als verschil kan opmerken. Wet van Weber (1934): de grootte van het Juist Waarneembaar Verschil hangt proportioneel samen met de insiteit van de stimuli. groot als intensiteit v/stimulus groot is (en klein als intens. = ook klein) Signaaldetectietheorie: sensatie afhankelijk vd kenmerken van stimulus, context en waarnemer. waarnemingsdrempels variëren van persoon tot persoon. maar ook binnen dezelfde waarnemer. de lichamelijke en geestelijke toestand v/e waarnemer verandert continu context, verwachtingen, motivatie, alertheid Differentiële drempels in marketing: laat de gebruiker pos/neg veranderingen niet gemakkelijk waarnemen. zorg ervoor dat productverbeteringen heel duidelijk zijn of dat een nieuw product nét anders is dan die van de concurrent. Blowing in the wind experiment: kamer op wielen, beweging langzaam opgedreven tot ppn aangaven dat ze iets gewaar werden. resultaten: beweging 10x kleiner dan ingenieurs hadden verwacht (waarnemingsdrempel lag dus veel lager). => structuur v/d te bouwen wolkenkrabber werd aangepast. Subliminale boodschap: Signaal of boodschap verborgen in een medium en bedoeld om doorgegeven te worden zonder dat het bewust opgemerkt wordt. popcorn effect: bleek fraude te zijn. er is bewijs dat er kleine effecten zijn in een lab, enkel als producten bekend zijn en als ze ‘leuk’ gevonden worden. Perceptie: geeft betekenis aan sensatie. door perceptie ontstaat een interpretatie v/d externe wereld, geen letterlijke kopie het is de taak v/perceptie om sensorische input te halen uit de omgeving en die organiseren tot stabiele, betekenisvolle percepten. 8 Pareidolie: De neiging om in levenloze structuren een betekenisvol patroon te zien. Het systeem v/perceptuele verwerking: wat-route (paars): neurale route die visuele informatie vanuit de primaire cortex projecteert op de temporale kwab, die over de identificatie v/voorwerpen gaat, en in welke context ze zich bevinden. waar-route (groen): een neurale route die visuele informatie projecteert op de pariëtaalkwab, verantwoordelijk voor de lokalisatie v/voorwerpen i/d ruimte Les 3 Leren Der Kluge Hans: paard dat wiskunde kon en tijd en datum kon vertellen, lezen, spellen en duits begreep. Hans gaf het juiste antwoord ook als iemand anders hem een vraag stelde (buiten baasje). Als de vragensteller aan zijkant stond => 6% juist. Als het paard juist kon antwoorden: langzamer tikken wnnr het in de buurt v/h juiste antwoord kwam en uiteindelijk stoppen bij juiste antwoord. Het paard hield de persoon die de vraag stelde i/d gaten en kon voelen wanneer de persoon verwachtte dat hij zou stoppen. => het paard anticipeerde op mensen, maar begreep dus geen duits/wiskunde. Wat is leren: een blijvende verandering in gedrag/kennis (mentale processen) als gevolg van een bepaalde ervaring. Leren vs instinct: menselijk gedrag meer beïnvloed door leren dan instincten. Reflex is GEEN vorm van leren. leren geeft mogelijkheid tot aanpassen (evolutionair voordeel tov instinct). Eenvoudig tot complex leren habituatie: leren niet te reageren op een stimulus naarmate we er vertrouwd mee geraken mere exposure effect (zajonc): aangeleerde voorkeur voor stimuli waaraan we al eerder zijn blootgesteld stimulus-respons-leren: vormen v/leren die we kunnen beschrijven i/termen v/stimuli en responsen, zoals klassieke en operante conditionering Ivan Pavlov – klassieke conditionering Observeerde vreemd verschijnsel: Reeds bij het zien van voedselbak, beginnen honden speeksel en maagsappen af te scheiden (anticipatie op voedsel) 9 klassieke conditionering: elementaire vorm v/leren waarbij een stimulus die een aangeboren reflex oproept, wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus, die daarop het vermogen verwerft om dezelfde respons op te roepen Basiskenmerken van klassieke conditionering: Voordat de conditionering heeft plaatsgevonden, roept de ongeconditioneerde stimulus (UCS) van nature de ongeconditioneerde respons (UCR) op. Een neutrale stimulus (NS), zoals een geluid, leidt niet tot een respons. Tijdens de conditionering wordt de neutrale stimulus gekoppeld aan de UCS. Door de associatie van deze neutrale stimulus met de UCS verandert de neutrale stimulus in een geconditioneerde stimulus (CS), die voortaan een geconditioneerde respons (CR) zal oproepen die gelijk is aan de UCR Contiguïteit: De CS en de UCS moeten snel na elkaar worden aangeboden, zodat het organisme het gewenste verband kan leggen. Verwerving, extinctie en spontaan herstel: Tijdens de verwervingsfase (NS + UCS) neemt de sterkte van de CR snel toe. Tijdens de extinctiefase, als de UCS niet langer op de CS volgt, daalt de intensiteit van de CR tot nul. De CR kan na een korte rustperiode terugkeren, zelfs als de CS zonder de UCS wordt aangeboden. De terugkeer van de CR wordt 'spontaan herstel' genoemd. John Watson: bij het bepalen van ons gedrag: omgeving veel belangrijker dan erfelijkheid. Little Albert: baby albert werd klassiek geconditioneerd om schrik te hebben v/e witte rat. Stimulusgeneralisatie: kleine albert was ook bang van wit konijn. respons die op bepaalde stimulus werd geconditioneerd treed ook op bij andere gelijkaardige stimuli. waarom gebeurt dit? belangrijk voor overleven. angst grote hond generaliseert naar andere gelijkaardige honden. te sterke ook niet goed: angst vo poedel na beet pitbull Stimulusdiscriminatie: leren op alleen oorspronkelijke stimulus te reageren en niet op andere soortgelijke. evolutionair: correctie v/overgeneralisatie. generalisatie wordt gebruikt door minder bekende merken om zelfde associatie op te roepen als bekende. discriminatie: reclame gericht op onderscheid maken door aspecten v/producten te benadrukken. 10 Conditionering v/hogere orde Bij conditionering van hogere orde levert een geconditioneerde stimulus de basis voor een associatie met een nieuwe neutrale stimulus, zodat de geconditioneerde respons verschijnt als gevolg van een tweede stimulus of een stimulus van hogere orde. Posttraumatische Stresstoornis PTSS: klassiek gecond. angstrespons kan basis vormen v/PTSS. Soldaten tijdens WO2 werden naar positie geroepen door gong die 100/minuut weerklonk. Veteranen reageerden nog steeds met sterke autonome reactie op het signaal 15j na de oorlog. Contraconditionering: combinatie v/extinctie v/d cond.angstrespns en conditionering v/e ontspanningsrespons op de CS. contradictionering kan wel moeilijk zijn. Arachnofobie: desensitisatie-therapie: extinctie/uitdoving. CS (sping- aanbieden zonder de OS (gevaar). eerst op een foto, dan i/e bokaal (eliminatie gevaar) en dan in het echt. Desentisatie/extinctie: vermijden pijnlijke stimulie waardoor desensitisatie moeilijk is (smetvrees, pleinvrees) Fobieën behandelen vereist doelbewuste therapie. Flooding is meer radicale methode. Vliegangst: reizen naar australië met zoveel mogelijk tussenlandingen: positieve ervaring, je leert dat je moeilijke dingen kan verdragen, angst vermindert door situatie niet te ontlopen. Smaakaversie: mensen (en andere diersoorten): leggen snel verband tussen ziekte en voedsel. CS en OS kunnen uren uit elkaar liggen (contiguïteit niet noodzakelijk). Ratten dronken niet langer uit de waterflessen in de ruimten waarin eerder bij hen via straling misselijkheid was opgewekt. Ratten leerden makkelijk water + smaakstof met ziekte in verband te brengen, maar leerden niet om water + smaakstof te associëren met pijn van een elektrische schok. Evolutionair belangrijk dat alleen stimuli die dier in staat stellen op betrouwbare wijze ongeconditioneerde stimulus te voorspellen worden geconditioneerde stimuli Biologische predisposities: bij geconditioneerde aversie nature en nurture een rol. smaakaversies lijken ingebouwd in ons en niet alleen aangeleerd. voedselaversies kunnen ontstaan als tijdsinterval tss eten en ziekte enkele uren bedraagt. niet consistent met pavlov: voedselaversie is geen simpele klassiek geconditioneerde reactie, maar reactie die zowel in natuur als in nurture is gefundeerd. veel v/d vaak voorkomen angsten en fobieën gevolg van genetische preparedness die i/d loop v/d evolutie is ontstaan. 11 Smaakaversie en kankerbehandeling: patienten verliezen veel gewicht tijdens hun ziekte. chemo zorgt vo misselijkheid en braakneigingen. patienten ontwikkelen aversie voor voedsel da ze net voor behandelijk gegeten hebben. methode: 1. voor chemo nieuwe ijssmaak introduceren bij patien 2. nieuwe smaak is “de zondebok” 3. beperkt smaakaversie voor ander voedsel 4. minder gewichtsverlies andere toepassingen: antabuse bij behandelin v/alcoholisme o alcohol combineren met antabuse (maakt misselijk) => ontwikkeling aversie vor alcohol conditioneren v/coyotes o stukjes vergiftigd lamsvlees in schapenvacht => coyote wordt ziek => gevangen coyotes blijven uit buurt v/schaap wnnr samen in hok Klassieke conditionering is een elementaire vorm van leren waarbij een stimulus die een aangeboren reflex oproept, wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus, die daarop het vermogen verwerft om dezelfde respons op te roepen. COMPLEXER DAN PAVLOV DACHT. geen simplistische vorm van leren. organisme leert actief te voorspellen. in operante conditionering volgen op gedrag consequenties i/d vorm v/beloningen en straffen die de kans op herhaling v/h gedrag beinvloeden een vorm v/stimulus-respons leren waarbij kans op een respons verandert door de gevolgen ervan, ofwel door de stimulie die op de respons volgen. Klassiek vs Operant: Klassiek Operant Dier krijgt stimulie (CS + OS) ongeacht wat het Dier moet een reactie tonen om een gevolg te doet. ontvangen (bvb beloning) Er is geen gedrag vereist, CS of de OS worden Studie v/hoe gedrag beïnvloed wordt door de toegediend. gevolgen. Conditionering van onvrijwillige responsen van Conditionering van vrijwilligeresponsen het autonome zenuwstelsel. BEHAVIORISME Thorndike doos Trial and error: door middel v/proberen en leren v/fouten oplossing vinden voor een probleem. Wet van effect: gedrag dat i/e bepaalde situatie tot aangename effect/uitkomst leidt, heeft meer kans om in die situatie opnieuw te gebeuren. als gedrag tot minder aangename shit leidt, zal minder voorkomen in die situatie. 12 Skinner Box hongerige rat in box => duwt hendel in en voedsel verschijnt (+ bekrachtiging). elektrische stroom die wordt uitgeschakeld als rat tegen de hendel duwt (- bekrachtiging). ratten leerden ook elektrische schok vermijden door hendel duwen wnnr een licht aanging (ook – bekrachtiging). bekrachten gaat over sterker maken van een gewenst gedrag. straffen over afzwakken ongewenst gedrag. straf is dus negatieve stimulus. Principers van operante conditionering: bekrachtiging + bekrachtiging: bieden aangename stimulus na een respons; waardoor kans op herhaling die respons toeneemt. (food, seks en geld, maar ook snel rijden met auto, boek lezen, film/tv (intrinsiek bekrachtigend)). - bekrachtiging: weghalen aversieve stimulus na een respons, waardoor de kans toeneemt dat die respons zich herhaalt. Het kind in deze cartoon is positief bekrachtigd. Door te huilen mag hij nu bij zijn ouders in bed slapen. Vanuit de positie van de ouders gaat het over negatieve bekrachtiging; zij belonen zichzelf door het vervelende huilen van hun kind weg te halen door hem bij hen in bed te leggen continue bekrachtiging: bekrachtigingschema waarbij alle correcte responsen bekrachtigd worden. = beste strategie om snel een nieuwe reactie aan te leren…maar verzadiging is een risico. shaping: operante techniek om nieuw gedrag stapsgewijs aan te leren via positieve bekrachtiging v/gedrag dat het vooropgestelde doelgedrag steeds dichter benadert. elk gedrag dat i/d richting gaat v/h doelgedrag wordt bekrachtigd. intermitterende bekrachtiging: enkele maar niet alle goede responsen worden bekrachtigd, ook wel partiele bekrachtiging genoemd. = goede manier om aangeleerd gedrag te onderhouden. vermindert kans op extinctie (afname van geconditioneerde associatie als gevolg van afwezigheid van ongeconditioneerde stimulus of bekrachtiger). voorbeeld: gokken. types partiele bekrachtiging: 1. vaste ratioschema’s (fixed ratio, fr): een gedrag versterken na een specifieke # reacties a. beloning blijft constant i. bekrachtiger wordt toegediend om de “n” responsen. ii. stukloon (fruit plukken, fabriekswerk) b. operante conditionering bij dieren begint doorgaans met FR 2. variabele (VR) : gedrag versterken na een onvoorspelbaar # reacties a. aantal responsen nodig voor bekrachtiging is elke keer anders i. SVR 10: dier ontvangt bekrachtiger na gemiddelde v/10 responsen, maar het precieze aantal bij een bepaalde beurt kan verschillen ii. hoog aantal responses zonder pauzes (FR heb je vaak post- bekrachtigingpauze) b. minder kans op extinctie i. gokautomaat betaalt iets terug na # beurten, ma deze # varieert ii. krabbiljetten, gemiddeld elke nde beurt win je iets 13 3. vaste-intervalschema’s (fixed interval, FI): gedrag versterken na een bepaalde verstreken tijd a. programma waarbij bekrachtiging wordt aangeboden na vaste tijdsduur. regelmatige betaling, wekelijkse quiz, … b. gedrag dipt, neemt plots sterk toe als moment v/d bekrachtiging nadert (studenten die de nachten voor een deadline doorwerken maar niet tijdens het jaar) 4. variabele interval: idem als interval ma dan na onvoorspelbare tijd. a. programma waarbij de tijd tussen de bekrachtigingen steeds varieert i. duif krijgt bekrachtiger bij 1ste respons na 1 minuut, maar intervalduur kan verschillen b. kan tot een groot aantal responsen leiden i. mystery shoppers, mystery guests verschillende gedragspatronen veroozaakt door 4 schemas. kleine streepjes => momenten waarop de bekrachtiging plaatsvindt. verloop van lijnen geeft de hoeveelheid responsen aan. Primaire en secundaire bekrachtiging primaire: ongeconditioneerde bekrachtiging, bvb geven v/voedsel of het wegenemen v/e shock secundaire: geconditioneerde. bekrachtigen dmv associatie met primaire bekrachtigers: geld, sociale erkenning, status. cowles “chimp-o-mat” study (1937) o chimps voeren taak uit, krijgen in ruil plastic munten o munten inruilen in de machine voor rozijnen, blueberries. o apen begonnen munten sparen, toont aan dat ze waarde kregen o functionele autonomie ▪ munten initieel functioneel ▪ krijge waarde op zich die functionaliteit overstijgt 14 ▪ hardnekkige associatie equity norm: iedereen krijgt een faire, en gelijkaardige beloning voor werk. we hebben de neiging om te vergelijken met anderen (social comparison). is diep geworteld token economies: gebruik v/secundaire bekrachtigers om gewenst gedrag te bevorderen. sticker/smiley heeft tot gevolg dat leerlingen snel beter worden in specifieke taken en meer geneigd zijn om opdrachten te voltooien ouders kunnen kinderen motiveren hun huiswerk of klusjes te doen en sociaal aangepast gedrag te vertonen ook effectief in therapeutische context, ondermeer id behandeling v autisme voordeel is dat “tokens” meteen belonen, en ook gebruikt kunnen worden als beloning op LT gezond eten o nee zeggen tegen onmidd. beloning v/ongezond voedsel o LT beloning is betere gezondheid token kunne kloof tussen onmiddelijke beloning en beloning in de toekomst o token telkens als je nee zegt tegen ongezond eten o kan je na een tijd inwisselen tegen iets dat je graag doet straffen: is een aversieve/negatieve stimulus die onmid. na een ongewenst gedrag wordt aangeboden. + straf: toedienen v/e aversieve stimulus na een respons - straf: weghalen v/e aantrekkelijke stimulus na een respons aversieve stimulus is alleen bestraffend als het gedrag waarop het volgt ook afneemt. pak slaag. verkeersboete leidt niet altijd tot blijvende gedragsverandering sigaretten verkopen aan minderjarigen: straffen kan ook zeer effectief zijn boetes voor verkopen v/sigaretten aan minderjarigen in chicago => aantal v/dergelijke verkooppunten => van 70% naar 40% verhoging v/boete + intrekken v/verkoopvergunning voor een dag verkoop volledig verdwenen uitgestelde straf is niet effectief. cognitief leren: plotselinge inzichten? stimulus- response leren kan moeilijk dergelijke “eureka” momenten verklaren. cog. lere.: sommige vormen van leren leiden tot veranderingen in mentale processen, zonder zich te manifesteren in gedragsveranderingen. inzichtelijk leren: kohler en zijn chimpansees. experimenten met chimpansees die ingewikkelde problemen leerden op te lossen niet alleen door trial and error flitsen van inzicht waarbij ze gedragingen combineerden die ze eerder afzonderlijk hadden aangeleerd. Kohler: dieren re-organiseerden hun percepties van het probleem. inzichtelijk leren = een vorm van cognitief leren, waarbij het oplossen v/problemen plaatsvindt door een plotselinge reorganisatie v/percepties. 15 latent leren: cognitieve plattegrond mentale representatie, bv v/e doolhof of andere fysieke ruimte rat kan snel alternatieve routes kiezen als favoriete route = blokké kan enkel als het dier cognitieve plattegrond heeft v/doolhof: o kiezen kortste omweg, zelfs als route is nog ni bekrachtigd o geen random “trial and error” process brain imaging: hippocampus speelt rol bij constructie cognitieve platteggronden duidelijk evolutionair voordeel voor zoeken v/voedsel sociaal leren: gedrag wordt geleerd door naar andersmans gedrag+consequentiesERVAN te kijken. Bandura’s “social learning theory”: bobo doll experiment: kinderen uitgenodigd in lab om met “bobo doll” te spelen. Kinderen die aggressief gedrag van volwassenen hadden gezien, toonden meer agressie dan de kinderen uit de controlegroep. leren door observatie en imitatie: Onderzoek toont dat kinderen de neiging hebben om agressief gedrag te tonen dat ze in een film hebben gezien, zelfs als de voorbeelden tekenfilmfiguren zijn. we leren niet enkel door directe ervaring maar ook door observatie gedrag v/iemand anders zijn gedrag, vooral als het succesvol lijkt, of als de andere persoon “belangrijk” lijkt. imitatie werkt als sociale lijm. mensen vinden het leuk als we op subtiele manier nageaapt worden. onderzoek zegt dat we zelfs eerder onze copy-cats geneigd zijn te helpen. imitatie van spaak gebaren maniertjes en zelfs kleding gebeurt vaak, subtiel en vooral onbewust. LES 4 GEHEUGEN Wat is het geheugen?: cognitief systeem dat sensaties en waarnemingen verwerkt, codeert en opslaat, zodat we die informatie laten kunnen opvragen. stelt ons in staat ons aan te passen aan omstandigheden. geen speelbal v/d omstandigheden of instincten. werkt niet als een computer/cmarea: legt niet volledig en waarheidsgetrouw alles vast wat we meemaken. we interpreteren informatie op een creatieve manier in betekenisvolle patronen en reconstrueren herinnering. 3 essentiele functies 1. coderen: omzetten v info in vorm die het beste i/h geheugensysteem past a. omzetten v/sensorische info in betekenisvolle patronen (woorden, zinnen en begrippen) die later kan gebruiken b. vaak snel en automatisch: (ontbijt, emotionele ervaringen) c. elaboratie: bewuste inspanning tot codering (leren v nieuw complex materiaal) 2. opslaan het langdurig bewaren v/gecodeerd materiaal 3. oproepen lokaliseren en weer i/h bewustzijn terugbrengen v/informatie uit het geheugen coderen => bewaren => oproepen. coderen? o mss nooit gehoord o info gewoonweg niet opgeslagen 16 o waarschijnlijk geen aandacht aan besteed, geen elaboratie opslaan o bewaren v/info vereist veranderingen in zenuwstelsel (geheugenspoor) o kan zijn dat t gecodeerd is maar het spoor is vervaagd o inf is verloren oproepen: informatie is er nog maar kan niet “gevonden” worden Hoe vormen we herinneringen sensorisch geheugen => werkgeheugen langetermijngeheugen Fase 1: sensorisch geheugen sensorische indrukken v/stimuli worden korte tijd bewaard/geregistreerd. ook wel sensorisch register genoemd. houdt sensaties vast tot de hersenen besluiten wat = belangrijk. capaciteit v/sensorisch geheugen? => sperling geheugen test 1. test 1: noem alle letters uit een matrix v/12 letters op. meeste mensen konden 3 of 4 opnoemen. 2. test 2: geluid geeft aan welke rij de proefpersonen moet reproduceren. meeste mensen konden bijna alle letters opnoemen v/aangegeven rij. elke rij kon afzonderlijk opgenoemd worden ma ni alle tegelijk. => werkelijke capaciteit v/h sens. geheugen = 12 of meer items maar die verdwijnen vlug. Sens inf produceert een nabeeld in het sens geheugen dat net lang genoeg blijft hangen om in elkaar over te lopen en ons een ervaring van continuïteit te geven, zonder de verwerking van nieuwe sensorische indrukken te verstoren. structuur en functie van het sensorisch geheugen elk zintuig heeft een eigen sensorisch (zintuiglijk) geheugen en elk sens geheugen een eigen pad in het werkgeheugen. beelden en andere sens inf worden KTijd vast gehouden en dan, i/e volgende fase wordt er betekenis aan gehecht 17 Fase 2: Werkgeheugen verwerkt bewuste ervaringen. combineert inf uit sens geheugen met inf uit LT geheugen. Houdt inf slechts tijdelijk vast (als je een tel nummer wil onthouden). psyschische ‘werkplaats’ waar: informatie wordt verwerkt voor het naar LTgeheugen gaat + “denken” plaatsvindt => manipuleren/werken met info. de capaciteit en duur v/h werkheugen het werkgeheugen kan ong 7 items bevatten (kan verschillen v/persoon tot persoon). als het werkgeheugen overladen is, maken oude items plaats voor recentere info. als het geheel gevuld is met inf die aandacht vraagt, kan het zijn dat we nieuwe inf die via onze zintuigen binnenkomt niet opmerken. het werkgeheugen heeft de kleinste capaciteit v/alle 3 de geheugensystemen. => wordt daarom ook wel de “bottleneck” geheugensysteem genoemd. bottleneck: we verwerken 50% v/inkomende sens inf wnnr we tegelijk bellen + autorijden, zelfs als wnnr handsfree bellen. ¼ autoongelukken = gevolg v/bellen tijdens autorijden smsen maakt kans 26x Hick’s law: tijd nodig om beslissing te nemen stijgt met aantal mogelijke keuzes. werkgeheugen overwerkt => cognitieve belasting (overload) => frustratie (=> ongelukken) bottleneck omzeilen: chunking: stukjes info georganiseerd tot een kleiner aantal betekenisvolle eenheden (chunks). zo creëer je ruimte i/h werkgeheugen o 6 letters die 6 chunks vormen of een naam die 1 chunk vormt o 10 cijfers v/e nummer opdelen in drie korte reeksen repeteren: info wordt herhaald om te voorkomen dat de inf vervaagt i/d tijd dat het in werkgeheugen zit o geen goede manier om info in LTG te krijgen o organisatie v/info, elaboratie beter => diepere verwerking theorie v/verwerkingsniveaus (WG): inf die grondig wordt gekoppeld aan betekenisvolle items i/h LTG (“diepe” verwerking) wordt beter herinnerd dan oppervlakkig gekoppelde info. organizatie v/informatie: spontane organisatie: mensen hebben neiging de subjectieve organisatie op te leggen, ook aan toevallige dingen zodat we ze later beter kunnen herinneren. we maken ook gebruik v/formele schema’s en verhalen (narratives) expertise: experts kunnen veel info over hun gebied onthouden. experiment: schaakborden met halfweg afgebroken partij laten zien aan schaakmeesters en minder ervaren mensen: meesters konden na blik op schaakbord de plaats v/veel meer stukken onthouden niet zozeer superieur geheugen maar grotere vaardigheid om heel snel info over het spel te hercoderen naar LTG (elaboratie) 18 Fase 3: langetermijngeheugen (LTG) grootste capaciteit waar info langst wordt vastgehouden | bevat alle kennis die je hebt over de wereld en over jezelf | een enorm netwerk v/onderling verbonden associaties | in welk deel v/h LTG de inf wordt opgeslagen is afhankelijk v/d betekenis. Herinneren aanwijzingen/cues brenger herinneringen waar je jaren niet aan dacht terug geschikte stimuli of aanwijzingen volstaan om ze terug te brengen herinneren niet enkel afhankelijk van coderen maar ook v/h oproepen niet alleen functie v/h geheugenspoor maar ook v/d oproepingsaanwijzingen (“retrieval cues”) Alles wordt bewaard? Onderzoek met epilepsie-patiënten onder locale verdoving. bij stimulatie v/bepaalde delen v/cortex hadden patiënten soms intense herinneringen vrouw leek het baren v/haar kind te herbeleven – andere hoorde een oud lied zingen Alle herinneringen worden permanent bewaard en kunnen terug in bewustzijn gebracht worden? => controversieel!!! slechts klein % v/d sondes tijdens operatie leidden tot levendige herinneringen hoe kan je weten of het geen fantasie of hallucinatie was (kan niet controleren) experimenten bewijzen niet dat herinneringen permanent zijn. 19 Codeerspecificiteit: geheugen vo een gebeurtenis zal enkel door een aanwijzing verbeterd worden als inf i/d aanwijzing overeenstemt met inf die in het geheugenspoor aanwezig is. als mensen iets ervaren, dan coderen ze andere aspecten samen met herinnering. effect v/context op leren bij geneeskunde: les in collegezaal of bed patient. werden ondervraagd op die plekken: wat bleek => De omgeving is minder belangrijk bij inzichtelijk leren van persoons relevante informatie dan de proef van Godden & Baddeley doet vermoeden. het werkt echter in veel gevallen. wnnr we een gebeurtenis coderen, slaan we het moment waarop, de plaats, geuren, geluid, andere aspecten v/d context ook op. die aanwijzingen kunne helpen door elementen te activeren die samen zijn opgeslagen met gebeurtenis. Ebbinghaus en de vergeetcurve: leerde zichzelf hele reeksen betekenisloze lettergrepen. keek vervolgens hoeveel hij kon herinneren. voor langere periodes hield hij bij hoeveel pogingen hij nodig had om de lijst opnieuw te leren. de ‘besparing’ hoeveel tijd minder nodig dan 2de keer: eerste keer leren 10 pogingen had, tweede keer slechts zeven – de besparing is 30 procent. scantechnieken bevestigen de curve, tonen hoe hersenen steeds minder activiteit hebben bij vergeten. motorische vaardigheden blijven over het algemeen jarenlang bewaard (aka procedureel geheugen). herinneringen vreemde talen tot 50j intact. veranderingsblindheid: perceptueel fenomeen waarbij waarnemers visuele veranderingen, soms zeer extreme, niet opmerken. onze bewuste aandacht is beperkt, we kunnen onmogelijk alles opmerken, en moeten kiezen waarop we letten. distinctie/isolatie effect: onverwachte & ongewone gebeurtenissen soms easier herinnerd. deze gebeurtenissen zijn distinctief tov andere gelijktijdige. mensen herinneren zich all day things die samenvallen met important gebeurtenis. we overschatten ook de waarschijnlijkheid v/distinctieve gebeurtenissen omdat ze makkelijker opgehaald worden. schema’s: clusters v/kennis i/h semantisch geheugen die context geven waarin we gebeurtenissen kunnen begrijpen. we use our schemas om meaning te geven to new experiences en snel toegang tot info te krijgen 20 memories worden gereconstrueerd met hulp van schemas, details worden ingevuld foutieve attributie: geheugenfout die optreed als je een herinnering wel kan terughalen maar aan een verkeerde tijd/plaats/persoon koppelt. effect v/d reconstructive nature of LTG waarbij onvolledige herinneringen opgevuld worden. kan ervoor zorgen dat je je iets herinnert dat je helemaal niet hebt meegemaakt. verzonnen herinneringen: soms lijken we onbetwistbare herinneringen te hebben waarvan later blijkt dat ze niet kunnen kloppen. misinformatie-effect: vertekening v/h geheugen door suggestie of onjuiste informatie. vb. door vragen: 1. “hoe hard reden te toen ze tegen elkaar knalden” of 2. “hoe hard reden ze toen ze botsten”. 1 had 25% hogere antwoorden. Design en geheugen? G heeft + en – punten. goede producten ontmoeten de gebruiker halverwege. perfect geheugen is niet nodig, G reconstrueert informatie die ons in staat stelt te handelen. goede producten ontmoeten de gebruiker halverwege. thinking is for doing: cognitie of “weten” en “denken” kan niet los gezien worden v/d context, gedrag, andere mensen cultuur en taal. geheugen heeft vooral tot goel gedrag i/h moment mogelijk te maken thinking is for doing (william james) knowing is inseparable from doing. Donald Norman – kennis i/h hoofd e/i de wereld kennis in….hoofd: geheugen. …i/d wereld: gedragingen die door objecten, plaatsen en gebeurtenissen toegelaten of uitgelokt worden. een ontwerp moet onbewust de gewenste actie uitlokken door het te laten aansluiten bij de intuitie v/d gebruiker. Door middel van Zichtbaarheid, Feedback, Conceptuele modellen, Affordances, Mapping, Beperkingen (=kennis in de wereld) kan een gebruiker een product of service gebruiken zonder veel voorkennis (kennis in het hoofd). Beperkingen zijn belangrijk: hoe worden verhalen van dorp tot dorp onthouden? beperkingen opgelegd door dichtvorm (ritme, pentameres, alliteratie) werden “on the spot” gecreëerd op zo een manier dat ze nog steeds hetzelfde ritme, thema, verhaal structuur en andere karakteristieken toonden recreatie, niet getrouwe copie Veiligheid vs gebruiksvriendelijkheid: paswoorden moeten complex zijn en 3 maand refresht => paradoxaal leiden tot meer kwetsbaarheid. Donald Norman – kennis i/h hoofd e/i de wereld kennis hoofd = G, wereld = zie boven | ontwerp moet onbewust de gewenste actie uitlokken door aan te sluiten op intuitie vd gebruiker Recognition rather than recall 21 LES 5 MOTIVATIE Wat motiveert ons? allemaal intrinsieke factoren. motivatie: alle processen met betrekking tot: t voelen v/e behoefte/verlangen t activeren, selecteren, sturen en volhouden v/mentale en fysieke activiteit die gericht is op bevrediging v/d behoefte of verlangen t reduceren v/d behoeftesensatie vb.: dorst o biologische behoefte aan vocht o sociaal-psychologische behoefte (bier drinken met vrienden) motieven zijn innerlijke drijfveren om op een bepaalde manier te handelen, al kunnen ze door versch. factoren worden beïnvloed, zowel interne als externe. prestatiedrang (need for achievement, n Ach) : een geestelijke toestand die een psychologische behoefte veroorzaakt om een moeilijk maar aantrekkelijk doel te bereiken. Thematic Apperception Test (TAT): Ambigue afbeeldingen. hoge prestatiedrang: X wil een concertviolist worden, studeert vele uren, offert veel op lage prestatiedrang: X houdt de viool v/zijn broer vast, fantaseert dat hij erop kan spelen, vindt het niet de moeite om tijd, energie en geld aan lessen te besteden. komt wrs nooit verder dan tweederangsorkestje. mensen met hoge prestatiedrang kenmerken: doorzettingsvermogen bij moeilijke opdrachten halen op school meestal hogere cijfers (mss omdat ze doorgaans ok hogere IQ-scores hebben) kiezen beroepen waarin competitie een belangrijke factor is nemen vaker de leidersrol op zich en maken ze sneller carriere ondernemers met grote nAch ook succesvoller dan minder prestatiegerichte zakenmensen extrinsieke motivatie: t verlangen om een activiteit uit te voeren omwille v/e externe consequentie, vb een beloning: geld, goede cijfers, eten, seks. beloningstheorie: mensen worden vooral gedreven door extrinsieke motivatie intrinsieke motivatie: verlangen om een act uit te voeren omwille v/d activiteit zelf en niet vanwege een externe consequentie. verwachtingstheorie: mensen worden gemotiveerd om aan taken te werken als ze verwachten daarin succesvol te zijn en als ze de resultaten v/d uitvoering (de producten zelf en de beloningen daarvoor) waarderen intrinsiek vs extrinsiek: kinderen vaak beloond met goede punten/snoep/pluimpjes/complimenten. Earning by Learning (steely): kinderen van lage SES kregen $2/gelezen boek. het gevaar met externe beloningen: kinderen beginnen te denken dat ze enkel lezen omdat ze er geld voor krijgen – niet omdat ze het leuk vinden. 22 ➔ we moeten in rekening nemen wat mensen denken: wat is de impact v/d beloning op zelf- concept, bestaande intrinsieke motivatie? overrechtvaardiging effect: proces waarbij een extrinsieke beloning een interne motivatie verdringt. wanner werken beloningen wel?: wanneer de interne motivatie aanvankelijk zwak is: als een kind geen interesse heeft in lezen, kan beloning wel werken. de aard van de beloning speelt een rol task-contingent rewards: beloning voor het vervullen v/e taak, ongeacht de kwaliteit v/prestatie performance-contingent rewards: beloning afhankelijk v/d kwaliteit v/d prestatie prestatiegebonden beloningen werken doorgaans beter dan taakgebonden. cijfers zijn bvb prestatiegerelateerd: alleen hoge beloning als je goed doet. => dit type beloning zal belangstelling vo e taak minder snel doen afnemen (kan t zelfs doen toenemen) omdat het de boodschap overbrengt dat je goed bent i/d taak soms extrinsieke beloningen nodig: als taak zelf is niet interessant genoeg, extrinsieke beloning verschaft info a/d werker Psychologische behoeften motiveren mensen ook. behoefte aan: verbondenheid met een persoon/organisatie (affiliatie), macht (niet per se negatief, mensen met gezag leiden/inspireren anderen) grote behoefte affiliatie: coöperatieve > competitieve omgeving zoek voor opties met anderen in team te werken ipv op sociaal geisoleerde werkplekken behoefte aan vrienden/populariteit sterke nAch: geef uitdaging met haalbare doelstellingen, gebruik bonussen, complimenten en erkenning als feedback sterke behoefte aan macht: geef kans om projecten/teams te leiden. stimuleer ze om leiders te worden die onderdanen helpen hun eigen behoeften te bevredigen Drijfveertheorie: toestand v/spanning in organisme beweegt om biologische behoefte te vervullen (interne toestanden veroorzaken waarneembaar gedrag). homeostase => drijfveer => motivation to fill needs organisme verkeert liefst i/e toestand van evenwicht die homeostase wordt genoemd. MAAR drijfveertheorie negeert cognitieve, sociale en culturele factoren. Psychodynamische theorie het onbewuste (‘id) motiveert ons gedrag. Eros (levensintinct/seks drive): motivatie door erotische, creatieve en levensbevestigend gedrag. Thanatos (doods-instinct) motiveert tot aggressief, 23 destructief en riskant gedrag dat tot dood kan leiden. Onbewuste speelt een rol maar weinig bewijs voor details voor Freud’s theorie. Maslows behoeftehiërarchie Probeert een verklaring te geven voor het hele spectrum van menselijke motivaties, van biologische drijfveren tot sociale motieven en creativiteit zelf-actualisatie - je mogelijkheden ontwikkelen, naar betekenisvolle doelen streven waardering - vertrouwen, gevoel eigenwaarde en competentie, respect anderen hechting en verbondenheid - ergen bij horen, band aangaan, lief hebben en bemind worden veiligheid - ook troost, rust, afwezigheid v/angst biologische behoeften - voedsel, water, O2, rust, seks, ontspanning zelftranscendentie: zie uitleg slide. kritiek op maslow: we proberen soms hogere behoeftes te bevredigen terwijl we lagere behoeftes negeren: door honger heen werken voor goede score op examen, thrillseekers (geen behoefte aan veiligheid), ouders die alles riskeren om hun kind te beschermen. Evolutionaire theorie er is wrs wel een ‘standaard’ hierarchie volgorde vo onze motieven die voor veel +- zelfde is. Binnen evo context: meeste motieven te maken met overleven, reproductie en overleven nakomelingen. welke motieven primeren heeft te maken v/context en ontwikkelingsfactoren. proximale stimuli: onmiddelijke events, voorwerpen, prikkels en bedreigingen die motivatie beïnvloeden (geur voedsel, nood) ontwikkelingsniveau: motieven van kind, puber, volwassene veranderen over tijd. sommigen: hogere motieven (affiliatie, status, creativiteit, ouderschap) ook door intrinsieke motieven gedreven worden. Zelfdeterminatietheorie (ZDT) nadruk op intrinsieke motieven (more than evo of reactief gedrag (drijfveer)). mensen geven proactief vorm aan hun omgeving en zijn gericht op groei en integratie Autonomie: psychologisch vrij kunnen handelen en keuzes maken 24 Competentie: zich bekwaam voelen Verbondenheid: positieve relaties opbouwen met anderen. Het bieden van haalbare uitdagingen, duidelijke verwachtingen en het geven van constructieve feedback verhoogt dan weer het gevoel van competentie Culturele Verschillen westerse culturen benadrukken individualisme, persoonlijke prestaties vooral gewaardeerd. Z-A, azie, afrika en m-e meer nadruk op collectivisme. veel waarde gehecht aan loyaliteit. individu is ondergeschikt a/d groep. collectivistische culturen zoals japan, hongkong en zuid korea hechten veel waarde aan school en zakelijke prestaties, maar gaat niet om persoonlijke maar familiale eer. Maslows ideeën alleen v/toepassing op indivd culturen en niet op collectivistische. Samenvatting Drijfveertheorie: Behoeften leiden tot drijfveren die gedrag motiveren totdat ze gereduceerd zijn (Honger, dorst,..) Psychodynamische theorie van Freud: Motivatie komt voort uit onbewuste behoeften (Seks, agressie) Maslows behoeftehierarchie: Motieven komen voort uit behoeften die geordend zijn volgens een bepaalde prioriteit (een behoeftehiërarchie). Behoefte aan waardering, zelfactualisatie Evolutionaire theorie: Meest elementaire motieven te maken met overleving, reproductie en de overleving van nakomelingen. Motivatieprioriteit wordt bepaald door proximale en ontwikkelingsfactoren. Bv: geur van voedsel (proximale stimulus) kan de prioriteit van het hongermotief verhogen Zelfdeterminatietheorie: Mensen van nature intrinsiek gemotiveerd hun omgeving vorm te geven t.b.v. groei en integratie. Basis behoeften: Autonomie, competentie en verbondenheid LES 6 EMOTIE Definitie emotie: emoties dienen volgens Frijda als een signaal om aan te geven dat een bepaalde gebeurtenis belangrijk voor ons is (functionele perspectief). Viervoudig proces dat te maken heeft met fysiologische arousal, cognitieve interpretatie, subjectieve gevoelens en gedragsmatige expressie. Angst 1. het hart gaat sneller kloppen, ademhaling wordt onregelmatig, enzovoort (fysiologische verandering) 2. het gevoel bedreigd te worden (subjectieve gevoelens) 3. bedreiging waarnemen (cognitieve interpretatie) 4. de neiging op de vlucht te slaan, expressieve component (gedragsmatige component) 25 De 4 componenten 1. fysiologische arousal a. veranderingen op neuraal, hormonaal, visceraal (inwendige organen betreffend) of musculair niveau b. fysiologische reactie (activatie of arousal): verhoogde hartslag, pupildilatatie en zweten c. een verandering in de activiteit van het autonoom zenuwstelsel d. versnelde hartslag, blozen, verbleken, zweten, snel ademhadelen 2. subjectieve gevoelens a. persoonlijke ervaring v/d interne affectieve toestand b. gevoelens v/woede, verdriet, geluk c. een bewust ervaren v/e emotionele toestand d. elke emotie is geassocieerd met specifieke gevoelens e. alhoewel gevoel vaak als de essentie v/emoties wordt gezien, is het slechts een onderdeel ervan 3. cognitieve interpretatie a. betekenis toekennen aan de emotionele ervaring op grond van herinneringen en perceptuele processen b. iemand de schuld geven, een bedreiging waarnemen c. gebaseerd op je interpretatie v/d situatie (die verkeerd kan zijn!) 4. gedragsmatige reactie a. emotie uitdrukken door gebaren, gezichtsuitdrukkingen of andere handelingen (lachen, huilen, om hulp roepen) b. emoties initiëren gedrag i/d vorm v/actie-tendenzen zoals toenadering c. elke emotie gaat ook gepaard met specifiek expressiepatroon d. woede i. gefixeerde blik ii. samengetrokken wenkbrauwen iii. samengeknepen lippen iv. snelle woeste bewegingen v. vaak een luide stem/roepen zelfs Universele expressie van emotie we zijn goed in non-verbale communicatie. we kunnen aan het gezicht of gedrag v/anderen aflezen of ze gelukkig of kwaad zijn. dit soort emotionele expressie is bevorderlijk voor de sociale interactie. maar betekenen gelaatsuitdrukkingen overal hetzelfde? Interpretatie v/basis emoties is “cross-cultural”, en niet het product v/specifieke culturele ervaring. meer complexe emoties zoals schuld, schaamte, vergelegenheid en trots ontwikkelen pas later zijn minder universeel sterk bepaald door sociale interactie deze werden “secundaire” emoties genoemd. 26 Primaire en secundaire emoties Ekman: 7 primaire emoties op basis v/gezichtsuitdrukkingen Frijda: primaire emoties zijn de “pure emoties”: vreugde, angst, verbazing, boosheid, verdriet en onbehangen secundaire ookwel sociale genoemd. hebben een relatie tot de context en/of omgeving v/d persoon: trots, schaamte, medelijden, hoop, onzekerheid enz. er zijn beperkt aantal elementaire emoties, die door sociale interactie en culturele invloeden en kunnen zich vermengen tot secundaire. Evolutie theorie Darwin: emoties zijn functioneel voor overleving v/individu en soort (natuurlijke selectie) Emoties helpen overleven ( = adaptief gedrag) het uitdrukken v/emoties door middel v/gelaatsuitdrukkingen heeft overlevingswaarde voor een soort die sterk afhankelijk is van sociaal groepen o denk aan walging niet alleen voor voedsel maar ook voor andere mensen of situaties Plutchik’s kegel 8 elementaire emoties: vreugde, acceptatie, angst, verrassing, verdriet, afkeer, woede en verwachting. Wiskundige analyse v/cijfers die mensen aan opsomming emotionele uitdrukkingen hebben gegeven. Model later verfijnd tot een kegel: 3D-weergave. 27 Emotie theorieën: James-Lange theorie Fysieke sensaties vormen de basis v/emoties: “we voelen ons verdrietig omdat we huilen, we zijn boos omdat we schreeuwen, we ervaren angst omdat we beven” Emotie is het directe resultaat v/e lichamelijke verandering. | verschillende veranderingen geven aanleiding tot verschillende emoties | fysiologische opwinding gaat vooraf aan de cognitieve ervaring v/e emotie. Je rent niet van een beer weg omdat je bang bent. Je voelt angst omdat je lichaam reageert met bijvoorbeeld hartkloppingen en omdat je wegrent. Belangrijk inzicht: James wist dat emotie meer was dan alleen gevoel. Voor het oproepen van emoties is een combinatie nodig van cognitive en lichamelijke gewaarwordingen kritiek op james-lange theorie: sommige emoties ontstaan sneller dan de lichamelijke veranderingen, lichamelijke veranderingen zijn niet gevarieerd genoeg om scala aan menselijke emoties te verklaren. Cannon-Bard theorie Emoties en interne fysiologische responsen vinden tegelijkertijd plaats; de een is niet de oorzaak van de ander. Beide zijn het resultaat v/e cognitieve beoordeling v/d situatie. 2factor-theorie van Schachter Combinatie van J-L & C-B We ervaren emoties afhankelijk v/onze inschatting ( of “appraisal”): van de interne lichamelijke toestand + EN de externe situatie waarin we ons bevinden (stimulus) We trachten een verklaring te vinden voor onze fysiologische ervaringen. Love on a Bridge experiment 2 bruggen, ene stabiel en veilig en andere niet. Deelnemers benaderd door knappe vrouw. ZE vraagt hen een verhaal te vertellen over een relatie. veilige brug: wrote significantly less sexual stories. 13% called experimenter. inveilige: veel sexuele verhalen. 50% called. 28 => evidence of excitation transfer. Misattributie! Emotie theorieën cognitieve benadering v/emoties: een emotie houdt altijd een inschatting (appraisal) in van hoe een object/situatie een persoon voordeel kan geven of nadeel kan opleveren. zonder appraisal, geen emotie: het gaat niet om de stimulus (object/situatie of gebeurtenis) maar om de betekenis die de persoon aan die stimulus (vriend, maakt denigrerende grap – betekenis: ik word beledigd (woede) of dit is een grap (plezier). als stimulus gunstig wordt beoordeeld: positieve emoties. indien stimulus schadelijk gezien: negatieve emoties. Psychologische theorieën geven inzicht in hoe emoties worden uitgelokt, tonen rol externe stimuli bij uitlokken emoties. maar niet altijd bruikbaar, omdat… nadruk op universele menselijke emoties (e.g. evolutionaire theorie) maar onze emoties en reacties op producenten zijn waarschijnlijk niet universeel en niet direct gerelateerd aan basisbehoeften (e.g. evolutionaire theorieën) james-lange theorie: emoties enkel gebaseerd op bewust worden v/lichaamsveranderingen. verklaart niet hoe producten emoties uitlokken. bij het evalueren producten speelt appraisal een centrale rol | wij ontwikkelen een emotionele, of gevoelsmatige houding ten opzichte van een product omdat het ofwel inspeelt op onze wensen en behoeftes of niet | cognitieve/appraisal theorieën zijn waarschijnlijk het meest nuttig Cognitieve/appraisal theorieën functionele benadering: nadruk op de rol die emoties spelen. emoties bepalen ons standpunt ten opzichte van onze omgeving: benaderen (approach) vermijden (avoidance) functionele (evolutionaire) benadering maar zonder nadruk op “survival of the fittest” (e.g. geen overlevingsthema’s) om emoties te verklaren. voor- en nadelen van emoties in relatie tot objecten, designs. beperking: niet altijd duidelijk wat het verschil is tussen emoties, attitudes, gevoelens (maar is waarschijnlijk ook niet echt nodig) Product emoties men kan emoties onderscheiden op basis van: appraisals, onderliggende dimensies, gedrag , manifestaties. => dit laat toe de relaties tussen producten en emoties te bestuderen. 29 Onderliggende dimensies van product emoties een aantal modellen die emoties onderscheiden op basis van onderliggende dimensies algemene benadering: sommige liggen dicht bij elkaar, andere al wat minder. de meest gebruikte dimensies zijn ‘pleasantness’ en ‘activation’. het circumplex van russell heeft veel invloed op deze modellen (zie rechts) PrEmo (product emotion measurement instrument) Desmet zijn benadering appraisals om te verklaren hoe producten emoties uitlokken circumplex v/russell gebruikt om die emoties te ordenen PrEmo om product emoties te meten: meet manifestaties v/emoties door zelf-rapportering. is een non-verbale zelf-rapport instrument, meet 7 positieve en 7 negatieve emoties. combinatie van 2 kwaliteiten: meet zelfstandige emoties (plezant en niet plezant) en kan inter-cultureel gebruikt worden omdat het geen verbalisatie van emoties vereist. kan ook gebruikt worden om gemixte emoties te meten. PrEmo data kan ook gebruikt worden om emotionele impact van bestaande design (om een benchmark te creëeren) of om tot inzichten te komen in de relatie product emoties – emotionele impact dat belangrijk is in vroege designfase. kan kwantitatief (concept met meest plezante impact) gebruikt te worden maar ook kwalitatief (als een tool in consumer interviews). 30