Samenvatting Sportpsychologie PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Related
Summary
This document provides a summary of sport psychology, covering topics such as the description, explanation, prediction, and influence of behavior in sports settings. It also touches on the role of coaches, athletes, and other stakeholders. The document further discusses various factors influencing motivation and the historical development of the field.
Full Transcript
Samenvatting sportpsychologie ============================= - Psychologie wetenschap van gedrag - Sportpsychologie wetenschap van gedrag in sportsituaties (omvat coaches, sporters, publiek, ouders etc) gedrag in wedstrijdverband, recreatief verband en topsport. Bestuderen van gedrag (...
Samenvatting sportpsychologie ============================= - Psychologie wetenschap van gedrag - Sportpsychologie wetenschap van gedrag in sportsituaties (omvat coaches, sporters, publiek, ouders etc) gedrag in wedstrijdverband, recreatief verband en topsport. Bestuderen van gedrag (in sportsituaties): - Beschrijven van gedrag - Verklaren van gedrag - Voorspellen van gedrag - Beheersen/beinvloeden van gedrag Taken voor de sportpsychologie zijn: - Agressief gedrag verminderen - Presteren onder druk - Emoties controleren - Plezier bewaken - Prestaties optimaliseren Kern van de sportpsychologie om gedrag te beschrijven kan als volgt worden opgedeeld: - Biologische basis van gedrag - Fysiologische processen, hormoonhuishouding - Cognitief-affectieve basis (gevoelens, gedachten, gedrag) - Mentale, emotionele, cognitieve processen - Gedrag wat gestuurd wordt door wat je weet en waar je over nadenkt - Sociale basis van gedrag - Sociale context, cultureel of etnische achtergrond wat gedrag kan verklaren - Individuele verschillen - Persoonlijkheidsverschillen, iedereen gaat anders om met druk etc De 'body of knowledge' in de sportpsychologie omvat theorieen, onderzoek en praktijkgericht inzicht gericht op het verbeteren van prestaties en welzijn in een sportomgeving sportpsychologie bouwt voort op de theorieen uit de psychologie maar verschilt duidelijk op een aantal aspecten: - Sportcontext specifiek gericht op atleten en de unieke druk van competitie en fysieke prestatie - Prestatieverbetering focus op mentale vaardigheden zoals visualisatie, doelstellingen en omgaan met druk - Groepsdynamiek nadruk op teamwerk, communicatie en coachingstrategieen - Fysiek-mentale interactie onderzoek hoe mentale factoren fysieke prestaties beinvloeden Voorbeelden: - Flow en de optimale prestatie - Coping-strategieen voor stress - Herstel na blessures De invloed van sociale psychologie tot het aanzetten van fysieke activiteit is ook essentieel; - De sociale psychologie biedt een breed scala aan inzichten en strategieen om fysieke activiteit te stimuleren op basis van: - Sociale normen - Rolmodellen - Sociale steun - Effectieve communicatie De kern voor het succes ligt in het feit een omgeving te creeren waarin fysieke activiteit de sociale norm wordt dat wil zeggen dat fysieke activiteit sociaal wenselijk en toegankelijk moet zijn **Geschiedenis tijdslijn:** - Vanaf 1955 sportpsychologisch onderzoek systematisch - In 1965 de oprichting van ISSP (international society of sport psychology) - In 1967 NASPSPA (North American Society for the psychology of sport and physical activity) richt zich op onderzoek in Noord-Amerika - In 1969 FEPSAC (European federation of sport psychology) federatie die sportpsychologie promoot en professionals verenigt in Europa - In 1984 werd belangrijk boek in Nederland gepubliceerd over sportpsychologie van Bakker & Whiting - In 1987 werd de VVSP (vereniging voor sportpsychologie in Nederland) opgericht - In 1989 werd de VVSP voortgezet naar de VSPN doel het bevorderen van sportpsychologie in Nederland, waarbij onder meer kwaliteitsstandaarden voor sportpsycholgen werd vastgesteld - Vanaf de olympische spelen van 2012 is vanuit het NOC\*NSF een prestatiemanager mentaal aangesteld psychologische begeleiding voor atleten optimaliseren gedurende de olympische cyclus Motivatie: ---------- Wat zijn de beweegredenen om uberhaupt te sporten: - Motief! Motieven betrekkelijk stabiele eigenschappen van mensen die hen aanzetten tot bepaalde gedragingen of activiteiten - Hebben te maken met wat mensen willen en waardevol achten (Olson, 2007) - Prestatiemotief, gezondheidsmotief (veranderd vaak met de leeftijd) - Motieven zijn eigenschappen waarin individuen onderling verschillen - Motieven komen ook niet permanent tot uitdrukking - De situatie moet uitnodigend zijn om het motief te tonen bijvoorbeeld een situatie dat vraagt om een prestatie zullen mensen met een sterk prestatiemotief deze tonen Motivatie: - Motivatie heeft betrekking tot de toestand waarin iemand op een bepaald moment verkeert; - De toestand zet aan tot een bepaald gedrag op dat moment - Denk aan de ultieme eindsprint, hierin wordt alles nog uit de kast gehaald ondanks de zware inspanning - Motivatie is een gevolg van de combinatie van interne en externe factoren, deze factoren werken samen om motivatie te bereiken - Motivatie leidt tot de keuze van een doel en doelgericht gedrag - Interne factoren; - Gedachten, herinneringen, vermoeidheid, motieven, bloedsuikerspiegel - Externe factoren; - Sfeer, weer, parcours, beloning, afwisseling, positieve/negatieve opmerkingen McClelland model (1987): - Motief als interne factor dat invloed uitoefent op motivatie - Meenemen van competentie mensen willen doen waar ze goed in zijn - Meenemen van gewoonten mensen doen eenmaal wat ze gewend zijn Begrippen: - Behoefte; - Ontstaat bij een tekort zuurstoftekort, succes, aandacht - Van oorsprong gekoppeld aan biologische tekorten maar heeft ook betrekking tot psychologische behoeften - Drijfveer; - Een behoefte zet aan tot gedrag wat leidt tot bevrediging van de behoefte en het opheffen van het tekort, en vormt zo de drijfveer voor gedrag Wat zet mensen aan om te sporten (Wann, 1997): - Sociale norm - Genetische invloed - Motieven - Rolmodellen Motieven op te delen in vier categorieen, van 10 jaar onderzoek: - Intrinsieke waarde (plezier) - Ervaren van competentie - Gezondheidsmotief - Sociale contacten ***Geboortemaandeffect:*** - Effect op socialisatieproces - Het verschijnsel in een jaargroep de relatief oudere sporters het beter doen - Groot effect bij kinderen waarin een jaar ontwikkeling erg uitmaakt - Kans op een carriere bij oudere sporters binnen de jaargroep is dus veel groter en dus ook afhankelijk van de regelgeving (welke peildatum wordt gebruikt) ***Sportcommitment:*** De wil en vastberadenheid om door te gaan met sport (Scanlan et al., 1993) - Sportcommitmentmodel van Scanlan - Plezier (+) - Andere prioriteiten (-) - Opbrengsten (+) ervaringen, vriendschappen etc - Investeringen (+) - Sociale druk (+) - Sociale steun (+) Topsportcommitment: - Uitstapje naar arbeidssituaties ( driecomponentenmodel van Meyer en Allen (1991)) - Affectief commitment (affectief persoon identificeert zich met de organisatie en is emotioneel betrokken bij de organisatie) - Continueringscommitment (ook wel calculerend commitment genoemd, wordt gekenmerkt door het afwegen van kosten en baten van het betrokken zijn bij een organisatie belangrijk bij topsport (denk aan inkomsten)) - Normatief commitment (het gevolg van plichtgevoelens jegens anderen om bij de organisatie te blijven) - De afname van een ene vorm van commitment kan worden gecompenseerd door de toename van een andere vorm - 10.000 uur deliberate practice - Relevante oefening - Accent op tekortkomingen - Lat steeds hoger leggn - Niet per se intrinsiek plezierig of motiverend - Mits kwaliteit training hoog is ***Self-determination theory (SDT):*** - Intrinsieke en extrinsieke motivatie staan centraal - Intrinsieke motivatie; komt van binnenuit waarde van gedrag ligt in het gedrag zelf - Extrinsieke motivatie; komt van buitenaf gedrag wordt uigevoerd omwille van de opbrengsten die ermee worden verworven In de SDT wordt uitgegaan van drie fundamentele psychologische behoeften: - Behoefte aan gevoelens en competentie - Eigen gedrag als effectief en geslaagd willen zien - Gevoel van bekwaamheid willen ervaren - Behoefte aan verbondenheid - Veilig gevoel willen hebben van het bij anderen horen - Veilige relaties met anderen willen hebben - **Behoefte aan autonomie** - Jezelf zien als degene die je gedrag stuurt - Willen ervaren dat je zelf initiatief neemt De bevrediging van deze behoeften is essentieel voor iemands ontwikkeling en ontplooing, uit deze behoeften volgen dus motieven en motivatie **Motivatiecontinuum:** Extrinsieke motivatie (Ryan & Deci, 2000): - External regulation - Beloning of straf - Introjected regulation - Niet schuldig willen voelen - Identified regulation - Je fit willen voelen - Integrated regulation - Gezondheid bevorderen Intrinsieke motivatie (Ryan & Deci, 2000): - Waarde ligt in het gedrag zelf Wanneer iemand intrinsiek gemotiveerd is maar daar een extrinsieke motivatie bijkomt zal de intrinsieke motivatie verdwijnen **discounting principle** **Hierarchisch model van Vallerand** - Model om intrinsieke en extrinsieke motivatie te beschrijven op basis van drie niveau's die deze kunnen onderscheiden - Globaal niveau: - Motivatie wordt gebruikt in de zin van een persoonlijkheidskenmerk iemand wordt gekenmerkt door een sterke intrinsieke of extrinsieke motivatie - Contextueel niveau: - Motivatie binnen een specifieke context iemand sport om af te vallen bijvoorbeeld - Situationeel niveau: - Op dit niveau manifesteren intrinsieke en extrinsieke motivatie zich als toestand in een bepaalde situatie of op een bepaald moment bijvoorbeeld de trainer wil dat je iets doet (introjected regulation) of omdat de situatie leuk is (intrinsieke motivatie) ***Achievement goal theory (AGT):*** Een theorie die kan verklaren waarom presteren voor individuen zo belangrijk is, vanuit twee verschillende invalshoeken: - Self-referenced criteria: - Een prestatie kan worden afgemeten aan eerdere prestaties betere prestatie is jezelf verbeteren - Other-referenced criteria: - Prestaties kunnen worden afgemeten aan vergelijking van eigen prestatie met die van anderen betere prestatie is het beter doen dan de ander Het uitgangspunt van de AGT is de doelen die iemand formuleert voor situaties waarin gepresteerd moet worden: - Richting geven aan de opvattingen over wat presteren betekent in die situatie - Zijn gedrag sturen - Zijn keuzes bepalen Een van de fundamentele aannames in de AGT, is dat iedereen in situaties waarin prestaties geleverd moeten worden als doelen heeft (Roberts et al. 2007): - Laten zien wat hij kan; hoe bekwaam, vaardig, goed hij is - Voorkomen dat zichtbaar wordt wat hij niet goed kan Opvattingen over competentie/bekwaamheid: - Voortuigang dit is gekoppeld aan taakdoelen - Mastery goals, learning goals - Vermogen gekoppeld aan resultaatdoelen (vergelijking met anderen) - Ego-involved goals, performance goals Een gestelde doelstelling kan vaak leiden tot verschillend gedrag - Taakinstelling leidt vaak tot positief gedrag en wat onder alle omstandigheden functioneel is - Leren van een vaardigheid, verbeteren van jezelf, kiezen van taken van het juiste niveau - Wedijverinstelling is de mate waarin gedrag functioneel is bepaalt door hoe iemand zijn eigen bekwaamheid inschat - Is iemand positief over zijn eigen bekwaamheid gedrag functioneel - Een van de belangrijkste factoren is doel-orientatie dus taak georienteerd of wijdijver- of winstgeorienteerd - Doelstellingen zijn dynamische processen 3x2 AGT model van Elliot, Murayama en Pekrun (2011): Motivatieklimaat: - Resultaatklimaat (ego involving/performance) - Erkenning van alleen de goeden - Rivaliteit tussen teamleden - Fouten worden bestraft - Leerklimaat (mastery climate) - Inspanning en samenwerking worden beloond - Iedereen heeft een belangrijke rol - Fouten horen erbij Belangrijk om een leerklimaat te creeren (TARGET): - Task - Passend bij ieder niveau of alleen uitblinkers - Authority - Besluitvorming coach of ook sporter - Recognition - Persoonlijke vooruitgang of alleen uitblinkers - Grouping - Hoe stel je groepen samen - Evaluation - Van vaardigheid ipv beter zijn dan anderen - Time - Tijd die je krijgt om te leren van je fouten Attributies en persoonlijkheid in de sport ------------------------------------------ In attributies staat de volgende vraag centraal: - Waaraan worden bepaalde gedragingen en de uitkomsten van die gedragingen toegeschreven? - Eigen gedrag - Gedrag van anderen - **Waarnemen en interpreteren van informatie over gedrag** Uitgangspunten van attributietheorieen: - Mensen verwerken actief informatie om op basis daarvan conclusies te trekken - Fundamentele behoefte aan verklaring Attributies zijn op te delen in: - Gedragsattributies - Causale attributies in prestatie situaties ( meer aandacht in de sportpsychologie) Het toeschrijven van oorzaken aan gebeurtenissen levert drie belangrijke systematische fouten: - Fundamentele attributiefout - Mensen zijn geneigd om gedrag van anderen vooral toe te schrijven aan de eigenschappen van de persoon, hebben weinig oog op de invloed van context van een bepaalde situatie - Ontsaat door observeren van enkel de persoon en niet de omgeving - Eerste fase van toeschrijven van oorzaken dienen persoonlijke factoren zich, tweede fase is het corrigeren naar invloeden op de situatie echter kost deze meer cognitieve inspanning - Self-confirming prophecy - Samenhangend met het cognitieve karakter van het attributieproces - Verklaringen over de uitkomsten van gedrag hangt sterk samen de opvattingen over de werkelijkheid en over de samenhang tussen gebeurtenissen (cognitieve schema's ) - Zoeken van bevestigende info (confirmation bias, je hebt de verwachting al) - Self-serving bias (sport) - De neiging om eigen successen vooral aan persoonlijke factoren toe te schrijven (ego-enhancing) en om eigen falen vooral aan factoren die met de situatie te maken hebben (ego-protecting) **Weiners Attributietheorie (1985):** - Gebasseerd op heider (1958) verklaringen voor het resultaat van een handeling (inzet, bekwaamheid, geluk en taakmoeilijkheid) ondergebracht in 2 dimensies (later drie): - Intern/extern - Waar de verantwoordelijkheid wordt gelegd voor succes of falen, intern bij de persoon zelf, extern bij de omgeving - Stabiliteit - De stabiliteit van veroorzakende factoren inspanning en geluk zijn bijv instabiel terwijl bekwaamheid en moeilijkheidsgraad stabiel zijn - Controleerbaarheid - De mate waarin het individu controle heeft op de oorzaak, interne factor hoeft niet per se controleerbaar te zijn Weiners Attributietheorie hangen attributies nauw samen met verwachtingen over toekomstige successen of mislukkingen en met gevoelens en emoties beinvloeden de motivatie en gedrag van een persoon - Stabiliteitsdimensie is het verwant aan iemand zijn verwachtingen over het resultaat van zijn handelingen in de toekomst - Gevoelens en emoties zijn gekoppeld aan de intern/extern dimensie en aan controleerbaarheid - Succes/mislukking roepen direct gevoelens op pas daarna spelen attributies een rol Vier klassieke oorzaken van prestaties: - Bekwaamheid - Inspanning - Taakmoeilijkheid - Geluk Andere verklaringen zijn: - Samenwerking in een team - Psychologische factoren - Trainingen - Niet sabiele bekwaamheid (vorm van de dag) - Coaching - Officials Aanvulling op de attributietheorie van Rees et al. toevoeging van theorie van Kelly (1967) - Consistentie (consistency) - Vaak of niet vaak gaat het altijd mis onder druk - Onderscheidenheid (distinctiveness) - In veel of weinig situaties denk aan tennisondergrond - Overeenkomstigheid (consensus) - Bij veel of weinig anderen presteert iedereen slecht onder druk of alleen jijzelf Reest et. al controleerbaarheiddimensie en stabiliteitsdimensie belangrijk voor de toekomst - Toevoegen van generaliseerbaarheid - Generaliseren van tijd, situatie, mensen - Tijd: oorzaak is op vele momenten in het geding - Kelley: consistentie - Weiner: stabiliteit - Situatie: oorzaak speelt in veel situaties - Kelley: onderscheidenheid - Abramson et al: globaliteit - Mensen: oorzaak speelt alleen bij het individu of meerdere mensen - Kelley: overeenkomstigheid - Abramson et al: universeel Dus volgens Rees et. al is de combinatie van controleerbaarheid en generaliseerbaarheid over tijd, plaats en mensen bepalend voor de verwachtingen en gevoelens in de toekomst Attributiestijlen: - Patronen die mensen hebben bij het geven van verklaringen - Een vaste manier van attribueren in uiteenlopende situaties en op verschillende momenten - Momentane attributies specifieke situatie en specifiek moment - Optimistische/Pessimistische attributiestijl - Optimistisch intern, stabiel en globale factoren - Pessimistisch extern, niet-stabiel, specifieke factoren - Attributies die juist gemaakt worden om negatieve gebeurtenissen te verklaren ***Attributietrainingen:*** - Functionele feedback falen: ixtern, controleerbaar, variabel, leidt tot hogere succesverwachting, hoopvolle gevoelens, groter doorzettingsvermogen. - Disfunctionele feedback: extern, niet controleerbaar, stabiel Enkel focus op inzet (hard werken etc) kan ook leiden tot demotivatie Beste om dingen toe te schrijven aan jezelf, controleerbaar en instabiel zijn. Keerzijde van sport + Rust en Herstel ------------------------------------- Sport bestaat uit fysieke en mentale belasting beide hebben invloed op je rust en herstel Psychologisch herstel wordt gekenmerkt als volgt: - Gedachten - Gevoelens - Gedrag Het fysiologische herstel integreert ook met het psychologisch herstel - Adequaat herstel = een vermindering, onderbreking of verandering van belasting/stress Na training neemt prestatievermogen af na herstel neemt prestatievermogen toe en kan door supercompensatie zelfs groter worden (denk aan je CTL/ATL verhouding) - Onvoldoende herstel over tijd kan leiden tot blessures, te grote ATL tov je CTL - Lichaam meot extra inspanning leveren herstelproces wordt nog langer (sciossor model, Kellmann (2002)) Rust is niet per se gelijk aan herstel vaak ook actief herstel nodig (op lage intensiteit) afleiding helpt bij ontspanning focussen op positieve emoties tijdens herstel dus geen verliezende wedstrijden terugkijken - Piekergedachten en negatieve emoties leiden tot aanhoudende stressreactie verlengde fysiologische reactie - Afstand nemen van stress-gerelateerde activiteiten, gedachten en emoties bevordert herstel en voorkomt chronische stress ***Herstel paradox:*** - Toenemende stress leidt tot minder loskomen wat leidt tot minder herstel (denk aan minder slapen, slechter eten (comfort foods) etc) vooral in werk en studie Herstel vereist zelfregulatie/discipline ego depletion (vul aan) Kwaliteit van herstel is belangrijker dan de kwantiteit van het herstel - Niets doen is dus niet altijd ontspannen ( piekerende gedachten) - Ontspannen activiteit buiten je sport Blessures en psychologisch effect (keerzijde van sport); 2 soorten blessures: - Contact blessures - Overbelasting blessures (onjuiste balans herstel en training load) Sportblessure: kwetsuur die iemand oploopt tijdens het sporten of als gevolg van het sporten, missen van een training en/of wedstrijden Stress-blessuremodel van Williams en Andersen (1998) vul aan: Stressreactie kan ook fysiologisch positieve reacties veroorzaken verhoogde hartslag (adrenaline) - Persoonlijkheid: Neurotosism ervaren sneller en intensievere stress wedijver kan negatieve invloed hebben - Stresshistorie: Oude blessures bijvoorbeeld zelfde situatie gebeurd nog een keer - Coping-mogelijkheden: positieve invloed op stressreactie sociale support, ervaringsdeskundige - Echte stress kan leiden tot 'narrowing physical field' sneller contact en dus blessures (minder helderheid in de situatie) aandachtsverandering ***Agressie en Geweld:*** *Geweld* Betrekking op acties die met grote kracht worden uitgevoerd tot doel hebben veel schade toe te brengen *Agressie* Gedrag dat de bedoeling heeft anderen schade toe te brengen fysiek of psychisch, is niet per se gewelddadig kan ook positief effect hebben met name in contact sporten **Drie kerntheorieen van Agressief gedrag:** - *Psychodynamische theorieen* Interne krachten zoals driften, instincten (interne bron voor agressie wat soms tot uiting moet komen) sport kan dus als hulpmiddel gelden als uitlatingspunt voor alle agressie die je als persoon draagt ( sport werkt kanaliserend) Weinig empirisch bewijs voor deze theorie - *Frustratie-agressie hypothese* Frustratie leidt tot bereidheid tot agressie weinig empirisch bewijst, eerder is de hypothese andersom Meer frustratie leidt tot minder agressie - *Theorie van het sociaal leren* Agressief gedrag observatie van anderen, (in)directe ervaringen als sociale leerervaring Mannen hebben vaker de neiging tot agressief gedrag ***Enkele factoren die agressief gedrag beinvloeden:*** - Resultaatdoelen leiden vaker tot agressief gedrag in plaats van procesdoelen - Persoonskenmerken - Morele ontwikkeling - Coach - Publiek - Team sfeer Mentale vaardigheden en Mentale training ---------------------------------------- Mentale training systematisch leren en oefenen van mentale vaardigheden waarop beroep wordt gedaan in sportsituaties, met als doel om beter te presteren en plezier behouden Mogelijk via de volgende modellen: - Zelfhulpmodel - Sportpsycholoog biedt informatie aan de sporter, sporter gaat zelf aan de slag sporter is actief betrokken maar krijgt geen advies of terugkoppeling over zijn vorderingen - Coachmodel - Coach begeleid ook de mentale training van sporters voordeel is dat posities etc worden gehandhaafd binnen een organisatie, nadeel is de affiniteit van coaches met mentale training - Consulatiemodel - Direct contact tussen de sporter en sportpsychologg hierin worden tegenwoordig vooral structureel mentale vaardigheden aangeleerd en geoefend De volgende technieken komen vaak aan bod: - Stellen van doelen (goal setting) - Gebruik van self-talk - Ontspanning - Gebruik van mentale voorstellingen (visualiseren) Mentale vaardigheden zijn weer op te delen in basisvaardigheden en complexe vaardigheden (Hardy et al. (1996)): - Basisvaardigheden - Stellen van doelen; self-talk; ontspanning; gebruik van mental voorstellingen - Complexe vaardigheden - Ontwikkelen/versterken van zelfvertrouwen - Motivatie in stand houden/gedrevenheid blijven tonen - Arousal beinvloeden - Angst/stress beinvloeden/hanteren - Aandachts- en concentratiestrategieen toepassen Vealey's model (2007): - Onderscheiden van vier typen mentale vaardigheden - Foundation skills; vaardigheden die de basis vormen voor het leveren van topsportprestaties - Gedrevenheid, zelfbewustzijn, zelfvertrouwen - Performance skills; vaardigheden die worden gebruikt tijdens het sporten - Strategische beslissingen nemen, aandachtsvaardigheden, sturen van emoties en gevoelens - Persoonlijke ontwikkelingsvaardigheden; hebben betrekking op het op een volwassen manier denken en handelen - Ontwikkelen van eigen identiteit, kunnen omgaan met anderen - Teamvaardigheden; bijdragen aan vertrouwen van het team in zichzelf en de samenwerking binnen het team (cohesie) - Goed communiceren, leiding geven, zelfvertrouwen in het team versterken ***Visualisatie:*** - Mentale voorstelling werkt enkel als je alle sensaties kan voorstellen en de uitkomst juist is in elk detail visualiseren trainen - Verkeerde mentale voorstelling leidt vaak ook tot een negatieve gebeurtenis verkeerde techniek, bewegingspatronen adapteren ***Goal setting:*** Doelen stellen volgens het SMART-model ( Specifiek, meetbaar, achieveble, realistisch, tijds-gebonden) - Doelen: Uitdagend, haalbaar, verifieerbaar focus op controleerbare stappen - Doelen opbreken, groot doel ondervedelen in kleinere doelen prodcesdoelen om het grote doel te bereiken - Zelf doelen stellen is effectiever dan wanneer een ander het doel voor je formuleert - Goal setting: een doel is een standaard die iemand wil bereiken bij de uitvoering van een taak, in de regel binnen een bepaalde tijdsperiode. Iemand meet bij het bereiken van een doel af of hij succesvol was. Doelen kunnen betrekking hebben op een bepaald gebied, kunnen op de lange of korte termijn worden gesteld en kunnen betrekking hebben op wedstrijd of training. Onderscheid binnen sport: - Prestatiedoelen: doelen in termen van het verbeteren van persoonlijke standaarden, zoals de eigen prestatie - Resultaatdoelen: doelen gesteld in termen van de uitkomst van een wedstrijd, zoals winnen - Procesdoelen: doelen die zijn gericht op de manier waarop prestaties worden geleverd en kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de technische uitvoering van een vaardigheid Goal setting heeft positieve effecten op prestaties, zowel in teamsporten als individuele sporten. Specifiek geformuleerde doelen en moeilijke doelen leiden vaak tot betere prestaties. Huijbers stelt 4 principes waaraan doelen moeten voldoen: - Uitdaging: ze moeten behoorlijk moeilijk zijn - Haalbaarheid: ze moeten realistisch zijn. Droomdoelen zijn hierop een uitzondering - Verifieerbaarheid: het moet kunnen worden vastgesteld of het doel is behaald, dus er moet een duidelijk geformuleerd doel zijn - Controleerbaarheid: de mate waarin het bereiken van het doel afhankelijk is van de sporter zelf. Des te meer controle, des te beter - Self-talk wordt omschreven als een intern gesprek, zoals wanneer iemand zichzelf instructies geeft of belonend toespreekt of zijn gevoelens en waarnemingen interpreteert - Positieve/negatieve self-talk: negatieve self-talk gaat vaak samen met slechtere prestaties - Jezelf instructies geven (instructional self-talk) en jezelf motiveren (motivational self-talk): in het begin van een leerproces mogen zelfinstructies precies zijn, maar deze moeten gaandeweg globaler worden. Bij technische taken had instructional self-talk wel een positief effect, motivational self-talk niet. De motiverende tak werkte wel bij kracht en uithoudingsvermogen - Afbreken van gedachten (thought stopping): een onwelkome gedachte wordt afgebroken. Eigen negatieve gedachten moeten worden herkend en er moet motivatie zijn deze af te breken - Negatieve gedachten omzetten in positieve: een afgebroken gedachte wordt omgezet in een positieve gedachte - Weerleggen van de eigen negatieve gedachte (countering): een sporter moet overtuigd zijn van het positieve alternatief wanneer de negatieve gedachte wordt weerlegd. De onjuistheid van de negatieve gedachte moet worden aangetoond - Anders tegen de wereld aankijken (reframing): de werkelijkheid is vaak wat iemand ziet als werkelijkheid, waardoor je eigen werkelijkheid wordt gecreëerd - Veranderen van niet-reële ideeën: cognitieve herstructurering = de interventie die erop gericht is niet-realistische opvattingen te veranderen, een proces waarin vier stappen te onderscheiden zijn: - De sporter te laten inzien dat opvattingen, ideeën vaak aan de wortel - De sporter helpen bij het achterhalen van niet-reële ideeën en overtuigingen, hem laten zien tot welke negatieve gevoelens die leiden - Niet-reële cognities vervangen door cognities die dat wel zijn - De nieuwe gedachten worden geoefend en herhaald Ontspanning: over het geheel genomen zijn positieve effecten gerapporteerd van ontspanning op sportprestaties en op een aantal belangrijke variabelen zoals motivatie, zelfvertrouwen en emotionele controle. Ontspanning heeft zowel een lichamelijke als geestelijke component. Bij ontspanningstechnieken wordt er onderscheid gemaakt in: - Muscle-to-mind techniek: vertrekpunt is lichamelijke ontspanning, geestelijke ontspanning volgt - Techniek van progressieve relaxatie: het afwisselend aanspannen en weer ontspannen van spieren, en het focussen op verschil in gevoel tussen het een en het ander. Uiteindelijk moet de sporter in staat zijn door het alleen aanspannen van zijn vuist de spieren daarna in zijn hele lichaam te ontspannen - Ademhalingstechnieken om ademhaling in rust te krijgen - Mind-to-muscle techniek: gevoelens en gedachten is aangrijpingspunt, lichamelijke ontspanning volgt - Meditatie: een passieve houding aannemen in een rustige, comfortabele omgeving of het uitspreken van een mantra; een één of twee lettergrepig woord dat geen betekenis heeft - Autogene training: er wordt met zelfsuggesties gewerkt - Beide technieken leiden tot een relaxation response - Matching hypothesis: het idee is dat bij somatische angst muscle-to-mind technieken het meeste effect hebben en bij cognitieve angst mind-to-muscle het beste kan worden gebruikt - Zelfvertrouwen ontwikkelen en versterken: de kern van zelfvertrouwen is de overtuiging over de capaciteiten te beschikken die nodig zijn voor succes. Er zijn verschillende theorieën over zelfvertrouwen: - Bandura's theorie van self-efficacy: iemands overtuiging een specifieke taak met succes te kunnen uitvoeren. Het is te zien als situatie-specifiek vertrouwen. Self-efficacy wordt beïnvloed door: - Eerdere ervaringen met het uitvoeren van de taak: belangrijkste bron - Indirecte ervaringen met de taak: het zien uitvoeren van de taak door een ander, of het uitvoeren van de taak te verbeelden - Verbale overtuiging: aanmoediging en feedback, gegeven door de sporter zelf of door iemand die belangrijk is voor de sporter - Emotionele arousal: emotionele toestand waarin iemand verkeerd. Kan zowel positief als negatief uitpakken, zoals spanning. Factoren als fysiologische gesteldheid/conditie zijn hier ook bij betrokken - Self-efficacy beïnvloed vervolgens de prestatie op verschillende manieren: via de keuze van gedragingen, de energie waarmee een actie wordt uitgevoerd en de vasthoudendheid bij tegenslag. - Self-efficacy hangt ver samen met cognitieve variabelen, zoals de doelen die iemand stelt, en de verklaringen voor succes en mislukking (attributies). - Tussen self-efficacy en gevoelens is ook samenhang: positieve verwachtingen geven een positief gevoel - Er is echter geen simpele oorzaak-gevolgrelatie tussen self-efficacy en sportprestatie. Succes is een bron van self-efficacy, maar omgekeerd leidt deze ook weer tot gedrag dat de kans op succes vergroot. Verder kan de invloed op self-efficacy verlopen via variabelen als attributiepatronen en gevoelens, die op hun beurt weer bepaald zijn door de sportprestatie. - Self-efficacy: opvattingen over het eigen vermogen bepaalde acties succesvol te kunnen uitvoeren - Other-efficacy: opvattingen over hoe goed iemand anders een bepaalde actie uit kan voeren - Relation-inferred self-efficacy (RISE): het idee dat een persoon heeft over hoe een ander zijn capaciteiten beoordeelt - Vealey's model van sportzelfvertrouwen: maakt onderscheid tussen sportzelfvertrouwen als een eigenschap, vergelijkbaar met een persoonlijkheidstrek (Sport Confidence-trait; SC-trait), en sportzelfvertrouwen als een momentane toestand (SC-state). SC-trait bepaald samen met de sportsituatie waarin de sporter verkeert en de competitive orientation, hoe groot het zelfvertrouwen van de sporter op een bepaald moment is (=SC- state). Competitive orientation wordt onderscheiden in prestatiedoelen en resultaatdoelen. Dit model is herzien en kent nu drie vormen van sportzelfvertrouwen: - Vertrouwen over de fysieke vaardigheden te beschikken die nodig zijn voor de beoefende sport - Vertrouwen in de noodzakelijke cognitieve vaardigheden, zoals focussen en nemen van de juiste beslissingen - Vertrouwen in veerkracht: vertrouwen in het vermogen zich te hernemen, tegenslagen op te vangen en twijfels en problemen van zich af te zetten - Collective efficacy = de door de groepsleden gedeelde overtuiging dat de groep over de kwaliteiten beschikt om gestelde doelen te bereiken (teamzelfvertrouwen). Drie van de vier factoren die bij self-efficacy van invloed zijn, zijn dat ook bij collective efficacy: - Eerdere ervaringen met het uitvoeren van de taak - Indirecte ervaringen - Verbale overtuiging - Een positieve relatie tussen collective efficacy en cohesie - Een positieve relatie tussen collective efficacy en prestatie; het beïnvloed de prestatie en omgekeerd (gaat twee kanten op) - Collective efficacy heeft invloed op de inspanningen en vasthoudendheid van het team en op de doelen die worden gekozen - Het zelfvertrouwen is te beïnvloeden door elk van de factoren van beide modellen aan te pakken. Positieve ervaringen opdoen is de belangrijkste factor voor het versterken van zelfvertrouwen. Deze ervaringen kunnen worden opgedaan door het stellen van haalbare doelen. Het is in ieder geval van belang prestatie- en procesdoelen te stellen, en een motivatieklimaat te creëren dat het karakter heeft van een leerklimaat en niet van een resultaatklimaat. Het maken van positieve opmerkingen door de coach speelt ook een belangrijke rol bij het versterken van zelfvertrouwen. Naast coaches kunnen ook anderen in de directe omgeving van de sporter, zoals ouders, vrienden en teamgenoten, diens zelfvertrouwen versterken. - Enige twijfel over succes is ook een prikkel te investeren in de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de uitdagingen aan te kunnen; een beetje minder zelfvertrouwen kan dus ook leiden tot verbeterde prestatie - Beïnvloeden van motivatie, arousal, stress en angst, en aandacht en concentratie - Motivatie in stand houden: heeft te maken met het juist kunnen toepassen van principes van goal setting, het vermogen intrinsieke motivatie niet te laten verdringen door extrinsieke beloningen en het kunnen toeschrijven van succes aan factoren die de motivatie niet aantasten. Sporters die erin slagen gemotiveerd te blijven, blijven gedreven en behouden hun beginnersgeest - Arousal beïnvloeden: bij het verlagen van arousal (opwinding) gaat het om het toepassen van ontspanningstechnieken. Over het algemeen hebben arousal- verhogende technieken, ook wel psych-up genoemd, een gunstige invloed op prestatie. Sporters moeten weten waar en wanneer ze een toename van arousal nodig hebben, en ervoor zorgen dat ze de verschillende technieken beheersen om dit te bewerkstelligen - Angst en stress beïnvloeden (hanteren): angst en stress beïnvloeden de prestatie meestal in negatieve zin, en moeten daarom te hanteren zijn - Concentratie- en aandachtssturing: er kan een aandachtsplan worden opgesteld, dit is een nauwkeurige beschrijving van wat een sporter op bepaalde momenten zal doen. Er worden ook ongewenste of onverwachte gebeurtenissen opgenomen in dit plan, inclusief de manier daarop te reageren. Een tweede methode voor het verbeteren van aandacht en motivatie zijn pre- performance en performance-routines. Dit is een van tevoren geplande systematische opeenvolging van gedacht en gedragingen vlak voordat een sporter bijvoorbeeld serveert. Overlearning is een derde methode, hierbij - Mental toughness = het overkoepelende begrip waarover een topsporter zou moeten beschikken. Bestaat uit vier dimensies: attitude/mindset, training, wedstrijd en na afloop wedstrijd. Het beschrijf welke vaardigheden of kwaliteit een sporter zou moeten hebben voor het bereiken van goede prestaties ***Performance profiling:*** - Gebruiken spider-web, vergelijken individu met het gemiddelde - Hulpmiddel om analyse te maken van sterke en zwakke punten - Monitoren van psychologische vaardigheden wil je frequent doen gedurende een tijdsperiode Kijk naar specifieke problemen systematisch (zie boek), vergelijking met beste prestatie mogelijk - Wat is belangrijk? - Wat kan ik (niet)? - Waar wil ik aan werken? Zie tabel boek! Performance profiling nodig voor vaststellen interventies (voordelen): - Sporter is actief betrokken - Maximaliseren motivatie + adherence - Doelen stellen - Monitoring feedback - Check coach Interventie sportpsycholoog belangrijk om ook sterke punten te benoemen zorg dat de sporter ook werkt aan de sterke punten (motivatie houden) D = (I-ZB) x B formule voor belang van bepaalde mentale vaardigheid ***Aandacht:*** 'Het vermogen om zich met informatie bezig te houden, of informatie te verwerken' - Actief betrokkenheid persoon ( mentale inspanning, gecontroleerde aandacht, vb: return van serve) - Passieve aandacht (autonome aandacht) Aandachtsystemen zijn trainbaar (denk aan free throw van het basketbal) - Nadenken over geautomatiseerde processen zorgt er vaak voor dat deze de volgende keren misgaan ***Aandachtscirkel Eberspacher*** als sporter wil je in cirkel 1 blijven, hoe verder buiten de cirkel hoe meer je afgeleid raakt hoe verder de cirkel in, des te meer focus er is op de taak die je moet uitvoeren Aandacht kun je richten! --- Denise Laan Concentratie toestand waarin persoon open staat voor/uitsluitend gericht is op informatie van belang voor taakuitvoering met gelijktijdige voorbijgaan aan informatie niet van belang voor de taak ( aandacht in cirkel 1) - Je gaat volledig op in de activiteit - Aandacht leggen op de juiste dingen die je de taak correct laten uitvoeren Mentale activiteit (aandacht): - Selectiviteit - Spreiden/verdelen - Alertheid (vasthouden waakzaamheid/oplettendheid) Mindfulness: - Bewustwording die ontstaat door met gerichte aandacht in dit moment te zijn zonder oordeel - Helpen aandacht terugbrengen naar cirkel 1 - Het opmerken van gedachten en gevoelens - Op speciale manier oplettend zijn - Bewust aanwezig in het hier en nu - Doel is de aandacht sturen Effecten: - Verhoogde concentratie - Toenemende vaardigheid omgang met emoties, pijn en stress - Afname klachten als vermoeidheid - In sport: - Betere prestaties - Meer flow - Beter omgaan met angst - Verbeterd welzijn ***MAC en ACT*** MAC (mindfulness, acceptance & commitment) - Theorie van Gardner & Moore - Helder bewustzijn interne toestand (mindfull) en die accepteren (M,A) - Aandacht op de taak controleren - Met volledige overgave doen wat belangrijk voor je is (C) is nodig om minfull te zijn en je gedachten op een kant te sturen Acceptance and Commitment training (ACT): - Kelly Dekker, high performance academy - Minder controle over gedachten en gevoel dan we denken (uitgangspunt van de second wave van gedragstherapie) - De gedachten en gevoelens hoeven niet gebruikt te worden om iets te fiksen - Ondanks angst en zenuwen kun je goed presteren ( goed voelen om de presteren is niet essentieel omgaan met deze gevoelens) - Je bent niet je gedachten, je hebt ze - Ondanks de gedachten die je hebt ga je doen wat je moet doen aandacht op de taak Emoties en Persoonlijkheid -------------------------- - Gevoelens subjectieve ervaringen en hebben twee dimensies: - Hedonische toon van de ervaring, uiteenlopend van prettig (aantrekkingskracht) tot onprettig (vermijden) - Activatie, varierend van kalm tot opgewonden - Combinatie van beide dimensies kan gevormd worden - Stemming; - Kan een onduidelijke oorzaak hebben - Manier van informatie verwerken wordt door stemming beinvloed - Kan lang aanhhouden (maanden) - Emoties reacties op een duidelijke gebeurtenis - Emoties zijn heftiger dan stemmingen - Emoties worden vergezeld door sterke fysiologische reacties - Actietendens is vaak aanwezig - Zijn van kortere duur dan een stemming De fysiologische reacties die optreden bij emoties zijn ook onder te verdelen in drie categorieen: - Autonoom-fysiologische reacties: - Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, zweten, activiteit van traanklieren - Hormonale reacties: - Adrenaline en noradrenaline via de as van het sympatisch zenuwstelsel naar de bijniermerg, ACTH en corticosteroiden via de as van de hypofyse naar de bijnierschors - Neurale reacties - Verandering van activiteit in het brein ***Frijda's Theorie*** Emoties zijn in de eerste plaats gevoelens worden opgewekt door gebeurtenissen, die het individu raakt of belangrijk vindt - Emoties ontstaan al reactie op het appel van situaties - De inschatting van de situatie in deze theorie staat centraal - Hoe groter het belang hoe heftiger de emotie - Gebeurtenissen staan niet in isolatie kijken naar context - Niet zo makkelijk te sturen door rationale overwegingen - Wet van Appel het duidelijkst zichtbaar als er geen energie is voor tegenkrachten, denk aan ziekte of extreme vermoeidheid - Geen energie meer om tegen het appel in te gaan en een gebeurtenis een andere betekenis te geven - Tweede mogelijkheid voor het beinvloeden van emoties; - Het beinvloeden van het belang zijn er andere belangen of is het belang kleiner, dan zal de emotie ook minder heftig zijn - Derde mogelijkheid voor het beinvloeden van emoties; - Beinvloeden van gevoel en fysiologische reacties vaak via mentale training - Vierde mogelijkheid voor het beinvloeden van emoties; - Invloed uitoefenen op de actietendens, afhankelijk van het actiereportoire van het individu ***Theorie van Hanin:*** ![](media/image7.png)***Individuele zones van optimaal functioneren (IZOF):*** Gebaseerd op Hanin: - Emoties op dimensie plezierig/onplezierig - Hebben een positieve of negatieve gevoelswaarde - Emoties kunnen functioneel of disfunctioneel zijn ( verliefdheid bijv) - Functionaliteit valt niet samen met de dimensie plezierigheid - Sterk individueel bepaald (I in IZOF) - Gevoelswaarde van emoties is sterk emotioneel bepaald Emoties brengen in bepaalde zone om optimaal te presteren Mogelijke combinaties die je kan maken: - Positief en functioneel (P+) - Positief en dysfunctioneel (P-) - Negatief en functioneel (N+) - Negatief en disfunctioneel (N-) Hanin geeft ook inzicht in het belang van prestatiegerelateerde ervaringen van sporters en de besturing van emoties, op drie niveau's: - Ervaringen die de sporter in een specifieke situatie en op een bepaald moment heeft - Betrekkelijk stabiele patronen van ervaringen die zijn te beschouwen als kenmerkend voor de sporter - Meta-ervaringen - Sporters denken na over hun ervaringen en hoe zij daarop reageren - Sommige ervaringen hangen samen met geslaagde acties of juist niet geslaagde acties - Ze ontwikkelen kennis over hun eigen emotionele reacties en de effecten daarvan Hoe kan de prestatie worden beinvloed: - Welke invloed heeft de emotie (zit die in de optimale zone van de sporter) - Interventies zijn belangrijk om emoties weg te houden van de dysfunctionele zone - Meta-ervaringen spelen een belangrijke rol bij adequaat reguleren van emoties - Aard van de taak: aspecten als kracht, uithoudingsvermogen, cognitieve componenten en de mate waarin het om precisietaken gaat - Aard van de emotie: plezierig of onplezierig, veel of weinig opwinding, de intensiteit en de actietendens die bij die emotie hoort - Omgaan met de emotie: de pogingen om de emotie te sturen, verschuift de aandacht van de primaire taak naar het omgaan met emoties - Individuele voorkeuren en gevoeligheden: deze zijn in Hanins IZOF-model uitgewerkt; welke zijn aangenaam, welke zijn bevorderlijk en wat is het optimale intensiteitsniveau? Voor de uiteindelijke invloed op prestatie zijn allerlei combinaties van deze factoren mogelijk. Persoonlijkheidspsychologie doel om unieke of eigene van een persoon te beschrijven en te verklaren gedrag staat centraal ! - Individuele verschillen in gedrag staan centraal - Stabiel over tijd Persoonlijkheidstrekken stabiele gedragsdisposities - Allport en Odbert (1936; geraadpleegd bij Cattel, 1965) 3000 woorden om gedrag te verklaren - Observatie van gedrag ( constante individuele verschillen, persoonlijkheidstrekken afgeleid uit gedrag, ***zijn niet direct observeerbaar***) - Hoe specifieker de trek, hoe meer het op gedrag lijkt Binnen de sport bijvoorbeeld wedstrijd-angst Big five persoonlijkheidsdimensies (overkoepelende persoonlijkheidsdimensies, waarvan bijna alle persoonlijkheidstrekken zijn onder te brengen): - Neuroticisme (neuroticism) stressbestendigheid, kwetsbaarheid, zorgelijk - Extraversie (extraversion) energie door andere mensen - Openheid voor nieuwe ervaringen (openness) creativiteit - Inschikkelijk/meegaand (agreeableness) geloof en vertrouwen - Consciëntieus/zorgvuldig (conscientiousness) plichtbesef, voorzichtig Big five, is een zeer globale beschrijving vragenlijsten worden niet altijd wenselijk ingevuld Brede persoonlijkheidstrekken en niveau sporten correleren nauwelijks (wel hoge score neuroticism minder actief, hoge conscientiousness en extraversion actiever) Elk van deze dimensies bevat haar eigen kenmerkende trekken bestaande uit twee extremen die tegen elkaar opwegen. ENP dimensies van Eysenck: - Extraversie/introversie (E)\` sporters en niet sporters - Actief, optimistisch, impulsief, makkelijk in het leggen van sociale contacten - Gereserveerd, bedachtzaam, voorzichtig en lastiger in het leggen sociale contacten - Neuroticisme/emotionele stabiliteit (N) - Hoge N-score humeurig, zwaarmoedig, rusteloos - Lage N-score kalm, niet-zorgelijk, gelijkmoedig - Psychoticisme (P) - Hoge P-score egocentrisch, koud, agressief, anti-sociaal - Lage P-score zorgzaam, empatisch, samenwerkend De dimensies hebben een sterke erfelijke component oorsprong in biologische verschillen in het centrale zenuwstelsel en in het hormonale stelsel. Zie tabel 6.3 (p.202) eigenschappen van absolute topsporters - Groter zelfvertrouwen - Minder angst, zowel voorafgaand als tijdens de wedstrijd - Betere manieren om met angst om te gaan - Sterkere concentratie op taak specifieke doelen en bewegingen - Andere/betere manieren van omgaan met slechte prestaties en fouten - Meer positieve gedachten Succesvolle sporters meer gebruikmaken van performance approach doelen, meer gebruik van ontspanning theorieën, lagere scores op performance avoidance doelen. ***Perfectionisme:*** - Vaak terug te zien in de sport en erg belangrijk voor sport - Leveren van topprestaties en streven naar perfectie is nauw verbonden stellen van hoge doelen etc - Positieve dimensie persoonlijke standaards - Negatieve dimensies zorgen maken over fouten, verwachtingen van ouders, kritiek van ouders, twijfel van eigen acties - Het ongenuanceerd vasthouden aan onrealistische doelen leidt tot problemen (ook klinisch) - Negatieve perfectionistische dimensies zorgen ook ervoor dat je minder leert van je fouten slecht leerklimaat grotere kans op burn-out Persoonlijksheidsmodel van Guilford (zie p.187 boek) - Iemands persoonlijkheid is zijn unieke patroon van persoonlijkheidseigenschappen - Persoonlijkheidseigenschap: - Iedere te onderscheiden betrekkelijk stabiele wijze waarop iemand zich van een ander onderscheidt - Extraversie/introversie - Denken/voelen - Waarnemen/intuïtie ***Persoonlijkheid en risicosporten:*** Brymer et al. (2009-2013): - Relatie met natuur - Wezenlijke veranderingen in je leven - Overwinnen en managen van angst - Het zoeken van vrijheid (vrij zijn van verplichtingen Drie motieven (Celsi et al. (1993): - Normatieve motieven - Normatieve beinvloeding - Groepsidenteit - Communitas - Hedonische motieven - Opwinding - Plezier - Flow - Efficacy motieven - Survival - Achievement - Persoonlijke identiteit Competentie, uitdaging en grenzen verleggen (Piet, 1987 en Van Voorst, 2016): - Testen van eigen vermogen - Bedreiging eigen leven aankunnen - Spanning/angst aankunnen - Voldoening van het kunnen - Piekervaring (flow) Csikszentmihaly - Grenzen verleggen Ook biologische processen: - Bij extraverte mensen is er minder MAO (monoamineoxidase), enzym die verantwoordelijk is voor het beperken van monoaminetransmitters - Meer monoaminetransmitters meer extravert gedrag - Pathologische processen: - Beta-endorfine komt vrij vanuit de hypothalamus naar de hypofyse en bevindt zich in zowel cerebrospinale vloeistof als in bloedplasma - Neurotransmitter - Neuromodulator - Neurohormoon - Bij inspanning stijgt beta-endorfine in het plasma - Analgetische werking (pijnstillend) - Euforisch gevoel motiverend - Beta-endorfine remt de afgifte van LH en FSH verstoringen in menstruatiecyclus - Beta-endorfine heeft een regulerende werking op de ademhaling efficienter tijdens inspanning - Eetlust kan worden onderdrukt en de lichaamstemperatuur wordt ook gereguleerd - In rust: - Daling concentratie in het plamsa ( mensen die regelmatig intensief training) - Afname productie mensen voelen zich minder goed in ruststand omdat de 'high' weg is - Dispositie kan ook door genetische factoren komen die bepalen hoe hoog je beta-endorfine niveau's zijn - Beide kanten zijn verslavend! ***Solomon opponent-process theory of acquired motivation:*** - Centraal in deze theorie staat het verschijnsel affectief contrast - Als een prikkel een positief gevoel (affect) oproept slaat dit gevoel om in een negatief gevoel vanaf het moment dat de prikkel niet meer aanwezig is - Prikkels die herhaaldelijk worden aangeboden zorgt voor gewenning aan het begin angstreactie naar mate went het - De secundaire reactie neemt bij herhaaldelijke blootstelling toe en houdt langer aan, na de gewenningsperiode werkt deze als drijfveer gevaar wordt dan opgezocht vanwege positieve resulterende gevoelens Mentale voorstellingen: ----------------------- - Imaging-technieken: gebaseerd op het principe dat als een zenuwcel actief is, deze zuurstof en glucose verbruikt. Hoe actiever, des te meer verbruik. Met behulp van deze techniek wordt in beeld gebracht welke gebieden actief zijn. Technieken: - Single photon emission computerized tomography (SPECT): er wordt een radioactieve isotoop ingebracht in het bloed. Met behulp van detectoren wordt dan bepaald waar de stof actief is en welke veranderingen er optreden - Position emission tomography (PET): gevoeliger dan SPECT. Ook hier wordt een radioactieve stof geïnjecteerd, maar hier wordt deze herkend als glucose. - PET kan worden gecombineerd met magnetic resonance imaging (MRI). Met behulp van MRI wordt de anatomie van de hersenen in kaart gebracht. - Functional magnetic resonance imaging (fMRI): deze techniek geeft tegelijk informatie over individuele bouw van de hersenen en de activiteit. Veranderingen in het zuurstofgehalte van hemoglobine leiden tot veranderende magnetische kenmerken van hemoglobine. - Elektro-encefalogram: veranderingen in activiteit van neuronen wordt geregistreerd. Veranderingen van die activiteiten in de tijd kun hiermee wel worden bepaald. De ruimtelijke nauwkeurigheid is echter minder nauwkeurig - Single-cell-afleidingen: meting met behulp van microelektroden. Onnauwkeurigheid van activiteit in delen van het brein in de tijd of plaats verdwijnen daardoor. Er is echter een hersenoperatie noodzakelijk - Physical: fysiek betrokken zijn bij verbeelding - Een actieve houding, inclusief eventueel gebruik maken van materialen of attributen die ook in het echt worden gebruikt. Een verbeeldingsoefening moet dus niet vooraf gaan door ontspanning - Environment: opnemen omgeving in mentale voorstelling - Stimulus-, respons- en betekenisproposities moeten aanwezig zijn in een voorstelling. De voorstelling die gemaakt wordt moet betekenisvol zijn en de mogelijkheid bieden zich te gedragen alsof het een echte situatie is. In sport: gebruik van opname beelden - Task: taak moet passen bij sporter - Voorbeeld basketbal: twee verschillende worpen. Verbeelding is het simuleren van een beweging - Timing: beweging op ware snelheid verbeelden - Wanneer de verbeelding in slow motion is, is de uitvoering in het echt trager - Learning: rekening houden met leerprocessen - De inhoud van de voorstellingen moet veranderen met de veranderingen als gevolg van leren - Emotion: emoties bij verbeelding betrekken - Deze hebben fysiologische effecten, die door kunnen werken in het proces van bewegingssturing. Ook kan door het voorstellen van emoties bij het uitvoeren van een beweging invloed worden uitgeoefend op die emoties, wat zeker gewenst is als het om dysfunctionele emoties gaat - Perspective: intern en extern perspectief gebruiken - Het perspectief van waaruit een voorstelling wordt gemaakt. Een intern perspectief is beter dan een extern perspectief. Ruimte geven aan persoonlijke voorkeur is erg belangrijk Coaching en sportteams: ----------------------- Wat is coachen? - Begeleiden/trainen van een sporter of team naar de optimale prestatie - Het beinvloeden van anderen om doelen te bereiken Centrale taken (zie boek): - Training - Wedstrijden - Organisatie ook managen van zijn staff zie voetbal Coach moet een complexe set gedragingen en activiteiten bezitten helpen sporters bepaalde doelen te behalen (ook plezier) de coach moet dat proces sturen ***Modellen van coaching:*** Great-man theorie geboren leider (bepaalde persoonlijkheids eigenschappen) ( geen houdbare theorie) Vanaf eind jaren 70 gedrag coaches centraal, wat de invloed is van het gedrag van de coach op de sporters - Effectief coachen prestaties en positieve psychologische resultaten - Côté, Young et al: geven aan dat de centrale taken van een coach vooral te maken hebben met organisatie, training en wedstrijden (competition). - Lyle: werkt de taken van een coach verder uit in vier niveaus: - Directe interventie, waarbij direct invloed wordt uitgeoefend op de sport specifieke vaardigheden van de sporters. Bijv: het geven van trainingen - Interventieondersteuning, dat onder andere competenties op het gebied van planning en personeelsmanagement vraagt. Bijv.: het ontwikkelen van een trainingsprogramma - Omgaan met de randvoorwaarden van het coachingsproces, vraagt om competenties op het gebied van personeel en materiaal. Bijv.: het aantrekken en selecteren van spelers - Strategische coördinatie, met competenties op het gebied van strategische planning en contigency management. Contigency betreft het inspelen op gebeurtenissen en veranderingen, zoals het bijstellen van de doelen als prestaties tegenvallen *Chelladurai's multidimensionale model van leiderschap:* - het actuele, vereiste en gewenste coachgedrag staat centraal. Het actuele gedrag is dat wat de coach feitelijk doet, het vereiste gedrag is het gedrag dat eigenlijk nodig is en het gewenste gedrag is het gedrag dat de sporter het liefste ziet. - Vereist gedrag wordt vooral bepaald door de kenmerken van de situatie - Type sport, niveau, sociale context - Gewenst gedrag wordt bepaald door de eigenschappen van de sporter - Kenmerken van de situatie zijn hiervan op invloed: als er gestreefd wordt naar een kampioenschap, zal de sporter het liefst sturende gedrag van de coach willen zien - Het actuele gedrag van de coach wordt bepaald door de eigenschappen van de leider - Vereist en gewenst gedrag zijn hiervan op invloed - Het gedrag van de coach wordt dus bepaald door een combinatie van persoonlijke eigenschappen, de eisen die de situatie stelt en de voorkeuren van de sporters. - Een combinatie van deze factoren leidt tot tevredenheid van de sporters en de prestatie. - De mate van congruentie (overeenstemming) van de drie soorten gedrag van de coach is van invloed op de uitkomstvariabelen tevredenheid en prestatie. ![](media/image10.png) *LSS 5 dimensies van coachgedrag:* - Training en instructie (verbeteren sporters op de trainingsvloer) - Democratisch gedrag (sporters betrekken bij sommige beslissingen) - Autocratisch gedrag (coach en staf beslist alleen) - Sociale steun (betrokkenheid, sfeer, persoonlijke relaties) - Positieve feedback (goede prestaties erkennen en belonen) Invloed coach op cognities, gevoelens en gedragingen Vanuit LSS: - Democratisch gedrag, training en instructie veel steun en positieve feedback (tevredenheid) (belangrijke gedragingen als coach) - Weinig onderzoek coachgedrag met sportprestatie als afhankelijke variable *Mediatiemodel van leiderschap (Smith & Smoll):* - Gedrag coach leidt tot waarneming van spelers leidt tot hoe spelers op dat gedrag reageren gedrag wordt weer waargenomen door de coach van de reacties van de spelers - Hoe sporters reageren op gedrag van de coach staat centraal - Waarneming van het coachgedrag van de sporters bepaald de leiderschap Vertaalslag tussen actueel gedrag en de waarneming van dit gedrag door de groep sporters of individuele sporter CBAS observatiemodel om gedrag coach de beoordelen - Meeste plezier wanneer positieve feedback wordt gebruikt, aanmoeding en instructie na fouten en de nadruk op de plezier, inzet en persoonlijke verbertering is (ipv winnen) - Bestraffend en afwijzend gedrag leiden tot negatieve psychologische reacties *Motivatiemodel coach-sporter relatie:* - Mageau & Vallerand (2003) - Gebasseerd op SDT (competentie, verbondenheid, autonomie) - Persoonlijke orientatie coach, coaching context, waarneming gedrag en motivatie sporters leidt tot coach gedrag coach gedragingen opgedeeld vanuit autonomie (zie model) - Autonomieondersteunend gedrag (belangrijk dat het ondersteuend gedrag is), structuur, betrokken heid optimale omgeving bevrediging behoeften leidt tot intrinsieke motivatie - Tom Dumoulin weinig autonomie plezier verdwijnen Leerklimaat (mastery climate) creeeren is essentieel: - Inspanning en samenwerking worden beloond - Iedereen heeft belangrijke rol - Fouten horen erbij Resultaatklimaat (ego involving/performance): - Erkenning van alleen de goede binnen het team - Rivaliteit tussen teamleden - Fouten worden bestraft Interventie mastery approach to coaching (MAC) - Educational workshop van 75 minuten Vanuit deze trainingen positieve psychologische uitkomsten zoals; - Zelfvertrouwen hoger bij sporters - Minder faalangst Veiliger sportklimaat ( vier inzichten over trainersschap): - Structuur aanbrengen (afspraken maken, duidelijkheid geven, grenzen stellen zorgt ook voor corrigerend gedrag onder sporters) - Individueel aandacht geven (iedereen gewaardeerd laten voelen, aanwijzing passend bij het niveau van de sporter en behofte van het individu) - Stimuleren (positief coachen, uitvergroten van positieve dingen, complimenten, ontwikkeling aantonen) - Regie overdragen (geleidelijk zelf verantwoordelijkheid nemen) - Hieruit bevredig je ook de basisbehoeften van de SDT leidt tot betere prestaties en meer plezier Empowering coaching (Duda 2013): - Combinatie van SDT en AGT - Empowering coach climate ( autnomie-ondersteunend, verbondenheid, taak-vergelijking compententie (vooruit gaan in de taken die je moet uitvoeren)) - Disempowering caoch climate ( niet autonomie-ondersteunend, geen verbondenheid, ego-vergelijking competentie) - Workshop empowering coaching Conclusies: - Gedrag empowering climate positief gerelateerd leerklimaat - Gedrag disempowering climate positief gerelateerd ego klimaat wordt ondersteund door meerdere gedragingen binnen het klimaat, die gedragingen zijn positief gerelateerd - Meer empowering tijdens de trainingen en meer disempowering tijdens wedstrijden - Verdere ondersteuning betrouwbaarheid en validiteit MMCOS ( betrouwbaarheid meetinstrument) ***Sportteams*** - Is een verzameling van twee of meer sporters - Zijn het met elkaar eens over het doel dat zij willen bereiken - Er zijn patronen van gestructureerde interactie en communicatie - Er is een gemeenschappelijke opvatting over de groepsstructuur - Er is sprake van persoonlijke en instrumentele afhankelijkheid van elkaar - Ze voelen zich tot elkaar aangetrokken - Zien zichzelf als een groep en worden ook door anderen als een groep gezien - Onafhankelijk van elkaar; zoals turnen of bowlen - Afhankelijk van elkaar bij gelijktijdig uitvoeren van de taak: roeien, synchroon zwemmen - Afhankelijk als actie-reactie: honkbal, estafette - - Forming: vorming van de groep. Er vindt oriëntatie plaats, zowel op elkaar als op de taak. De coach heeft een belangrijke rol in deze fase - Storming: aftasten van elkaars grenzen en het uittesten van elkaar. Het gaat hier om het vastleggen van rollen en status - Norming: vijandigheid uit de vorige fase wordt omgezet in solidariteit en samenwerking. Het gaat hier om het vinden van een consensus en het waarderen van elkaars kwaliteiten, er ontstaat groepscohesie - Performing: rollen en functies zijn bekend, structuur is stabiel. Er kan een prestatie worden bereikt - Adjourning: groep houdt op te bestaan in de huidige samenstelling met de huidige coach - Omgevingsfactoren: mensen die verder van elkaar wonen vormen minder snel groepscohesie - Persoonlijke factoren: sommige mensen hebben een sterkere cohesie dan anderen - Leiderschapsfactoren: taakcohesie is sterker in teams van coaches die meer sociale steun, training en instructie en positieve feedback geven. Een democratisch stijl is scoort het beste - Teamfactoren: hangt samen met teamzelfvertrouwen - Verbeteren van groepsprocessen - Teamleden leren samenwerken, zodat zij hun kennis en vaardigheden beter op elkaar afstemmen en daardoor beter presteren - Vergroten van de teamcohesie: de groep wordt een hechtere eenheid en de groepsleden zien de groep ook als een hechtere eenheid - - Verduidelijking van rollen en het leren accepteren van de verantwoordelijkheden die daarbij horen - Groepscohesie: aandacht besteden aan alle vier de dimensies daarvan - Verbeteren van communicatie en interactie - Herkenbaarheid van de groep vergroten, als de groep zich onderscheidt van andere groepen versterkt dat het gevoel van eenheid Exercise psychology: -------------------- **Literatuur voorbereiding:** Motivation models: - Theory of planned behaviour (Azjen 1985, 1991) intention construct bestaande uit, subjective norm, perceived behavioral control en attitude - Health belief model (Rosenstock, 1974) *perceived health threat*, *perceived effectiveness of health behavior* en *general health motivation* - Social cognitive model (Bandura, 1986) self-efficacy and outcome expectations Theories of action planning: - Action planning targeted actions are linked to situational information about where, when en how the specific action is performed - Coping planning anticipation of possible obstacles and possible coping actions Stage and proces models: - Motivational phase decision or intention to change behavior is made - Volitional phase intention is translated into appropiate behavior This model assumes that the behavior change process involves an individual passing through qualitatively different stages. *Transtheoretical model of behavior change:* - Focus on the proces of intentional behavior change that leads to succesful sustained change (DiClemente & Graydon, 2020; Prochaska & DiClemente 1983) *Health Action Proces Approach (Schwarzer, 2008):* - A hybrid model that combines features of stage and continuum social cognition models - Six specific constructs as a core: ***intention, risk perception, outcome expectancies, self-efficacy, planning and action control*** - Clear distinction between motivational phase and volitional phase (goal setting and goal pursuing) *Motivation-Volition Process Model:* - Framework concept that integrates motivational and volitional phases and variables that can be applied to continuous sports and exercise behavior and was developed specificaly for the area of physical activity - Formation of intention influenced by perceived behavior control and the outcome expectations ***College:*** Psychologie van fysiek (in)actief gedrag - Actief of inactieve leefstijl - Motivatie tot fysieke activiteit - Van inactief naar actief gedrag gedragsveranderingen (veranderen, vasthouden, terugval) leefstijl adaptaties - Effecten fysieke activiteit op fysieke en mentale gezondheid De trend heel lastig om mensen aan het bewegen te houden ( leefstijl verandering) Overgewicht trend Amerika (tot 20 jaar) toenemend met de leeftijd (mannen), vrouwen redelijk constant Overgewicht trend NL: Jongere leeftijden tot 16 jaar neemt af, 16-20 jaar is gelijk gebleven Fysieke activiteit basis voor exercise en sport, verschil tussen exercise en sport is de deelname aan competitie Kernvragen: - Waarom doen mensen aan exercise of waarom niet? - Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat mensen blijven bewegen? **Motivatie modellen:** - Psychologische constructen die proberen te voorspellen en verklaren ( overtuigingsconstructen en motivationele constructen (attitudes en intenties) - Intenties vormen vaak uit motieven Health belief model: - Rationale overweging tussen de threat (ernst en hoe erg het je raakt, severity en susceptability) en wat voor positieve uitkomsten krijg je als gevolg van je gedrag - Interventies: info over de ernst van de gezondheidsrisico's, info over vatbaarheid bij onvoldoende beweging etc Theory of planned behavior: - Attitude (instelling tegenover bepaald gedrag) - Subjective norms (waardevol om te sporten) - Perceived behavioral control (denken dat bepaald gedrag onder jou controle ligt) als je denkt dat je er niks actief aan kan doen gaat het ook niet gebeuren **BELANGRIJK voor gedrags verklaring (enige directe invloed op gedrag en niet intenties)!** - Toevoegen van beliefs theory of reasoned action Theory of planned behavior meer empirische ondersteuning dan health belief model Beliefs: - behavioral beliefs (pros en cons van gedrag, plezier, gewichtscontrole) - Normative beliefs( omgeving, ouders, broers/zussen, vrienden) ***Social cognitive theory:*** Self-efficacy staat centraal! kan ik het gedrag uitvoeren? - Outcome expectations wat haal ik uit mijn gedrag - Betere doelen stellen (met name hogere doelen) - Handelen sneller (hoge self-efficacy) - Houden het langer vol (mensen met hoge self-efficacy) ***Transtheoretical model:*** - Cycli van verschillende fases om bepaald gedrag vertonen - Begin in pre-contemplation - Interventies moeten aangrijpen op de fase waarin de persoon zich bevindt! Volitional models intenties vertalen naar gedrag ( gebruik intrinsieke motivatie) - Intenties duidelijk maken (waar, wanneer en specifieke taak toevoegen) plan B toevoegen als er iets gebeurd dan doe ik dit (coping intentions) coping self-efficacy, dat je plan B ook kan uitvoeren leidt tot fysieke activiteit Motivatie in twee fases: - Motivationeel (pre-beslissing) motivatie leidt niet tot actie - Volitoinal (post-beslissing) Motivational phase: behavioral control, outcome expectation Volitional phase: action planning, coping planning Plezier is absolute basis behoefte grootste voorspeller waarom mensen sporten **Ekkakis (2017):** - Mensen vinden het moeilijk om te sporten (eerste keren) weinig gevoel van competentie, alles voelt zwaar - Dual proces modellen type 1 process (automatische reacties, gevoelsmatig en niet rationeel gebaseerd), type 2 process (rationele overwegingen) - Onplezierige gevoelens tijdens de fysieke activiteit leidt vaak tot geen activiteit (geen maintenance fase) - Interventies richten op plezier en prettig voelen tijdens inspanning Resilience ---------- - - - - - - - - - - - - Positieve persoonlijkheid; optimisme, mental toughness/hardiness - - - - ![](media/image14.jpeg) 1. 2. 3. 4. 5. - What-if scenario's; wat kan er allemaal gebeuren, bus te laat, define -- prevent -- repair; + vertrouwen, coping repertoire, mental models, beslissingsvermogen, team communicatie, leiderschap - Mentale voorstellingen (imagery); wat kan er allemaal mis gaan -- hoe reageer ik hier op - Planned disruptions; kleine stresssituaties in bijv. training inbrengen om te kijken hoe de spelers hierop reageren Types planned disruptions; omgeving -- sporter -- taak Gewenste uitkomsten - - - - - Studie met basketbaldames met planned disruptions - - - - - Gevaren planned disruptions - - - - - - - Aandachtspunten praktijk - - - - - - Algemene conclusies: - Resillience is een complex en dynamisch proces - Afhankelijk van de persoon x omgeving interacties - Belangrijke rol challenge states en reflecties - Mogelijke rol ervaringen - Coaches hebben een belangrijke invloed op het ontwikkelen van resillience - Planned disruption is een mogelijke strategie, enkel indien doelbewust en voorzichtig geimplementeerd Gastcollege 'Afke van de Wouw, leren presteren' ----------------------------------------------- Sportpsychologie in de sport toepassen als; - Coach voor coach - Coach voor team - Coach voor sporter Door sessies met staf/team etc Over zelfkennis, leerklimaat, wedstrijdvoorbereiding, omgaan met druk etc MBTI: - Vragenlijst om persoonlijke voorkeuren in kaart te brengen - Coach kan hierdoor stijl van coachen aanpassen - Geef bijvoorbeeld introverte mensen tijd om na te denken etc Trainen van het brein: - Stellen van doelen - Spanningsregulatie - Verbeelding - Aandacht sturing - Gedachten controle Vier inzichten over trainersschap: - Structureren - Stimuleren - Individuele aandacht - Regie overdragen Mindset verschillen: - Fixed; wat er al in zit van nature ook niet openstaan vaak om te leren - Growth; aanleren en trainen openstaan voor nieuwe dingen en openstaan om te leren en fouten te maken Wedstrijdvoorbereiding: - Game-like training, zelfde tijd, situatie en druk nabootsen - Oefenwedstrijden - Wedstrijdplan (what if's) - Verkennen van wedstrijdaccomodatie - Pre-game en game routine - Goede wedstrijdbespreking Tijdens de wedstrijd ligt de druk en belasting hoger: - Concentratie - Tactiek - Informatie verwerken - Beslissingen nemen - Officials - Conflicten binnen het team - Omgaan met fouten Meer druk leidt tot hogere ademhaling minder zuurstof in longen en dus spieren anaerobe verbranding melkzuur kramp De load na de wedstrijd ligt hoger langdurig piekeren en niet loskomen van negatieve emoties toestand van aanhoudende psychofysiologische reacties: - Slaapkwaliteit slechter - Reactievermogen vertraagd - Grotere kans op blessures - Verhoogde kans op overtraining en burn-out (Over)load van het leven: - Drukker speelschema - Extra taken - Combineren met andere activiteiten - Veranderingen; dagelijkse dingen, events, familie Het bouwen van zelfvertrouwen: - Ervaring met de taak - Verbale overtuiging - Emotionele spanning Verwachting eigen effectiviteit: - Keuze activiteiten - Hoeveelheid inspanning - Doorzetten/volhouden ***Peak performance:*** - Ontspanning - Skills imagery - In gedachten doornemen van de onderdelen die je moet uitvoeren - Game imagery - Wedstrijd doorlopen stap voor stap en gedetailleerd - Powerflow meer zelfvertrouwen - Imagery teambuilding - Onderlinge communicatie/samenwerken - Affirmties - Positieve feedback, peptalks Herstel en rehab: - Ontspanning - Verbeelding fysiek en mentaal herstel of genezingsprocess/sportprestaties/pijnreductie - Affirmaties