Samenvatting SOPS H2 (24-25) PDF
Document Details
Uploaded by CheaperCanyon6438
Onze-Lieve-Vrouw Ten Doorn
Tags
Summary
This document is a summary of chapter 2 on interpersonal communication in the SOPS textbook. The summary covers topics like communication models, types of communication, interfering factors, and communication axions.
Full Transcript
SOPS Hoofdstuk 2 - Interpersoonlijke Communicatie 1 Interpersoonlijk Communicatieproces 1.1 Communicatiemodel - communicatie → altijd meerdere mensen bij betrokken - communicatie tussen verschillende mensen → het interpersoonlijke communicatie -...
SOPS Hoofdstuk 2 - Interpersoonlijke Communicatie 1 Interpersoonlijk Communicatieproces 1.1 Communicatiemodel - communicatie → altijd meerdere mensen bij betrokken - communicatie tussen verschillende mensen → het interpersoonlijke communicatie - Het interpersoonlijk communicatieproces in een schema: - zender → boodschap → kanaal → ontvanger ← feedback - zender moet de boodschap in een speciale code zetten (encoderen) - De ontvanger kan enkel de juiste betekenis aan de boodschap geven als hij over dezelfde code beschikt als de zender. - transmissie → het overbrengen van een boodschap van zender naar ontvanger - Elke communicatie tussen 2 of meerdere personen wordt beïnvloed door de context waarbinnen de communicatie zich voordoet. 1.2 Ruis - In het communicatieproces kan ruis zijn. - Joseph DeVito → onderscheidde vier soorten op basis v/d oorsprong v/d ruis: - Fysieke ruis - alle signalen die van buitenaf het spreken, luisteren of kijken bemoeilijken, zoals: - luide muziek - zonnebril dragen → want de ogen zijn niet zichtbaar - Tipp Ex over tekst - Fysiologische ruis - lichamelijke beperkingen bij de zender of ontvanger, zoals: - gehoorproblemen - slecht zien (bril/lenzen) - Psychologische ruis - vooroordelen / stereotypen die de communicatie belemmeren, zoals: - denken dat je ontvanger/zender dom is - denken dat je ontvanger/zender leugenachtig is - weinig vertrouwen hebben in je ontvanger/zender - Semantische ruis - als de betrokken partijen verschillende codes hanteren, zoals: - een andere taal spreken - je oma en opa praten dialect en je verstaat er niks van - de dokter praat vaktaal en je verstaat er niks van 1.3 Soorten communicatie - In het interpersoonlijk communicatieproces is er sprake van 3 soorten communicatie: - verbale communicatie → communicatie in woorden - non-verbale communicatie → zonder woorden, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, kleding,tekens,... - subverbale communicatie → ondersteunt wat je zegt, zoals intonatie - de verbale en non-verbale communicatie kunnen gecombineerd worden met de elementen vocaal/auditief (stem/horen) en non-vocaal/visueel (zonder stem/zien) vocaal/auditief non-vocaal/visueel verbaal praten berichtje non-verbaal zuchten boze emoji 1.4 Binnen-,buiten- en overkant van communicatie - binnenkant → wat er binnen in je omgaat, zoals: - gedachten, meningen, gevoelens - ook de intentie van je gedrag zit in de binnenkant - → niet waarneembaar voor de gesprekspartner - buitenkant → het gedrag dat de ander kan waarnemen - → houding, intonatie, gezichtsuitdrukkingen - niets doen → wordt ook als de buitenkant van communicatie beschouwd - overkant → je gesprekspartner die beïnvloed wordt door je buitenkant - wat je buitenkant teweegbrengt bij je gesprekspartner heet het effect 1.5 Spiegelgedrag - spiegelgedrag → vorm van communicatie - → gedrag van anderen nadoen - niet alleen houdingen/bewegingen maar ook: - spreektempo, intonatie en de woordkeuze - vaak spontaan en onbewust - spiegelgedrag → maakt een conversatie aangenaam - zorgt voor onderling vertrouwen en verbondenheid - spiegelneuronen → imiteren wat je bij een ander waarneemt, zoals: - terugzwaaien als iemand naar je zwaait, moeite hebben om te kijken naar iemand die pijn heeft,... - spiegelneuronen → vormen de basis voor empathie - ontdekt door Rizzolatti 1.6 Invloed van socio-culturele factoren - verschillende factoren → beïnvloeden interpersoonlijke communicatie: - geloof - scholarisatie (leerplicht) - opvoedingsmilieu - socio-economische status (opleiding, beroep, inkomen,...) - cultuur - leeftijd - gender 2 Communicatieaxioma’s - Paul Watzlawick - 5 basisprincipes in interpersoonlijke communicatie - → de vijf axioma’s (wetten) van Watzlawick: 2.1 Je kunt niet niet communiceren - we communiceren altijd, waardoor we anderen veel beïnvloeden - dat kan ook door niets te zeggen - bijvoorbeeld laten zien dat je verlegen bent of iets niet gehoord hebt - → non-verbale communicatie 2.2 We spreken altijd dubbel - bij interpersoonlijke communicatie naast inhoudsaspect ook betrekkingsaspect - inhoudsaspect → inhoud van de boodschap - betrekkingsaspect → de manier waarop mensen tegenover elkaar staan - hoe we naar onszelf en de gesprekspartner kijken en wat we van hem/haar verwachten - → relationele aspect 2.3 Iedereen heeft zijn waarheid - iedereen bekijkt de wereld anders - we gaan er altijd vanuit dat de gesprekspartner de boodschap vanuit hetzelfde referentiekader zal interpreteren → is niet zo - → de boodschap die we uitzenden is niet altijd gelijk aan de boodschap die wordt ontvangen 2.4 Digitale en analoge taal - digitale taal → woorden, tekens,... - analoge taal (nog belangrijker) → intonatie, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal - analoge taal → meestal geloofwaardiger dan digitale taal 2.5 Wie heeft het voor het zeggen? - interpersoonlijk communicatieproces → symmetrisch of complementair - symmetrische communicatie: - zender + ontvanger staan op hetzelfde machtsniveau - complementaire communicatie: - zender + ontvanger op een ongelijk machtsniveau (de ene is ondergeschikt aan de andere) 3 Roos van Leary - gedrag lokt ander gedrag uit - door je op een bepaalde manier te gedragen, kun je het gedrag van anderen sturen/beïnvloeden 3.1 Het assenstelsel - de roos bestaat uit twee dimensies of assen: - de ‘boven-onder’ as → de verticale as → de mate van mensen invloed op elkaar uitoefenen - boven → veel invloed/macht - onder → nauwelijks of niet - de ‘tegen samen’ as → de horizontale as → hoe persoonlijk/afstandelijk mensen met elkaar omgaan - de mate waarin er aanvaarding is - rechterkant (samenkant) → veel aanvaarding - linkerkant (tegenkant) → weinig of geen aanvaarding - op basis van die twee dimensies ontstaan er 4 kwadranten of gebieden: - boven-samen - boven-tegen - samen-onder - tegen-onder - !altijd een reactie op een ander gedrag! : - bovengedrag ondergedrag - samengedrag samengedrag - tegengedrag tegengedrag - Leary → deelde elke kwadrant op in 2 → 8 sectoren - elke sector → twee dimensies - oef 21 p.43 → goede oefening 3.2 Gepast en ongepast gedrag - fout gedrag → bestaat niet - → afhankelijk van de situatie - als je kan overstappen van sector naar sector → gepast gedrag - telkens hetzelfde gedragspatroon vertonen → ongepast gedrag - bv. altijd afhankelijk zijn van anderen - ongepast gedrag → een gedrag extreem uitvoeren - ongepast gedrag bij elke sector: 1. Leidend: dominant zijn 2. Meewerkend: slijmbal zijn 3. Afhankelijk: iemand slaafs volgen 4. teruggetrokken: heel introvert zijn 5. opstandig: lichtgeraakt zijn 6. agressief: pesten, slaan,... 7. concurrerend: egoïsme 8. helpend: overbeschermen