Samenvatting Moderne filosofie PDF

Document Details

JoyfulFrancium2289

Uploaded by JoyfulFrancium2289

Radboud University

Tags

moderne filosofie filosofie filosofen geschiedenis van de filosofie

Summary

Deze samenvatting bespreekt de levensloop van Rene Descartes en zijn filosofische ideeën. De tekst bespreekt de rationalistische visie van Descartes en gaat in op zijn methodische twijfel en het belang van het eigen bewustzijn. De samenvatting behandelt verder Descartes' wereldbeeld, godsbeeld, concepten van ideeën, en de discussie die Descartes had met andere filosofische stromingen.

Full Transcript

14.02 Rene Descartes Levensloop “De vader van de Moderne Filosofie” 31 maart 1596: geboren in La Haye en Touraine 1604 – 1612: Jezuïetencollege in La Fleche 1617/8: meldt zich aan voor het leger van Prins Maurits 1619: leger van Beieren, Visioenen/meditaties ~1625: leert Marin Mersenne k...

14.02 Rene Descartes Levensloop “De vader van de Moderne Filosofie” 31 maart 1596: geboren in La Haye en Touraine 1604 – 1612: Jezuïetencollege in La Fleche 1617/8: meldt zich aan voor het leger van Prins Maurits 1619: leger van Beieren, Visioenen/meditaties ~1625: leert Marin Mersenne kennen 1628: Opnieuw naar Nederland September 1649: Verhuist naar het hof van Koningin Christina van Zweden 11 februari 1650: Overlijdt aan de gevolgen van een longontsteking. Belangrijkste werken: Discourse de la méthode (1637), Meditationes de prima philosophia (1641), Principia philosophia (1644) Welke groep Rationalist, overeenstemmingen: Vertrouwen in menselijke rede Aangeboren ideeën Centrale rol voor wiskunde en logica Verschillen: Het begrip substantie en het mind-body probleem Vrijheid van God en de mens Alles kan voortkomen uit helder nadenken. Wilde een nieuw fundament voor de kennis bouwen, omdat de kennis die wij uit boeken halen zich al heeft gemengd met de meningen van verschillende mensen. Daarnaast zijn wij opgevoed door mensen met verschillende meningen, dus kunnen wij ook niet meer van onze eigen pure rede uitgaan. Met een nieuw fundament kan hij betere, andere of dezelfde meningen aannemen, maar dan allemaal beter doordacht. Descartes’ “ideeën”: 1. Verworven ideeën 2. Zelf verzonnen ideeën 3. Aangeboren ideeën a. Idee van God b. Idee van mijzelf c. Wiskundige ideeën Alleen 3. zijn zekere ideeën Eerste rationalist Voorbeeld van de was, bedoeld om de werking van onze kennis van het fysieke uit te leggen, en te verklaren waarom kennis die zintuigelijk opgedaan is niet te vertrouwen is: je moet denken om tot kennis te komen, anders kom je alleen maar tot een bevestiging van je eigen bestaan. Wereldbeeld Verval van de overheersing van Aristoteles' ideeën. Tegen Aristotelische logica. De traditionele logica leent zich goed om uit te leggen aan anderen wat iemand weet of zelfs zonder verstand te praten over wat men niet weet, maar is niet bedoeld om nieuwe kennis te vergaren. Daarnaast zijn de 'goede' regels van de logica ook aangelengd met veel andere 'schadelijke' regels. Fundamentalisme: Wetenschap is contra-intuïtief en in strijd met common sense 1. De wereld niet kwalitatief (kleuren, vormen, structuur) geordend 2. De wereld is wezenlijk kwantitatief geordend (atomen) 3. Zintuigen zijn niet zeker Zoeken naar onwankelbaar fundament (fundamentum inconcussum) Revolutionair: Onderscheid tussen mens en dier is: Niet rationeel (verschillende zielen) Maar bewustzijn (bezielde mensen versus ”zielloze machines”) Descartes “privatiseert” het bewustzijn Ontologisch dualisme vs. epistemologisch monisme Het probleem van de interactie tussen ziel en lichaam. Legt hij zo uit: mensen hebben een ziel die in de pijnappelklier zit. Daar komt de ziel in contact met ‘vital spirits’, door dat contact is er interactie tussen ziel en lichaam. De beweging in de kosmos is constant, dus de ziel kan daar geen invloed op uitoefenen; het kan wel de bewegingen van de ‘vital spirits’ en daarmee van lichaamsdelen beïnvloeden. Godsbeeld Ontologische Godsbewijs: 1. Ieder ding heeft op grond van zijn wezen noodzakelijkerwijs bepaalde eigenschappen 2. God heeft op grond van zijn volkomen wezen noodzakelijkerwijs alle volkomen eigenschappen 3. Existentie is een van de volkomen eigenschappen 4. God heeft op grond van zijn volkomen wezen noodzakelijkerwijs de eigenschap van existentie 5. God bestaat Als God bestaat, bedriegt hij mij niet en kan ik ervan uitgaan dat alles wat ik helder en welonderscheiden denk, ook waar is. Creërt 'Cartesiaanse cirkel': hangt bestaan van helder en welonderscheiden dingen en bestaan van God aan elkaar, maar zijn die wel van elkaar afhankelijk? WELKE ROL SPEELT GOD IN HET CARTESIAANSE SYSTEEM? Grote ideeën 1. Methode van de twijfel Om de waarheid te onderzoeken is het nodig om, eens in je leven, alle dingen zoveel mogelijk in twijfel te trekken. Mandje rotte appels: de twijfel zit in de methode waarop kennis is verkregen. Iets dat uit verschillende stukken gemaakt is, waar door meerdere mensen aan gewerkt is, is vaak minder volmaakt dan iets waar één persoon aan gewerkt heeft. Het is moeilijk om iets goeds tot stand te brengen door voort te bouwen op het werk van anderen, ook als er wel een wijze aan het roer staat. De kennis die wij uit boeken halen zich al heeft gemengd met de meningen van verschillende mensen. Daarnaast zijn wij opgevoed door mensen met verschillende meningen, dus kunnen wij ook niet meer van onze eigen pure rede uitgaan. Met een nieuw fundament kan hij betere, andere of dezelfde meningen aannemen, maar dan allemaal beter doordacht. Opbouw: 1. Twijfel aan de zintuigen 2. Twijfel aan het onderscheid tussen dromen en waken 3. Twijfel aan de Goede God 2. Cogito ergo sum Het denken. Mind over matter. Het denken wordt wel erg ruim opgevat, daar valt ook twijfelen, begrijpen, formuleren, beweren/bevestigen, ontkennen, willen, bedenken/verzinnen en voelen onder. Denken: "Alles waar ik me onmiddellijk van bewust ben." 3. Res extensa, res cogitans Drie verschillende substanties: God Uitgebreidheid (res extensa), oftewel de materiële wereld. Het verwijst naar fysieke objecten die zich in tijd en ruimte bevinden, zoals lichamen en tastbare dingen. Ze zijn meetbaar en onderworpen aan mechanische wetten. Denken (res cogitans) oftewel de geest of ziel. Het verwijst naar het vermogen om te denken, twijfelen, voelen en willen. Res cogitans heeft geen fysieke eigenschappen. Wie ben ik? a. Een denkend ding (Res cogitans) b. Een lichamelijk ding (Res extensa) Ontologische scheiding tussen ondeelbare geest en deelbare lichamen 14.03 Baruch Spinoza Levensloop Geboren in Amsterdam, 1632, Sefardisch(/Portugees)-Joodse afkomst (Baruch Spinoza, Bento Spinoza) 1656: verstoten uit de Joodse gemeenschap (waarom? Niet zeker) 1661: Verhuist naar Rijnsburg, bij Leiden Voorzien in eigen onderhoud door het slijpen van lenzen en rijke vrienden 1663: Verhuist naar Voorburg, bij Den Haag. 1670: Publiceert (anoniem) zijn Theologisch-politiek traktaat Overlijdt in 1677 aan tuberculose Postuum: Ethica ordine geometrico demonstrata (1677) Welke groep Rationalist, overeenstemmingen: Vertrouwen in menselijke rede Aangeboren ideeën Centrale rol voor wiskunde en logica Verschillen: Het begrip substantie en het mind-body probleem Vrijheid van God en de mens Kritiek op Descartes: Descartes’ methodische twijfel is paradoxaal en onnodig: bedoeld om een absolute waarheid te bereiken, maar door te twijfelen veronderstelt hij al een idee van waarheid. Waarom iets zoeken wat je al bezit? De waarheid bereik je door ware ideeën te denken Wereldbeeld Er is maar één substantie: God. God heeft een oneindige set aan oneindige eigenschappen (attributen). Wij kennen twee van die attributen, denken en uitgebreidheid. Deze attributen drukken zich uit in een oneindige serie individuele zijnden: modi. Denken en uitgebreidheid kunnen geen substanties zijn, want als iets door iets anders is geschapen, kan het geen substantie zijn. Substanties kunnen ook geen attributen delen, dus is er maar een substantie God, en is er geen andere substantie want een substantie moet wel iets van attributen hebben. Substantie: God Attributen: denken, uitgebreidheid Modi: gedachtes, objecten Spinoza heeft een oplossing voor het mind-body probleem: lichaam en geest zijn geen twee verschillende substanties maar verschillende modi. Denken en uitgebreidheid zijn attributen van een en dezelfde substantie, God, lichaam en geest zijn twee verschillende uitdrukkingen van hetzelfde ding. Geen interactie tussen deze modi, maar parallelisme; geen dualisme, maar monisme. “So also a mode of extension and the idea of that mode are one and the same thing, but expressed in two ways.” (Spinoza, Ethics, p. 25) Godsbeeld Deus sive Natura: God oftewel de natuur. Spinoza was tegen een antropomorfe God: de natuur is niet geschapen door God, de natuur is God. Hij maakt wel een onderscheid tussen natura naturata (het productieve aspect van de natuur, God) en natura naturans (het geproduceerde gedeelte van de natuur). Misschien is God wel identiek aan beide? “It is an ambiguous phrase, since Spinoza could be read as trying either to divinize nature or to naturalize God.” (Nadler, SEP, p. 9) Is Spinoza een pantheist, een atheïst of iets anders? In ieder geval geen Christen: God is niet persoonlijk, transcendent, de schepper. God verricht ook geen wonderen, want waarom zou hij tegen de natuur/zichzelf intreden? Volgens Spinoza is God zowel geheel vrij als geheel noodzakelijk. Definitie van vrijheid: ‘We zullen datgene vrij noemen wat uitsluitend op grond van de noodzaak van zijn eigen aard bestaat en alleen door zichzelf tot handelen wordt bepaald. Noodzakelijk (of beter: gedwongen) zullen we noemen wat door iets anders wordt bepaald om op een vaste en bepaalde manier te bestaan en te werken.’ Alleen God is in deze zin vrij. Daarnaast komt alles noodzakelijk en causaal uit God voortgevloeid. Grote ideeën 1. Radicalisering van Descartes Descartes’ filosofie is het uitgangspunt Twee punten van kritiek: 1. Methodologische kritiek: Descartes’ methode 2. Ontologische kritiek: Descartes’ concept van substantie Uitgaand van definities en axioma’s probeert hij bepaalde roposities te bewijzen Voorbeeld van een definitie: “IV: Onder ‘attribuut’ versta ik datgene, wat het verstand opvat als uitmakende het wezen van een substantie” Voorbeeld van een axioma: “Al wat is, is in zichzelf of in iets anders” Spinoza verwerpt het idee van een geschapen substantie, want als iets is geschapen door iets anders kan het per definitie geen substantie zijn. Daarom kunnen substanties alleen maar causa sui zijn, hun eigen oorzaak. 2. Ethica De Ethica bestaat uit vijf gedeelten: 1. Over God 2. Over aard en oorsprong van de geest 3. Over aard en oorsprong van de aandoeningen (affectum = emoties) 4. Over de menselijke knechtschap of de macht van de aandoeningen 5. Over de macht van het verstand of de menselijke vrijheid Spinoza’s Ethica heeft een metafysisch begin maar een ethisch doel: “Despite the great deal of metaphysics, physics, anthropology and psychology that take up Parts One through Three, Spinoza took the crucial message of the work to be ethical in nature.” (Nadler, SEP, p. 4) Ethiek is niet iets tussen goed en kwaad, er is zelfs geen sprake van vrije wil -> omdat er geen interactie is tussen lichaam en geest. 3. Determinisme Alles wat in de natuur gebeurt vloeit noodzakelijk uit God voort. Alle modi vormen een noodzakelijke keten die uit God komt. Mensen zijn deel van de natuur en worden dus ook geregeerd door determinisme. In de strikte zin is alleen God vrij, maar er is een perspectief waarin mensen ook vrij kunnen zijn/worden: “Naarmate de Geest alle dingen als noodwendig begrijpt, heeft hij meer macht over zijn aandoeningen, ofwel heeft hij minder van hen te lijden.” Vrijheid betekent het leven volgens de rede. Wanneer we ons realiseren dat we deel uitmaken van de natuur en dat alles in de natuur is voorbeschikt, kunnen we de realiteit zien sub specie aeternitatis, in het licht van de eeuwigheid. Vanuit dit inzicht kunnen we de macht van de passies (hoop en angst) over ons bestrijden. Hoe doen we dat? Door deze passieve passies te weerstaan met een nieuwe, actieve passie: amor intellectualis Dei. Deze filosofische passie helpt ons om ons lot te accepteren. 14.12 Søren Kierkegaard Dialectiek Eigenschap: eindige - noodzakelijke - ethische Tegenstrijdige eigenschap: oneindige - mogelijke - religieuze Resultaat: geen oplossing - geen oplossing - paradox Levensloop 5 mei 1813 – 11 november 1855 Breuk verloving The Corsair Aanval Deense kerk Wereldbeeld Schreef veel onder pseudoniem. Ethiek en religie kan niet direct gecommuniceerd worden, dus koos hij voor een dubbele reflectie of “ingekeerdheid”, om het onderscheid tussen begrijpen en doorleven te benadrukken. Kierkegaard wil niet dat zijn filosofie slechts analytisch, systematisch en afstandelijk “begrepen” worden. De pseudoniemen belichamen verschillende houdingen in Kierkegaards filosofie, ethiek en theologie, door hun ogen kijken is een andere manier van kennis overbrengen. De silentio -> van de stilte. Kan iets te maken hebben met Abrahams niet kunnen spreken over het geloof, kon zijn daad niet uitleggen aan de mensen, alleen aan zichzelf en god. Kierkegaards notie van het zelf is niet zozeer metafysisch, meer existentieel. Meer existentieel. Veranderlijk vs onveranderlijk. Ingekeerdheid of subjectiviteit is een centraal begrip in Kierkegaards filosofie. Het is meer dan reflectie, gaat ook over maken van een keuze. Kierkegaard definieert zelf als het relateren dat een relatie tot zichzelf doet. Het zelf moet zichzelf worden door een proces van zelfrealisatie (Hegel) maar individueel (niet Hegel). Het zelf is constant twee tegengestelde eigenschappen bij elkaar brengen: eindige- oneindige, veranderlijk-onveranderlijk, tijdelijke-eeuwige, vrijheid-noodzakelijkheid, lichaam-ziel, potentiële-werkelijke. De esthetische levenshouding -> een zoektocht naar genot en esthetische vervulling. Don Juan belichaamt het pure verlangen (zinnelijkheid/sensuousness), Johannes de Verleider vertegenwoordigt een manipulatieve, destructieve kant van de esthetiek. "A" vertegenwoordigt een meer reflectieve en verfijnde versie (verbeeldende reflectie/imaginative reflection) van deze levensstijl, en zit hier dus tussenin als iemand die schoonheid waardeert maar niet volledig vervalt in oppervlakkig hedonisme. Zinnelijkheid is zo gericht op het sensuele alleen, dat hij geen individualiteit over houdt. Verbeeldende reflectie kan uit de meer “afstandelijke” reflectie ook geen genot putten. Reactie op het esthetische leven: het ethische leven. Judge William moedigt "A" aan om niet slechts passief esthetische waarden na te streven, maar actief zijn eigen waarden te kiezen en te leven volgens een ethische verplichting. "Choose choice itself" betekent dat je verantwoordelijkheid moet nemen voor je eigen keuzes en je moet verbinden aan een authentieke levenshouding. Dit vormt de kern van het ethische leven, waarin autonomie en verantwoordelijkheid centraal staan. De vrijheid ligt hier in vrijwillige zelf-beperking. Ziekte tot de dood is de wanhoop: wanhoop van de mogelijkheid, wanhoop van de noodzaak. De "despair of necessity" verwijst naar een wanhoop die voortkomt uit het gevoel vast te zitten in een deterministisch bestaan, waarin een persoon zichzelf ziet als volledig bepaald door omstandigheden en onvermogen ervaart om authentieke keuzes te maken. Deze wanhoop ontstaat wanneer iemand geen ruimte ziet voor vrijheid en verantwoordelijkheid, en daarom het potentieel van het zelf niet verwezenlijkt. De wanhoop voor de noodzaak: je geeft je te veel over aan de bepaaldheid van het bestaan. Godsbeeld Dubbele beweging: “oneindige resignatie” (wanhoop) en “geloof” Bestaat een teleologische suspensie van het ethische? Het ethische is wat algemeen geldt, het is het hoogste en universele. Een teleologische suspensie van het ethische is dat het tijdelijk wordt opgeheven voor een hoger doel. In de Akedah, een symbolische ultieme test van geloof, Dit onderscheidt de tragische held van Abraham: een tragische held, zoals Agamemnon, blijft binnen het ethische en offert bijvoorbeeld zijn dochter op voor het welzijn van de gemeenschap. Volgens Kierkegaard onderscheidt Abraham zich omdat hij bereid was om zijn ethische verplichtingen (liefde voor zijn zoon) op te schorten vanwege een absolute plicht tegenover God. Agamemnon's actie is begrijpelijk vanuit een universeel moreel perspectief, maar Abraham offert Isaak op basis van een persoonlijke, misschien enigszins onbegrijpelijke roeping van God. Het individu staat in directe verhouding tot het Absolute (God) staat en overstijgt daardoor het algemene ethische overstijgt. Dit benadrukt de paradox van het religieuze leven: het vereist een sprong naar geloof die het rationele en ethische overstijgt, en de soort paradox waarin het individu boven het algemene staat. De religieuze daad is onverklaarbaar. Liefde Kjerlighed -> broederliefde / dierbaarheid “voor”liefde (“preferential” love) Hoop (Forventning) Tegenpool van wanhoop Grote ideeën 1. De drie levensvormen Waarom kan er beter spheres dan stages gebruikt worden? Stages: Deze term suggereert een lineair pad waarbij men vooruitgaat van het esthetische, via het ethische, naar het religieuze leven. Spheres: Deze term benadrukt dat de levensvormen meer niet strikt chronologisch zijn maar een fundamentele keuze van levenshouding vertegenwoordigen. Volgens Lippitt en Evans is "spheres" beter omdat het Kierkegaards focus op kwalitatieve verschillen en subjectieve ervaring beter vangt, in plaats van een progressieve volgorde te impliceren. 14.11 Hegel *Dialectiek: twee tegenovergestelde posities/meningen/argumenten Kant, categorieen reduceren tot logische redeneringsvormen. Dat neemt hij voor waar aan, zonder te bewijzen dat ze ergens zitten. Hegel zegt, maar als je op zoek bent naar het fundament voor kennis, wat is daar het fundament dan van? Kant's transcendentale dialectiek van de antinomieën These: de wereld heeft in de tijd een begin en een eind Antithese: de wereld is wat tijd betreft onbegrends Conclusie: de zuivere rede weet niks over de tijd an sich Hegel's dialectisch idealisme van Aufhebung Het abstracte (these) dit - Zijn - Kunst De negatie (antithese) niet dit - Niets - Religie Het concrete (syntese) dit - Worden - Filosofie These/antithese/synthese gebruikt hij zelf overigens niet. Marx (Dialectisch materialisme) Concrete situatie/status quo: Bourgeoisie Contradictie/conflict: Proletariaat Oplossing/overwinnaar: Communistische revolutie* Levensloop Geboren in 1770 en sterft in 1831 Studeert aan de Tübinger Stift en is kamergenoot met Friedrich Hölderlin en de vijf jaar jongere Friedrich Schelling, waar ze onder andere (clandestien) interesse hebben in Spinoza Geïnteresseerd in de noodzakelijke ontwikkeling van Bewustzijn Geschiedenis Logica Filosofie Grote ideeën Aufhebung/opheffing Categorieën zijn dogmatisch als ze niet worden onderzocht. Waarom nemen we gewoon aan dat causaal a is b, ook als het intuitief zo voelt? Niks aannemen, maar als je dan wel iets wil zeggen moet dat van binnen. Categorieën moeten zichzelf ontwikkelen aan de hand van dialectiek door contradicties. Contradicties leiden tot nieuwe categorieën die de consequentie zijn van het toepassen van de categorieën op zichzelf. Nieuwe categorie heeft de oude categorie nodig en kan dus niet op zichzelf staan. Deze spanning leidt tot een nieuwe en concretere categorie. Beide oude categorieën schoten tekort en zijn dus verdwenen als op zichzelf staand, maar blijven bewaard in de nieuwe categorie. Deze cyclus herhaalt zich. Fenomenologie van de geest Wat zijn de noodzakelijke structuren van het bewustzijn? Bewustzijn (subject-object), zelfbewustzijn (subject-subject, gaat over arbeidsverhoudingen en geest etc) Immanente zelfontwikkeling door dialectiek (van categorie naar categorie). Onmiddellijk bewustzijn: bewustzijn zonder interference door reflectie of meningen of andere subjectieve bezigheden. Goede start voor empirische kennis omdat de zuivere waarneming zich dan niet mengt met subjectiviteit. Dit en niet dit Geen aannames over de structuur van ervaring , die zouden kunnen misleiden Het enige juiste begin is om geen structuur te hebben behalve de gegevenheid van bewustzijn. Wat is “dit”? zou het meest specifieke moeten zijn. niet “deze hond” of “deze eigenschap” want dat vooronderstelt categorieën. Onmiddellijke kennis: 'Dit' verwijst naar hetgeen dat hier en nu is, maar als je gaat nadenken over wat 'dit' precies is wordt het heel algemeen. Wanneer iemand mijn uitspraak 'dit glas water' probeert te begrijpen zonder de bepalende context die ik heb, weten ze niet dat ik dit specifieke glas bedoel en wordt het dus heel algemeen. Het werkt hetzelfde met het woord 'hier', als ik 'hier is de tafel' zeg, dan bedoel ik deze specifieke tafel, en dat weten jullie omdat jullie met mij in deze ruimte zijn, maar als iemand op de gang gaat staan heeft de zin 'hier is de tafel' niet dezelfde betekenis. Onmiddellijkheid verschuift met het idee dat iets direct en zonder bemiddeling wordt waargenomen – van het object naar het kennende subject. Want, de zekerheid ligt niet in het object, maar in bewustzijn zelf als waarnemend en aanduidend subject. Bijvoorbeeld: dit is een boom, door jouw handeling maak je het tot een 'dit', tot een object, en doet dat alleen voor jou, voor het subject. Op het moment dat je nu zegt, is het al vervlogen (nooit dezelfde rivier), onderweg naar het volgende moment. Nu is geen uniek, meetbaar punt, maar een reeks van nu'en die samen soort van de tijd vormen. Dit in relatie tot het object: zou onafhankelijk moeten zijn van de omstandigheden van kenbaarheid en totaal algemeen Dit in relatie tot het subject: zou onafhankelijk moeten zijn van de omstandigheden van de wereld en totaal algemeen Dus, de dialectische ontwikkeling: “Dit” is algemeen, in de zin dat het een “dit” is, specifiek, in de zin dat het niet de andere “dit” is Ontwikkeling: andere andere “dit”-en zijn ook niet de andere “dit” Alleen met alle “niet dit” samen krijgen we “dit” Volgende stap: “dit” moet alle andere “niet dit” bijeenbrengen. Andere “dit”-en hebben ook “niet dit” Eenheid en veelheid: “dit” blijft behouden! Conclusie Hegel denkt dat Kant: Teveel aanneemt over de structuur van de ervaring Zich vergist over de rol van contradictie en dat sommige kennis onbereikbaar is Een verkeerd beeld heft van de rol van dialectiek Hegel denkt dat: We moeten beginnen zonder aannames over de structuur van ervaring De simpelste vorm van ervaring een simpele “dit” is We door opheffing deze simpele categorie kunnen ontvouwen in zijn eigenlijke complexiteit “Dit” niet verloren gaat in deze ontwikkeling 14.10 Immanuel Kant Levensloop Geboren in Koningsbergen (nu Kaliningrad) in 1724 en sterft daar in 1804 en stelt “Es ist gut”. Doceert aan de Universiteit van Koningsbergen over logica, metafysica, fysica, geografie, en antropologie (rassenleer), voornamelijk op basis van Newton, Leibniz, en Christian Wolff Kritik der reinen Vernunft – Wat kan ik weten? (epistemologie) (1781, tweede versie 1787) Kritik der praktischen Vernunft– Wat moet ik doen? (ethiek) (1788) Kritik der Urteilskraft– Wat mag ik hopen? (metafysica) (1790) Welke groep Eind van de Verlichting dus steeds meer nadruk op de rede, maar ook, is er dan wel vrije wil of God, of wat blijft er dan over? Wereldbeeld Hume wijst Kant op de grenzen van het kennen. Hume vlucht uiteindelijk in scepticisme, Kant wil wel tot iets positiefs komen. Volledig scepticisme is gevaarlijk voor de Newtoniaanse wetenschap. Zowel de waarneming als de rede zijn nodig om tot zuivere kennis te komen. Dogmatisme leert ons niets, scepticisme belooft ons niets. Dogmatici blijven hangen op synthetische a priori uitspraken, er is weinig basis, daardoor leren we er weinig of incorrecte dingen van. Van het scepticisme leer je sowieso niks, want die zegt dat je niks kan weten en zo vast zit aan de waarneming. Weerlegging: we kunnen geen oorzakelijkheid in de dingen kennen, maar die bestaat ook niet in de dingen, die zit in onszelf. Causaliteit bestaat wel, we hebben het in de verkeerde plekken gezocht. Kant is het deels eens met Hume: we zien geen causaliteit. Deels niet: causaliteit is een a priori categorie, die universeel en noodzakelijk is Universeel en noodzakelijk zijn al vanaf Aristoteles de voorwaarden voor absolute kennis. Dit redt Newton, maar maakt het wel subjectiever: geen onderdeel van de werkelijkheid, wel universeel. Copernicaanse revolutie in de filosofie: Net zoals Copernicus het idee omkeerde dat de zon om de aarde draait door te stellen dat de aarde om de zon draait, stelt Kant dat de objecten van kennis zich aanpassen aan de structuur van onze geest in plaats van dat onze geest zich aanpast aan een externe, objectieve werkelijkheid; dat kennis niet louter een afspiegeling is van een externe werkelijkheid, maar dat het menselijke verstand actief structuur geeft aan de ervaring. We zijn geen passieve ontvangers van kennis; in het kenproces structureren wij de ruwe data. Kennis komt uit waarneming, maar we hebben ook aangeboren principes. De wereld van de ervaring is altijd gestructureerd door ons, wat vraagt om een onderscheid tussen twee soorten objecten: Erscheinung (verschijning) - De fenomenale wereld Ding an sich - De noumenale wereld We kunnen zekere kennis verkrijgen van de fenomenale wereld, bijvoorbeeld, natuurwetten zijn noodzakelijk waar. Kennis van de noumenale wereld is niet mogelijk, bijvoorbeeld, traditionele metafysica met betrekking tot God en de onsterfelijke ziel is geen echte kennis; ontbeert zintuiglijke basis. “Speciale metafysica”, godsbewijzen, bewijs onsterfelijkheid ziel, bewijs geschapen wereld, is niet mogelijk. Grote ideeën A priori, a posteriori A priori kennis is kennis die vanuit het verstand en de rede voortkomt. Metafysische kennis is niet empirisch op te doen, dus is noodzakelijkerwijs a priori. A posteriori is kennis opgedaan door ervaringen, empirische kennis. A posteriori zou fysisch zijn, het gaat juist voorbij aan de waarneming, dus metafysisch. Buiten de fysische wereld. Twee vormen van a priori principes: vormen van zintuiglijkheid (tijd en ruimte), vormen van het begrip (twaalf categorieën (o.a. noodzakelijkheid, oorzaak en gevolg, substantie en existentie)). Dit zijn de twee manieren waarop we onze waarnemingen structureren. Alle kennis start met de ervaring. Ruwe zintuiglijke data worden gestructureerd door onze zintuigen in termen van ruimte en tijd. Al onze ervaringen hebben een spatio-temporele structuur, omdat ruimte en tijd voorafgaan aan onze ervaring: ze zijn a priori. Tijd en ruimte zijn dus geen objecten in de realiteit, ze zijn de a priori vormen van onze zintuiglijkheid. Deze vormen zijn universeel en noodzakelijk. Onze rede legt een nieuwe vorm op aan onze ervaringen en daarvoor gebruiken we de categorieën: fundamentele begrippen waarmee we de verschillende objecten van de ervaring met elkaar verbinden. Verknüpfung, “synthese”. Transcendentale deductie: Kants poging om aan te tonen dat de categorieën van het verstand (zoals causaliteit, tijd, en ruimte) noodzakelijk zijn om zintuiglijke ervaringen mogelijk te maken. Kant wil uitleggen hoe objectieve kennis mogelijk is, namelijk door te laten zien dat onze geest actief structuur geeft aan de ervaring. Analytische en synthetische oordelen Analytische oordelen zijn inhoudelijk verklarend en voegen niets toe aan kennis, synthetische oordelen zijn inhoudelijk uitbreidend en vergroten de gegeven kennis. Synthetisch a priori Leibniz en Hume onderscheiden tussen: Vérités de raison/relations of ideas: noodzakelijk Vérités de fait/ matters of fact: contingent Kant noemt deze oordelen: Analytisch a priori: “een driehoek heeft drie hoeken” en synthetisch a posteriori: “de pen is rood” Maar hij introduceert een derde type: Synthetische a priori: “7+5=12”, “de wederzijdse acties van twee lichamen op elkaar zijn altijd gelijk”. Belangrijkste vraag KdrV: Hoe zijn deze synthetische oordelen a priori mogelijk? Metafysische kennis is volgens Kant gebaseerd op synthetische oordelen die nieuwe kennis toevoegen en die tegelijkertijd a priori (onafhankelijk van ervaring) waar zijn. Mogelijk, omdat we altijd al onze ervaring ordenen in termen van ruimte, tijd en causaliteit (a priori principes). analytisch synthetisch a priori alle vrijgezellen zijn ongehuwd metafysica a posteriori deze ronde mok heeft geen hoeken deze brandslang is rood Transcendentaal idealisme Kant’s definitie van transcendentaal idealisme: “Onder het transcendentaal idealisme van alle verschijningen versta ik de leer volgens welke alle verschijningen moeten worden beschouwd als louter voorstellingen, en niet als dingen op zichzelf, en dat tijd en ruimte dus slechts zintuiglijke vormen van onze aanschouwing zijn, geen onafhankelijk gegeven bepalingen of voorwaarden voor de objecten als dingen op zichzelf.” (Kant, KvdZR, A 369) Kant is een idealist wat betreft de vraag hoe onze kennis is geconstitueerd A priori principes zijn transcendentaal, ze maken kennis mogelijk (niet hetzelfde als transcendent!) “Two-objects interpretation”: transcendentaal idealisme is een metafysische these over twee soorten objecten en werelden “Two-aspects interpretation”: transcendentaal idealisme is ofwel een metafysische these met betrekking tot twee soorten eigenschappen van dingen, ofwel een epistemologische these dat we beperkt zijn tot het menselijke perspectief Antinomieen Wanneer we proberen te spreken over spraken die buiten de grenzen van ons kennen liggen. Conflicten. Antinomie van de ziel, van tijd/ruimte, van causaliteit en van vrije wil. Transcendentale dialectiek: Wat zijn de contradicties van de rede die probeert voorbij zijn grenzen te reiken? Categorisch imperatief Fenomale wereld is deterministisch. Welke ruimte hebben we dan om ethische vragen te stellen die ook onze vrijheid betrekken? Kant’s antwoord: We ervaren allemaal een geweten, dat zegt je behoort x te doen. 1. Handel enkel volgens de gedragsregels waarvan je kan willen dat zij een algemene wet zouden zijn 2. Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van ieder ander, nooit als louter middel benadert, maar steeds ook als doel 3. Handel volgens zodanige gedragsregels, dat uw wil zichzelf tegelijk als algemeen- wetgevend kan beschouwen Conclusie Humes probleem van de causaliteit doet Kant uit zijn ‘dogmatische sluimer’ ontwaken In zijn Kritik der reinen Vernunft kijkt hij naar het functioneren en de grenzen van onze kennis Belangrijkste vraag: hoe zijn synthetische oordelen a priori mogelijk? Antwoord: omdat we altijd al onze ervaring ordenen in termen van ruimte, tijd en causaliteit Dit betekent dat we zekere kennis kunnen hebben over de wereld zoals die aan ons verschijnt (natuurwetenschap), maar dat we geen zekerheid hebben over de wereld op zichzelf (metafysica) De praktische rede postuleert menselijke vrijheid vanwege de ethiek 14.08 David Hume Levensloop Welke groep Empirist. In plaats van kennis te rechtvaardigen (Descartes), wil Hume de natuur en de grenzen van de menselijke kennis onderzoeken, om ons te redden van de foute claims van metafysica en theologie. Wereldbeeld Relations of ideas: alles wat bewezen of intuïtief waar is, bijvoorbeeld, wiskunde of algebra. Deze proposities komen tot stand door denken, onafhankelijk van wat er is of niet is in de wereld. Leiden niet tot nieuwe ideeën. vb. ongehuwde vrijgezel. Matters of fact: stuk minder zeker van de waarheid, het tegendeel van elke propositie is mogelijk. Het bevat namelijk geen contradictie. Het hangt ook af van de ervaring/waarneming, kan dus wel leiden tot nieuwe kennis (empirisme). vb, het regent vandaag, kan best waar zijn maar ook niet. Niet noodzakelijk. Causaliteit is bijvoorbeeld een matter of fact, je kan het niet door rede ontdekken, dat moet je ooit door een ervaring hebben ondervonden -> vuur is heet en dat heb je ooit gevoeld, daar ben je niet op gekomen door puur over het concept vuur na te denken. Causaliteit is gebaseerd op een belief: het is een subjectieve overtuiging die niet gebaseerd is op kennis van de externe wereld. Het probleem van inductie: individuele gevallen kunnen mij nooit toestaan om een universele wet te formuleren, maar, dat is precies wat natuurwetenschappen wel doen (water kookt bij 100 graden. Waarom zou dat altijd zo zijn?). Contiguity (Bal A raakt bal B) en temporal priority (Bal A beweegt voorafgaand aan bal B) kunnen herleid worden tot impressions of sensation. Dit samen noemt Hume constant conjunction. De necessary connection (Bal B beweegt door bal A) kan niet tot een impression of sensation worden herleid. Wij projecteren een geloof op de externe wereld. Gebaseerd op dit geloof projecteren we dit van het verleden op de toekomst: 1. Tot nu toe heeft bal A bal B altijd bewogen 2. Bal A zal bal B altijd bewegen Echter, wetenschap blijft mogelijk, zolang we streven naar niveaus van waarschijnlijkheid in plaats van absolute zekerheid: astrologie is minder waarschijnlijk dan astronomie. Grote ideeën Perception Hume’s onderzoek naar het menselijke begrip betrekt zich op perception. Perception = mentale inhoud, vergelijkbaar met ideas in Descartes en Berkeley. Twee soorten perceptions, impressions en ideas. Impressions hebben een grotere levendigheid (vivacy) en kracht (force) dan ideas. Impressions worden verdeeld in twee klassen: Impressions of sensation, de geur van een cake; Impressions of reflection, mijn behoefte om een cake te eten. Ideas worden afgeleid van impressions. Ideas en impressions kunnen zowel simpel of complex zijn Simpele ideas: de kleur rood, complexe ideas: een appel. Copy principle: ideeën die van impressions zijn afgeleid zijn betekenisvol. Als ze dat niet zijn, zijn ze betekenisloos. Onze percepties worden geordend door de drie principles of association: resemblance, contiguity of time and place, causation. Met behulp van deze principes gaan we van directe naar indirecte uitspraken over matters of fact. Causation, causaliteit is zowel het sterkste als het minst onderzochte principe. Kritiek op substantie Res extensa Net als Berkeley beweert Hume dat we alleen onze perceptions kunnen kennen, niet materiële substanties zelf. Hume’s analyse van causaliteit problematiseert verder ook het idee dat we kunnen weten dat objecten onze percepties veroorzaken Echter, terwijl Berkeley het bestaan van een materiele wereld ontkent, neemt Hume een sceptische positie aan. Res cogitans Berkeley: spirits zijn substanties Hume is ook sceptisch (dus sceptischer dan Berkeley) ten aanzien van denkende substanties: "We are(...) nothing but a bundle or collection of different perceptions.” Conclusie Hume wil de natuur en de grenzen van het menselijke kennen onderzoeken Perceptions: impressions of ideas Hume’s vork: matters of fact en relations of ideas Causaliteit is gebaseerd op een belief, niet op kennis Natuurwetenschap kan streven naar graad van waarschijnlijkheid, niet zekerheid 14.07 George Berkeley Levensloop Welke groep Empirist. Zijn doel is weerlegging van scepticisme. Oorzaak van scepticisme: “matter philosophy”/materialistische filosofie. Hij is anti-materialist. Wereldbeeld “Materiële substantie” is een contradictie. Wat bestaat er van substanties behalve onze waarneming ervan? Wat is er aan bewijs dat substanties bestaan buiten onze waarneming? Berkeley verwerpt het bestaan van res extensa en stelt dat alles wat bestaat, bestaat als een bundel ideeën in een geest. “Likeness principe”: een idee kan nergens anders op lijken dan een idee. Niet te vergelijken met iets in de externe werkelijkheid. Het is onmogelijk om primaire en secundaire kwaliteiten te scheiden. We kunnen bv. geen uitgebreidheid zien zonder kleur. Primaire kwaliteiten bestaan nooit zonder secundaire, ze bestaan samen in onze geest. Objecten bestaan alleen in onze geest: “esse is percipi” (Berkeley, Treatise, p. 114), zijn is waarnemen. Daardoor is er geen substantiedualisme, alle ideeën in de geest zijn direct veroorzaakt door God. Continuiteitsprobleem: wat gebeurt er met de dingen die niet worden waargenomen? God neemt ze waar. Zijn idealisme maakt werkelijke dingen wel verschillend van imaginaire dingen: Ideeën die afhankelijk zijn van onze eigen wil zijn geen echte dingen. Dingen die we ons inbeelden of verbeelden zijn niet echt omdat ze door ons worden veroorzaakt. Maar, Berkeley erkent dat we alleen op grond hiervan illusies en echte dingen niet kunnen onderscheiden, omdat er andere dingen zijn die we niet vrijwillig oproepen, maar die we wel als onecht ervaren: dromen, hallucinaties. Belangrijke kenmerken van echte dingen zijn stabiliteit, levendigheid en onderscheidbaarheid, en belangrijkste: ordening. Echte ideeën worden op ons ingeprint door de auteur van de natuur, God, volgens de natuurwetten en in een patroon. Ze zijn dus echt, omdat ze regelmatig en samenhangend zijn, in tegenstelling tot de chaotische aard van dromen en hallucinaties, of andere illusies. In het kort: waarnemingsideeën zijn sterk, die overkomen ons. Ze hebben een vastheid en ordening. Ideeën die uit onze eigen wil komen, hebben we meer invloed op. Vergissen is ook mogelijk: de fout ligt niet zozeer in de waarneming, maar in het vormen van een onjuist oordeel. Als je een kers ziet die in gedimd licht grijs is, is dat niet fout, want grijs is net zo goed als rood onderdeel van de ideeënbundel kers. Als je zou zeggen dat de kers altijd, dus ook in helder licht, grijs is, maak je een fout. Stukje over taalgebruik: je moet niet zeggen dat de kers grijs is, want dat impliceert dat 'ie ook in helder daglicht grijs is. Godsbeeld God veroorzaakt onze ideeën, uit deze drie opties: Optie 1: Andere ideeën. Ideeën zijn passief, ze 'zijn'. Omdat ideeën afhankelijk zijn van de mind, kunnen ze geen eigenschappen hebben die wij niet kunnen waarnemen. Dus, omdat ideeën passief zijn, hebben ze geen causale kracht: ze kunnen niets veroorzaken. Deze optie is dus gecancelled. Optie 2: ikzelf. Ik kan wel iets van ideeën voortbrengen (imagination, verbeelding), maar eigenlijk zijn sensory ideas onvrijwillig. Ze komen en gaan of je het nou wil of niet. We nemen aan dat de mind alles bewust voorbrengt. Een causale actie moet bewust gewild zijn, dus ik kan geen sensory ideas voortbrengen. Optie 3: een andere spirit. God is ook een spirit, een oneindige. Kijkend naar de complexheid van onze ideeën, moet deze spirit volgens Berkeley de meest wijze en genereuze zijn, dus, God. Bestaan is afhankelijk van God's perceptie. Objecten bestaan omdat God ze continu waarneemt. Die waarneming hangt samen met wat God wil wat wij waarnemen -> God is de oorzaak van mijn ideeën. God zorgt ervoor dat deze ideeën geordend en regelmatig zijn, en dat ze een coherent geheel vormen, m.a.w. de externe wereld. Natuurwetten zijn daarom ook de regelmatigheden tussen de ideeën die we waarnemen Grote ideeën 1. Dualisme Res extensa -> Bundle of ideas (passief). Res cogitans -> created spirits en uncreated spirits (actief). Passieve ideeën: Dit zijn de waarnemingen en indrukken die we ontvangen. Actieve geesten: Dit zijn de entiteiten (mensen, God) die ideeën waarnemen en produceren. Conclusie Materialistische filosofie leidt tot scepticisme Berkeley’s oplossing: esse is percipi Zijn is waargenomen worden Idealisme God is de oorzaak van mijn ideeën Lost het continuïteitsprobleem op Veroorzaakt orde en regelmaat in de ideeën Natuurwetten zijn regelmatigheden in de ideeën 14.06 John Locke Levensloop Geboren 29 augustus 1632 in Bristol Studeert aan Oxford, al snel uitgekeken op Aristoteles Eerst dokter, totdat hij Descartes leest Leerling van Robert Boyle 1666: ontmoet Lord Ashley en wordt zijn lijfarts 1683: trekt Lord Ashley achterna naar Nederland 1688: helpt mee aan de Glorious revolution 1689: An essay concerning human understanding verschijnt Zelfde periode: A letter concerning toleration, Two treatises of government, Some thoughts concerning education. 1691: Komt op het landgoed van Lady Damaris Masham in Essex wonen Gestorven 28 oktober 1704 aldaar Welke groep Empirist, alles bestaat uit ideeën. De mind kan ze combineren tot complexe ideeën: substanties (onafhankelijk, zoals God, engelen, mensen) en modi (afhankelijk, zoals wiskunde, taal). De mind kan ook vergelijken zonder samen te voegen, dus kijken wat de relatie is. En de mind kan ideeën abstraheren, dus ervoor zorgen dat het niet particulier maar universeel is. Representationele theorie van de waarneming: we nemen geen objecten waar, maar ideeën van objecten; we nemen niet onmiddellijk, maar middellijk waar. Onze geest heeft geen directe toegang tot de externe wereld, maar alleen tot de ideeën die de externe wereld in ons opwekt. Hoe kunnen we zeker zijn dat onze ideeën overeenkomen met de externe wereld? Dit is een kernprobleem in het empirisme. Wereldbeeld Atomist. De materiële wereld bestaat uit ondeelbare atomen en de ruimte daartussen, waar de atomen in bewegen. Primaire kwaliteiten (primary qualities): ideeën van extensie, beweging en rust. Corresponderen met externe objecten. Secundaire kwaliteiten (secondary qualities), kleuren, geuren, smaak, tastbare impressies. Corresponderen niet met externe objecten, worden veroorzaakt door externe objecten. Aristotelisch essentialisme: er zijn toevallige en noodzakelijke eigenschappen, en die noodzakelijke zijn nodig voor een individu om te kunnen bestaan en blijven bestaan, de toevallige kan je krijgen en verliezen zonder dat je niet meer bestaat. Als een aantal individuen een aantal noodzakelijke eigenschappen delen, dan vormt dat de essentie van een natuurlijke soort. Dat maakt de grenzen ook erg gedefinieerd, waarna soorten hiërarchisch geclassificeerd kunnen worden, die overeenkomt met de structuur van de wereld. Locke verwerpt het idee dat een individu een essentie heeft, afgezien van tot een soort behoren, en hij is het niet eens met dat er maar een enkele classificatie van de wereld bestaat. Daarnaast vindt hij dat je niet zulke strakke grenzen tussen soorten kan trekken; er zijn altijd grensgevallen. Grote ideeën 1. Tabula Rasa Iedereen wordt geboren als een onbeschreven blad. Al onze ideeën en kennis verkrijgen we door ervaring. Volgens hem is er niet voldoende bewijs om te ondersteunen dat we met bepaalde proposities geboren worden. Kinderen en gekken, beschikken zij al over de wiskundige theorieën? Morele kaders zijn vaak van elkaar verwijderd bij ruzie, hoe kan het dan van te voren bedacht zijn? 14.05 Thomas Hobbes Levensloop 5 april 1588: Geboren in Malmesbury, Verenigd Koninkrijk (bij Bristol) 1608: Begint werkzaamheden als tutor van William Cavendish, de latere Earl of Devonshire 1610: Reist door Europa met Cavendish, leert de nieuwe natuurwetenschap kennen 1630: ontmoet Marin Mersenne in Parijs 1648: Ontmoet Descartes 4 december 1679: overlijdt in Hardwick Hall, eigendom van de Cavendish familie Welke groep Empirist. Overeenstemming tussen empiristen: Geen aangeboren ideeën Waarneming is de bron van onze ideeën Contra rationalisten: ideeën zijn aangeboren Geen overeenstemming over: Het begrip substantie en het mind-body probleem De relatie tussen onze ideeën en de buitenwereld Hobbes wilde begrijpen hoe individuen werken, leert ons iets over groepsgedrag. In Leviathan praat hij over de zintuigen, imaginatie, taal, rede, kennis en de passies, voordat hij over politieke theorie praat. Wereldbeeld Al onze ideeën komen uit de waarneming. Waarneming werkt als een “causal chain of motions”: een object oefent druk uit op ons waarnemingsorgaan, dit veroorzaakt beweging in ons, die naar het hart leidt. het hart produceert een ‘conatus’ (endeauvour, streven naar beweging) op basis van die beweging. Verbeelding (imagination) is gebaseerd op waarneming. Verbeelding is een soort ‘after-image’. Onze zintuigen tonen lichamen die uitgebreid zijn in de ruimte. Daarom: Substanties zijn per definitie uitgebreid Een niet-uitgebreide substantie is een contradictie Met andere woorden res extensa, geen res cogitans Ieder spiritueel wezen is of: Fictief (demons, geesten) of: Uitgebreid (de menselijke ziel) Al het gepraat over spirituele wezens is “insignificant speech”, gebruikt door de kerk om macht over ons uit te oefenen. Verdere gevolgen: Nominalisme -> alle universelen zijn conventies, niet iets “echts”. Tegen Plato in. Computationalisme -> onze ‘mind’ werkt als een computer/rekenmachine. Als je precies weet wat de input is kun je gedrag voorspellen. Religie -> Over God kunnen we alleen zeggen dat hij bestaat / God is iets materieels. Alles is materieel, dus God ook. Hobbes beschrijft de natuurtoestand beroemd als een toestand van voortdurende onzekerheid en conflict, oftewel een "oorlog van allen tegen allen". Hobbes' redenering bestaat uit de volgende stappen: Mensen zijn van nature relatief gelijk in kracht en intelligentie. Hoewel er kleine verschillen zijn, is niemand zo superieur dat anderen hem of haar niet kunnen overtreffen door samenwerking of list. Door deze gelijkwaardigheid hebben mensen vergelijkbare hoop om hun doelen te bereiken. Echter, de beperkte middelen leiden tot competitie. In de natuurtoestand ontstaat conflict om drie redenen: 1. Competitie: Mensen wedijveren om schaarse middelen zoals voedsel, onderdak, en veiligheid. 2. Wantrouwen: Mensen voelen zich onveilig en proberen anderen voor te zijn door preventieve aanvallen. 3. Eerzucht: Mensen streven naar reputatie en erkenning, wat leidt tot confrontaties. In de natuurtoestand ontbreekt een gezaghebbend orgaan om conflicten op te lossen. Daardoor blijft er wantrouwen en zijn mensen voortdurend bereid tot geweld. Godsbeeld Alles wat we over God kunnen zeggen is dat hij bestaat, zegt vooral jonge Hobbes. Alles wat we verder over God zeggen is: Uitdrukking van ons onvermogen (‘God works in mysterious ways’) Uitdrukking van onze verering (‘God is perfect’) Oudere Hobbes: God is uitgebreid ding speculeren over spirituele, niet-lichamelijke substanties is ‘insignificant speech’ Grote ideeën 1. Determinisme Hobbes: mens is in geheel deel van de natuur. Daarom: mens wordt geregeerd door universeel determinisme -> natuur is een verklaarbare keten. Compatibilisme: vrije wil en determinisme gaan samen. Mijn wil is gedetermineerd, maar als mijn wil zonder belemmering ingewilligd wordt (absence of impediment) dan voel ik me vrij. Voorbeeld: ingedamde rivier. 2. De soeverein Gebaseerd op zijn natuurfilosofie en zijn antropologie: de ‘state of nature’ (natuurtoestand). Met de engelse burgeroorlog als achtergrond deed hij een gedachte-experiment, state of nature = state of war. Hoe gaan we van de ‘natuurstaat’ naar een ‘civil society’? De oplossing is een sociaal contract, op basis van angst (voor de dood) en calculatieve (berekenende) rede. Calculatieve rede concludeert dat het in mijn eigenbelang is om een “verdrag” te sluiten waarin het recht om elkaars leven en bezit te nemen opgeven. Om te garanderen dat iedereen zich aan het contract houdt moeten we een soeverein installeren die twee taken heeft: wetten uitvaardigen die onze belangen dienen en deze wetten handhaven. Met dat handhaven staat de soeverein wel een beetje buiten het verdrag want die mag dus dingen die afgepakt zijn weer afpakken. We leveren een deel van onze eigen macht in aan de soeverein. Meest praktische model is de absolute monarchie. Zelfbehoudend, want als de soeverein de taken niet goed uitvoert, wordt hij vanzelf door het volk afgezet. 14.04 Gottfried Wilhelm Leibniz Levensloop Geboren Leipzig, 1 Juli 1646 Lutheraan Trotse boekenwurm Al jong geïnteresseerd in logica en wiskunde “Zonder Leibniz geen computers!” Schrijft werken op het gebied van de metafysica, epistemologie, logica, religiefilosofie, wiskunde, natuurkunde, geologie, rechtsgeleerdheid en geschiedenis. Veelal niet gepubliceerd, of in verschillende media, geen magnum opus Overlijdt in Hannover, 14 november 171 Welke groep Rationalist Er is één absolute waarheid, alle verschillende perspectieven bezitten een stukje van die waarheid. Door te verzoenen dichter bij die waarheid komen. Realiteit is inherent rationeel en geordend omdat zij sporen van haar Maker bevat. Leibniz is een metafysicus. Centrale vraag: “Waarom is er iets in plaats van niets?”, wat is de aard van de realiteit? Systeemdenker, maar heeft niet 1 coherent systeem weten te maken Wereldbeeld Waarom is onze wereld de perfecte? Toen God de wereld creëerde, bedacht hij – en kon hij scheppen – een hele reeks aan mogelijke werelden. God doet de dingen niet arbitrair, maar hij handelt altijd volgens de rede (principe van voldoende grond (Le principe de raison suffisante): niets is zonder reden). Welke reden had God toen hij deze wereld schiep? Omdat het de beste van alle mogelijke werelden is (“Principe van het beste”). Conclusie: we leven in de beste van alle mogelijke werelden. God schiep substanties, een 'compleet individueel concept'. De aard van een individuele substantie of een volledig wezen is dat het een zodanig compleet begrip (of concept) heeft dat het alle eigenschappen bevat die er ooit over gezegd kunnen worden. Dit noemde hij een "compleet individueel concept" (CIC). Een substantie is dus iets dat een CIC heeft, een concept dat alle eigenschappen van het onderwerp omvat, in verleden, heden en toekomst. Dit CIC onderscheidt elke substantie van alle andere gecreëerde substanties. Ondeelbaar is ook belangrijk. De substantie moet een soort ziel zijn, Leibniz noemt dat een Monade. Materie is altijd deelbaar, dus een uitgebreide substantie (Descartes) kan niet bestaan. Materie is niet substantieel, maar een ‘goed gefundeerd fenomeen’. Behalve ondeelbaar zijn Monaden: oneindig, de bron van hun eigen activiteit en individuele zielen (met verschillende gradaties). En er zijn er dus heel veel. Monaden kunnen niet door andere monaden worden beïnvloed, ze zijn ‘vensterloos’. Als het door een andere monade zou worden beïnvloed, zou het niet per se bestaan. Hoe is interactie tussen monaden mogelijk, of hoe is lichaam-geest interactie nodig? Er is geen interactie maar harmonie préétablie. Verschillende substanties en lichamelijk dingen zijn geprogrammeerd door God om elkaars acties te reflecteren, als een soort spiegel. Er is geen causale interactie tussen substanties mogelijk, maar God heeft alles zo geschapen dat dingen in perfecte harmonie bewegen, daar is geen directe interactie of constant goddelijk ingrijpen voor nodig. Antwoord op de metafysicavraag wat is het zijn van het zijn -> substanties. De essentie van een substantie is de totaliteit van al zijn predicaten in zowel verleden, heden als toekomst. Het predicaat is dus ingesloten in de substantie (‘predicate-in-notion principle’). Iedere substantie is een soort spiegel van de wereld, op eigen wijze tot uitdrukking gebracht, net als dat je een stad vanuit verschillende hoeken kan bekijken. Onderscheid tussen twee soorten waarheden: Vérités de raison: een ongetrouwde vrijgezel. Noodzakelijk, onafhankelijk van God’s wil. Vérités de fait: Ik geef vandaag college over Leibniz. Waar omdat ze gekozen zijn door God. Vérités de fait zijn voorspelbaar, maar dat maakt ze niet on-vrij. (Wilde determinisme van Spinoza vermijden, lukt dat?) Twee rijken: 1. Het koninkrijk van de natuur: macht of efficiënte oorzaak. De fysieke, materiële wereld: geregeerd door mechanische wetten. 2. Het koninkrijk van de genade: wijsheid of doeloorzaak. Het rijk van God en de Monaden: geregeerd door doelen. Godsbeeld God is een perfect wezen. Hij heeft geen Godsbewijs. Handelt volgens het 'principe van het beste'. Perfectie sluit macht en wijsheid in, daarom handelt God altijd volgens het beste, zowel in metafysische als morele zin. Als God altijd de beste keus maakt, dan lijkt er niet echt een keus te zijn. Is hij dan wel vrij? God kiest uit vrijheid de best mogelijke wereld. Deze keus is alleen bepaald door zijn eigen perfecte natuur en niet door iets anders. Vrijheid = autonomie. Grote ideeën 1. Verzoenen mechanische en Aristotelische oorzaken Aristotelische filosofie, vier oorzaken: materieel, efficiënt, formeel en doel Mechanische filosofie, ‘matter in motion’: materiële en efficiënte oorzaak 2. Principes Principe van het beste: God kiest het beste. Hij overziet alle opties, God is een perfect wezen, macht en kennis zijn perfect en zolang ze God toebehoren kennen ze geen grenzen. Principe van voldoende grond (Le principe de raison suffisante): niets is zonder reden. Er moet voldoende oorzaak zijn voor het gevolg. Argumenten tegen Descartes en Spinoza Wat God doet verklaren uit wat zij zelf doen? Spinoza: God doet iets en we prijzen, als hij het andere had gedaan prijzen we ook. Leibniz: nee, hij kiest. Er is niks prijzenswaardig. We vinden dat hij iets prijzenswaardigs heeft gedaan, namelijk de wereld scheppen. Conclusie God heeft de wereld geschapen Die wereld is noodzakelijk de beste van alle mogelijke werelden God is vrij omdat de keuze voor deze wereld autonoom is Elke substantie is een compleet individueel concept -> Monade Daarom spiegelt elke substantie God en het hele universum Materie is geen substantie want deelbaar, maar een goed gefundeerd fenomeen Twee werelden die niet interacteren, maar reflecteren elkaars acties (harmonie préétablie)

Use Quizgecko on...
Browser
Browser