Algemene Economie Samenvatting PDF

Summary

This document is an economics summary covering market mechanisms. It explains key concepts like opportunity costs, the role of the invisible hand, and different economic systems.

Full Transcript

Algemene Economie Hoofdstuk 1 -- Marktmechanisme 1. Wat is economie? - **Allocatieprobleem** = de efficiënte toewijzing van schaarse middelen - **Distributieprobleem** = de verdeling van welvaart en inkomen binnen een samenleving - **Stabilisatieprobleem** = het handhaven van **e...

Algemene Economie Hoofdstuk 1 -- Marktmechanisme 1. Wat is economie? - **Allocatieprobleem** = de efficiënte toewijzing van schaarse middelen - **Distributieprobleem** = de verdeling van welvaart en inkomen binnen een samenleving - **Stabilisatieprobleem** = het handhaven van **economische stabiliteit** op korte termijn bv. beperken v. werkloosheid, inflatie of economische schommelingen. 2. Opportuniteitskost? Economie = keuzes maken, we moeten alternatieven opofferen want we kunnen dezelfde middelen maar 1x inzetten. **Opportuniteitskost =** Waarde van het beste niet-gekozen alternatief. Het is het geld dat je misloopt als je voor de andere optie kiest. - Bv. Kiezen tussen een concert of babysitten. Je kiest het concert. Het geld dat je normaal zou krijgen om te gaan babysitten is dan de opportuniteitskost. 3. Diverse economische systemen 4. Vrije marktsysteem Adam Smith (=grondlegger) - Invisible Hand - Prijsmechanisme - Weerspiegeling van de verlangens van de medeburgers - Wetten van vraag en aanbod De invisible hand zorgt ervoor dat de economie vanzelf terug in evenwicht geraakt, zonder toedoen van de overheid. Door: 1. Schaarste en nut van een goed 2. Signalen aan de producenten en consumenten waardoor ze hun beslissingen aanpassen 3. Bepaald de inkomstvorming Voordelen van een vrije markteconomie t.o.v. centrale planning - **Vrijheid** van consumptie en productie - **Coördinatie**, maar geen planning - **Efficiëntie,** geen structurele overschotten of tekorten - **Realistisch mensbeeld** Er bestaan ook problemen zoals - Monopolie 1 aanbieder, dus hoge prijs (want geen prijzenoorlog) - Publieke of collectieve goederen bv. bij het bouwen van een dam, iedereen maakt er profijt van, ookal weigeren ze te betalen - Externe effecten bv. geluidshinder, geurhinder, vervuiling... **Individuele rationaliteit leidt tot collectieve rationaliteit** Stel dus dat de vraag naar bruin brood gaat stijgen - De prijs van bruin brood stijgt ook (want prijzen weerspiegelen wat de mensen willen) 5. Marktvraag (V) **=** de totale hoeveelheid die alle consumenten samen (uitgezonderd arbeidsmarkt) **bereid** zijn te kopen (in een bepaalde periode), afhankelijk van een aantal determinanten. **=** Horizontale sommatie van individuele vraagcurven (collectieve vraag) **=** Feitelijke hoeveelheid **=** Individuele hoeveelheid/consumentengedrag **Determinanten:** Prijs, substitutie goederen, complementaire goederen, inkomen, smaak, verwachtingen, kwaliteit **Ceteris Paribus (c.p.)** Prijsverandering, andere determinanten constant houden **Negatief verband tussen p en q** - Als p stijgt, dan gaat qv dalen - Als p daalt, dan gaat gv stijgen **Verklaring** - Substitutie -- effect (als producten duurder worden, kopen we een alternatief) - Inkomenseffect (met zelfde inkomen kan je minder kopen als producten duurder worden) Het getal voor de p is hetzelfde als de rico bv. qv=240 -- 4p **Substitutiegoederen** zijn alternatieven, goederen die elkaar kunnen vervangen **Complementaire goederen** zijn goederen die samen gebruikt worden ![](media/image2.png)**Vraag (V) is niet hetzelfde als de gevraagde hoeveelheid (qv) !!!** - **Beweging langs V** - Oorzaak: prijsverandering (verandering in de gevraagde hoeveelheid) - **Verschuiving van V** - Oorzaak: verandering andere determinant dan p (verschuiving van de vraag) De vraag is de combinatie van alle gevraagde hoeveelheden samen dus heel de blauwe curve is de vraag en een puntje op de curve is een van de gevraagde hoeveelheden! 6. Marktaanbod (A) = de totale hoeveelheid die alle producenten samen **bereid** zijn te verkopen/produceren (in een bepaalde periode), afhankelijk van een aantal determinanten. = horizontale som van alle individuele aanbodcurven = individueel aanbod/producentengedrag = Werkelijk verkochte hoeveelheid **Determinanten:** Prijs, loonkosten, olieprijzen, taksen,... **Positief verband tussen p en q** - Als p stijgt, dan gaat q ook stijgen - Als p daalt, dan gaat q ook dalen Aanbod (A) is niet hetzelfde als de aangeboden hoeveelheid (qa)! - **Beweging langs A** - Oorzaak: prijsverandering verandering van de gevraagde hoeveelheid - **Verschuiving van A** - Oorzaak: verandering van een andere determinant dan p verandering van het aanbod 7. Marktevenwicht ![](media/image4.png) - Evenwichtsvoorwaarde - V=A - Marktvraag = Marktaanbod - qv=qa **Evenwichtsprijs = magneet** Indien p \> pe aanbodoverschot Indien p \< pe vraagoverschot Hoofdstuk 2a -- Elasticiteiten 2.1. Prijselasticiteit van de vraag **Definitie:** Geeft aan met hoeveel % de hoeveelheid verandert als de prijs met een bepaald % verandert, c.p. **= prijsgevoeligheid** ![](media/image6.png)**Helling bekijken ten opzichte van de p-as. Bij wiskunde bekijken we de rico ten opzichte van de x-as, maar bij economie wordt alles omgedraaid.** - Dus grafiek schuin bekijken (dan komt een hoge rico ook overeen met een steile curve, als we het niet schuin bekijken (dus via de q-as), dan zorgt een lage rico voor een steile curve! **Bij een normaal goed** [*ε*~**p**~^**V**^]{.math.inline} **= negatief** ![Afbeelding met lijn, tekst, Lettertype, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image8.png) **Hoe berekenen?** Verband tussen prijselasticiteit en uitgaven consument omzet producent **Besluit:** - Prijsdalingen hebben een positieve invloed op de omzet als de vraag prijsgevoelig is - Prijsstijgingen hebben een positieve invloed op de omzet als de vraag prijsongevoelig is **Welke factoren beïnvloeden de prijselasticiteit?** - Beschikbaarheid substituten - Type goederen - Tijdshorizon 2.2. Prijselasticiteit van het aanbod - **Zelfstudie pagina 75 -- 79** 2.3. Kruiselasticiteit - Meet de % hoeveelheidsverandering van goed i ten gevolge van een % verandering in prijs van goed j ![](media/image10.png) 2.4. Inkomenselasticiteit - Meet de "relatieve" hoeveelheidsverandering van een goed t.o.v. een "relatieve" inkomensverandering Hoofdstuk 2b -- Overheidsinterventies 2.1. Indirecte belastingen - Belastingen voor - Financiering publieke voorzieningen - Consumptie bepaalde goederen ontmoedigen - Soorten belastingen - Directe belastingen bv. personenbelasting - Indirecte belastingen bv. accijnzen, waardebelasting (btw) - Indirecte belastingen worden (meestal) opgelegd aan de producent, het is dus een extra kost voor de producent **Gevolgen van een indirecte belasting?** - ![](media/image12.png)Aanbod daalt (dus: A-curve verschuift naar links) Met hoeveel? Verticale afstand = indirecte belasting - Prijst stijgt - Afwenteling belasting op de consumenten via een prijsstijging - **Prijsstijging** is niet hetzelfde als een **taks** Wordt afgewenteld Wordt afgewenteld op op de consument de producent Formule: qa = c + dp qa = c+d(p-t) **Mate van afwenteling afhankelijk van elasticiteit** 2.2. Indirecte subsidies - Subsidies - Zijn negatieve belastingen - Subsidies verlenen aan producenten voor het gebruik te stimuleren Formule: qa = c + d(p + s) Zelfstudie p.88-89 2.3. Maximumprijs of plafondprijs - ![](media/image14.png)Aanbodtekort - Doel: - consumenten beschermen - hoeveelheid beperken - Enkel consumenten voordeel - Wachttijden - Zwarte markt **Pmax geldt enkel indien Pmax \< Pe** 2.4. Minimumprijs of bodemprijs - Doel: - Beschermen producten - Aanbodoverschot - OH koopt overschot - Prijsondersteuning - Bevoordeling producent - Wie betaalt? - Consument - Belastingbetaler **Pmin geldt enkel indien Pmin \> Pe** 2.5. Productiequota en invoerbeperkingen Paragraaf 7.3 p.91-93 Hoofdstuk 3 -- Consumentengedrag 1. Nut = voldoening door consumptie (ordinaal meetbaar) = Waarde (waardeparadox) **Marginaal nut** = toename in nut ten gevolge van bijkomende eenheid consumptie. Bv Als je 1 bol ijs eet (nut=5), bij een twee bol ijs daalt het nut (nut=4) - 1^ste^ wet van Gossen dalen marginaal nut - 2^de^ wet van Gossen gelijk marginaal nut van hun laatste euro **Preferenties:** volledig, transitief, niet-verzadiging **Nutsfunctie:** [*u* = *u*(*q*~1~, *q*~2~, ..., *q*~*n*~)]{.math.inline} ![](media/image16.png)**Indifferentiecurve** - Dalend - Convex - Preferentieveld - Niet snijdend - Substitutieverhouding [\$\\text{SV}\_{21} = \\mathbf{-}\\frac{\\mathrm{\\Delta}q\_{2}}{\\mathrm{\\Delta}q\_{1}}\$]{.math.inline} De helling van de indifferentie curve heeft in een bepaald punt oneindig aantal kleine veranderingen **Marginale substitutiegraad** 2. ![](media/image18.png)Budgetbeperking **Budgetrechte =** alle mogelijke combinaties die de consument kan kopen bij gegeven prijs en budget. **Formule:** **Inkomensveranderingen** - ∆y (Ceteris paribus) - Evenwijdige verschuiving van de budgetrechte - Als y stijgt, schuift de budgetrechte naar rechts - Als y daalt, schuift de budgetrechte naar links ![](media/image20.png)**Prijsverandering** - ∆p~1~ (ceteris paribus) - = rotatie van de budgetrechte - Als p1 stijgt, dan roteert de budgetrechte naar binnen - Als p1 daalt, dan roteert de budgetrechte naar buiten 3. Optimale keuze consument - Noodzakelijke goederen [%*Δqv* \ %*Δy*]{.math.inline} - Inferieure goederen q[*v* ↓]{.math.inline} als[  y ↑]{.math.inline} - Als p1 stijgt, roteert de budgetrechte naar binnen - Als p1 daalt, roteert de budgetrechte naar buiten 4. Decompositie prijseffect Marktvraag heeft in principe een negatieve helling Uitzondering: 'Giffen' goederen vraag met positieve helling Verklaren: door het prijseffect op te splitsen in: - Substitutie-effect - Inkomenseffect Giffen-goederen zijn een economisch concept van producten waarvoor de vraag toeneemt naarmate de prijs stijgt, in tegenstelling tot de normale wet van de vraag. **Substitutie en inkomenseffect** Totaal prijseffect = substitutie-effect + inkomenseffect **Prijseffect bij prijsdaling** **Substitutie-effect** is altijd positief bij prijsdaling. **Inkomenseffect** kan het substitutie-effect versterken (normale goederen) of afremmen (inferieure goederen) 5. Afleiding marktvraag - Vraagfunctie individuele consument q^v^~1~ = f(p~1~,....) ![](media/image35.png) **Marktvraag** = horizontale sommatie van individuele vraagcurven Hoofdstuk 4 -- Producentengedrag 1. Output **Inputs** zijn de productiefactoren bv. arbeid (l) en kapitaal (k) **Outputs** is de productie zelf **Sunk costs =** kosten die al zijn gemaakt en niet meer kunnen worden terugverdiend **Productiefunctie TP of q** - [*q* = *f*(*l*,*k*)]{.math.inline} - Korte termijn: [\$q = f(l,\\overline{\\mathbf{k}})\$]{.math.inline} - Lange termijn: q = f(l, k) ![](media/image37.png)**Isoquanten** - **Definitie:** alle inputcombinaties die dezelfde output opleveren - **Eigenschappen:** dalend, convex, isoquantenveld, niet snijdend - **Helling (absolute waarde) raaklijn:** **Schaalopbrengsten** [**q** **=** **Al**^**α**^**k**^**β**^]{.math.inline} 2. Kosten **Isokostenlijn** = alle mogelijke combinaties van arbeid en kapitaal die dezelfde kosten veroorzaken ![](media/image40.png) ![](media/image42.png) **Veranderingen in budget/kosten producent** ∆TK (ceteris paribus) = evenwijdige verschuiving van de isokostenlijn - Als TK stijgt, verschuift de isokostenlijn naar rechts - Als TK daalt, verschuift de isokostenlijn naar links **Veranderingen in inputprijzen** ![](media/image44.png)∆w en/of ∆r (ceteris paribus) = rotatie van de isokostenlijn - Als W stijgt, roteert de isokostenlijn naar binnen - Als W daalt, roteert de isokostenlijn naar buiten 3. Optimale inputcombinatie op lange termijn 4. Optimale productie op korte termijn Productie: ![](media/image46.png) Afbeelding met diagram, tekst, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving ![](media/image48.png) Kostenverloop: ![](media/image50.png) Afbeelding met diagram, lijn, tekst, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, lijn, schermopname, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image52.png) Afbeelding met tekst, diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, diagram, lijn, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image54.png) Hoofdstuk 5 -- Marktvormen 5.1. **Criteria marktvormen** 1\. Aantal vragers/aanbieders 2\. Product homogeniteit 3\. Vrije markttoegang 4\. Perfecte informatie = markttransparantie **Zuivere mededinging** - Veel vragers en aanbieders - Homogene producten - Vrije markttoegang **Monopolistische concurrentie** - Veel vragers en aanbieders - Heterogene producten - Vrije markttoegang 5.2. **Winstmaximalisatie** **Doelstelling bedrijven:** maximale winst ([*π*]{.math.inline}) - Dus: winst zo hoog mogelijke of verlies zo laag mogelijk! MO(q) = MK (q) winstmaximalisatie voorwaarde voor alle marktvormen! 3. **Zuivere mededinging** = perfecte competitie/concurrentie = individuele producent heeft geen invloed op de prijs (marktatomisme) 1. Opbrengsten: MO, GO ![Afbeelding met lijn, tekst, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image56.png) 2. Kosten: MK, GK, GVK 3. Winstmaximalisatie **1^e^ orde vw:** [MO(*qi*) = *MK*(*qi*)]{.math.inline} voor alle marktvormen p=MK[(*qi*)]{.math.inline} *voor zuivere mededinging MO(qi) = p = exogeen* ![](media/image58.png)**2^de^ orde vw:** a. Bijkomende voorwaarde op korte termijn - Moet minstens de gemiddelde variabele kosten dekken = shut down rule KT ![](media/image60.png) Winst van 1 bedrijf? - Opbrengsten TO = p x qe - Kosten TK = GK x qe b. Bijkomende voorwaarde op lange termijn - Moet minstens de gemiddelde totale kosten dekken = shut down rule LT Opmerking: Economische winsten bedrijfstak - Toetreding - Prijs daalt Hoe lang duurt het proces van toetreding? - Totale [*π* ]{.math.inline}bedrijfstak = 0 Lange termijn evenwichtsprijs? - P = GK = Mk 4. Afleiding marktaanbod - Individueel aanbod ![](media/image63.png) - Marktaanbod = horizontale som van de individuele aanbodcurven 5. Welvaartsmeting vrije markt Adam Smith - Vrije marktsysteem - Maximale welvaart Hoe welvaart meten? - Via de som van consumenten- en producentensurplus **Consumentensurplus:** Vraag = f (prijs, inkomen, smaak, alternatieven,...) - Negatieve relatie tussen p en qv - Betalingsbereidheid ![](media/image65.png)**Producentensurplus:** Aanbod = f (prijs, kosten, technologie,...) - Positieve relatie tussen p en qa - Minimaal gewenste ontvangsten **Pareto efficiëntie** - Marktuitkomst: V = A - Efficiënte uitkomst: geen permanent overschot/tekort - Maximale wealth of nations = maximale welvaart = maximale sociale surplus **Welvaart** CS + PS (= sociaal surplus) 4. Monopolie ![](media/image67.png) 6. Marginale opbrengsten (MO) - 1 bedrijf dus marktaanbod = aanbod van de monopolist - Monopolist heeft marktmacht! - MO dubbel zo steil als V 7. Marginale kosten (MK) ![Afbeelding met lijn, diagram, Perceel, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image69.png) 8. Winstmaximalisatie ![](media/image71.png) ![](media/image73.png) 9. Oorzaken monopolie - Kostenvoordeel voor bedrijf - Beperkingen toetreding - Natuurlijke monopolies 10. Welvaartsimplicaties **Voordelen vrije markteconomie** - Individuele vrijheid - Realistisch mensbeeld - Coördinatie, maar geen planning - Pareto-efficiëntie **Nadelen vrije markteconomie** a. A**-**ethische, louter allocatieve efficiëntie: - Vrijheid = ook vrijheid om foute dingen te doen - Vrijheid = ook verantwoordelijkheid, ethiek - Wealth of Nations b. Werkt enkel optimaal onder bepaalde ideale voorwaarden +-----------------------------------------------------------------------+ | - Zuivere mededinging | | | | - Private goederen | | | | - Geen externe effecten | | | | - Perfecte informatie | +-----------------------------------------------------------------------+ ![](media/image75.png)**Welvaart bij zuivere mededinging** Publieke goederen **Wat:** Consumenten zijn geen rivalen en kunnen niet uitgesloten worden **Voorbeelden:** - Publieke goederen (dijk, landsverdediging, televisie,...) - Quasi publieke goederen (openbaar zwembad, onderwijs, wegen,...) - Private goederen (blikje cola, sandwich,...) **Marktfaling** rol prijsmechanisme vervalt Externe effecten **Wat:** Effecten waarmee beslissing nemer geen rekening houdt (effecten op derden) **Effecten:** - Negatieve externe effecten = externe kost (bv. luchtvervuiling) - Positieve externe effecten = externe baat (bv. preventie, onderwijs) **Marktfaling** gevolg van externalisatie (=geen rekening houden) - Externe kost te veel productie op ongecorrigeerde markt - Externe baat te weinig productie op ongecorrigeerde markt Imperfecte informatie **Wat:** verschillende participanten op een markt beschikken niet over dezelfde en volledig informatie **Voorbeelden:** - Averechtse selectie (bv. verzekeringsmarkt, tweedehands auto's) - Moral hazard of moreel wangedrag (bv. verzekeringsmarkt) **Marktfaling** slechten drijven goeden uit de markt - Geen correcte of juiste prijs 5. Monopolistische concurrentie 11. Kenmerken **Heterogeen product** - Beetje monopoliemacht (p\>MK) - V [≠]{.math.inline} perfect elastisch (zuiv. meded.) - V is prijsgevoeliger dan bij monopolie ![](media/image77.png) Realiteit - Veel productdifferentiatie - Maar niet zoveel monopolistische competitieve markten - Reden Diverse producten worden vaak slechts door enkele grote bedrijven geproduceerd (oligopolie) 6. Oligopolie **Oligopolie \ zuivere mededinging** Bv. telecommunicatiebedrijven, spelconsoles, auto industrie, zoekmachines,... 12. Diverse mogelijkheden Eén dominant bedrijf en veel kleine bedrijven Enkele grote bedrijven - Collusie en kartel - Volger -- volger (Cournot) - Leider -- volger (Von Stackelberg) - **Strategisch gedrag/spel** 13. Speltheorie - John Nash - Probleem: free rider gedrag - Voorbeeld: Prisoner's dilemma - Kritiek op Adam Smith's vrije marktwerking **Verschillen tussen marktvormen:** - Vorm V-curve - MO - Belang van strategische interactie tussen bedrijven

Use Quizgecko on...
Browser
Browser