Summary

Dit document bevat een samenvatting van bouwwetgeving, met daarin de verschillende personen betrokken bij het bouwproces, en de geschiedenis van de wetgeving.

Full Transcript

Bouwwetgeving Bouwpartners: personen betrokken bij het proces Vroeger: Bouwen = eenmansbezigheid. Bouwheer = uitvoerder = bouwmeester Nu: Bouwheer architect en technische adviseurs aannemers en specialisten Het bouwproces Initiatiefnemer of bouwheer Het nemen van...

Bouwwetgeving Bouwpartners: personen betrokken bij het proces Vroeger: Bouwen = eenmansbezigheid. Bouwheer = uitvoerder = bouwmeester Nu: Bouwheer architect en technische adviseurs aannemers en specialisten Het bouwproces Initiatiefnemer of bouwheer Het nemen van het initiatief tot het bouwen Ontwerper, architect of bouwmeester Ontwerpen of creëren van de vorm van de te bouwen constructie Uitvoerder of aannemer Het uitvoeren of construeren van het ontworpen gebouw Wet Le Chapelier (1791): Vrijheid van ondernemen en verbod op verenigingen die toegang tot beroep belemmeren (iedereen kon zich nu architect noemen) Code Napoleon: Frans burgerlijk wetboek dat privaatrecht overal gelijkstelt (bescherming titel architect) Wet Breyne: De wet-Breyne biedt de bouwer van een huis en de koper van een te bouwen woning (verkoop op plan, sleutel-op-de-deur) een uitgebreide bescherming op verschillende vlakken. Wet Laruelle: Laruelle-vennootschappen = In dit geval worden de activiteiten van de architect uitgevoerd door de vennootschap en niet langer door de natuurlijke persoon. Vernieuwing Laruelle! Wet Peeters: verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners,.. Bij het koninklijk besluit van de nationale raad van orde van architecten is een nieuw reglement goedgekeurd in 1985. Dit zegt dat er verschillende vormen en modaliteiten van uitoefening van het beroep architect zijn ↓ Zelfstandige Alleen of als medewerker Architect Ambtenaar Voor de overheid Bezoldigde Arbeidsovereenkomst van bediende voor natuurlijke personen of rechtspersonen.  Als architect meewerkt moet hij verplicht meewerken voor de hele opdracht (ontwerp + controle van de uitvoering) Volkomen rechtspersoonlijkheid vennootschap: vennoten blijven persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk Onvolkomen rechtspersoonlijkheid vennootschap: vennootschap is aansprakelijk Uitvoeringsontwerp -> aanbesteding -> aannemer Architect is de raadgever, tekent geen contracten met aannemer, dit doet de bouwheer. 2 soorten architectenvennootschappen: - Laruelle-vennootschappen: activiteiten architect uitgevoerd door vennootschap. (vennootschap aansprakelijk en niet de natuurlijke persoon) - Vennootschappen conform genoemde Aanbeveling (1997): samenwerkingsverband waarbinnen de vennoten het beroep van architect uitoefenen, zonder dat de vennootschap zelf dit mag. (architect blijft aansprakelijk en niet de gehele vennootschap) Voordelen vennootschap: - beperking van de aansprakelijkheid - voor vennootschappen geldt er een lager belastingtarief Nadelen vennootschap: - voor oprichten van vennootschap is een notaris vereist (oprichtingskosten) - vennootschap moet volledige boekhouding voeren (kosten van boekhouder) - kosten wanneer vennootschap stopt (10% roerende voorheffing betalen) => Mini-samenvatting vennootschappen: vroeger kon een architect enkel zijn beroep uitoefenen in de vorm van zijn natuurlijke persoon, hij is dus persoonlijk aanspreekbaar voor het door hem uitgevoerde werk. In de Aanbeveling van 1997 werd voorzien dat een architect vanaf dan zijn beroep kan uitoefenen in het kader van een vennootschap maar deze vennootschap kon niet worden opgenomen in de tabel van de Orde van de Architecten omdat enkel natuurlijke personen gerechtigd waren om het beroep architect uit te voeren. De natuurlijke persoon (de architect) is dus nog steeds aansprakelijk voor de werken. Dit had eigenlijk wel nadelen voor de architect dus in 2006 kwam de wet van Laruelle hierbij kon de architect zijn beroep uitoefenen in kader van een vennootschap en was niet enkel de architect maar de gehele vennootschap aansprakelijk. BVBA: besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid -> Gevormd door een of meerdere personen die enkel hun inbreng verbinden. CV/CVBA: Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid -> Gevormd door minstens 3 personen De vennoten zijn enkel aansprakelijk voor het bedrag van hun inbreng. Ze kunnen dus gemakkelijk in- en uittreden. NV: Naamloze vennootschap -> Vennoten blijven anoniem dus logischerwijze is er beperkte aansprakelijkheid en rechtspersoonlijkheid. + voor architecten is er vanaf 2018 een nieuwe wijziging inzake de verzekeringsplicht. Sinds de wet van Laruelle was je sinds 2006 verplicht je te verzekeren voor je volledige beroepsaansprakelijkheid. Deze wet van Laruelle wordt in 2018 vervangen door 2 andere wetten: Wet Peeters & Wet Ducarme! -> Wet Laruelle wordt vervangen omdat er eigenlijk geen gelijkaardige verzekeringsplicht voor de andere bouwpartners is. Deze geldt enkel voor de architecten. -> Wet Peeters: verplicht iedereen uit de bouwsector een verzekering van de tienjarige aansprakelijkheid af te sluiten voor alle werken van woningen/gebouwen waarvoor tussenkomst van een architect verplicht is. -> Wet Ducarme: door de Wet van Peeters werd de verzekeringsplicht ook van toepassing op de bouwheer, aannemers en dienstverleners van de bouwsector. Met de komst van de Ducarme geldt de plicht nu ook voor landmeters, veiligheidscoördinatoren,… => Toepassingsgebied van de tienjarige aansprakelijkheid is vooral: stevigheid, stabiliteit en waterdichtheid die stabiliteit en stevigheid van het gebouw in gevaar zouden kunnen brengen. Verschillende verhoudingen tussen de betrokken partijen De bouwheer stelt een of meerdere architecten aan. (bv. Een architect voor het ontwerp en een tweede architect voor de leiding van de werken). De architect moet geadviseerd worden door een veiligheidscoördinator, EPB- verslaggever en een ventilatieverslaggever. Technisch adviseur kan voor eenvoudige opdrachten éénzelfde persoon zijn als de architect. Voor normale opdrachten zijn de architect en de technische adviseurs steeds verschillende personen maar ze kunnen wel eenzelfde rechtspersoon zijn (bv. In hetzelfde bureau werken of in hetzelfde team zitten,..) Voor de uitvoering van de werken word(en) een algemene aanneming of meerdere aannemers (aanneming in loten) aangesteld, deze kunnen eventueel een deel van hun werk toevertrouwen aan onderaannemers. => De overheid is onrechtstreeks betrokken bij het bouwproces door het opleggen van bouwvoorschriften, het verlenen van een bouwvergunning, het uitkeren van bouwpremies of andere financiële tussenkomsten etc. Bouwheer en architect vormen één persoon met ‘losstaande’ aannemer Rechtspersoon = instelling die voor de wet op een soortgelijke manier kan handelen als een mens Dit kan voorkomen wanneer de bouwheer een rechtspersoon is (grote maatschappijen die onder hun personeel een of meerdere architecten hebben die in vast dienstverband werken) Ook hier moet er beroep worden gedaan op veiligheidscoördinators, EPB-verslaggever, ventilatieverslaggever en eventuele technische adviseurs. De aannemer en de bouwheer vormen samen één persoon Hier neemt de aannemer het initiatief van de bouwheer gedeeltelijk of geheel over: hij treedt op als bouwpromotor. Hij heeft een eigen architect (niet in vast dienstverband) en richt gebouwen op met het doel die te verkopen. -> van zodra een toekomstige verwerver een akkoord sluit met de bouwpromotor dient hij een eigen (tweede architect) aan de stellen en wordt de opdracht van de architect verdeelt tussen beiden architecten, dit om de belangen van de verwerver veilig te stellen. Personen betrokken bij het bouwproces Bouwheer Een bouwheer is de opdrachtgever van architect of architectenbureau en aannemer bij het doen realiseren van een bouwwerk. Hij regelt de aanbesteding, gunt het werk aan een aannemer en is vervolgens de opdrachtgever van de aannemer. Architect Natuurlijk persoon, maatschap, vennootschap of rechtspersoon. Hij brengt zijn ontwerp in tekening en begeleidt de verwezenlijking van zijn plannen. De architect is vertrouwensman van de opdrachtgever. Technische adviseurs Door de complexiteit van de technische uitrusting doet de architect bij de uitvoering van zijn taak, beroep op specialisten of adviseurs. (bv. Funderingen, beton-staalconstructies). Met andere woorden de architect leidt de studie en bepaalt in welke fase de specialisten moeten worden ingeschakeld. De veiligheidscoördinator (zie extra samenvattende tabel) Er is een veiligheidscoördinator nodig als u gedurende de looptijd van uw bouwproject meer dan één aannemer op de werf nodig hebt. (leveranciers en nutsmaatschappijen worden in sommige gevallen ook als aannemers beschouwd worden) -> er is wordt een onderscheid gemaakt tussen de coördinator voor het ontwerp en voor de uitvoering maar kan dezelfde persoon zijn. Coördinator van ontwerp stel een postinterventiedossier (PID) op, dit bevat alle documenten die nuttig kunnen zijn voor de veiligheid en de gezondheid van de mensen die later werkzaamheden zullen uitvoeren aan het gebouw (bv. Onderhoud, renovatie,..) EPB-verslaggever Bij gebouwen waarvoor EPB-eisen gelden wordt een EPB-verslaggever aangesteld. Bij de start van de werken wordt een richtwaarde van een E-peil en S-peil bezorgd. Na de bouwvergunning werd goedgekeurd wordt er ook een startverklaring ingediend. (informatie verslaggever/architect, startdatum werken, info werken ligging/beschermd volume, richtwaarden en ventilatievoorontwerp) Tijdens de werken regelmatig contact en tussentijdse resultaten en simulaties. Na de werken wordt een EPB-aangifte door de verslaggever opgesteld waarin wordt vermeld welke maatregelen genomen zijn voor de peilen na te streven en wordt er een realistische studie gemaakt voor de definitieve berekening van het E-peil en het S-peil. Ventilatieverslaggever Naast een EPB-verslaggever ook een ventilatieverslaggever nodig die betrokken is bij de coördinatie, het ontwerp (keuze ventilatiesysteem), de uitvoering (toevoer, doorstroom en afvoer) en de controle van de uitvoering. Nodig omdat de gerapporteerde debieten van bouwheren etc niet overeenkomen met de werkelijkheid. + Blowerdoortest om luchtdichtheid van een woning of gebouw te testen door haar bloot te stellen aan een over-/onderdruk van 50Pa. Lucht die ontsnapt = maat luchtdichtheid. Aannemer De vakkundige onderneming die zich verbindt om tegen overeengekomen prijzen, in opdracht en voor rekening van de bouwheer, werken en leveringen uit te voeren volgens tekeningen, bestek en onder leiding van de architect. -> onderaannemer is de vakkundige onderneming waarvoor door de aannemer de uitvoering van een deel van zijn werken en leveringen worden toevertrouwd. De onderaannemer handelt steeds in opdracht van en voor rekening van de aannemer. (bv. Schrijnwerken, vloerder,..) Bouwwetgeving Het bouwproces Fase 1 – Opdracht bouwheer aan de architect Bouwheer geeft de opdracht aan een architect, voor de keuze van een architect bestaan er geen vaste regels zoals bij een aannemer. Het kiezen van architect kan geleid worden door o.a. de bekendheid van de architect, de relatie van de bouwheer met de architect of dmv een wedstrijd. Bij het ontvangen van de opdracht tekenen de bouwheer en de architect een overeenkomst De architect ontvangt van de bouwheer: een programma van eisen, gegevens over het perceel De taak van de architect: onderzoek van de bouwgrond (ligging, afmetingen, omgeving,..), kennisneming van de bouwvoorschriften (bouwwijze, rooilijn, bouwlijn,…) Vooraleer een architect wordt aangewezen kan de bouwheer dus al: een onderzoek naar de bouwbehoeftes doen, een programma van eisen opstellen en de aankoop van de grond afronden. Fase 2 – Voorontwerp De architect geeft vorm aan het programma en maakt een voorontwerp. Dit is een grafische weergave van de ideeën van de architect die aan de bouwheer ter goedkeuring worden gelegd. Een voorontwerp is samengesteld uit: studieontwerp in de vorm van schetsen al dan niet op schaal, uitwerking van een gekozen schets op schaal, een beknopte beschrijvende nota, eventueel maquette of perspectieven. Bij een ingewikkelde en omvangrijke constructie laat de architect zich bestaan door technische-en veiligheidsadviseurs vanaf de fase van het voorontwerp. Fase 3 – Indienen omgevingsvergunning Deze fase betekent geen verdere ontwikkeling van het voorontwerp maar het is een administratieve taak. Voor het optrekken van het gebouw moet je in het bezit zijn van een goedgekeurde omgevingsvergunning. Hiervoor moet je een aanvraag indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het gebouw zal worden opgetrokken. Een omgevingsaanvraag bevat: plannen (uitvoeringsontwerp, inplantingsplan, foto’s van de omgeving, formulieren van de aanvraag Fase 4 – Uitvoeringsontwerp Nadat het voorontwerp is goedgekeurd door de bouwheer, zal de architect een uitvoeringsontwerp opstellen. Dit is een volledige en technische voorstelling van het ontwerp. De plannen zijn niet zo zeer voor de bouwheer maar wel voor de uitvoerders. Het uitvoeringsontwerp bestaat uit: alle plattegronden, dakconstructies, funderingsplan, gevels en de nodige doorsneden waarvan minstens een langse doorsnede en een dwarse doorsnede op schaal. Bij eenvoudige ontwerpen kan deze fase door enkel de architect worden uitgevoerd, bij gebouwen met zekere omvang moet hij adviseurs inschakelen, samen vormen ze dan een bouwteam. Fase 5 – Detailtekeningen Bepaalde constructiedelen zijn zo ingewikkeld dat ze verder moeten worden uitgewerkt en op grotere schaal moeten getekend worden voor duidelijkheid. Indien nodig kunnen deze opgemaakt worden tijdens de uitvoering van de werken maar dit wordt zoveel mogelijk op voorhand gedaan om moeilijkheden te vermijden en zodat de uitvoerder een zo volledig mogelijk beeld kunnen vormen om prijs te maken. Fase 6 – Bestek Als aanvulling op het uitvoeringsontwerp en detailtekeningen wordt er, aan de hand van deze grafische documenten, een nauwkeurige beschrijving opgemaakt van de uit te voeren werken en de te leveren materialen, eventueel gepaard met een berekening van de hoeveelheden. Alles wat niet op de plannen kan worden aangeduid wordt beschreven in het bestek zodat de plannen en het bestek elkaar aanvullen en een geheel van alle gegevens zijn. Fase 7 – Aanbesteding De aanbesteding is de procedure die gevolgd wordt voor het aanduiden van de aannemer(s) die de uitvoerende opdracht zullen ontvangen. Hierbij moet een keuze gemaakt worden tussen verschillende aannemers en wordt diegene met de gunstige prijs toegewezen. De prijsberekening of begroting doen de aannemers aan de hand van een aanbestedingsdossier dat bevat: alle grafische documenten (uitvoeringsontw. & details), het bestek en eventuele andere technische studies. De aannemer(s) die uiteindelijk de opdracht gegund worden van dit besluit op de hoogte gebracht. Ze tekenen samen met de bouwheer het aannemingscontract. Openbaar (werken voor de staat) VS Privéwerken (werken voor particulieren) - Iedereen moet in het bezit zijn van het aanbestedingsdossier - Iedereen krijgt dezelfde kansen om mee te dingen - Bij openbaar kan iedereen met de nodige criteria mee doen, bij privé selectie gemaakt Fase 8 – Uitvoering De aannemer(s) voert de werken uit volgens de plannen en de bepalingen van het bestek, dit binnen de vooropgestelde uitvoeringstermijn. Hierbij heeft de architect de volgende opdracht: toezicht houden op de werken door regelmatige bezoeken aan de werf, zorgen voor do coördinatie tussen de verschillende aannemers in geval van aanneming in loten, leiden van de werken door het geven van richtlijnen en detailtekeningen en het nazien van de betalingsaanvragen of vorderingsstaten van de aannemers Fase 9 – Aanvaarding van de werken (aanvaarding = oplevering) De aanvaarding geschiedt in twee fasen - de voorlopige aanvaarding -> 1ste deel vrijgave waarborg - de definitieve aanvaarding -> 2de deel vrijgave waarborg De voorlopige aanvaarding: gebeurt direct na de voltooiing van de werken en n principe vóór de ingebruikname van het gebouw door de bouwheer. Hierop volgt dan de 12 maanden waarborgtermijn naar gelang bepalingen in het bestek. -> Gedurende de waarborgtermijn moet de aannemer, in functie van de vereisten, aan de werken al het nodige uitvoeren om ze in goede staat of werking te stellen of te behouden. Na de waarborgtermijn volgt dan de definitieve aanvaarding. De aanvaardingen gebeuren door een bijeenkomst van de bouwheer, architect en de aannemer(s) op het werk. Hiervan wordt door de architect een proces-verbaal opgesteld met ofwel de aanvaarding van de werken met eventuele opmerking ofwel de weigering van de werken met reden. Dit wordt door iedereen ondertekend. De tienjarige aansprakelijkheid begint te lopen vanaf de voorlopige of de definitieve aanvaarding! Private opdracht Als het om een private opdracht gaat zijn de regels van het burgerlijk wetboek van toepassing maar hier word aanvaarding of oplevering niet in vermeld. We kunnen dan ook stellen dat er geen voorlopige en definitieve oplevering zal plaatsvinden. De tienjarige aansprakelijkheid vangt dan aan bij de aanvaarding van de werken. Indien er contractueel wel wordt voorzien om een dubbele oplevering te doen maar er is niet beslist wanneer de tienjarige aansprakelijkheid zal starten wordt de definitieve oplevering als startpunt van de aansprakelijkheid beschouwd. Tenzij anders vermeld wordt in het contract! De wet Breyne Speciale gevallen zijn de opdrachten die onder de wet van Breyne vallen. De wet van Breyne is vooral bekend voor de belangen van de koper te beschermen bij een verkoop. De wet stipuleert wel dat er dubbele oplevering is en de tienjarige aansprakelijkheid start vanaf de definitieve oplevering tenzij anders wordt vermeld in het contract. Overheidsopdrachten Wet van Breyne en Overheidsopdrachten zijn de enige reglementeringen die standaard voorzien zijn van een dubbele oplevering maar bij de overheidsopdrachten start de tienjarige aansprakelijkheid al vanaf de voorlopige aanvaarding. Bouwwetgeving Contractenleer en erfdienstbaarheid Verbintenis = rechtshandeling waarbij 1 of meerdere personen anderen dwingen iets te geven, doen, niet doen. Dit kan binnen of buiten wil tot stand komen. Overeenkomst = speciale verbintenis die contractueel binnen de wil tot stand is gekomen. Contract = overeenkomst waarbij personen andere personen iets willen geven, doen, niet doen binnen de wil van de andere. Vallen onder de dezelfde regels: - Geldigheidsvoorwaarden - Totstandkoming (opmaken overeenkomst) - Interpretatie (gevolg tussen partijen) - Toepassingsgebied (gevolgen tegenover derden) Essentiele elementen = geldigheidsvoorwaarden die noodzakelijk zijn bij het bestaan van een contract Natuurlijke elementen = elementen die voortvloeiend uit een overeenkomst maar die niet persee noodzakelijk zijn om een overeenkomst geldig te stellen. (bv. Lastenboek) Toevallige elementen = elementen die overeen zijn gekomen maar niet persee tot stand zullen komen. Beginsel van een contract Wilsautonomie: zelfbeschikking tot het aangaan van contracten dat niet in strijd zijn met openbare orden en goede zeden; Consensualisme: de uitwerking van een akkoord waarbij het contract als een wet is voor de partijen. Geldigheid van een contractuele verbintenis en overeenkomsten 1) Toestemming van de partij die zich verbindt 2) Bekwaamheid om contracten aan te gaan 3) Een voorwerp als inhoud van de verbintenis 4) Geoorloofde oorzaak Dwaling Afpersing door geweld Nietigheid van de overeenkomst! Bedrog Iedereen kan contracten aangaan buiten: minderjarigen, onbekwamen, in bezit van een verbod op contracten, verkwisters wél door voorlopige bewindvoerder. -> bij alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, wordt verwacht dat de partijen de wet volgen. Ieder contract heeft een voorwerp = iets dat een partij geeft, doet of niet doet Verbintenis om iets te geven Het leveren van de zaak, tot aan de levering, zorgen voor het behoud, schadevergoeding jegens de schuldeiser (persoon die iemand opdraagt iets te geven, doen of niet te doen) Verbintenis om iets te doen of niet te doen Oplossing door schadevergoeding indien de schuldenaar (SN) niet nakomt, als dit in strijd is met de verbintenis heeft de schuldeiser (SE) recht op vordering vernietiging Schadevergoeding wegens niet nakomen Als de schuldenaar de verbintenis niet na komt of er een vertraging van de uitvoering is, als de schuldenaar de schadevergoeding niet binnen bepaalde tijd betaald, komt er intrest bij kijken. TENZIJ er een vreemde oorzaak is buiten zijn wil GEEN schadevergoeding bij overmacht of toeval Gevolgen van de overeenkomst wat betreft derden Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tussen de contracterende partijen, er is dus geen nadeel voor de derden en het is niet tegenstelbaar aan derden. Eigendommen Onroerend goed = De grond en alles wat zich daarop of daarin bevindt voorzover dit er `aardvast of nagelvast` mee is verbonden. Onroerend door aard, bestemming (bv. Vijvers met vissen, bijenkorven,..) en voorwerp (bv. Ingewerkte spiegels) waarop ze betrekking hebben. Roerend goed = Roerende goederen zijn beweegbare goederen in tegenstelling tot de onroerende of onbeweegbare goederen. Roerend uit hun aard zijn alle verplaatsbare zaken. Roerend door aard of wetsbepaling (verbintenissen + vorderingen) Een recht van eigendom, een recht van genot, of een recht van erfdienstbaarheid. Als het gebouw is opgebouwd met materialen van iemand anders moete deze betaald worden maar de eigenaar van de materialen mag deze niet wegnemen. Vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan de ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting de zaak zelf in stand te houden. -> door de wet, de wil van de mens, op roerend of onroerend en hetzij zuiver/eenvoudig voor bepaalde tijd onder voorwaarde. Rechten op alle vruchten Natuurlijke vruchten Burgerlijke vruchten Vruchten uit nijverheid Huilhuren, interesten geldsommen, Bekomen uit: aarde, dieren en jongen rentetermijnen en pachten en landerijen Bebouwing De eigenaar mag noch door zijn daad, noch door enige andere wijze aan de rechten van de vruchtgebruiker afbreuk doen. De vruchtgebruiker heeft geen recht op vergoeding voor verbeteringen die hij heeft aangebracht. Einde vruchtgebruik: dood, termijn verstrijkt, vruchtgebruiker wordt eigenaar, tenietgaan van de zaak, misbruik Erfdienstbaarheden = Een last op een erf gelegd tot gebruik en tot nut van een erf dat aan een andere eigenaar toebehoort. Ontstaan door natuurlijk ligging, door de wet opgelegd of uit overeenkomst. Iedere eigenaar kan zijn nabuur dwingen tot afpaling van hun aan elkaar grenzende eigendommen. -> De afpaling geschiedt op gemene kosten. Veldwetboek = wet op de veldpolitie regeling al de rest behalve onderstaande: gemene muur, gemene gracht, uitzicht op de eigendom van de nabuur, dakdrop, recht van uitweg en recht van overgang. Iedere eigenaar moet zijn daken zodanig aanleggen dat het regenwater op zijn grond of op zijn openbare weg afloopt, het mag niet neerkomen op het erf van de buur! => Geen nabuur mag in de gemene muur een holte maken of daartegen een werk aanbrengen of doen steunen zonder toestemming van de andere nabuur of, indien die weigert, zonder de deskundigen de middelen te hebben doen bepalen die nodig zijn om te voorkomen dat door het nieuwe werk aan de rechten van de andere nabuur afbreuk wordt gedaan. andere nabuur afbreuk wordt gedaan. Bouwwetgeving Gemeenheid Scheidsmuur: - Gewone eigen scheidsmuur (volledig op 1 perceel, heeft dus 1 eigenaar) - Gemene muur (mandeligheid, muur te paard of bekomen gemeenheid) -> Scheidsmuur = muur die 2 eigendommen van elkaar scheidt, hierbij is het niet noodzakelijk dat de percelen links en rechts van de muur bebouwd zijn. Gemene muur = bijzondere vorm van mede-eigendom. Een muur die dient tot afsluiting tussen erven. Het gaat weldegelijk om een muur en geen houten schutting of draadomheining. Het is een soort erfdienstbaarheid waarbij de eerste bouwer als eigenaar wordt beschouwd en de tweede bouwer eigenaar is van het heersende erf dat het recht heeft om de muur gemeen te maken. Een gemene muur of mandeligheid = vorm van gebonden mede-eigendom van bv. Scheidingsmuur  Mandelige muur staat met zijn as pal op de grens.  Gemene muur schermt 2 erven af, staan niet altijd op de as. Hoogbouw en diepbouw: In vele scenario’s wordt laagbouw afgebroken om plaats te maken voor grote appartementsblokken die bijgevolg ook nieuwe zettingen in de fundering nodig heeft. Deze zettingen kunnen aanleiding geven tot zetting schade bij de buren. + ook bij grote delfwerken (denk aan bv. Ondergrondse parkeergarages of kelders met meerdere verdiepen) kunnen grote schade aanbrengen bij de naburige gebouwen. => Eisen voor opdrachtgevers die hoogbouw of diepbouw voorzien naast al aanwezige buren - Het voorkomen van schade: zoveel mogelijk uitvoeringstechnieken die schade maximaal voorkomen - Dragende functie: de gemene muur zo min mogelijk dragend te maken, soms geen eigen fundering - Warmte-isolerende functie: isoleren om energieverlies maximaal te voorkomen - Akoestische isolatie: vergt veel plaats van gemeenschappelijk muur dus gevolg voor dragende functie + eisen opgelegd door overheid: minimumdikte van de gemene muren, geluidsisolatie volgens bepaalde norm, minimumwaarden voor de warmtedoorgangscoëfficient.  Wie bij het bouwen van een gemene muur het wetboek volledig navolgt, zal wss moeilijke gevolgen tegemoet komen. Het wetboek en de materialen en manier erin beschreven is namelijk vrij verouderd. Een wachtmuur = muur die letterlijk staat te wachten tot er een andere muur tegen of naast gebouwd wordt Onderhoudt en herstel van gemene muur = wordt gefinancierd door alle eigenaars van de gemene muur. Bewijs van mandeligheid of gemeenheid Mandeligheid = mede-eigendom van een scheidsmuur. -> Titel: eigenlijke akte van muurovername -> Verjaring: mandeligheid van een muur verkrijgen door verjaring -> Wettelijke vermoedens: omdat sommige scheidsmuren zo oud zijn, zijn er vaak geen aktes. - in steden en platteland wordt vermoed dat elke scheidingsmuur gemeen is. Enkel de muren die samenvallen met die van de buur. Als de muur ‘uitsteekt’ is het uitstekende deel privaat. - muren vermoeden gemeen te zijn als ze voor scheiding zorgen bij binnenplaatsen of tuinen en zelfs voor erven die volledig rondom bemuurd zijn en midden ten velde liggen. Gemene muur: afwatering Geen gemene muur: naar beide erven afwatering naar een bepaald erf (als er discussie rond de mandeligheid bestaat maar er is een akte, wint de akte altijd ookal zijn er vermoedens) Muren te paard = Positie 1st muur net naast/tegen perceelgrens opgetrokken aan de van kant 1ste bouwer en 2e muur pal naast 1ste muur met luchtspouw/isolatie. De eerste bouwer kan verplicht worden de gemeenmaking van de scheidsmuur te ondergaan. De tweede bouwer is echter niet verplicht om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Hij kan steeds beslissen om op zijn perceel een eigen muur op te richten en af te zien van de gemeenmaking Scheidsmuur = muur net naast of tegen de perceelsgrens Gemene muur = positie net naast of tegen de perceelsgrens van de kant van de eerste bouwer Mandelige muur = muur pal op de perceelsgrens (centraal) Muur te paard = positie van de eerste muur is net naast of tegen het perceel van de eerste bouwer, de tweede muur met luchtspouw en isolatie staat pal naast de 1ste muur (op perceel van de tweede bouwer) Hoe komt gemeenheid tot stand? (6 mogelijkheden) 1. Vrijwillige oprichting op gemene kosten Schriftelijke en geregistreerde vereenkomst tussen beiden partijen, factuur voor helft van de kosten en geen muurovername akte. 2. Gedwongen oprichting op gemene kosten Nabuur verplichten om gemene kosten voor de scheidsmuur te hebben, kan enkel vooraleer de muur is opgericht. 3. Vrijwillige afstand en overname van scheidsmuur Merendeel van de gemene muren komt tot stand tot vrijwillige afstand en overname. De eerste bouwer laat de tweede bouwer een deel van de muur ‘overnemen’, dit doen ze vrijwillig. 4. Verkrijgende verjaring De muur die op de 1ste bouwer zijn grond staat wordt na 30 jaar ook bezit van de 2de bouwer. 5. Gedwongen afstand van scheidsmuur De tweede bouwer verplicht de eerste bouwer afstand te doen tegen betaling zodat de muur. 6. Gedwongen overname van scheidsmuur De eerste bouwer vraagt aan de tweede bouwer om gedeeltelijk de muur over te nemen, de buur kan zelf kiezen of hij de scheidsmuur als gemeenheid overneemt.  Een overnameovereenkomst mag niet meer door een architect opgesteld worden maar moet door een landmeter-expert worden opgesteld! Hij paalt het terrein af, maakt en ondertekent plannen. Lichten en zichten Licht = opening die enkel licht doorlaat en geen uitzicht biedt. Het betreft bijvoorbeeld doorschijnende glastegels of een opening op een zekere hoogte zodat geen uitzicht naar buiten mogelijk is. Vast glasraam, ijzeren traliewerk en geen uitstekende gedeelten aan de kant van de nabuur. (Uit)Zichten = Zijn muuropeningen die bestemd zijn om licht en zicht door te laten en bijgevolg uitzicht toe te laten. Een rechtstreeks uitzicht is een opening die, zonder naar buiten te moeten leunen, vrij uitzicht geeft op het naburig erf volgens een loodrechte richting genomen op de muur waarin deze opening gemaakt is. Een zijdelings (of schuin) uitzicht omvat alle andere zichten.  Geen enkele opening is toegelaten in een gemene muur tenzij met akkoord van alle mede-eigenaars, bij gemeenmaking van een niet-gemene muur kan geëist worden dat alle openingen dicht gemaakt worden, zelfs als ze al meer dan 30 jaar bestaan.  In de muur die rechtstreeks paalt aan het erf van de nabuur mogen er lichten gestoken worden onder voorwaarden dat het raam 2,60 m boven de grond of de vloer van de gelijkvloerse verdieping of 1,90 m boven de vloer van een hogere verdieping wordt geplaatst.  Als de muur niet gemeen is en ook geen scheidingsmuur is moeten de voorwaarden van 0.60m voor zijdelingse uitzichten en 1.90m voor rechtstreekse uitzichten gerespecteerd worden. Geen van de buren mag, zonder toestemming van de andere, in een gemene muur een opening maken, hoe dan ook, zelf niet met een vaststaand glasraam. De eigenaar van een niet gemene muur (privatieve scheidsmuur) die onmiddellijk paalt aan het erf van een ander, mag in die muur lichtopeningen of venster maken let ijzeren traliewerk en vaststaand glasraam.  Wanneer de lichten en uitzichten niet voldoen aan de wettelijke bepalingen, kan je hun verwijdering vorderen voor zover er geen verjaring is ingetreden. Ofwel moeten ze worden aangepast aan de wettelijke voorschriften, ofwel moet alles in de oorspronkelijke toestand worden hersteld, dat wil dus zeggen dichtgemaakt worden met dezelfde materialen.  Als de lichten en uitzichten meer dan 30 jaar bestaan, is er verjaring en kan hun verwijdering niet meer worden afgedwongen, ook niet als ze niet voldoen aan alle bepalingen. Tenzij het onverjaarbaar is verklaard. Bouwwetgeving Ruimtelijke ordening Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen: visie over hoe we in Vlaanderen met de schaarse ruimte moeten omgaan om zo groot mogelijk ruimtelijke kwaliteit te krijgen en een gewenste ruimtelijke structuur te realiseren. Geen plannen maar een onderbouwde visie! -> Elke bestuursniveau (provincie, gemeente,..) heeft zijn eigen structuurplan. -> Resterende open ruimte max. proberen te beschermen en de steden te herwaarderen. 4 invalshoeken. (stedelijke gebieden, het buitengebied, de economische gebieden en de lijn/verkeersinfrastructuur) Vroeger werden er door de Vlaamse overheid gewestplannen opgemaakt, deze zijn nu vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Deze RUP’s zijn plannen die voor elke lap grond in Vlaanderen regelen waar en hoe er gebouwd of verbouwd mag worden(waar gewestplan nog niet door RUP vervangen is, wordt gewestplan nog steeds gehanteerd) -> Zowel gewest, provincie als gemeente kunnen deze RUP’s opmaken. + naast de voorschriften uit de RUP’s zijn ook de stedenbouwkundige verordeningen van belang = voorschriften die gelden op het hele grondgebied van het bestuursniveau dat de voorschriften opmaakt. Dit kan het gewest zijn, een provincie of een gemeente. Bijzondere plannen van aanleg (BPA) en verkavelingsvergunningen zijn verfijndere documenten die meer info geven over de percelen in Vlaanderen. ⇨ Sommige gebouwen kunnen ook zonevreemd zijn: Een woning, bedrijf of monument is zonevreemd als het volgens het geldende plan niet in de juiste bestemming ligt vb. Een woning in recreatiegebied. Industriegebieden => Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. + voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mee de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten (bv. Bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven,…) Dienstverleningsgebieden => Deze zijn bestemd voor de vestiging van d bedrijven of inrichtingen waarvan de functie verder reikt dan de verzorging van de buurt. Voor zover de veiligheid en de goede werking van het bedrijf het vereist, kunnen ze woongelegenheid voor de exploitant, de bewakers of het onderhoudspersoneel omvatten. + dienstverleningsbedrijven zijn een onmisbaar element in de woonzone omwille van de relatie met het publiek. + dienstverleningsbedrijven zijn een onmisbaar element in de woonzone omwille van de relatie met het Lokalisatie van de bedrijven buiten de woonzones is in se niet wenselijk tenzij het gaat om bedrijven die omwille van het publiek. Lokalisatie van de bedrijven buiten de woonzones is in se niet wenselijk tenzij het gaat om bedrijven grote omvang of hinderlijkheid voor de buurt niet verenigbaar zijn met woongebied. die omwille van het grote omvang of hinderlijkheid voor de buurt niet verenigbaar zijn met woongebied. Woongebieden => Onder de term woongebieden worden beschouwd: Effectieve woongebieden, woonuitbreidingsgebieden, woonparken en woongebieden met landelijk karakter. Effectieve woongebieden - bestemd voor wonen, handel, dienstverlening, sociaal-culturele inrichting, toeristische inrichting,.. Woonuitbreidingsgebieden - vrijliggende terreinen die aansluiten bij bv. een woongebied of gronden die omringd zijn door volgebouwde straten. Een woonuitbreidingsgebied is in de eerste plaats bedoeld voor groepswoningbouw of sociale woningbouw Woongebieden met landelijk karakter - Onder «woongebied met een landelijk karakter» wordt verstaan de landelijke dorpen, de landelijke gehuchten en de bestaande en af te werken lintbebouwing. In het algemeen zijn deze bestemd voor woningbouw en tevens voor landbouwbedrijven. + gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde Recreatiegebieden => Gebieden bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccomodaties. In deze gebieden kunnen werken en handelingen onderworpen worden om het recreatief karakter van de gebieden te bewaren. Gebieden bestemd voor ander grondgebruik => in deze gebieden is woongelegenheid toegestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen. Denk aan militaire domeinen, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen, ontginningsgebieden, waterwinningsgebieden,… - Ontginningsgebieden: rondom deze gebieden dient een afzonderingsgordel te worden aangelegd. - Waterwinningsgebieden: hier kunnen beperkingen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen Zonevreemd => Als een gebouw ligt in een zone waar het niet thuishoort, wordt het "zonevreemd" genoemd. (bv. een woning in landbouwgebied,…) Meestal bestonden deze gebouwen vooraleer de verschillende bestemmingen op de plannen van aanleg werden vastgelegd. Zonevreemd is dus iets totaal anders als "illegaal". Illegale woningen zijn woningen gebouwd zonder bouwvergunning. Landelijk gebied => Dit kunnen agrarische gebieden, bosgebieden of groene ruimten zijn. Indien een landelijk gebied niet onder een van deze 3 noemers is ondergeplaatst geldt het artikel dat enkel werken worden toegelaten die noodzakelijk zijn voor het behoud van de huidige bestemming van het gebied. Aan de hand van de beplanting, de eigen ordening en de aanleg van het gebied moet worden nagegaan of het een agrarisch gebied, bosgebied of groene ruimte is. Agrarische gebieden - Agrarisch gebied is in principe bestemd voor de beroepslandbouw. Enkel de gebouwen die noodzakelijk zijn voor een landbouwbedrijf horen hier thuis. Ook para-agrarische activiteiten toegelaten in agrarisch gebied. Dit zijn activiteiten die in zeer nauw verband staan met agrarische activiteiten (bv. kennels, veeartsenijkundige klinieken,..) Bosgebieden - Beboste of te bebossen gebieden, bestemd voor het bosbedrijf. Daarin zijn gebouwen toegelaten, noodzakelijk voor de exploitatie van en het toezicht op de bossen. Jagers-en vissershutten zijn ook toegelaten op voorwaarde dat ze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf Natuurgebieden -Bossen, wouden, venen, moerassen, duinen,.. hierin mogen jagers-vissershutten worden geplaatste onder voorwaarde dat deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf. Natuurgebieden met wetenschappelijke waarden of natuurreservaten - Zijn gebieden die in hun staat bewaard moeten blijven wegens wetenschappelijke of pedagogische waarde. Enkel handelingen voor passieve of actieve bescherming van deze gebieden zijn toegestaan. Parkgebieden - Moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen. Landschappelijke waardevolle gebieden - Gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’S) => Het decreet van Ruimtelijke Ordening bepaalt dat het vroegere systeem van gewestplanwijzigingen vervangen wordt door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Alvorens de Vlaamse regering een definitieve beslissing rond een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan neemt, krijgt elke burger de kans om opmerkingen, adviezen, bezwaren,.. in te dienen. => Het regeringsbesluit tot definitieve vaststelling van een gewestelijk RUP verschijnt in het Belgisch Staatsblad. Veertien dagen later zijn de nieuwe voorschriften dan van kracht en vervalt het oude gewestplan. Ruimtelijk uitvoeringsplan: - grafisch plan dat aangeeft voor welk(e) gebied(en) het RUP van toepassing is - de erbij horende stedenb. Voorschriften naar bestemming, inrichting en beheer - weergave van de feitelijke en juridische toestand - de relatie met het ruimtelijk structuurplan waarvan het een uitvoering is - indien van toepassing: voorschrift die in strijd zijn en dus opgeheven worden RUP’s bevatten stedenbouwkundige voorschriften, deze kunnen eigendomsbeperkingen inhouden met inbegrip van bouwverbod. => RUP’s blijven gelden tot ze, ofwel geheel ofwel gedeeltelijk, vervangen worden. => Staat nog niet op papier maar huidige besprekingen geven duidelijk aan dat men in de toekomst zal werken met sectorale uitvoeringsplannen, die voor de gemeenten volgende onderwerpen zullen bevatten -> (bebouwde ruimte, bedrijventerreinen, toeristische/recreatieve infrastructuren, wegeninfrastructuur,..) Soorten ruimtelijke uitvoeringsplannen - Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: wordt gemaakt door de Vlaamse regering. Deze plannen komen nagenoeg overeen met de nog bestaande gewestplannen - Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan: wordt gemaakt door de provincies. Slaat op heel het gebied van de provincie en dient om het provinciaal ruimtelijk structuurplan ten uitvoer te brengen. - Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: wordt gemaakt door de gemeente. Slaat op heel het gebied van de gemeente en dient om het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ten uitvoer te brengen. => De voorschriften van zowel het Provinciaal als Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan kunnen niet afwijken van de voorschriften van de Gewestelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen. Voor de gemeenten mogen ze bovendien ook niet afwijken van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Procedure voor de opmaak van de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) 1. Het bestuur stelt het ontwerp van Ruimtelijk Uitvoeringsplan voorlopig vast. 2. Binnen de 30 dagen na de voorlopige vaststelling: start van het openbaar onderzoek van 60 dagen. (Tijdens onderzoek krijgt elke eigenaar of betrokkene ruim de tijd om zich te informeren stem te laten horen) 3. Voor het afsluiten van het openbaar onderzoek worden eveneens de opmerkingen van besturen van andere niveaus overgemaakt aan het inrichtend bestuur. 4. De commissie bundelt en coördineert de adviezen en brengt binnen de 90 dagen na het einde van het openbaar onderzoek gemotiveerd advies bij het inrichtend bestuur uit; 5. 180 dagen na het beëindigen van het openbaar onderzoek (210 dagen in geval van verlenging op verzoek van de commissie) wordt het uitvoeringsplan definitief vastgelegd. => Bij de definitieve vaststelling van het plan kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan slechts wijzigingen aangebracht worden die gebaseerd zijn op de opmerking, adviezen, bezwaren,.. die uitgebracht werden tijdens het openbaar onderzoek; wijzigingen gebaseerd op het advies van de commissie voor Ruimtelijke Ordening; wijzigingen gebaseerd op een nieuw gegeven dat onbekend was tijdens de voorlopige vaststelling maar dat beslissende invloed heeft. + De start van provinciale ne gemeentelijke uitvoeringsplannen is verschillend: De bestendige deputatie stuurt het voorontwerp naar de planologische ambtenaar, de gemeente/provincie, de adviserende instellingen en administraties. -> ten vroegste 21 dagen na de verzenden van het voorontwerpen worden plenaire vergaderingen gehouden waarin de standpunten worden uiteengezet en ze advies uitbrengen -> De planologisch ambtenaar moet advies uitbrengen tijdens de vergadering(en) over de verenigbaarheid met het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen en met de Ruimtelijke Uitvoeringsplannen Vlaanderen. -> binnen de 14 dagen wordt het verslag van de plenaire vergaderingen aan de instanties, aanwezig op de vergaderingen, bezorgd. -> Reacties op het verslag mogen, binnen de 14dagen na ontvangen verslag, worden ingediend door de instanties effectief aanwezig waren op de vergaderingen en worden bezorgd aan de bestendige deputaties. + De planologisch ambtenaar kan beroep aantekenen bij de Vlaamse Regering tegen de goedkeuring van de GRUP binnen een termijn van 30 dagen na de goedkeuringsbeslissing. -> Beroep kan worden aangetekend wanneer een GRUP onverenigbaar is met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of met een gewestelijk uitvoeringsplan. => De start van de procedure van een provinciaal/gemeentelijk uitvoeringsplan is dus anders en ingewikkelder dan de start van een gewestelijk uitvoeringsplan. Na de start van een provinciaal/gemeentelijk uitvoeringsplan gaat de procedure gewoon verder via het schema bovenaan deze pagina. De vergunningsplicht => Men hoeft niet voor alles een omgevingsvergunning aan de vragen. Werken waarvoor geen vergunning nodig is, mogen niet in strijd gaan met de reglementering, de stedenbouwkundige verordeningen, RUP’s,… + als je werken aan een beschermd monument wilt uitvoeren heeft u toelating van de administratie bevoegd aan onroerend erfgoed nodig. Bouwen en verbouwen -> Als algemene regel geldt dat u voor bouwen van een constructie een omgevingsvergunning nodig hebt. De wetgeving ruimtelijke ordening stelt echter dat u niet enkel om te bouwen een vergunning nodig hebt. Ook vergunning nodig bij: afbreken, herbouwen, verbouwen of het gebruiken van een grond voor het plaatsen van een of meerdere inrichtingen. + zelfs als de constructie verplaatsbaar is, uit elkaar kan worden genomen, ondergronds is,.. Onderhoud-en instandhoudingswerken -> Onderhouds-en instandhoudingswerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit mogen plaatsvinden zonder vergunning. Waar je wel een vergunning voor nodig hebt: vervangen van dragende balken in het dak, geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren zelfs met recuperatie van de bestaande stenen. Tijdelijke werken -> Geen omgevingsvergunning nodig voor tijdelijke werken, handelingen of wijzigingen die nodig zijn bij de uitvoering van vergunde werken, voor zover deze plaatsvinden binnen de werkstrook die afgebakend is in de omgevingsvergunning van het vergund werk. (werfkranen, tijdelijke opslag grond, tijdelijke verhardingen,…) Technische installaties in gebouwen -> Geen omgevingsvergunning nodig voor de plaatsing van sanitaire, elektrische, verwarming, isolering of verluchtingsinstallaties binnen een gebouw. Door de werken mag het gebruik van het gebouw niet veranderen en mag het aantal woongelegenheden niet wijzigen. Binnenverbouwingen -> Geen vergunning nodig de inrichting binnen een gebouw. Door de werken mag het gebruik van het gebouw niet veranderen en mag het aantal woongelegenheden niet wijzigen. De werken mogen ook geen constructieproblemen met zich meebrengen (bv. openingen maken in een dragende muur) wat dan weer wel mag (wanden in gipskarton, herinrichting kamer, vloerbedekking wijzigen, muren afwerken met isolatie,…) Werken aan het dak of aan de gevels -> Voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak van gebouwen waarvoor geen bepaalde voorschriften (in bv. RUP’s) zijn inzake materiaalgebruik etc. is geen omgevingsvergunning nodig. Ook geen vergunning nodig voor dakvlakvensters (max 20% van opp dak), zonneboilers op het dak, plat dak naar laag begroeid groendak,.. -> Ook voor het pleisteren van gevels, het aanbrengen van steenstrips, het aanbrengen van waterwerende en isolerende afdekking op de blinde gevels, zonneschermen plaatsen,.. is geen vergunning nodig. Ondergrondse constructies -> Geen vergunning nodig voor de plaatsing van regenwaterreservoir, septische put, bezinkput, waterzuiveringsinstallaties,..+ deze installaties moeten min. 1m van de aangrenzende perceelsgrenzen blijven. Normale tuininrichting -> Deze zaken zijn vrijgesteld van een vergunning indien ze binnen de 30m van een vergund gebouw gelegen zijn. (1 houten tuinhuisje/hok/duiventil, 1 serrre, siervijvers met max opp 30m², pergola’s,..) Verhardingen -> In principe is voor de aanleg van verhardingen een omgevingsvergunning nodig, behalve bij de volgende voorbeelden indien ze binnen 30m van een vergund woongebouw zijn gelegen en niet in ophoging liggen. (noodzakelijke opritten en toegangen, tuinpaden in zij en achtertuin, terrassen in de zij en achtertuin,..) Afsluitingen -> In principe is voor de plaatsing van afsluitingen een omgevingsvergunning nodig, behalve voor de volgende afsluitingen. (paal met prikkeldraad afsluitingen, poorten geplaatst tussen twee kolommen, voortuinmuurtjes of andere afsluiting in de voortuin met een max. hoogte van 50cm) Ontbossing -> Voor ontbossing is er altijd een omgevingsvergunning nodig, hier gelden geen uitzonderingen. Vellen van bomen -> Voor het vellen van hoogstammige bomen, alleenstaand of in groepsverband is een vergunning nodig. Geen vergunning nodig als: ze geen deel uitmaken van een bos, ze zijn gelegen in een woongebied, ze bevinden zich op huiskabels van vergund gebouw, ze zijn gelegen binnen straal van 15m rondom vergund gebouw. -> Geen vergunning nodig bij acuut gevaar of mits schriftelijke instemming van het Bosbeheer. Reliëfwijzigingen -> De wetgeving van ruimtelijke ordening bepaalt dat voor aanmerkelijke reliëfwijzigingen een omgevingsvergunning nodig is. Als aanmerkelijke reliëfwijziging wordt onder meer beschouwd elke aanvulling, ophoging, uitgraving of uitdieping die de aard of functie van het terrein wijzigt. (bv. Aanleggen van parkeerplaatsen op een weiland in landbouwgebied door ophogen met steenslag) + ook als er geen vergunning nodig is, is het van belang dat de werken niet in strijd gaan met de bepalingen uit het burgerlijk wetboek en dat er geen bijzondere regels gelden voor dat gebied. Gebruik van grond -> Er is een omgevingsvergunning nodig voor: opslaan van materialen/voertuigen, parkeren van voertuigen, plaatsen van verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebruikt (woonwagen, tenten,..), het plaatsen van verplaatsbare inrichtingen die voor publicitaire doeleinden worden gebruikt. + geen vergunning nodig voor opslaan van huishoudelijke materialen (bv. Afvalcontainers, composthoop,..) Gebruikswijzigingen van gebouwen -> Vergunning nodig als je geheel of gedeeltelijk de functie (wonen, recreatie, landbouw, handel, horeca, kantoordiensten, industrie, ambacht,..) van een bebouwd goed wilt wijzigen. (bv. In en recreatiegebied een gebouw wijzigen om hier permanent in gaan te verblijven) + er is een vergunning nodig voor het wijzigen van het aantal woongelegenheden die bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande. Ook indien men geen bouwwerk uitvoert! Reclame -> In principe is voor de plaatsing van publiciteitsinrichtingen of uithangborden een vergunning nodig. Uithangborden maken bekend welke activiteit ter plaatse wordt uitgeoefend. (Bv. de naam van een biermerk geschilderd op de gevel van de brouwerij) -> Geen vergunning nodig bij verkiezingspubliciteit, bevestiging aan een vergund gebouw van een niet- lichtgevend uithangbord (max 4m²), … Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening kan een omgevingsvergunning verplicht stellen (bv. Voor het schilderen van gevels, altijd bij het vellen van bomen,.. Een plaatsbeschrijving = een belangrijk verdedigingsmiddel t.o.v. onrechtvaardige claims of als bewijs dat de schade inderdaad het gevolg is van de bouwwerken, huurschade of schade voor/na aankoop van een goed. Bevindingstaat bij aanvang van bouwwerken, plaatsbeschrijving bij wisseling van huurders, als er onenigheid dreigt te ontstaan,.. Bouwwetgeving Brandwetgeving ⇨ ontwikkeling van de brand vertragen = brandreactie (gedrag van een bouwproduct) ⇨ vermijden dat de brand zich met hoge snelheid zou uitbreiden tot buiten de ruimten = brandweerstand Beiden zijn voorbeelden van passieve preventie, dit heeft zowel betrekking op ruwbouw als afwerking. (compartimentering om brand te begrenzen, afwerkingsmaterialen met goede brandprestaties, vrijwaren dragende functies, aantal toereikende uitgangen, evacuatiewegen & duidelijke signalisatie hiervan.) De actieve preventie omvat de detectie, melding, het blussen en de rookafvoer. Dit heeft betrekking op de uitrustingen van het gebouw. (detectiemiddelen en melders om beginnende brand te signaleren, rook-en warmteafvoerinstallaties om rook af te voeren en ontwikkeling tegen te gaan, blusmiddelen voor eerste-interventieploeg & automatische blusinstallaties ofwel sprinklers die een automatische interventie beogen bij een beginnende brand) Brandreactie = invloed van een materiaal op ontstaan en uitbreiding van een brand. (7 hoofdklassen waaronder: A1, A2, B, C, D, E en F + S voor rookontwikkeling en D voor vorming van brandende deeltjes) -> Klasse F, L en CA voor vloerbekleding, lineaire isolatieproducten voor leidingen en elektrische kabels -> NPD no performance determined: producten waarvan brandreactie niet beoordeeld werd. Basisnorm: preventie tegen brand/ontploffing en de verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering. Basisreglement: omvat de minimumvoorwaarden waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van gebouwen moet voldoen. ⇨ Het basisreglement bepaalt de minimumvoorwaarden waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van nieuwe gebouwen moeten voldoen om - het ontstaan, de ontwikkeling en de uitbreiding van een brand te voorkomen - de veiligheid van personen te verzekeren - de tussenkomst van de brandweer te vergemakkelijken. Gebouwen moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat: - stabiliteit van de draagelementen gedurende een bepaalde tijdspanne gewaarborgd is - het ontstaan en verspreiden van rook en vuur binnen het bouwwerk beperkt blijft - de uitbreiding van de brand naar de aanpalende bouwwerken beperkt blijft - de veiligheid van de hulpploegen in acht wordt genomen - gebruikers van het gebouw ongedeerd het gebouw kunnen verlaten of in veiligheid kunnen gebracht worden Brandweerstand en compartimentering De brandweerstand = vermogen van een bouwelement om gedurende een bepaalde tijdsduur te blijven voldoen aan de eisen in verband met de brandstabiliteit, de vlamdichtheid, de thermische isolatie -> Brandstabiliteit (R)= het vermogen van een bouwelement om weerstand te bieden aan een brand die, onder welbepaalde mechanische belastingen en gedurende een gegeven tijdsperiode, aangrijpt aan één of meerdere zijden, zonder verlies van zijn structurele stabiliteit. -> Vlamdichtheid (E) = het vermogen van een scheidend bouwelement dat aan één zijde blootgesteld is aan een brand om geen vlammen en hete gassen door te laten en te vermijden dat er vlammen zouden ontstaan aan de niet-blootgestelde zijde. -> Thermische isolatie (I) = het vermogen van een scheidend element om de doorgang van warmte tegen te houden Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 legt de basisnormen ter preventie van brand en ontploffing vast waaraan alle nieuwe gebouwen in ons land moeten voldoen. Niet van toepassing op bestaande gebouwen of renovaties van bestaande gebouwen. ⇨ Minimumvoorwaarden: het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen de veiligheid van personen te verzekeren de interventie van de brandweerdiensten te vereenvoudigen. Brandoverslag via gevels 1. Bandoverslag via het oppervlak van de gevelbekleding: om verspreiding te vertragen rekening houden met de brandreactie van de gevelbekleding. 2. Brandoverslag tussen 2 compartimenten (bv. Bouwlagen) hetzij langs binnen via de zijkant van de vloerplaat en het gevelelement. Hetzij langs buiten via bv een niet brandwerende glaspartij die vlammen doorlaat waardoor deze vlammen het daarboven liggende glas aantasten. 3. Brandoverslag door toedoen van brandbare onderdelen in het gevelsysteem. Bv. Isolatie of geventileerde luchtspouw (schoorsteeneffect). Inwendige brandoverslag: aansluitingsvoeg tussen de verdiepingsvloer en de gevel moeten minstens voldoen aan de eisen (EI60 of bij hoogbouw EI120). Aansluiting tussen de verdiepingsvloer en de gevel minstens dezelfde brandweerstand vertonen als de verdiepingsvloer zelf. -> bevestigingsankers moeten een brandweerstand van R60 (laagbouw) of R120 (middel/hoogbouw) hebben. Deze kunnen zich onder de vloer, tegen de zijkant van de vloer of boven de vloer bevinden. Uitwendige brandoverslag: voor laagbouw geen eisen om uitwendige brandoverslag tegen te gaan. Bih middel/hoogbouw zijn er gevelelementen waarbij de vlamdichtheid (E) 60 verzekerd is. -> deze gevelelementen kunnen onder andere een vlamdichte horizontale oversteek of een vlamdicht element (latei, borstwering,..) zijn. Lengte tussen raam – raam van verschillende verdiepen moet minstens 1m zijn om veilig te zitten indien er brand uitbreekt. 1m => verticale vlamdichtheid Gebruik van balkons om uitwendige brandoverslag te voorkomen => horizontale vlamdichtheid Bouwwetgeving Toegankelijkheid van gebouwen Voor mensen met een beperking is het essentieel dat onze bebouwde leefomgeving bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar is. Enkel dan wordt het recht om autonoom en op gelijkwaardige wijze te kunnen leven, gerespecteerd. => Vlaanderen enige regio in België waar nog gewerkt wordt met de federale wet (1975) betreffende de toegang van mindervaliden tot gebouwen. -> (door gebrek aan sanctionering en controle wordt deze eigenlijk niet echt gehanteerd in de praktijk) Later komt het decreet van 18 mei 1999 waar de eerste stap werd gezet richting een betere integratie van de toegankelijkheidsregelgeving in de wetgeving op de ruimtelijke ordening. Hierin staat dat de toegankelijkheid van publieke gebouwen geregeld kan worden in een stedenbouwkundige verordening. -> hierdoor kan er een betere sanctionering en controle gegarandeerd worden. België heeft in 2007 de Conventie van de Verenigde Naties met betrekking tot de rechten van personen met een handicap heeft ondertekend. Hierdoor is het verplicht om minimale standaardregels en richtlijnen te volgen. Groepswoningbouw: - er meerde gebouwen gelijktijdig worden opgericht - de gebouwen bestemd zijn voor bewoning - de gebouwen één samenhangend geheel vormen ⇨ Het begrip toegankelijk werd in het koninklijk besluit van mei 1997 gezien als gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek. Besluit van toepassing als deze twee voorwaarden vervuld zijn: - het betreft werkzaamheden mbt een voor publiek toegankelijke constructie of delen ervan. - de geplande werkzaamheden vereisen een omgevingsvergunning -> besluit niet van toepassing als er geen omgevingsvergunning vereist is bv. Instandhoudings- of onderhoudswerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit. Uitzonderingen op het besluit: - technische werken en handelingen waarbij geen architect nodig is. - werken aan een onroerend erfgoed. - wanneer de werken beperkt blijven tot onderdelen waarvoor geen normen worden opgelegd in het besluit => Met andere woorden moeten de uitzonderingen niet publiek toegankelijk zijn. Toepassingsgebied I. Gebouwen met een totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte groter dan 400m² -> Alle delen die nieuw zijn of waaraan werken moeten gebeuren, moeten aan de normen voldoen II. Gebouwen met een totale voor het publieke toegankelijk oppervlakte kleiner of gelijk aan 400m² -> de gelijkvloerse delen die nieuw zijn of waaraan werken moeten gebeuren, moeten aan de normen voldoen -> de delen op een verdieping die nieuw zijn of waaraan werken moeten gebeuren, moeten aan de normen voldoen, tenzij een vertrek op een andere verdieping dezelfde functie heeft en aan de normen voldoet III. Gebouwen bestemd voor toerisme of verblijfsaccomodaties. ⇨ Bij gebouwen met meer dan 10 accommodaties -> Alle gemeenschappelijke delen op gelijkvloers of verdiep die nieuw zijn of waaraan werken moeten gebeuren moeten voldoen aan het besluit -> 4% van elke accommodatie waaraan werken moeten gebeuren moet voldoen aan de normen. Als 4 procent van de aan te werken accommodaties minder is dan 1 wordt de normen op 1 accommodatie toegepast ⇨ Bij gebouwen met 3 tot 10 accommodaties of met slaapzaal van minstens 60m² -> Alle gemeenschappelijke gelijkvloerse delen die nieuw zijn of waaraan gewerkt moeten zijn moeten aan de normen voldoen -> Gemeenschappelijke delen op gelijkvloers of verdiep die nieuw zijn of waaraan gewerkt moeten worden moeten aan de normen voldoen, tenzij delen op andere verdiepen dezelfde functie hebben en aan de normen voldoen. VI. Meergezinswoningen of groepswoningen (studentenhuizen, gezondheidsinstellingen, strafinrichting,..) -> Alle gemeenschappelijk delen op het gelijkvloers of de verdiepen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke kamer of wooneenheid, die nieuw zijn of waar werken aan moeten gebeuren moeten voldoen aan de normen. V. Verbruiksruimtes (bv. Restaurants) -> Verbruiksruimtes die zich over meerdere verdiepen uitstrekken moeten slechts op 1 verdiep aan de normen voldoen. Alleen als alle verdiepen dezelfde functies hebben. IV. Kleedruimtes en pashokjes -> 4% van alle kleedruimtes per aangeboden groep moet voldoen aan de normen, als 4% van het totaal minder is dan 1 wordt het minimum van 1 toegepast. IIV. Publiek toegankelijke toiletten en douches -> Als er werken zijn aan de toiletten/douches, moet er per sanitaire blok 1 toilet/1 douche voldoen aan de normen doen mbt aangepaste toiletten. IIIV. Andere -> Wanneer de bestaande toegang van de publieke delen van een constructie niet voldoen aan de normen inzake doorgangshoogte, breedte,.. moet bij de uitbreidings-of verbouwingswerken toch een toegang gegarandeerd worden die voldoet aan de bepalingen van de publieke toegankelijkheid. Voorwaarden I. Draairuimte: in alle delen van de constructie waarop het besluit van toepassing is moet en een draairuimte met diameter 150cm zijn II. Plafondhoogte: in alle delen van de constructie waarop het besluit van toepassing is moet na afwerking de hoogte tot het plafond minstens 2.30m bedragen. Enkel bij de toegangen en deuropeningen wordt een hoogte van 2.10m toegelaten. III. Toegang: de looprichting vanaf het openbaar domein naar de delen van de constructie die publiek toegankelijk zijn moeten beschikken over natuurlijke gidslijnen (bv. Bollen op de grond voor slechtzienden/blinden). VI. Looppaden: de minimale ruimte voor looppaden die zich niet tussen twee muren bevinden is 150cm, bij looppaden tussen twee muren wordt ook 150cm gevraagd maar uit praktijk is gebleken dat dit niet altijd realistisch is dus er kan op sommige plekken een mindere minimale breedte worden getolereerd. + Bij brandhaspels, blussers of andere uitstekende apparaten moet er op gewaakt worden dat deze het gebruik van het looppad niet verstoren. V. Niveauverschillen: niveauverschillen tot en met 18cm moeten overbrugd worden door een kunstmatig of natuurlijk aangelegde helling. Niveauverschillen groter dan 18cm moeten voorzien zijn van een van de combinaties van helling, lift en trap. Voor binnenruimtes mag er geen enkele vorm van niveauverschil zijn omdat dit perfect vermeden kan worden (buiten 2cm door verzakking etc.) + breedte van de helling min. 145cm zodat na leuning installatie etc. de min. van 120cm wordt gerespecteerd. ⇨ VI. Trappen: steeds breedte van 125m verwacht zodat na leuning aan beide kanten van trap installatie etc. de min. van 100cm wordt gerespecteerd. Na 17 treden moet er verplicht een tussenbordes van min. 100cm diep worden geplaatst. De optrede mag maximaal 18cm meten en de aantrede minimaal 23cm. VII. Liften: men moet niet kunnen draaien met een rolstoel in de lift maar er moet voldoende plaats zijn om een rolstoel. Voor de liftdeur moet een draairuimte voorzien zijn met doormeter 150cm. Minimum afmetingen van de lift zijn 100cm breed en 140cm diep zijn. VIII. Minimale afmetingen voor toegangen en deuropeningen: minimumhoogte voor poortjes hekjes etc. is 2.10m. Er moet een minimumbreedte van 1.05m voorzien worden in de ruwbouwfase zodat de minimum ruimte van 90cm gerespecteerd wordt. IX. Draaideuren: minimumdiameter van 150cm, er moet bij de aanwezigheid van een draaideur ook een aparte deur aanwezig zijn die niet draait zodat elke bezoeker kan kiezen welke deur hij/zij kiest. X. Parkeerplaatsen: als er minder dan 5 parkeerplaatsen zijn moet er een voor mindervalide parkeerplaats (min. 350cmx600cm)aanwezig zijn maar deze mag ook door iemand zonder beperking gebruikt worden. Voor meer dan 5 parkeerplaatsen moet 6% van het totaal aantal parkeerplaatsen met minimum van 1 voor mindervaliden behouden zijn. XII. Zitplaatsen: in de eerste schijf van 50 zitplaatsen moet minstens 2 vrije ruimtes voorbehouden worden, per bijkomede schijf van 50 zitplaatsen weer in 1 bijkomende voorbehouden plaats. (minstens 90cm breed en 140cm diep) XIII => Sanitaire ruimten zie extra pagina Afwijkingen Onder sommige voorwaarden kunnen afwijkingen op de regels ontstaan. Dit om de architect toe te laten alternatieve oplossingen uit te werken die in even hoge mate toegankelijkheid garanderen. -> bij verbouwingen is dit vaak van toepassing om de som van investeringen te doen dalen. Borstwering en glasnormering Borstweringen van gebouwen  Zodra de valhoogte groter is of gelijk aan 1m (of minder indien voorgeschreven in het bestek) moet er een borstwering voorzien worden. Indien de hoogte van gelijk of groter is dan 12m wordt er een borstwering met hoogte 1,2m gevraagd. De beschermingshoogte H en de beperkte beschermingshoogte Hr van een borstwering worden gedefinieerd als de verticale afstand tussen het bovenste gedeelte van de borstwering en de normale stilstandzone EN de verticale afstand tussen het bovenste gedeelte van de borstwering en de precaire stilstandzone. -> Indien er meerdere precaire stilstandzones in eenzelfde borstwering zijn, is het van belang dat de minimumhoogte van kracht is vanaf het bovenste deel van de hoogste precaire stilstandzone tot het bovenste deel van de borstwering. Dikte ≤ 200mm 200 ≤ Dikte ≤ 400mm Dikte ≤ 400mm H 1100 1100 – (0.5 x dikte) 900 Hr 900 800 700 Openingen tussen verticale elementen: - Maximaal 110mm breed - Onderaan moet de hoogte beperkt blijven tot 110mm Openingen tussen horizontale elementen: - Tot op een hoogte van 450mm geen horizontale elementen (om beklimming te verhinderen) - Boven de hoogte van 450mm moet de hoogte tussen de horizontale openingen beperkt blijven tot 180mm Glazen borstweringen  Glas kan zowel als structureel element als vulelement voor een dragend skelet gebruikt worden. Glas moet als structureel element alle belastingen kunnen opvangen die aangrijpen op de borstwering en moet deze doorgeven aan de ruwbouw. Dit kan door directe inbouw of via dragende elementen verbonden met de ruwbouw. + het moet om gelaagd veiligheidsglas gaan + de zichtbare randen moeten geslepen worden -> bij gelaagd glas waarbij alle componenten thermische gehard zijn moeten de glasranden beschermt zijn tegen schokken die de beglazing op plaats houdt bij breuk van een van de glasplaten. Herzieningen van de borstweringnorm In 2010 werd de norm van ‘borstwering van gebouwen’ gepubliceerd maar door tal van commentaren over bouwprofessionals, te wijten aan onduidelijkheden die de toepassing bemoeilijkten, drong er een herziening van de norm op. - Om te vermijden dat iemand de borstwering zou beklimmen via bv. Gaten in het paneel dat onder de 450mm hangt. Mogen de ‘gaten’, ook wel niet-verticale elementen genoemd, niet groter zijn dan 20mm (op vorige pagina lezen we dat dit paneel er hangt bij hor. Elementen tussen 110mm en 420mm) - Bij gelaagd glas niet langer verplicht om de glasranden te beschermen tegen schokken maar men dient wel aan te kunnen tonen dat de borstwering niet zal instorten bij breuk van glasplaten + het schrijnwerk heeft een schokweerstandsklasse waaraan het dient te voldoen Glasnormering Voorkomen van verwondingen door contact: - bewerking van randen en scherpe kanten van glas - type breuk (verbrijzelingswijze) van de producten Drie types van breuk: a. Barsten met afzonderlijke scherven b. Barsten met aan elkaar vastzittende scherven c. verbrijzeling in een groot aantal stukken met geringe massa (mini stukjes) gehard glas (breuktype C) mag ten alle tijden vervangen worden door gelaagd glas (breuktype B) dat beantwoordt aan dezelfde impactenergie. + Uitgegloeid floatglas (type A) komt nooit in aanmerking voor veiligheidsglas! Bouwwetgeving Deontologie (164-171 nog samenvatten want vaag) Deontologie = De deontologie is een ethische stroming die uitgaat van absolute gedragsregels, vaak maar niet altijd, gesteld als normen. Er wordt ook wel gesproken over plichtethiek. Ongeacht zijn statuur legt de architect getuigenis af van een voortdurende eerbied ten aanzien van alle factoren die het milieu beïnvloeden en moet hij zijn houding daarop optimaal afstemmen. Reglement van beroepsplichten => vindt toepassing op iedereen die ingeschreven is op de lijst van stagiairs van een raad van de orde van architecten en iedereen die door de orde gemachtigd is om bij gelegenheid het beroep van architect in België uit te oefenen. Architect oefent zijn beroep uit hetzij als zelfstandige, ambtenaar, beambte van een openbare dienst of als bezoldigde (loontrekkend) -> architect brengt de Orde onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging in zijn statuut. Zelfstandige architect: diegene die zijn beroep uitoefent buiten ieder publiekrechtelijk statuut of dienstbetrekking. Hij oefent zijn beroep alleen of als medewerker uit. Architect ambtenaar: benoemd als architect door een openbare dienst zoals de staat, gewest, provincie, gemeente, openbare instelling,.. Architect bezoldigde: diegene die het beroep geheel of ten dele in dienst van een natuurlijke of rechtspersoon uitoefent in het raam van een arbeidsovereenkomst voor bedienden. ? kan zijn beroep niet zelfstandig uitoefenen. Beroep van architect is onverenigbaar met het beroep van aannemer maar architect kan deelnemen aan het ontwerpen van bepaalde materialen, bouwsystemen,… indien zijn deelneming goedgekeurd wordt door de Raad van de Orde. Naargelang zijn statuur wordt de architect vergoed door honoraria, vacaties, wedde of bezoldigingen die hem middelen van bestaan kunnen verschaffen en hem toelaten zijn beroep uit te oefenen in eer en waardigheid. -> Inbreuken op deze bepalingen hebben de toepassing van de tuchtstraffen tot gevolg. De architect, hetzij hij alleen werkt of in vereniging of in vennootschap, verzekert zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid, met inbegrip van zijn tienjarige aansprakelijkheid. De architect mag, op discrete wijze en in onafhankelijkheid, zijn activiteit aan het publiek bekend maken; hij moet daarbij elke opdringerige reclame volstrekt vermijden. -> Hij mag zijn hoedanigheid van architect vermelden in boeken, studies, artikels,.. -> Vanaf de aanvang van de werken tot en met het beëindigen laat de architect, die instaat voor de controle van de werken, een bord aanbrengen op de werf overeenkomstig met de bepalingen van de Orde ter zake. -> De architect heeft het recht om op zijn werk, na voltooiing, zijn naam aan te brengen zover dit op een bescheiden wijze geschiedt.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser