Recht Jaar 2 PDF
Document Details
Uploaded by ExceptionalBarbizonSchool
Isa Beuze
Tags
Summary
Dit samenvattingsdocument behandelt verschillende aspecten van het Nederlandse recht, zoals samenlevingsvormen en scheiding, ouderschap en gezag, en sociale zekerheid. Het onderzoekt de juridische kaders die van belang zijn voor sociale dienstverlening.
Full Transcript
Samenvatting uit het boek \\\\\\\'Mens en recht\\\\\\\' geschreven door isabeuze Isa Beuze Inhoud Leerdoelen pag. 3 Hoofdstuk 7; Samenlevingsvormen en schei...
Samenvatting uit het boek \\\\\\\'Mens en recht\\\\\\\' geschreven door isabeuze Isa Beuze Inhoud Leerdoelen pag. 3 Hoofdstuk 7; Samenlevingsvormen en scheiding pag. 4 Hoofdstuk 8; Ouderschap en gezag pag. 16 Hoofdstuk 11; Werken pag. 23 Hoofdstuk 12.1 + 12.3; Sociale zekerheid bij ziekte en arbeidsonzekerheid pag. 28 Hoofdstuk 13.1 + 13.2; Sociale zekerheid bij werkloosheid, werk en ouderdom pag. 40 Artikelen Grondrechten pag. 44 Artikelen Participatiesamenleving pag. 46 2 Leerdoelen De student heeft kennis van de juridische kaders die een rol spelen bij hulp en dienstverlening aan cliënten en past deze toe in een of meerdere concrete casussen; De student heeft kennis van de wet- en regelgeving op gebied van de sociaaljuridische hulp- en dienstverlening en past deze toe op een concrete casus; De student ontrafelt een concrete situatie en analyseert wat het probleem is en onderscheidt daarin de juridische elementen van de persoonlijke elementen; De student geeft aan binnen welk rechtsgebied een juridisch probleem thuishoort en benoemt de belangrijke rechtsregels van deze verschillende gebieden; De student kan verbetermogelijkheden van een cliënt of een cliëntgroep benoemen op verschillende juridische terreinen, onder meer, het personen- en familierecht, het sociaal zekerheidsrecht en arbeidsrecht. De student kan een cliënt of cliëntgroepen in problematische situaties naar de juiste instanties en deskundigen op sociaaljuridisch gebied verwijzen. De student signaleert de ontwikkelingen op sociaaljuridisch gebied en onderzoekt welke betekenis het heeft voor de rechtspositie voor de cliënt en cliëntgroep. 3 Hoofdstuk 7; Samenlevingsvormen en scheiding Als Social Workers moeten wij weten wat de rechtpositie is van de verschillende personen in (problematische) gezinssituaties. Wij zijn poortwachters; we geven toegang tot zorg, welzijn & jeugdhulp. 7.1 Personen- en familierecht algemeen Dit is onderdeel van het burgerlijk recht & de wettelijke bepalingen staan in het Boek 1 BW. Het personen- en familierecht neemt een opvallende plek in omdat echt gaat om familierechtelijke betrekkingen i.p.v. op geld gebaseerde relaties. Het EVRM & het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) hebben grote invloed gehad op de Nederlandse wetgeving. Ze bevatten mensenrechten (human rights) die voor burgers van groot belang zijn. In art. 8 EVRM & art. 17 IVBPR is het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven voor eenieder opgenomen. In 1998 is in Boek 1 BW veel gewijzigd op gebied van familie- en gezinsrelaties, naamgeving, het gezag na scheiding & buiten huwelijk, omgang, afstamming & adoptie. In 2001 is huwelijk tussen hetzelfde geslacht ingevoerd & in 2014 is de rechtspositie van 2 vrouwen t.a.v. de in hun relatie geboren kind verbeterd. 7.2 Algemene begrippen Voor de wet is een persoon iemand die rechten & plichten heeft, hij heeft dan een persoonlijkheid (rechtssubject). Dit ontstaat bij de geboorte, het kind moet levend geboren worden. Er is wel een uitzondering; een ongeboren kind kan als geboren worden beschouwd als dit in belang is van het kind. Een ongeboren kind kan bijv. een erfgenaam zijn; een voorwaarde is dat het later wel levend ter wereld komt. Als een ongeboren baby beschermt moet worden tegen het gedrag van zijn zwangere moeder, kan er een kinderbeschermingsmaatregel in de vorm van een prenatale ondertoezichtstelling worden opgelegd. Op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg kan gedwongen zorg worden opgelegd aan de ouder wiens gedrag als gevolg van een psychische stoornis tot ernstig nadeel leidt voor zichzelf of een ander (kan de ongeboren baby zijn). Verslaving kan als psychische stoornis worden gezien. De Wet zorg & dwang bepaalt hetzelfde als de ouder verstandelijk beperkt is. Bij een doodgeboren kind is er volgens de wet geen persoonlijkheid ontstaan. Persoonlijkheid eindigt door dood, rechten & plichten gaan over op de erfgenamen van de overleden persoon. Bloedverwantschap & aanverwantschap Bloedverwantschap; de betrekking die bestaat tussen personen die rechtstreeks van elkaar afstammen (rechte lijn) of die een gemeenschappelijke stamvader of stammoeder hebben (zijlijn). Het gaat altijd om een relatie tussen personen binnen een familie. Het recht maakt onderscheid tussen biologische bloedverwantschap & juridische bloedverwantschap; bloedverwantschap dat ontstaat als gevolg van en juridische relatie die tot stand is gekomen. Voorbeelden; Een alleenstaande vrouw met een kindje krijgt een nieuwe vriend, die haar kind erkent. De vrouw is biologisch & juridisch bloedverwant van het kind. De vriend wordt alleen juridisch bloedverwant van het kind. Een stel gaat samenwonen & krijgt een kind. De man wil het kind niet erkennen. De vrouw is biologisch & juridisch bloedverwant van het kind, de man alleen biologisch bloedverwant. Bloedverwanten in de rechte lijn zijn ouder & grootouder. Dit wordt uitgedrukt in graden, de ouder is een eerstegraadbloedverwant & de grootouder een tweedegraadsbloedverwant. Broers & zussen zijn een tweedegraadsbloedverwant Bloedverwanten in de zijlijn zijn personen die van de gemeenschappelijke stamvader of moeder afstammen. Voor het vaststellen van de graad moet worden teruggegaan naar de stamouder. Men telt de generaties vanaf de ene persoon tot de gemeenschappelijke stamouder in opgaande lijn. Vanaf de stamouder daalt men vervolgens af tot aan de bloedverwant met wie de graad van bloedverwantschap wordt vastgesteld. Voorbeeld; Agnes wil weten in welke graad de kleindochter van de broer van haar moeder (oom) haar bloedverwant is. Hiervoor gaat ze terug naar de stamouder (de ouders van haar moeder & oom) & dan naar de kleindochter van haar oom. Ze zijn bloedverwanten in de 5e graad. Stamouder Moeder (2e) broer (3e) Agnes (1e) kind (4e) Kleinkind (5e) Aanverwantschap ontstaat alleen door het huwelijk & het geregistreerd partnerschap. Het is de relatie tussen de echtgenoot of geregistreerd partner & de bloedverwanten van diens partner. Het gaat om de schoonfamilie. Vaak blijft de partner verbonden aan de aanverwanten als de man/vrouw overlijdt. Naamrecht Bij de aangifte van de geboorte van het kind worden de voornamen doorgegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, die de voornamen vermeldt in de geboorteakte. De naam mogen de ouders zelf kiezen, als deze maar niet ongepast is & niet hetzelfde is als een bestaande achternaam. Dit mag wel als de achternaam een gebruikelijke voornaam is. De ambtenaar kan weigeren om een naam in de akte te zetten als deze ongepast is. De ouders kunnen de baby de achternaam van de vrouw of man geven. De kinderen in het gezin moeten zoveel mogelijk dezelfde achternaam hebben. Als de ouders geen keuze maken, dan zal binnen het huwelijk & geregistreerd partnerschap de achternaam van de man gelden & hierbuiten de achternaam van de vrouw. Dit is hetzelfde als er tussen 2 vrouwen een baby wordt geboren. Achternaamswijziging is mogelijk als sprake is van een bespottelijke of veelvoorkomende namen & wanneer een kind & de verzorgende ouder niet meer willen dat het kind de achternaam van de niet-verzorgende ouder houdt. De verzorgingstermijn van de ouder is een voorwaarde. Voor een kind tot 12 jaar is de verzorgingstermijn 5 jaar die vooraf moet gaan aan het verzoek tot wijziging. Dit geldt ook als er sprake is van 2 kinderen & één hiervan is onder de 12 jaar. Voor een kind vanaf 12 jaar geldt de verzorgingstermijn van 3 jaar. Het verzoek wordt ingediend bij de minister van Justitie & Veiligheid, de beslissing is een Koninklijk Besluit. Woonplaats Om rechten & plichten te kunnen uitoefenen & aan het rechtsverkeer mee te doen, moet je een woonplaats hebben. BW noemt het ‘woonstede’. Volgens de Hoge Raad houdt dit in; de plaats waar iemand werkelijk of naar maatschappelijke opvattingen woont met zijn gezin, zijn zaken behartigt, of zijn goederen & eigendom beheert. Het gaat om het huis waar iemand woont, is iemand feitelijk afwezig? Dan blijft de woonplaats toch van belang. Als iemand geen huis heeft, dan wordt de woonplaats het huis waar iemand werkelijk verblijft of een directe relatie mee heeft. De woonplaats van het kind is de woonplaats van de gezaghebbende ouder waar het kind verblijft. Iemand die onder curatele (toezicht) staat, heeft de woonplaats van de curator (toezichthouder). Het is van belang te weten welke woonplaats iemand heeft omdat; Dit bepaalt de relatieve competentie van de rechter Dit bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp aan ouders & jeugdigen Dit bepaalt waar een dagvaarding moet worden uitgebracht Ambtenaar van de burgerlijke stand Belangrijke gebeurtenissen in het leven van mensen worden vastgesteld in akten, die zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bijv. geboorte, huwelijk & overlijden. Een echtscheidingsbeschikking zorgt voor wijzigingen in de gegevens in het huwelijksregister. Ambtenaren van de burgerlijke stand houden deze registers bij, ze worden benoemd door het college van B&W & moeten eerst een eed of belofte afleggen bij de arrondissementsrechtbank. De ambtenaar mag een akte weigeren als hij onvoldoende gegevens van beide partijen heeft ontvangen of als gegevens niet kloppen. 7.3 Samenlevingsvormen Huwelijk In NL kan iemand maar met één man of vrouw trouwen, het huwelijk is een familiegerechtelijke overeenkomst gesloten tussen 2 personen. De wet beschouwt het huwelijk alleen in zijn burgerlijke betrekkingen. Het kerkelijk huwelijk is voor de wet niet van belang, daarom is bepaald dat een kerkelijk huwelijk pas mag worden gesloten nadat het burgerlijk huwelijk is voltrokken. Huwelijksvereisten 2 personen kunnen een huwelijk sluiten als ze hieraan voldoen, doen ze dit niet? Dan is het huwelijk verboden; Partners moeten 18 jaar of ouder zijn De geest van een partner mag niet zo verstoord zijn dat hij/zij niet in staat is om zij wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen Partners moeten beiden ongehuwd zijn & mogen geen geregistreerd partnerschap hebben met een ander Partners mogen geen bloedverwant in rechte lijn zijn of elkaars broer/zus zijn. Dit geldt ook voor halfbroers & halfzussen. Als kinderen broer & zus zijn door adoptie, kan de minister van Justitie & Veiligheid huwelijksdispensatie (ontheffing) geven van het verbod Partners mogen niet elkaars bloedverwant zijn in de 3e & 4e zijlijn. Dit geldt dus tussen neef & nicht en tussen oom/tante & neef/nicht. Als aanstaande echtgenoten bij de ambtenaar van de burgerlijke stand beide een beëdigde verklaring afgeven waarin ze zeggen dat ze uit vrije wil willen trouwen, dan wordt het verbod opgeheven. Sinds 2015 is het mogelijk om het onvrijwillig sluiten van een huwelijk (uithuwelijken) te voorkomen. Als sprake is van dwang kan het aanstaande huwelijk worden voorkomen of een bestaand huwelijk kan nietig worden verklaard. De mogelijkheid om wegens dwang de nietigverklaring van het huwelijk te verzoeken vervalt als de echtgenoten 3 jaar zonder dwang hebben samengewoond voor het huwelijk. Melding van het huwelijk Als je wilt trouwen moet je dit bij de gemeente kenbaar maken, de ambtenaar van de burgerlijke stand gaat dan controleren of er aan de huwelijksvereisten is voldaan. De melding van het voorgenomen huwelijk moet uiterlijk 2 weken voor het huwelijk plaatsvinden. En na goedkeuring moet het huwelijk binnen een jaar worden gesloten, anders moeten trouwplannen opnieuw worden gemeld. De huwelijkbescheiden die je indient bij de ambtenaar bestaan uit; geboortegegevens, bewijs van een echtscheiding van een eerder ander huwelijk & als het nodig is toestemming van een curator. Zijn deze dingen niet voldaan, dan kan het huwelijk niet worden gesloten. Formaliteiten bij het sluiten van een huwelijk De toekomstige echtgenoten moeten in het bijzijn van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren ‘dat zij elkander aannemen tot echtgenoten & dat zij getrouw alle plichten zullen vervullen, die door de wet aan de huwelijkse staat worden verbonden’ Er zijn minstens 2 en maximaal 4 meerderjarige getuigen aanwezig Als het huwelijk wordt gesloten in een ‘bijzonder huis’ (gevangenis of ziekenhuis) moeten er 6 getuigen aanwezig zijn Er wordt van het huwelijk een akte gemaakt die wordt ondertekend door de ambtenaar, de echtgenoten & de getuigen, het dient als bewijs & wordt ingeschreven in het huwelijksregister van de burgerlijke stand bij de gemeente Rechtsgevolgen voor het huwelijk Rechten & verplichtingen van echtgenoten zijn in de wet uitdrukkelijk & dwingend geregeld, de echtgenoten kunnen niet afwijken van regels voor het huwelijk. Belangrijke rechtsgevolgen; Echtgenoten kunnen elkaars achternamen gebruiken als ze dat willen Echtgenoten zijn elkaar getrouwheid, hulp & bijstand verschuldigd Echtgenoten zijn tot elkaar verplicht om de minderjarige kinderen in het gezin te verzorgen, op te voeden & zorg te dragen voor de kosten Echtgenoten hebben een familiegerechtelijke betrekking met de kinderen die in het huwelijk zijn geboren, ze oefenen het gezag over de kinderen uit. Sinds 2014 geldt dit ook voor een huwelijk van 2 vrouwen. Een voorwaarde hiervoor is dat het kind wel is verwekt door een kunstmatige donorbevruchting met gebruik van een anonieme donor. Als er een bekende donor is, dan kan de duomoeder alleen juridisch ouder worden door erkenning of adoptie. Bij aangifte van de geboorte moet een verklaring van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting worden overgelegd. Dit bewijst dat de donor onbekend is. Bij een huwelijk moet besloten worden hoe goederen & vermogen wordt gedeeld. Als er niks beslist wordt, is het sinds 1 januari 2018 zo dat een stel in beperkte gemeenschap van goederen trouwt. Privégoederen & privéschulden van vóór het huwelijk vallen niet in deze gemeenschap. Wel alle goederen & schulden die tijdens het huwelijk ontstaan, maar hier zijn uitzonderingen op. Goederen uit een gift of erfenis blijft privé & dit geldt ook voor schulden die ontstaan uit een erfenis. Als een stel voor 2018 is getrouwd zonder besluit, dan zijn ze getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Alle goederen & schulden die voor het huwelijk ontstonden zijn nu van ze samen & alle schulden die nog gaan ontstaan zijn van ze samen. Als laatste kan er getrouwd worden onder huwelijkse voorwaarden, het stel laat dan door de notaris vastleggen van welk deel van het vermogen & goederen de ene partner eigenaar is, en van welk deel de andere. Als paren in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, dan is deze gemeenschap ontbonden op het moment dat het verzoek tot echtscheiding door de advocaat is ingediend bij de griffie van de rechtbank. Er ontstaat geen schuld meer in gemeenschap & een echtgenoot mag geen spullen verkopen zonder toestemming van de andere echtgenoot. Een verzoek tot verkoop moet worden ingeschreven in het huwelijksgoederenregister bij de rechtbank. Geregistreerd partnerschap Is per 1 januari 1998 in de wet geregeld. Het is naast het huwelijk een nieuwe burgerlijke staat. Voorwaarden zijn dezelfde vereisten als voor een huwelijk, hetzelfde geldt voor de melding van het aangaan van geregistreerd partnerschap, het indienen van de bescheiden & het controleren door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Formaliteiten bij de totstandkoming van het geregistreerd partnerschap De registratie gebeurt door het opmaken van de akte van registratie van partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand. De verklaring die de partners afleggen hoeft niet in vaste vorm plaats te vinden, ze mogen dus zelf een tekst verzinnen. Het is zelfs mogelijk om eerst voor de kerk het partnerschap te sluiten & zich later wettelijk te registreren. Rechtsgevolgen van het geregistreerd partnerschap Partners kunnen elkaars achternamen gebruiken als ze dat willen Als er geen partnerschapsvoorwaarden zijn opgemaakt bij de notaris, is er sprake van een algehele of beperkte gemeenschap van goederen afhankelijk van of ze voor of na 1 januari 2018 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan Partners zijn verplicht kinderen tot 18 jaar die in het gezin opgroeien te verzorgen, op te voeden & zorg te dragen voor de kosten Hier geldt hetzelfde voor het ouderlijk gezag & de anonieme donor zoals ik beschreef bij het huwelijk. Samenwonen Er bestaan tweerelaties & meerrelaties. Samenwonende partners hoeven zich niet te conformeren aan de dwingendrechtelijke regels binnen het huwelijke & partnerregistratie. Er ontstaat geen onderhoudsplicht t.a.v. de partner tijdens het samenwonen & na het samenwonen. Er hoeft geen alimentatie te worden betaald na beëindiging van het samenwonen. Er zijn geen formaliteiten & samenwonen is niet wettelijk geregeld. Sommige wetten houden wel rekening met samenwoning van 2 personen; er zijn socialezekerheidswetten die uit gaan van een gezamenlijke huishouding & zij baseren een uitkering hierop. Er hoeft dan geen sprake te zijn van een liefdesrelatie. Er zijn geen rechtsgevolgen voor het samenwonen, wil een stel dit wel dan moeten ze een samenlevingsovereenkomst maken waarin gewenste rechtsgevolgen worden opgenomen. Als er niets geregeld is zijn de familieleden van de overleden partner de erfgenamen, in een testament zouden ze elkaar wel erfgenamen kunnen maken. Tot slot zijn familierechtelijke betrekking met kinderen niet automatisch geregeld, samenwonende ouders hebben op grond van art. 1:252 BW samen het gezag over de kinderen indien dit op beider verzoek is aangetekend in het Centraal Gezagsregister. Voorwaarde is dat de man het kind heeft erkend, bij 2 vrouwen is het zo dat de vrouw die het kind niet heeft gebaard het kind moet erkennen. 7.4 Scheiding Jaarlijks vindt er in 70.000 gezinnen een scheiding plaats. In het BW & het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV) zijn regels opgenomen om scheiding & het ouderschap zorgvuldig te laten verlopen. Ouders met kinderen moeten verplicht een ouderschapsplan opstellen voordat ze mogen scheiden, zo worden de negatieve gevolgen voor de kinderen beperkt. 20% van de scheidingen is complex; er zijn zoveel conflicten bij de scheiding waardoor de ouder het belang van de andere ouder en/of het belang van de kinderen uit het oog verliest. Er zijn regels voor het procederen van een scheiding, deze staan in H2. Een advocaat is bijv. verplicht & er moet een verzoekschrift worden ingediend aan het begin. Scheidingsbemiddeling is een goed alternatief in het scheidingsrecht om belangen van de kinderen voorop te stellen & om ervoor te zorgen dat ouders blijven communiceren met elkaar. Echtscheiding 1/3 van de huwelijken in NL eindigt in een echtscheiding. Dit gebeurt door een beslissing van de rechter op verzoek van een echtgenoten of op gezamenlijk verzoek van beide echtgenoten. Er zijn nog 3 andere manieren hoe een huwelijk beëindigd kan worden; 1. Een huwelijk eindigt door de dood van een echtgenoot 2. Als een persoon is vermist & er een verklaring van (vermoedelijk) overlijden is afgegeven eindigt het huwelijk als de ander een nieuw huwelijk/geregistreerd partnerschap aangaat. 3. De ontbinding van het huwelijk na een scheiding van tafel & bed. Bij een scheiding van tafel & bed blijf je namelijk officieel getrouwd, maar worden dezelfde dingen geregeld als bij een scheiding Echtscheidingsverzoek Om een huwelijk te ontbinden is een rechterlijke beslissing nodig. Hierin is de grond voor echtscheiding geformuleerd, het moet voor beide echtgenoten duidelijk zijn dat het huwelijk is verstoord. Het verzoek tot scheiding kan op 2 manieren bij de rechter worden ingediend; 1. Met een verzoekschrift door een van de echtgenoten 2. Met een gemeenschappelijk verzoekschrift van de echtgenoten In het verzoekschrift moet verplicht een ouderschapsplan staan waarin zaken rondom de minderjarige kinderen in staan. Het uitgangspunt is dat de ouders samen het gezag hebben & dat het kind een gelijkwaardige verzorging & opvoeding heeft van beide ouders. Art. 1:247 lid 3 BW omvat ouderlijk gezag als; de ouder moet ervoor zorgen dat de ontwikkeling in band met de andere ouder & het kind wordt bevorderd. Volgens art. 815 lid 3 Rv moeten dit in het ouderschapsplan staan; De kosten van de verzorging & opvoeding van het kind tot 18 jaar. De onderhoudsplicht van 19-21 jaar hangt af van de vervolgstudie en/of de behoefte van het kind De wijze waarop ouders de zorg- en opvoedtaken hebben verdeeld; ze stellen vast wat de (hoofd)verblijfplaats van het kind is De wijze waarop het recht & de verplichting tot omgang worden vormgegeven De wijze waarop ouders elkaar informeren & raad vragen over de kinderen als het gaat om belangrijke beslissingen over het kind of over het vermogen van het kind Als de ouders niet samen tot een ouderschapsplan komen kan de rechter dit doen; Ouders toestaan om voor te procederen over co-ouderschap, de verdeling van zorgtaken & de kosten voor opvoeding & verzorging Ouders naar een mediator verwijzen Bij bijv. huishoudelijk geweld is het niet mogelijk om samen een ouderschapsplan op te stellen, dan is een eenzijdig verzoek van één van de ouders voor echtscheiding met de regeling van belangrijke zaken rondom de kinderen mogelijk. De andere ouder kan zich verweren, maar moet het ouderschapsplan wel ondertekenen. Verzoek van een van de echtgenoten Als één van de echtgenoten wil scheiden & de ander het hier niet mee eens is, dient de advocaat een verzoek tot echtscheiding in; een echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten. De echtgenoot die indient is de verzoeker, de ander de verweerder. Het verzoekschrift moet het ouderschapsplan bevatten, of de uitzondering die net hierboven is beschreven. De gevolgen van de scheiding zijn zoals de verzoeker ze graag ziet, de verweerder kan zelfstandig of met een advocaat reageren op de inhoud van het verzoekschrift. De advocaat van de verweerder kan een verweerschrift opstellen met tegenvoorstellen. Er volgt een mondelinge behandeling, de rechter neemt een beslissing over de zaken in het echtscheidingsverzoek. Als de verweerder berust is er geen mondelinge behandeling, dit betekent dus dat de verweerder het verzoekschrift accepteert. De rechter neemt een beslissing op het verzoekschrift & bepaalt in zijn echtscheidingsbeschikking de gevolgen van de echtscheiding; Hij stelt vast dat het huwelijk duurzaam is ontwricht Hij bepaalt de hoogte van de partneralimentatie, als er een alimentatieplicht is Hij bepaalt het recht op pensioenverevening; een echtgenoot heeft het recht op een deel van het opgebouwde pensioen door de andere echtgenoot gedurende de jaren van het huwelijk Hij stelt op het verzoek van een van de echtgenoten vast dat het op grond van de omstandigheden noodzakelijk is dat het gezag alleen wordt toegekend aan deze echtgenoot Indien nodig stelt hij de omgangsregeling vast met de niet-gezaghebbende ouder Hij bepaalt de voortzetting van het gebruik van de echtelijke woning & de inboedel door een van de echtgenoten na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Dit geldt voor een periode van 6 maanden tegen een redelijke vergoeding. Dus stel een vrouw kan de hypotheek niet betalen & de man wel, dan mag ze nog 6 maanden in het huis verblijven terwijl hij de hypotheek betaalt. Wel moet ze dan een vergoeding aan hem betalen Hij bepaalt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap of de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden Gemeenschappelijk verzoek Het stel dient een gemeenschappelijk verzoekschrift in waarbij een echtscheidingsconvenant moet worden gesloten; een overeenkomst waarin het gezamenlijk opgesteld ouderschapsplan staat & andere belangrijke zaken die moeten worden geregeld. Een advocaat dient het verzoek in omdat er sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Echtscheidingsnotaris Voor een scheiding kan ook een notaris worden ingeschakeld, dan vindt een scheiding plaats in 2 stappen. 1. De notaris vraagt het stel om een notariële akte (het echtscheidingsconvenant). Daarnaast wordt de huwelijksgoederengemeenschap afgehandeld. Verdeling & verkoop van de woning, regelen van hypotheek enz. 2. Na het opstellen van het echtscheidingsconvenant wordt door het stel bij de rechtbank een gemeenschappelijk verzoekschrift ingediend. De notaris is niet bevoegd om dit zelf te doen, maar moet een procesadvocaat inschakelen die dit indient. Voorlopige voorzieningen Vanaf dat de echtscheidingsprocedure is gestart, duurt het even voordat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven bij de burgerlijke stand. Als het in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven, is de scheiding definitief. Vaak worden in de periode voordat het definitief is noodmaatregelingen getroffen; voorlopige voorzieningen. Dit kan zijn; Toewijzing van de woning aan een van de echtgenoten; de andere echtgenoot moet de woning verlaten & mag er niet meer komen Beschikbaar stellen van goederen voor dagelijks gebruik door de ene echtgenoot aan de andere echtgenoot & eventueel aan de kinderen Vaststellen van een bedrag dat de ene echtgenoot aan de andere echtgenoot moet betalen voor levensonderhoud Toevertrouwing van de kinderen aan een van de ouders, de omgang met de andere ouder, het geven van info & raad vragen aan de andere ouder & het bepalen van het bedrag voor levensonderhoud van de kinderen Beëindiging van het geregistreerd partnerschap Naast het eindigen van geregistreerd partnerschap door dood van de partner, vermissing van de partner & een huwelijk/geregistreerd partnerschap met een ander zijn er 3 manieren; 1. Beëindiging met wederzijds goedvinden 2. Ontbinding door de rechter 3. Omzetting van geregistreerd partnerschap in een huwelijk. Het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap is niet mogelijk Beëindiging met wederzijds goedvinden Dit kan zonder tussenkomst van een rechter, de verklaring waaruit blijkt dat ze beide de overeenkomst willen ontbinden wordt ingeschreven in de registers door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze verklaring moet door 1 of meerdere advocaten of notarissen zijn ondertekend. Deze wijze is verboden als er minderjarige kinderen zijn. Dit moet in de overeenkomst staan; Een verklaring dat hun partnerschap duurzaam is ontwricht & dat partners het willen beëindigen De hoogte van de uitkering tot levensonderhoud voor de partner die niet inkomsten voor levensonderhoud heeft en dit niet kan verkrijgen Het gebruik van de (huur)woning die een van de partners krijgt & de inboedel. In de overeenkomst staat voor welke termijn De verdeling van de inboedel, als dit tijdens registratie is besloten De verrekening van pensioenrechten Ontbinding door de rechter Dit lijkt op een echtscheidingsregeling op verzoek van een van de echtgenoten. Dit geldt als een van beide partners niet wil ontbinden of als er minderjarige kinderen zijn. Volgens art. 828 Rv gelden dezelfde procedureregels als bij echtscheiding. De inhoud van het ouderschapsplan is hetzelfde als bij een huwelijk. Er is weer sprake van een verzoekschrift, een verweerschrift & een mondelinge behandeling. De rechter spreekt een ontbindingsbeslissing uit. Het is ontbonden als het is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Beëindiging van het samenwonen Hiervoor hoeft geen procedure te worden gevoerd. Als de samenwonende ouders gezamenlijk gezag hebben, dan moet er een ouderschapsplan worden opgesteld. Als ze een samenwoningovereenkomst hebben gesloten, dan moeten ze afspraken in deze overeenkomst nakomen. Als er geen afspraken zijn, dan mag degene die de spullen heeft aangeschaft ze houden. 7.5 Alimentatie Alimentatie; een uitkering voor de kosten voor levensonderhoud voor de ex-partner & de kinderen. Hier is vaak veel gezeur om. De alimentatieregels staan in art. 1:156 t/m 1:160 BW & zijn van toepassing op een huwelijk & geregistreerd partnerschap. Na een scheiding is een ex-partner verplicht om de andere partner een uitkering te geven voor levensonderhoud als deze zelf niet voldoende inkomsten heeft of kan krijgen. De ontvangende partner moet dit wel kunnen aantonen & er wordt een inspanningsverplichting gesteld; de ontvanger moet een baan accepteren om zelf geld te kunnen verdienen. Ex-partners hebben de vrijheid om zelf alimentatieafspraken te maken over de hoogte & duur van de alimentatie. Ook kan een nihilbeding worden vastgesteld; er wordt geen alimentatie betaald. Dit kan worden gewijzigd. Steeds vaker spelen niet-financiële factoren een rol bij het vaststellen van de alimentatie door de rechter. Als een partner zich misdraagt of onnodig kwetst, dan kan het zo zijn dat een alimentatieplichtige partner niet hoeft te betalen. Er is dan geen sprake meer van lotsverbondenheid tussen de ex-partners, de rechter heeft dus de mogelijkheid om alimentatie te ontzeggen. Er zijn hier niet echt richtlijnen voor, er wordt per zaak gekeken of er onacceptabel gedrag wordt vertoond. Hoogte van de alimentatie Ex-partners moeten zelf de hoogte van de alimentatie bepalen & deze in het echtscheidingsconvenant zetten. Er zijn aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak voor de vaststelling van de hoogte van de alimentatie. Aanbevelingen worden tremanormen genoemd die in het tremarapport zijn vastgelegd. Voor het vaststellen van de draagkracht gebruiken advocaten & rechters de behoefte- en draagkrachttabellen. De rechter is hier niet gebonden aan deze normen, maar worden wel gebruikt voor vaststelling van de hoogte van de alimentatie. De rechter beslist over verzoeken tot alimentatiewijziging na scheiding als de omstandigheden veranderen. Er zijn 2 beginselen voor het vaststellen van de hoogte van het alimentatiebedrag; 1. De draagkracht van de ex-partner die alimentatie moet betalen. De betalende ex-partner is de alimentatieplichtige 2. De behoefte van de ex-partner & de kinderen die alimentatie moeten krijgen. Dit zijn de alimentatiegerechtigden Draagkracht De rechter stelt de draagkracht van de alimentatieplichtige vast. Draagkracht is het geldbedrag waarover de ex-partner beschikt – de kosten voor het levensonderhoud van zichzelf. Inkomen & vermogen worden vastgesteld. De rechter kijkt voor hoeveel eigen kinderen de alimentatieplichtige onderhoudsplichtig is, of hij een nieuwe partner heeft & of hij als stiefouder een kind van de nieuwe partner onderhoudt. De onderhoudsplicht voor het stiefkind heeft voorrang op de behoefte aan alimentatie van de ex-partner. De rechter bepaalt zelf of hij rekening houdt met de schulden van de alimentatieplichtige. Behoefte Er moet alimentatie worden betaald aan de alimentatiegerechtigde als diegene zelf onvoldoende inkomen heeft of kan krijgen. Als er sprake is van een eigen verdiencapaciteit, is de behoefte om alimentatie te krijgen verminderd. De behoeften worden hierdoor beïnvloed; De noodzaak tot verzorging van de kinderen De leeftijd & de gezondheidstoestand De welstand van partijen gedurende het huwelijk Het eventuele wangedrag (ongepast gedrag) van de alimentatiegerechtigde Verandering van de alimentatieverplichting Als de alimentatiegerechtigde een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap aangaat, en dus gaat samenwonen, dan stopt de alimentatie omdat iemand anders dan als het ware de zorg overneemt. Alimentatie gaat in op het moment dat de scheiding is ingeschreven, maar de rechter kan later een wijziging doen in de alimentatiebetaling. Als er sprake is van schuldenproblematiek & iemand is toegelaten tot de Wet schuldsanering of in het minnelijke saneringstraject (dit duurt beide 3 jaar), dan is dit wel bepalend voor de hoogte van de alimentatie. De alimentatieverplichting wordt dan op nihil gezet gedurende 3 jaar. Na deze 3 jaar gaat dan de alimentatieverplichting in. Duur van de alimentatie De duur van partneralimentatie is beperkt, het aantal jaren dat dit moet worden betaald is 12 jaar voor; Een ex-partner die zorg heeft voor jeugdigen onder 18 jaar Een ex-partner met wie de alimentatieplichtige meer dan 5 jaar getrouwd is geweest Als het huwelijk niet langer heeft geduurd dan 5 jaar & als er geen kinderen zijn, moet de alimentatie worden betaald voor de duur van het huwelijk. Er zijn wat regels; Als er geen kinderen zijn jonger dan 12 jaar, dan is de maximale duur de helft van het aantal jaren dat het huwelijk heeft geduurd met een maximum van 5 jaar. Als er wel kinderen zijn onder 12 jaar, dan loopt de alimentatie in ieder geval door totdat de kinderen 12 jaar zijn Als een huwelijk meer dan 15 jaar heeft geduurd & als de ex-partner op het moment van het indienen van het verzoek tot scheiding 10 jaar of minder verwijderd is van de geldende AOW- leeftijd, dan eindigt de alimentatieplicht op het moment dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt. Als de ex-partner geboren is voor 1 januari 1970 & als diegene op het moment van indienen langer dan 10 jaar verwijderd is van de AOW-leeftijd, dan is de duur van de alimentatieplicht maximaal 10 jaar. 7.6 Kinderalimentatie Onderhoudsplicht voor kinderen & stiefkinderen geldt tot ze 18 jaar zijn & zorg voor kosten van levensonderhoud & studie geldt tot ze 21 jaar zijn. Kinderalimentatie heeft voorrang op alimentatie voor de ex-partner. Kinderalimentatie wordt per kind vastgesteld & in het verzoekschrift tot echtscheiding of ontbinding opgenomen. Ouders bepalen op welke wijze de betaling plaatsvindt. Voor bepaling van de hoogte wordt gekeken naar de behoefte van de kinderen & de draagkracht van beide ouders die verplicht zijn tot levensonderhoud van de kinderen. De behoefte wordt bepaald door het netto-inkomen van het gezin & de kosten voor de kinderen voor de scheiding. De rechter gebruikt hiervoor de speciale behoefte- en draagkrachttabellen die ook in het tremarapport staan. Er wordt ervan uitgegaan dat de behoefte hoger is naarmate het inkomen van de ouders hoger is. De hoeveelheid kinderen die van de ouder afhankelijk is, vermindert de hoogte van de kinderalimentatie per kind. Het minimale bedrag is €25 per maand per kind. Wat beide ouders maximaal moeten bijdragen in de kosten wordt berekend door het nettoinkomen op te zoeken in de draagkrachttabel. De alimentatie betalende ouder met een omgangsregeling kan in aanmerking komen voor een zorgkorting van 5% tot 35%. Hij betaalt eigenlijk al een deel in natura omdat kinderen op bepaalde dagen bij hem zijn. Er zijn vaststaande tabellen waarin algemene regels staan voor het vaststellen van de draagkracht voor mensen met een redelijk uitgavenpatroon; wie dit bedrag verdient, kan zoveel uitgeven aan de kinderen. 5 stappen om kinderalimentatie te bepalen; 1. Het netto besteedbaar gezinsinkomen voor de scheiding wordt vastgesteld 2. De behoefte van de kinderen wordt d.m.v. de behoeftetabellen bepaald. Door het gezinsinkomen op te zoeken, wordt duidelijk hoeveel geld er eerst aan de kinderen besteed werd 3. De draagkracht van beide ouders wordt aan de hand van draagkrachttabellen bepaald Dit is afhankelijk van het aantal (stief)kinderen van de ouder & het inkomen 4. Behoefte & draagkracht worden gekoppeld, met ruimte voor zorgkorting van de onderhoudsplichtige ouder 5. Mocht de berekende alimentatie te hoog uitvallen, bijv. doordat de onderhoudsplichtige ouder schulden moet afbetalen, dan past de rechter een aanvaardbaarheidstoets toe. De onderhoudsplichtige ouder moet zelf aannemelijk maken dat hij het berekende bedrag niet kan betalen Art. 1:400 lid 1 BW bepaalt dat er voorrang wordt gegeven aan de betaling van de alimentatie van kinderen onder de 21 jaar boven alle andere alimentatiegerechtigden. Er bestaat geen rangorde tussen kinderen uit verschillende relaties. Zijn er meer kinderen uit verschillende relaties, dan krijgt ieder een gelijk bedrag, afhankelijk van de draagkracht. Dit geldt ook als de behoefte meer vragen, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid zoals extra kosten door een lichamelijke beperking. 7.7 Kinderen & scheiding Gezag van ouders over kinderen Ouders hebben gezamenlijk gezag & daarmee recht op gelijkwaardig ouderschap. Omdat het ouderschapsplan in het belang is van de kinderen, is er geen wet tot een gelijke verdeling van zorg. Bij een scheiding wordt de meest gangbare zorgverdeling ingezet, bijv. dat de kinderen bij de moeder gaan wonen omdat ze zelf niet steeds willen wisselen van huis. In februari 2012 heeft de Hoge Raad besloten dat de wil van de vader om meer voor zijn kinderen te zorgen moet worden beloond. Dit kan als er geen contra-indicaties (tegenaanwijzingen) zijn. Er is besloten dat een ouder niet kan verhuizen naar een andere regio in NL zonder voldoende overleg met & toestemming van de andere ouder. Na scheiding blijven ouders samen verantwoordelijkheid voor de opvoeding & verzorging van de kinderen hebben. Is het gezag onverantwoord, dan kan een ouder de rechter verzoeken om het gezag aan een van hen toe te wijzen. Het moet dan wel duidelijk zijn dat dit in het belang van het kind is. Kinderen kunnen de rechter zelf ook verzoeken om gezag aan een van de ouders toe te wijzen. De rechter kan een beslissing nemen als de ouders een verschil in inzicht hebben over de wijze waarop het gezag wordt uitgeoefend. De rechter kan; Een taakverdeling over de zorg & opvoeding tussen de ouders vaststellen Een contactverbod opleggen aan een ouder Een informatie- en consultatieregeling opleggen aan een ouder bij wie het kind hoofdverblijf heeft Het hoofdverblijf van het kind bij een ouder vaststellen Een ouder het zorgrecht ontzeggen of opschorten indien de zorg in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind Omgang, info & consultatie Het gezagsrecht na scheiding bevat contact & omgang met de kinderen. De nietverzorgende ouder beslist mee over belangrijke zaken over opvoeding & verzorging van het kind zoals school, ontwikkeling & gezondheid. De ouders maken in overleg afspraken over de omgang met elkaar & de wijze waarop ze elkaar informeren (informatieplicht) & raadplegen (consultatieplicht). Als dit niet lukt kan de rechter worden ingeschakeld. De rechter kan beslissen over het aantal dagen, de frequentie & het tijdstip van de omgang, het geven van info & het raadplegen van de andere ouder. De rechter kan de omgang aan een gezaghebbende ouder niet ontzeggen maar wel opschorten voor een bepaalde tijd. Hij kan de omgangsregeling wijzigen. Ouders die niet het gezag hebben Iemand die niet het gezag heeft over zijn kinderen, heeft wel recht op omgang met de kinderen. De rechter kan een omgangsregeling met de niet-gezaghebbende ouder voor bepaalde tijd vaststellen & ontzeggen. Dit kan nog jaren na de scheiding worden ingediend. Een kind kan de rechter verzoeken om recht op omgang te ontzeggen. Ontzeggen of opschorten van de omgang Bij het ontzeggen of opschorten van de omgang zal de rechter altijd in het belang van de kinderen kijken. In de wet staan 4 gronden waarop de omgang met kinderen (tijdelijk) kan worden afgewezen, het kind wordt dan beschermt tegen de ouder. De rechter doet dit als er één of meer van deze situaties spelen; 1. De omgang levert ernstig nadeel op voor de lichamelijke & geestelijke ontwikkeling van het kind. Er is bijv. geestelijke mishandeling of een vermoeden van incest 2. De ouder is kennelijk ongeschikt of niet in staat tot omgang. Er is bijv. sprake van ernstige alcohol- of drugsverslaving 3. Het kind is 12 jaar of ouder & heeft ernstige bezwaren tegen de omgang met zijn ouders 4. De omgang is in strijd met de zwaarwegende belangen van het kind Omgang met derden Andere personen die na een scheiding geen contact meer hebben met het kind kunnen de rechter verzoeken om een omgangsregeling in te stellen. Deze personen moeten een nauwe persoonlijke betrekking hebben met het kind. Dit kunnen de grootouders, de verwekker (niet de juridische ouder) & de sociale ouders zijn. Sociale ouders zijn stiefouders die zorgen voor de kinderen van hun partner In art. 8 EVRM staat ‘een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning & correspondentie. Dit wil zeggen dat de overheid zich zo min mogelijk mag bemoeien met wat er bij mensen thuis gebeurt. De overheid mag pas ingrijpen als het helemaal mis gaat. Als een ouder aan een derde (bijv. leerkracht, interne begeleider & professionals) vraagt om info over het kind hoeven zij de ouder niet te informeren. Er mag worden verwacht dat ouders in een scheidingssituatie elkaar informeren over de kinderen. Als een ouder niet het gezag heeft, heeft hij recht op info van een derde. Het mag dan alleen gaan over hoe het met het kind gaat of over de opvoeding & verzorging. Er mag geen info worden gegeven over de gezaghebbende ouder & ook niet over dingen die de derde niet aan de gezaghebbende ouder vertelt. 7.8 Scheidings- en omgangsbemiddeling In de praktijk komen ouders niet altijd de gemaakte afspraken van het ouderschapsplan na. Op grond van de Europese wetgeving moet de Nederlandse overheid het recht op omgang van de ouder & het kind waarborgen. Wel is dit lastig met juridische stappen, daarom wil de overheid dit in & buiten rechte mogelijkheden zoeken. De overheid wijzigde de omvang van het juridische gezag van ouders in de wet & bevordert een goede omgangsbegeleiding en bemiddeling. Scheidingsbemiddeling Uit onderzoek is gebleken dat chronische conflicten heel slecht zijn voor het welbevinden van kinderen. Hierdoor zijn er in scheidingssituaties een aantal maatregelen nodig. De opvoedingskwaliteiten & conflicthantering van de ouders moeten begeleid worden. De gemeentelijke Centra voor Jeugd & Gezin of de sociale wijkteams zijn verantwoordelijk voor de preventieve begeleiding & ondersteuning in & tijdens echtscheidingssituaties & het signaleren van scheidingsproblematiek. Bij de bemiddeling zijn partijen zelf verantwoordelijk voor de oplossing, de bemiddelaar begeleid het proces, informeert de partijen over de juridische situatie & neemt een neutrale positie in. De bemiddeling heet ook wel mediation. Echtscheidingsconvenanten die door een mediator tot stand zijn gekomen, moeten eerst worden gecontroleerd door een advocaat. Het ministerie van Justitie & Veiligheid stimuleert dat partijen goede afspraken maken als het gaat om uitoefening van het gezag & de omgang. De rechter kan echtgenoten naar een mediator verwijzen, de rechterlijke procedure wordt dan geschorst. Bij scheiding wordt er steeds vaker gebruikgemaakt van de overlegscheiding. Hierbij hebben beide partijen een eigen advocaatscheidingsmediator & met z’n vieren sluiten ze een gezamenlijke overeenkomst waarin ze besluiten dat de echtscheiding wordt geregeld in onderling overleg. Een coach leidt de onderhandelingsgesprekken, dit is meestal een gedragsdeskundige. Het overleg leidt tot een echtscheidingsconvenant. Hierna hoeft de rechter het alleen nog goed te keuren & de scheiding uit te spreken. Als een partij en/of een advocaat zich terug trekt, mislukt het overleg & kunnen de betrokken advocaat & de coach de partijen niet meer bijstaan. Afdwingen van zorg- en omgangsregeling & uitvoering van zorgtaken Het is van belang dat het kind in goed contact is met beide ouders. In de wet zijn mogelijkheden opgenomen om de zorg- en omgangsregeling & het uitvoeren van de zorgtaken af te kunnen dwingen als beide ouders niet meewerken of als één ouder niet meewerkt. Het is mogelijk om het gezag te verzwakken als blijkt dat de ontwikkeling van het kind door de scheiding wordt bedreigd of als er geen of onvoldoende goed contact is tussen het kind & de ouder. Een ondertoezichtstelling (ots) is mogelijk als het kind ernstige schade lijdt. De gezinsvoogd heeft de mogelijkheid om de omgang te begeleiden & dwang uit te oefenen door de ouders een schriftelijke aanwijzing te geven. Daarnaast kan de rechter een minderjarige toevertrouwen aan de ouder die de omgangsregeling wil uitvoeren als de andere ouder iedere medewerking weigert. Omgangsbegeleiding Er wordt gesproken van een omgangsbegeleiding als een omgangsregeling tussen ouders onderling niet meer goed wordt uitgevoerd of kan worden uitgevoerd & kinderen hiervan de dupe zijn. Omgangsbegeleiding vindt vrijwillig plaats. Het kan wel zijn dat de rechter de ouders dwingt om een omgangsbegeleiding als dit in het belang is van het kind & in het kader van de bescherming van het kind. Een omgangsregeling kan door een jeugdhulporganisatie of een GI voor jeugdbescherming worden geboden. Er zijn nu ook omgangshuizen; een neutrale plaats waar een gescheiden ouder zijn of haar kind kan ontmoeten in aanwezigheid van een begeleider. Een moeder brengt het kind dus bijv. een middag naar zo’n huis & dan kan de vader even langskomen om tijd met het kind door te brengen. Aan het eind van de middag haalt de moeder het kind weer op. In een periode van een half jaar krijgen ouders de gelegenheid om vertrouwen in de situatie te krijgen. Via de rechter, advocaten & hulpverleners worden ouders verwezen naar omgangshuizen. In NL zijn nu 25 omgangshuizen. Hoofdstuk 8; Ouderschap en gezag 8.1 Juridisch ouderschap Het juridisch ouderschap is een familierechtelijke betrekking, het houdt in dat er een juridische relatie is tussen ouder en kind waardoor normen en waarden ontstaan. In recht maakt het niet uit of je de biologische ouder bent, alleen juridische ouders hebben een familierechtelijke betrekking. Op dit moment is het zo dat een kind niet meer dan 2 juridische ouders kan hebben. Verwekkers en spermadonoren zijn biologische ouders. Tussen de juridische vader en moeder en het kind zijn rechtsgevolgen vastgelegd. Deze vind je in het Burgerlijk Wetboek (BW) en in de Rijkswet op het Nederlandschap (RwNed). Bijv. ouders hebben het gezag over hun kind en ouders hebben de plicht om het kind te onderhouden en te verzorgen. Als het kind een bepaalde leeftijdsgrens bereikt kunnen wat rechtsgevolgen vervallen. Er zijn manieren om juridisch moeder en juridisch vader te worden. Het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft hier invloed op gehad. Juridische moeder Er zijn 6 manieren om juridisch moeder te worden; 1. Het kind baren 2. Het kind wordt geboren in het huwelijk of geregistreerd partnerschap van de moeder terwijl bij de geboorteaangifte blijkt dat er een onbekende donor is 3. Geboorte van het kind vindt plaats binnen 306 dagen na de dood van de vrouw die getrouwd was of een geregistreerd partnerschap had met de moeder die het kind baart, terwijl bij de geboorteaangifte blijkt dat er een onbekende donor is 4. De vrouw erkent het kind 5. Het ouderschap is gerechtelijk vastgesteld 6. De vrouw adopteert het kind De moeder kan alleen van het juridisch moederschap afkomen door het kind te laten adopteren. Een draagmoeder is bij de geboorte de juridische moeder. De wensmoeder moet het kind adopteren of erkennen. Juridische vader Er zijn 5 manieren op juridisch vader te worden; 1. Een kind dat geboren wordt in het huwelijk of geregistreerd partnerschap van de man met zijn vrouw 2. Geboorte van het kind binnen 306 dagen na de dood van de man die in het huwelijk of geregistreerd partnerschap zat met de moeder 3. De man erkent het kind 4. Het ouderschap is gerechtelijk vastgesteld 5. De man adopteert het kind Geboorte binnen huwelijk of geregistreerd partnerschap Als een kind wordt geboren in een huwelijk of geregistreerd partnerschap met 2 vrouwen of partners van verschillend geslacht krijgt automatisch de man en de donor juridisch ouderschap. Als de donor onbekend is krijgt de vrouw met wie de moeder getrouwd is het. Als bewijs moet een verklaring van Stichting donorgegevens kunstmatige donorbevruchting worden aangeleverd bij de geboorteaangifte. Geboorte binnen 306 dagen Ook als het huwelijk of geregistreerd partnerschap is beëindigd na de dood van de partner is de overleden partner nog juridisch ouder. 306 dagen is gebaseerd op 9 maanden zwangerschap + 3 weken. Het kind van de overleden man of duomoeder is erfgenaam. Vaderschap kan ontkend worden als een man binnen het huwelijk de juridische vader is, maar niet de biologische vader; ontkenning vaderschap. Dit kan niet als de man voor het huwelijk van de zwangerschap wist en alsnog getrouwd is of als de man heeft ingestemd met bevruchting van moeder d.m.v. een donor. Wel kan dit als de moeder de vader hiermee bedrogen heeft. Verzoek tot ontkenning heeft een termijn, vader of moeder kan dit binnen een jaar doen nadat ze weten dat ze niet de biologische ouder zijn, het kind zelf tot 3 jaar nadat het kind dit weet. Door ontkenning van vaderschap ontstaan een vernietiging van erkenning. Zo heeft het kind alleen een familierechtelijke betrekking met moeder. Erkenning Erkenning is een rechtshandeling; er ontstaat een familierechtelijke betrekking met rechtsgevolgen. Kan ook plaatsvinden bij 2 vrouwen; dit kan als een vrouw een relatie krijgt met een vrouw die een kind heeft en als een vrouw erkenning wil krijgen over het kind dat ze samen met een bekende donor hebben gekregen. Rechter beslist dan of de donor of de duomoeder erkenning krijgt. Als kinderen meerderjarig zijn moeten ze toestemming geven om een ouder erkenning te geven. Er wordt een akte gemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand of een notariële akte zoals een testament. Mensen die toestemming moeten geven voor de erkenning; Moeder van het kind dat nog geen 16 jaar is De adoptievader (als er geen juridische moeder meer is) geeft toestemming aan een man die het kind die nog geen 16 jaar is erkent Een kind van 16 en 17 jaar geeft zelf schriftelijk toestemming aan de erkenner Het kind van 12-16 jaar geeft net als zijn juridische ouder zelf toestemming aan de erkenner Als er geen toestemming wordt gegeven is de erkenning nietig. Wel kan diegene die het kind wil erkennen vragen om een vervangende toestemming bij de rechter. Erkenning is niet mogelijk voor; Een broer of zus, de vader, de moeder, dochter of zoon van de moeder. Het is te nauw bloedverwantschap Een minderjarige die nog geen 16 jaar is Zonder schriftelijke toestemming Als er al 2 juridische ouders zijn De erkenner, de moeder en het kind kunnen zelf de erkenning vernietigen als de man die erkenner is niet de biologische vader is. Een kind kan dit doen als hij/zij de erkenner niet als erkenner wenst, tenzij het is erkend nadat het kind 18 jaar werd. Moeder of erkenner kan dit doen als er sprake is van misbruik van omstandigheden, bedreiging of bedrog. Gerechtelijke vaststelling ouderschap De rechter kan ouderschap vaststellen als een man de verwekker van het kind is of als hij heeft ingestemd met een manier om het kind te verwekken. Kan worden ingediend door een moeder van een kind tot 16 jaar en een kind dat 16 jaar of ouder is. Er moet worden bewezen dat de vader de biologische vader is door bijv. een bloed- of DNA-onderzoek. De termijn waarin de moeder dit moet doen is tot 5 jaar na de geboorte van het kind of tot 5 jaar nadat ze weet wat de identiteit en verblijfplaats van de verwekker is. EVRM en het ontstaan van ouderschap In art. 8 EVRM staat de eerbiediging en het respect voor familie- en gezinsleven; ‘Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Het heeft meteen werking, iedereen in NL kan in een rechtsgeschil hierop een beroep doen. Juridisch ouderschap van twee mannen Zij zijn niet meteen de juridische ouders als het kind wordt geboren. Eén van beide kan juridisch ouder worden omdat de moeder volgens de wet niet gedwongen kan worden haar kind af te staan. Als de moeder het kind wil afstaan moet dit d.m.v. partneradoptie. De vader die niet de juridische vader is moet het kind adopteren zodat hij ook de juridische vader is. Voorwaarden zijn dat de mannen minimaal 3 jaar moeten hebben samengeleefd en dat ze minimaal 1 jaar het kind gezamenlijk hebben verzorgd. Ouderschap door adoptie Adoptie; ontstaan van juridisch ouderschap met als doel rechtsgevolgen krijgen en banden met de biologische ouders verbreken. Het moet kennelijk in het belang van het kind zijn. Rechter doet hierover uitspraak en er ontstaat een familierechtelijke betrekking. Een kind kan geadopteerd worden als de moeder dit wil of als beide ouders zijn overleden. Ouders die een kind uit het buitenland willen adopteren hebben een beginseltoestemming tot adoptie nodig van de minister van Justitie en Veiligheid. De Raad voor Kinderbescherming doet dan een gezinsonderzoek en adviseert de minister. In de BW staan regels over adoptie. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) gaat over het adopteren van kinderen uit het buitenland. Voorwaarden voor adoptie; Als je met je partner een kind wil adopteren mag je geen nauw bloedverwantschap met elkaar hebben zodat je niet kan trouwen of een geregistreerd partnerschap kan hebben Voorafgaan aan het adoptieverzoek moet je 3 jaar met elkaar hebben samengeleefd. Dan ben je een jaar aspirant-adoptieouders waarin je het kind moet opvoeden en verzorgen, hierna kan een definitief verzoek van adoptie worden ingediend Als je alleenstaand een kind wil adopteren geldt het samenleven van 3 jaar niet Adoptie moet in het kennelijk belang van het kind zijn, rechter bepaald dit. Hij kijkt naar feitelijke omstandigheden en of er sprake is van financiële motieven bij de oorspronkelijke juridische ouders. Er moet vaststaan dat het kind niet meer te verwachten heeft van oorspronkelijke ouders Kind heeft recht op voorlichting over adoptie; Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind De oorspronkelijke ouders moeten zich niet verzetten tegen de adoptie. Ze hebben vetorecht, speelt een rol tijdens de definitieve adoptie Eisen Iedere ouder moet 18 jaar ouders zijn dan het adoptiekind Adoptieouder mag niet de grootouder van het kind zijn Kind moet minderjarig zijn op de eerste dag van het adoptieverzoek Kind vanaf 12 jaar moet het adoptieverzoek niet tegenspreken en wordt gehoord door de rechter Adoptie van kind uit het buitenland Adoptiemogelijkheden uit het buitenland; Erkenning van de adoptie-uitspraken van rechters zijn er in het verdragsland Erkenning van de adoptie-uitspraken van rechters door een Nederlandse rechter omdat er geen verdrag is met het land waaruit wordt geadopteerd. Voorwaarde is dat de adoptieprocedure juist is verlopen. Als Nederland de adoptie niet kan erkennen gelden de algemene voorwaarden hierboven en extra voorwaarden; Het kind is niet ouder dan 6 jaar Adoptieouders zijn niet ouder dan 41 jaar. Ouders die bijzonder geschikt zijn mogen tot 45 jaar een kind tot 2 jaar adopteren Leeftijdsverschil tussen kind en ouder mag niet groter zijn dan 40 jaar Onafhankelijke arts moet een geneeskundige verklaring afgeven dat de gezondheid van de adoptieouders goed genoeg is om een kind op te voeden en te verzorgen Er is nog veel discussie en onderzoek rondom interlandelijke adoptie. Adoptie kan ook teruggedraaid worden op verzoek van het kind. Dit mag niet eerder dan 2 jaar na adoptie, maar moet wel binnen 5 jaar na adoptie. Het moet in het kennelijk belang zijn van het kind. Het kan zijn dat de adoptieouders geen juridische ouders meer zijn en dat de biologische ouders dit weer worden. Partneradoptie Soms kan het zijn dat een partner van de juridische ouder het kind adopteert zodat hij/zij een familierechtelijke betrekking wil. Dit kan bijv. in een samengesteld gezin of in een relatie van twee mannen. De rechter bepaald of het in het kennelijk belang van het kind is. Het is wel lastig omdat het kan zijn dat de andere juridische ouder het kind gedwongen moet afstaan. Als die ouder dat niet wil, gebeurt het niet; vetorecht. Dit kan wel veranderen als er bijv. niet goed voor het kind gezorgd is of als er sprake is van verwaarlozing, mishandeling etc. 8.2 Ouderlijk gezag en voogdij Ouderlijk gezag Recht en plicht om kinderen te verzorgen en op te voeden. Meestal hebben juridische ouders dit, maar het kan ook worden beëindigd door een gezagsbeëindigende maatregel. Diegene blijft dan wel de juridische ouder. Er is een verschil in gezag en juridische ouder. Gezag gaat over de inhoud van de opvoedings- en zorgrelatie tussen ouder en kind en de verplichting hiertoe. De moeder krijgt gezag vanaf de geboorte. Als moeder minderjarig is wordt oma of opa vaak de voogd totdat moeder 18 jaar is. Inhoud ouderlijk gezag Ouderlijk gezag; de plicht en het recht van ouder om zijn/haar minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Ze zijn verantwoordelijk voor; Lichamelijk en geestelijk welzijn van hun kind Bevorderen persoonlijke ontwikkeling van hun kind Na scheiding hebben ouders recht op gelijkwaardige opvoeding en verzorging als ze beide gezag hebben; gelijkwaardig ouderschap. Ouders mogen in principe alle beslissingen maken over het jonge kind, naarmate het kind ouder wordt zal het zelf steeds vaker meebeslissen. Ouders beheren het vermogen van het kind en ze zijn de wettelijke vertegenwoordigers van het kind, bijv. overeenkomsten sluiten voor het kind etc. Er zijn wettelijke grenzen in gezag, onzorgvuldig ouderschap of misbruik van gezag. Rechter kan inbreuk maken op gezag. Gezamenlijk ouderlijk gezag Als er een kind wordt geboren in een huwelijk hebben beide ouders automatisch gezamenlijk ouderlijk gezag. Bij overlijden van een ouder houdt de andere ouder het gezag. Bij geregistreerd partnerschap hebben beide ouders gezag als het kind tijdens registratie is geboren. Bij twee vrouwen hebben ze beide gezag als de donor onbekend is of als de bekende donor niet wil erkennen. Huwelijk juridische ouder en partner In een huwelijk of geregistreerd partnerschap tussen juridische ouder en partner is gezamenlijk gezag als het kind tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren is. Voorwaarde is dat er geen andere juridische ouder is. Bij twee mannen kan dit niet. Gezamenlijk gezag bij samenwonen Ouders die niet getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, kunnen een gezamenlijk verzoek om gezag indienen bij het Digitaal loket rechtspraak. Voorwaarde is dat de partner van de juridische moeder het kind erkend heeft. Als je een kind erkent krijg je dus niet meteen gezag. Verzoek moet samen met de juridische moeder worden ingediend. Gezamenlijk gezag na scheiding Voorgezet gezag na echtscheiding; na een scheiding houden beide ouders gezag. Dit is ook zo bij beëindiging van geregistreerd partnerschap en samenwonen. Gezamenlijk gezag door een ouder en diens partner Stel een moeder met kinderen krijgt een relatie met een nieuwe man en de man verzorgt de kinderen; stiefvader. Moeder en de man kunnen samen een verzoek indienen voor gezamenlijk gezag. De nieuwe partner wordt niet de juridische ouder, maar krijgt wel gezag. Voorwaarden; De juridische ouder moet eerst 3 jaar lang alleen het gezag hebben uitgeoefend De juridische ouder en de partner moeten 1 jaar lang voorafgaand aan het verzoek samen hebben gezorgd voor het kind en het gezin Verzoek wordt afgekeurd als het niet in het belang van het kind is. Ouderlijk gezag door één ouder Het kan zijn dat 1 ouder de juridische ouder is, bijv. als de andere ouder overleden is of omdat de ouder alleenstaand is. Als een ouder na scheiding een verzoek doet om het gezag op zich te laten krijgen keurt de rechter dit niet zomaar goed. Er moet dan wel echt iets aan de hand zijn. Een verzoek om beëindiging gezamenlijk gezag kan ook worden ingediend bij wijziging van omstandigheden, bijv. als de andere ouder het gezag verwaarloost. Een kind vanaf 12 jaar kan een verzoek indienen bij de rechtbank om 1 ouder het gezag te geven. De rechter neemt ambtshalve een beslissing; hij doet het als hij dit juist vindt en als het in het belang van het kind is. Voogdij Als ouders er niet meer zijn of geen gezag meer hebben, krijgt een voogd gezag. De voogd moet; Zorg dragen voor opvoeding Vermogen van het kind beheren Het kind wettelijk vertegenwoordigen De voogd hoeft het kind niet zelf te verzorgen en op te voeden, dit mag hij/zij uit handen geven. Een voogd kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. In de Jeugdwet staan gecertificeerde instellingen (GI’s) die zijn aangewezen als voogdijinstelling. Als gezag van ouders is beëindigd neemt de GI de voogdij vaak op zich en verzoekt een pleegzorgorganisatie die een pleeggezin regelt. Bij voorkeur is dit in het sociale netwerk en is de voogd een natuurlijk persoon. Als ouders zijn overleden zijn er 2 mogelijkheden wat betreft gezag; 1. Ouders hebben geen regeling getroffen; de rechter benoemt een voogd; datieve voogdij 2. Ouders hebben een uiterste wilsbeschikking opgesteld, hierin staat welke person(en) voogdij krijgen. De betrokkene mag schriftelijk aan de kantonrechter laten weten of hij/zij dit wil; testamentaire voogdij. Als hij/zij dit niet wil benoemt de kantonrechter alsnog een voogd. Wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen Minderjarigen kunnen geen rechtshandelingen doen zonder toestemming van ouder of voogd. Een ouder of voogd kan rechtshandelingen die door het kind gedaan zijn vernietigen. Dit mag niet als het gebruikelijke rechtshandelingen zijn of rechtshandelingen die de minderjarige wel zelf mag doen. Gebruikelijke rechtshandelingen voor minderjarigen Dingen die een minderjarige zelf mag doen; kopen van kleding, boeken en studiemateriaal en naar de film gaan. Het zetten van een piercing mag bijv. niet zonder toestemming van ouder of voogd. Zelfstandig te verrichten rechtshandelingen Het geldt hier allemaal vanaf 16 jaar, als dit niet zo is staat het erbij Dit mag een minderjarige (vanaf 16 jaar); Een testament maken Een arbeidsovereenkomst sluiten Beslissingen maken in het kader van geneeskundige behandelingen Een kind erkennen De rechter verzoeken om haar meerderjarig te verklaren zodat ze gezag over haar kind krijgt Een bijzonder curator aanstellen als hij/zij tegen de wettelijke vertegenwoordiger de rechter wil inschakelen. Dit doet de rechter vaak alleen in een belangenconflict tussen ouder en kind Vanaf 12 jaar; zelfstandig de rechter verzoeken om een omgangsregeling met ouders te regelen, te stoppen of te wijzigen Vanaf 12 jaar; klacht indienen bij de klachtencommissie van jeugdhulp of zorgorganisatie 8.3 Pleegouderschap Pleegouderschap; verzorgen en opvoeden van kinderen in het eigen gezin omdat de eigen ouders/verzorgers hier niet of tijdelijk niet meer toe in staat zijn. De pleegouders hebben geen juridische relatie en gezag met het kind. Bij belangrijke beslissingen moet de juridische ouder betrokken zijn. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor financiering van pleegzorg. Toegang tot pleegzorg Jeugdhulpaanbieders bieden vaak ook pleegzorg aan, ze organiseren pleegzorg en begeleiden ouders. Pleegzorg valt in het gedwongen kader dat wordt uitgevoerd door de jeugdbescherming. De GI’s bepalen welke pleegzorgaanbieder de pleegzorg organiseert en de ouders begeleidt. Ze stemmen dit af met de gemeente, deze heeft namelijk contracten met pleegzorgaanbieders. Pleegouders Pleegzorg is er zodat kinderen die niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien toch opgroeien in een situatie die op een gezin lijkt. In 2017 waren er in NL 16.655 pleeggezinnen. Pleegouders sluiten een pleegcontract met een pleegzorgaanbieder. Voorwaarden voor het sluiten hiervan volgens de Jeugdwet; Een pleegouder is 21 jaar of ouder Pleegouder is niet de pleegzorgbegeleider Pleegouder heeft een geslaagd voorbereidings- en selectietraject gevolgd Voor pleegouders en andere kinderen in het gezin vanaf 12 jaar moet de Raad een verklaring van geen bezwaar geven waaruit blijkt dat er geen bezwarende feiten of omstandigheden zijn In het pleegcontract staat hoe de pleegouder het kind gaat verzorgen en opvoeden en hoe de pleegzorgbegeleiding gaat zijn. De pleegzorgaanbieder heeft een pleegzorgdossier waarin de jeugdige vanaf 12 jaar en zijn/haar ouder zicht op heeft. De pleegzorgaanbieder kan de pleegzorg opzeggen als er ernstige vermoedens zijn dat de pleegzorg schadelijk is voor het kind. Als de kinderbeschermingsmaatregel (ots) twee jaar heeft geduurd en er is een verzoek tot verlenging, dan kan de rechter een gezagsbeëindigende maatregel opleggen aan de eigen ouders. Dit moet wel op advies van de Raad. Pleegouders kunnen zo pleegoudervoogdij krijgen. Rechten en bevoegdheden van pleegouders Er zijn 8 belangrijke rechten en bevoegdheden van pleegouders; 1. Blokkaderecht Bij een vrijwillige plaatsing hebben pleegouders blokkaderecht. Dit houdt in dat als ze al een jaar voor het kind zorgen en de ouders willen het kind terug, ze hiervoor geen toestemming kunnen geven. De ouders kunnen dan een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechter indienen. De rechter bepaald wat in het belang van het kind is. Blokkaderecht geldt een half jaar, in deze tijd kan bijv. onderzocht worden of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is om het kind te beschermen. Als blijkt dat het niet goed voor het kind is om terug te gaan naar de ouders kan een ots of een gezagsbeëindigende maatregel ingevoerd worden. Er is ook blokkaderecht als GI besluit het pleegkind in een ander pleeggezin te plaatsen. 2. Instemmingsrecht Pleegouders mogen instemmen met de inhoud van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder dat is opgesteld voor de jeugdige. Bij een crisisplaatsing is er nog geen hulpverleningsplan, dan hebben ze geen instemmingsrecht. 3. Informatierecht Voordat een kind wordt geplaatst moeten pleegouders worden geïnformeerd over belangrijke zaken, bijv. achtergrondgegevens van het kind en de reden van uithuisplaatsing. Dit kan zonder toestemming van de ouders en pleegkind. 4. Verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van pleegkind De rechter kan bepalen dat een GI gedeeltelijk het gezag heeft. Op papier kunnen pleegouders het gezag niet krijgen, maar het kan wel zijn dat een GI de pleegouders het laat uitvoeren namens de GI. De GI deze machtiging te allen tijde intrekken. 5. Pleegouders zijn belanghebbenden Pleegouders zijn belanghebbenden in procedures bij de rechter als ze een jaar of langer het kind in hun gezin hebben gehad Ze mogen de rechter vragen om een ots of gezagsbeëindigende maatregel als de Raad niet zeker is of dit nodig is. 6. Geschillenregeling voor pleegouders Als er geschillen zijn tussen de pleegouders en de GI mogen de pleegouders zelf naar de rechter stappen. Ze moeten dan een advocaat hebben. Het gaat om inhoud en besluiten van de GI’s. 7. Verzoek tot beëindiging of wijziging van de uithuisplaatsing Pleegouders kunnen de GI verzoeken om de vrijwillige uithuisplaatsing van een pleegkind te beëindigen, de duur te verkorten of aan te geven niet eens te zijn met wijziging van verblijfplaats van het kind. Ze kunnen de rechter verzoeken om machtiging tot uithuisplaatsing in te trekken. 8. Pleegoudervoogdij Pleegouders die een kind een jaar of langer in hun gezin hebben kunnen een verzoek indienen bij de rechtbank om voogdij te krijgen. Hierbij mag geen sprake zijn van een ots of tijdelijke voorlopige voogdij. Als ze het gezag hebben mogen ze zelf beslissen over de opvoeding en verzorging van het pleegkind. Hoofdstuk 11; Werken 11.1 Kader van de arbeidsovereenkomst Er zijn allerlei overeenkomsten die gesloten kunnen worden, hierbij zijn er voor beide partijen rechten en plichten. De inhoud en strekking bepaalt of de overeenkomst een arbeidsovereenkomst is. 4 belangrijke rechtsgevolgen van een arbeidsovereenkomst; 1. (Inter)nationale regels van het arbeidsrecht zijn van toepassing Dit biedt de werknemer bescherming, omdat de werknemer wordt gezien als de zwakkere partij 2. De algemeen verbindende regels in de collectieve arbeidsovereenkomst zijn van toepassing Door contractvrijheid kunnen werkgever en werknemer zelf afspraken maken. De inhoud wordt ook bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), hierin staan arbeidsvoorwaarden zoals arbeidsduur, roosters, vakantie en toeslagen. Deze worden door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als algemeen verbindend verklaard, de regels gelden voor iedereen die onder dit cao valt. 3. (Inter)nationale regels van het socialezekerheidsrecht van toepassing Deze regels beschermen een werknemer als hij tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt wordt en als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. 4. Kantonrechter oordeelt over arbeidsgeschillen 11.2 Arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst; overeenkomst waarbij de ene partij (werknemer) zich verbindt in dienst van de andere partij (werkgever), er staat loon tegenover arbeid. Er zijn 3 kenmerken van een arbeidsovereenkomst; Loon Arbeid Gezagsverhouding (werkgever geeft instructies aan de werknemer) Als een kenmerk ontbreekt is het geen arbeidsovereenkomst. Totstandkoming van de arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst kan mondeling of schriftelijk worden aangegaan en komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Het aanbod; de reactie op een advertentie, sollicitatie. Als werkgever hiermee akkoord gaat komt de arbeidsovereenkomst tot stand. De Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement en Organisatieontwikkeling (NVP) kwam met een sollicitatiecode; een sollicitant heeft recht op een eerlijke kans, privacy en persoonlijke gegevens moeten vertrouwelijk worden behandeld. Er mag niet worden gediscrimineerd, alleen als dit nodig is voor een functie. In een sollicitatiegesprek mogen onderwerpen besproken worden die betrekking hebben tot de functie. Een werkgever in de zorg mag de sollicitant bijv. vragen naar zijn/haar mening over seksualiteit. Een minderjarige kan ook een arbeidsovereenkomst aangaan. Deze kan wel vernietigd worden als diegene jonger is dan 16 jaar, tenzij de wettelijke vertegenwoordiger toestemming heeft gegeven. Een arbeidsovereenkomst kan ontstaan door tijd. Als iemand bijv. zonder arbeidsovereenkomst al 3 maanden elke week of ten minste 20 uur per maand voor loon arbeid heeft verricht kan sprake zijn van een vermoeden van een arbeidsovereenkomst. Een werkgever kan zich hierop beroepen, de werkgever moet dan aantonen dat er geen arbeidsovereenkomst is. Inhoud van de arbeidsovereenkomst Je bent vrij om zelf de arbeidsovereenkomst vorm te geven, tenzij inhoud in regelgeving dwingend is vastgelegd. Verder staan wettelijke voorschriften in boek 7 BW en in de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag. Bepalingen in de cao gelden ook en een bedrijf kan een bedrijfsreglement hebben met daarin regels. Duur van de arbeidsovereenkomst Als er niks wordt afgesproken over de duur, dan komt er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt tussen werknemer en werkgever afgesproken dat het een bepaalde tijd zal duren. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden veranderd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het is nadelig voor de werknemer om steeds weer een contract voor bepaalde tijd te krijgen. Hiervoor is de Flexwet gekomen, er staat mede in dat iemand een contract voor onbepaalde tijd moet krijgen als hij/zij al meer dan 3 contracten bij dezelfde werkgever heeft gehad met tussenposen van 6 maanden. Proeftijd Proeftijd; periode waarin de werknemer en werkgever elkaar leren kennen, zo kan de werkgever de kwaliteiten van de werknemer beoordelen. Het kan bij een contract dat langer dan een half jaar duurt en moet schriftelijk zijn afgesproken. Als de overeenkomst tussen 6 maand en 2 jaar duurt mag de proeftijd maximaal 1 maand zijn. Als de overeenkomst 2 jaar of langer duurt mag de proeftijd maximaal 2 maanden duren. In de cao kan van deze termijnen worden afgeweken. Als de proeftijd langer is dan in de wet of cao staat is het een ijzeren proeftijdleer; de proeftijd is nietig, het heeft nooit bestaan. In de proeftijd kunnen werkgever en werknemer de arbeidsovereenkomst zo beëindigen als zij dit willen. Uitzendovereenkomst Is ook een arbeidsovereenkomst. Uitzendbureau; de werknemer wordt door de werkgever aan derden beschikbaar gesteld om arbeid te verrichten. De werkgever (derde) kan het uitzendbureau de opdracht geven om hem/haar een uitzendkracht te leveren. Er bestaat dus alleen een arbeidsovereenkomst tussen het uitzendbureau en de werknemer. Het uitzendbureau zorgt voor loonbetaling en de werkgever geeft instructies op de werkvloer. Er geldt het uitzend-cao, de arbeidsvoorwaarden kunnen daar anders zijn dan die voor werknemers die in dienst zijn van de organisatie waar de uitzendkracht werkt. Er is dus discriminatie van uitzendkrachten, dit moet wel gerechtvaardigd zijn. Een uitzendkracht moet eerst wat fasen doorlopen om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te krijgen. 11.3 Verplichtingen en rechten van de werknemer Verplichtingen Rechten Als goed werknemer gedragen Loon Voorschriften van de werkgever opvolgen Vakantie voor je werkzaamheden Persoonlijk de arbeid verrichten (zelf) Gelijke behandeling (Wet gelijke behandeling) Tijdens ziekte meewerken aan Stakingsrecht maatregelen om zo snel mogelijk weer te kunnen werken Je bent aansprakelijk voor schade die je opzettelijk/bewust maakt Je moet je houden aan het nonconcurrentiebeding als dit is afgesproken Non-concurrentiebeding; je mag na beëindiging van je arbeidsovereenkomst gedurende een bepaalde tijd geen werkzaamheden verrichten die de concurrentiepositie van je exwerkgever kunnen belemmeren. Het is alleen geldig als dit schriftelijk is afgesproken met een meerderjarige. De rechter kan het beding vernietigen of bepalen dat de werkgever een vergoeding krijgt als er sprake is van belemmering. Geen arbeid = geen loon. Hierop zijn uitzonderingen; Als de werknemer door risico bij de werkgever niet kan werken. Bijv. calamiteiten op het werk De werknemer heeft recht op 70% van zijn loon in de eerste 2 jaar van ziekte Een werknemer die 5 dagen werkt heeft recht op 20 vakantiedagen per jaar, dat is 4x het aantal dagen dat hij per week werkt. Voor een parttimer is dit ook zo. Stel je werkt 14 uur per week, dan heb je recht op 4x14 = 56 uur vakantie per jaar. Er kan afgesproken worden dat een werknemer meer vakantiedagen heeft of verplichte vrije dagen. Vakantiedagen kunnen worden opgespaard en worden afgekocht. Stakingsrecht; als je het niet eens bent met de arbeidsvoorwaarden in de organisatie of het arbeidsvoorwaardenbeleid van de overheid mag je staken. Het staat in het Europees Sociaal Handvest (ESH). Het wordt gezien als het laatste middel om een doel te bereiken. De staking kan onrechtmatig zijn als deze niet op tijd wordt aangekondigd. Werkgever mag het loon van de stakende werknemers in beginsel inhouden. Positie van minderjarige werknemers Regels voor minderjarige werknemers zijn strikt in Nederland. Minderjarigen vanaf 12 jaar mogen lichte werkzaamheden uitvoeren. De positie van een minderjarige in een arbeidsovereenkomst; Vanaf 16 jaar mag je een arbeidsovereenkomst sluiten Onder de 16 jaar mag je dit sluiten met toestemming van je wettelijke vertegenwoordiger Een non-concurrentieding is niet geldig De hoogte van het loon kan worden gevonden via het Besluit minimumjeugdloon Er gelden speciale werk- en rusttijden Ze mogen alleen onder deskundig toezicht gevaarlijke arbeid verrichten 13- en 14-jarigen mogen klusjes uitvoeren zoals krachten bezorgen, maar geen zelfstandige productiearbeid verrichten 11.4 Verplichtingen van de werkgever Verplichtingen; Als goed werkgever gedragen Betaling loon Zorg voor veilige arbeidsomstandigheden Re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers Aansprakelijkheid voor schade die door de werknemer wordt veroorzaakt Zorg voor veilige arbeidsomstandigheden spreekt voor zich. Is vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet. De Inspectie SZW kijkt of dit goed wordt nageleefd. Ook intimiderend gedrag van collega’s kan worden gezien als onveilige arbeidsomstandigheden. Vaak is er in bedrijven een vertrouwenspersoon aanwezig als beleid hiervoor. Een werkgever moet een zieke werknemer dus 2 jaar lang 70% doorbetalen, behalve als de arbeidsovereenkomst in deze periode eindigt. Dit is om werkgevers te stimuleren ziekmakende arbeidsomstandigheden te voorkomen en zieke werknemers zo snel mogelijk terug te begeleiden naar hun werk of passend werk. Werkgever kan de loondoorbetaling geheel of gedeeltelijk stoppen als blijkt dat de zieke werknemer opzettelijk ziekte veroorzaakt of in stand houdt. In de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) staat dat de werkgever een sanctie opgelegd kan krijgen als hij/zij niet goed meewerkt aan het begeleiden van ziekteverzuim. Het UVW kan de werkgever verplichten om langer loon door te betalen aan de zieke werknemer. De werkgever is aansprakelijk voor schade die een werknemer heeft toegebracht aan hem of aan een derde, tenzij er sprake is van opzet; risicoaansprakelijkheid. De werknemer moet dus alleen meebetalen aan de schade als het opzettelijk is gebeurd. 11.5 Einde van de arbeidsovereenkomst Beëindiging met wederzijdse instemming Bij wederzijdse instemming van beëindiging van een arbeidsovereenkomst heb je geen recht op een werkloosheidsuitkering. De werkgever heeft een onderzoeksplicht en een informatieplicht waaruit blijkt dat de werknemer ook echt wil dat er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst. Hierbij moet de werkgever de consequenties benoemen. Een beëindigingsovereenkomst mag de werknemer na ondertekening binnen 2 weken nog ontbinden. Als de werkgever hem/haar niet heeft gewezen op de consequenties mag dit binnen 3 weken. Einde van rechtswege Houdt in dat een arbeidsovereenkomst uit zichzelf eindigt door bijv.; Overlijden werknemer. Dit is niet zo als de werkgever overlijdt, dan wordt het overgenomen. De tijd in de afgesproken arbeidsovereenkomst is verstreken Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet de werkgever een maand van tevoren meedelen of de arbeidsovereenkomst wordt verlengd of niet. Doet hij dit niet dan heeft de werknemer recht op brutomaandsalaris. Eenzijdige opzegging Er zijn verplichtingen bij eenzijdige opzegging; 1. Toestemming vragen aan het UWV Een werknemer die eenzijdig opzegt hoeft geen toestemming te vragen, een werkgever wel. Het UWV beoordeelt en toetst de redenen van eenzijdige opzegging. Als het UWV toestemming geeft kan een werknemer die het er niet mee eens is naar de kantonrechter stappen. Tegen deze beslissing is een hoger beroep mogelijk. 2. Reden van opzegging noemen Een werknemer hoeft geen reden van opzegging te noemen, alleen als de werkgever dit vraagt. Een werkgever moet wel een reden noemen, er moet een redelijke grond zijn. De UWV bekijkt dit en beslist of het terecht is dat de werknemer wordt ontslagen. 3. Opzegging termijn in acht nemen Bij opzegging moeten werknemer en werkgever zich aan de opzegtermijn houden. Dit staat meestal in het cao, is dit niet zo dan is het voor de werknemer 1 maand en voor de werkgever afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst 1 tot 4 maanden. Als werkgever zich er niet aan houdt; onregelmatig ontslag. Werknemer mag dan aanspraak maken op doorbetaling van het loon over de opzegtermijn. Bij ontslag op staande voet hoeven ze zich hier niet aan te houden. 4. Bijzondere opzegverboden in acht nemen Arbeidsovereenkomst mag niet worden opgezegd als; Dit in strijd is met het discriminatieverbod Het in de eerste 2 jaar van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is De werknemer zwanger is De werknemer lid is van de ondernemingsraad De werknemer lid is van de vakbond De werknemer gebruikmaakt van zijn recht op ouderschapsverlof 5. Transitievergoeding betalen Moet de werkgever aan de werknemer betalen als hij de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd of de rechter om ontbinding heeft gevraagd, als de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt en de werkgever het niet wilt voortzetten en als de werknemer ontslag heeft genomen doordat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of iets heeft nagelaten. De transitievergoeding is 1/3 maandsalaris per gewerkt dienstjaar. Ontslag op staande voet Als er een dringende reden is kan ontslag op staande voet plaatsvinden. De reden moet subjectief en objectief zijn, dus in de gegeven situatie en in het algemeen. Ontslag op staande voet of als werknemer de arbeidsovereenkomst opzeggen moet onmiddellijk gebeuren. Er geldt geen opzegtermijn. De werknemer of werkgever die het ontslag op staande voet heeft veroorzaakt moet de ander het salaris vergoeden van de periode die de arbeidsovereenkomst nog had geduurd als het gewoon was opgezegd of van rechtswege was geëindigd. Binnen 2 maanden na de ontslagdatum kan de werknemer een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. Als de rechter dan oordeelt dat er geen dringende reden was heeft de werknemer 2 opties; Vernietiging van het ontslag omdat de werkgever geen toestemming heeft van het UWV. De werknemer blijft in dienst en de werkgever moet het eventuele niet-uitbetaalde loon doorbetalen vanaf het moment dat het ontslag werd gegeven Een billijke vergoeding omdat het ontslag geldig is, maar onregelmatig. De rechter geeft aan dat het geen ontslag op staande voet is, maar dat de arbeidsovereenkomst wel mag worden opgezegd. De werknemer mag dan een schadevergoeding claimen omdat de werkgever zich niet aan de opzegtermijn heeft gehouden. Oordeelt de rechter dat er wel een dringende reden is voor ontslag, dan eindigt de arbeidsovereenkomst op het moment dat het ontslag op staande voet werd gegeven. Collectief ontslag Houdt in dat de werkgever meerdere werknemers ontslaat. Dit komt voor bij bijv. reorganisaties. Dit moet worden gemeld bij het UWV en vakbonden moeten worden gevraagd om raad. Doel is dat het UWV en de vakbonden kunnen helpen bij het herplaatsen van de werknemers. Voor de ontslagen werknemers moet een sociaal plan met een financiële afvloeiingsregeling worden gemaakt. Dit wordt meestal gedaan door specialisten. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst Ontbinding is mogelijk op verzoek van de werknemer als het niet eerlijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Dit mag op verzoek van de werkgever als; Het UWV toestemming voor eenzijdige opzegging wegens arbeidseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid heeft geweigerd De werkgever de arbeidsovereenkomst wil beëindigen wegens andere redenen dan hierboven genoemd Ontbinding is sneller dan ontslag op staande voet als de werkgever niet zeker weet of ontslag op staande voet kan. Er gelden dezelfde regels als bij ontslag op staande voet. Bij ontbinding is sprake van een transitievergoeding aan werknemer als; Werkgever het verzoek heeft ingediend Als werknemer ontbinding wil door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever 11.6 Medezeggenschap De Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft werknemers de mogelijkheid om medezeggenschap te krijgen, dit gebeurt via een medezeggenschapsorgaan (vertegenwoordiging van werknemers in organisatie of instelling). Bij een bedrijf met meer dan 50 werknemers wordt een ondernemingsraad ingesteld, de leden worden gekozen door werknemers. De ondernemer moet met de ondernemingsraad overleggen over plannen die hij heeft en besluiten die hij wil maken. Deze 2 rechten heeft de ondernemingsraad; 1. Adviesrecht De ondernemer moet de ondernemingsraad advies vragen over aangelegenheden van de organisatie. Dit moet op tijd gebeuren en moet worden onderbouwd. Als de ondernemer het advies niet opvolgt kan de ondernemingsraad beroep instellen bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam. De rechter kan de ondernemer dan verbieden te handelen tegen het advies van de ondernemingsraad. 2. Instemmingsrecht Zaken die te maken hebben met de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden moet de ondernemer instemming vragen van de ondernemingsraad. Geschillen hierover kunnen worden neergelegd bij de kantonrechter. Als je in de ondernemingsraad zit word je beschermd, je mag bijv. niet benadeeld worden in de positie die je in de onderneming hebt. Tussen de ondernemingsraad en vakbonden is een taakverdeling. De ondernemingsraad mag zich niet bezighouden met taken van de vakbond. Als laatst is het zo dat een ondernemer minimaal 1 keer per jaar algemene gegevens moet delen over uitzendkrachten die ze lenen of gaan lenen in het komende jaar. Hoofdstuk 12; Sociale zekerheid bij ziekte en arbeidsongeschiktheid 12.1 Socialezekerheidsstelsel De overheid gaat ervanuit dat iemand die kan werken, niet afhankelijk hoort te zijn van een uitkering. Iemand die buiten zijn schuld niet meer of onvoldoende in zijn eigen inkomen kan voorzien, heeft recht op een uitkering op basis van ten minste het bestaansminimum in het socialezekerheidsstelsel. Hieraan ligt de solidariteitsgedachte ten grondslag. Eigenlijk leveren mensen met een hoog inkomen een bijdrage aan de ondersteuning & bescherming van mensen met een lager inkomen. In art. 20 lid 1 Gw is vastgesteld dat iedereen recht heeft op zorg, dit betekent dat de overheid een inspanningsverplichting heeft om de zorg & ondersteuning toegankelijk te maken voor alle burgers in NL & regels te stellen rondom de aanspraken op sociale zekerheid. In art. 20 lid 3 Gw staat dat burgers die niet in het bestaan kunnen voorzien, recht hebben op bijstand. Sinds 1 januari 2015 hebben er transities plaatsgevonden waardoor burgers zelf meer verantwoordelijk werden voor het regelen van zorg & ondersteuning & het participeren in de samenleving. Deze veranderingen kwamen er; De (medische) zorg & ondersteuning zijn in de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) & de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) geregeld. De Wlz is van toepassing als er langdurige & zware zorg met 24-uurs toezicht nodig is. De verdere (medische) zorg wordt toegekend als er geen andere middelen meer zijn De opvoed- en opgroeiondersteuning voor jeugd & de wijze van bescherming van de jeugdigen is geregeld in de Jeugdwet. In het BW zijn kinderbeschermingsmaatregelen aangepast & gewijzigd De zorg voor werk & inkomen is geregeld in de PW. De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is sterk gewijzigd & legt meer de nadruk op het vinden & behouden van werk De Wet passend onderwijs regelt het onderwijs voor een groot aantal kinderen met beperkingen in het regulier onderwijs. Speciaal onderwijs is toegankelijk voor een beperkte groep kinderen, volgens de overheid moeten kinderen met een beperking zo veel mogelijk gebruik maken van het reguliere onderwijs De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de regie & coördinatie van zorg & welzijn van hun burgers. De transitie is vooral gericht op het bezuinigen, omdat gemeenten een beperkter budget hebben voor het aanbod van zorg & ondersteuning. Daarnaast is het gericht op de verbetering van kwaliteit van zorg & welzijn voor burgers met de nadruk op de relatie tussen de professional & burger & de kwaliteit van de samenwerking tussen organisaties & de gemeentes. Het accent ligt op de zelfregie bij de cliënt, het gebruikmaken van de eigen kracht van de cliënt met de inzet van het sociale netwerk, de integrale aanpak van problemen & het bieden van maatwerk, met een verantwoordelijke gemeente die regisseert & organiseert. Goede mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning is van belang. De gemeente bepaalt op welke wijze burgers recht hebben op een Wmo-voorziening & de wijze waarop dit wordt vastgesteld. Verder regelen gemeente de toegang tot intensievere & gespecialiseerde jeugdhulp & de gemeente zorgt ervoor dat de Wet passend onderwijs goed wordt uitgevoerd. Het socialezekerheidsstelsel is vereenvoudigd, de uitgangspunten zijn dat iedereen zelf verantwoordelijkheid heeft voor het participeren in de samenleving & iedereen moet, ondanks beperkingen, aan het werk. Het is gericht op (arbeids)participatie. In de socialezekerheidswetgeving ligt het accent op de activerings- en re-integratiefunctie, waarin de individuele verantwoordelijkheid om in eigen inkomen te voorzien groter is geworden. Werkgevers worden gestimuleerd om ouderen & mensen met een beperking aan te nemen, het doel is dat er in 2026 voor arbeidsbeperkten 125.000 plaatsen zijn. Als een werkgever meer mensen aan werk helpt, krijgt hij een hogere bonus. Er mensen die buiten hun schuld hun inkomen kwijtraken, bijv. door ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Ook is er een grote groep mensen die geen betaalde arbeid verricht, zoals jeugdigen onder 16 jaar, ouderen & mensen met een ernstige beperking. Het doel van het socialezekerheidsstelsel is om iedereen, met name sociaal zwakkeren, te verzekeren van een minimuminkomen in periodes waarin zij hier zelf niet in kunnen voorzien. Socialezekerheidsrecht; het recht dat zich bezig houdt met sociale zekerheid. Plaats & functies in het socialezekerheidsrecht Het socialezekerheidsrecht regelt de rechten & plichten van werkgevers, werknemers & zelfstandigen bij o.a. ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, medische zorg, voorzieningen bij ouderdom & de bijstand. De overheid bepaalt bijv. of iemand niet meer kan werken, recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Socialezekerheidsrecht valt onder het publiekrecht & nog specifieker onder het bestuursrecht, samen met arbeidsrecht wordt socialezekerheidsrecht gerekend tot het sociaal recht. De functie van het socialezekerheidsrecht is tweeledig; 1. De overheid geeft uitkeringen of neemt kosten op zich van bijv. de huisarts, de tandarts of van verpleging in het verpleeghuis. Waarborgfunctie van de sociale zekerheid; het bieden van bestaanszekerheid op het niveau van het bestaansminimum & het bieden van bescherming tegen het verlies van inkomen 2. Activerings- en re-integratiefunctie van de sociale zekerheid; de overheid neemt maatregelen wat betreft preventie (het voorkomen dat een werknemer uitvalt) & reintegratie (opnieuw deelnemen in het arbeidsproces) Sociale verzekeringen & sociale voorzieningen In het traditionele socialezekerheidsstelsel wordt onderscheid gemaakt tussen sociale verzekeringen & sociale voorzieningen. Er zijn verschillen qua doelgroep, de wijze van financiering, uitvoeringsorganen of het feit dat iets is verzekerd of waarin is voorzien. Voor de uitvoering van de sociale zekerheid zijn speciale bestuursorganen (uitvoeringsorganen) aangesteld, dit zijn; de Sociale Verzekeringsbank (SVB), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de gemeenten & de zorgverzekeraars. Uitvoeringsorganen behandelen aanvragen, stellen recht op een uitkering of voorziening vast & ze geven uitkeringen of voorzieningen. Het UWV & de gemeenten werken samen om de arbeidstoeleiding & re-integratie van werklozen te bevorderen; dit noemen ze het werkplein. Daarnaast is de taak van het UWV het verzorgen van aanvragen & het verzamelen van gegevens voor de aanvraag voor werknemersuitkeringen & de Wajong 2015-uitkering. Gemeentelijke sociale voorzieningen worden bij gemeenten aangevraagd. Sociale verzekeringen Als sprake is van een verzekering, moet er premie worden betaald. De burger is verplicht om premie te betalen, dit is afhankelijk van de hoogte van het bruto-inkomen. De overheid stelt de premie per werksector vast, dit is een percentage van het inkomen. Uitvoerende instanties beheren fondsen, waaruit uitkeringen worden gegeven. De overheid bepaalt de hoogte van de uitkering & de rechten & plichten van de uitkeringsgerechtigde. Er bestaan 2 soorten sociale verzekeringen; 1. Werknemersverzekeringen 2. Volksverzekeringen 1. Werknemersverzekeringen Verzekerd op grond van een werknemersverzekering zijn werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben of andere dienstbetrekkingen, die expliciet vermeld staan in verschillende wetten. Onder bepaalde voorwaarden geldt dit ook voor artiesten, musici & thuiswerkers. Bij deze verzekeringen staat werken centraal. Het gaat erom dat de dienstbetrekking wordt vervuld in NL. Iemand is bijv. verzekerd als hij in België woont, maar in NL werkt & premie betaald. Werknemersverzekeringen zijn; Ziektewet (ZW) Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) Wet werk & inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) Werkloosheidswet (WW) Bij de werknemersverzekeringen worden verplichte premies geïnd door de Belastingdienst. Nominale premie; het bedrag dat de zorgverzekeraars volgens het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport (VWS) minimaal moeten hanteren om de zorgkosten te kunnen betalen. Dit wordt door de zorgverzekeraars zelf bij de verzekerden geïnd. De uitvoering van de ZW, WAO, Wet WIA & WW is in handen van het UWV. Dit is een landelijke organisatie die de aanvraag van de werknemersverzekeringen behandelt, gegevens verzamelt over de beoordeling van het recht op een uitkering & de uitkering toekent. 2. Volksverzekeringen Algemene verzekeringen voor iedereen die in NL woont & rechtmatig verblijft (in het bezit zijn van een verblijfsvergunning). Volksverzekeringen zijn; Algemene Ouderdomswet (AOW) Algemene nabestaandenwet (Anw) Wlz (Wet langdurige zorg) Algemene Kinderbijslagwet (AKW) Zvw (Zorgverzekeringswet) Bij volksverzekeringen worden de premies ingehouden op het loon van werknemers & uitkeringen van uitkeringsgerechtigden. De Belastingdienst int de premies afzonderlijk van de loonheffing, afhankelijk van de hoogte van het loon. Degene die loon- en inkomstenbelasting betaalt, draagt premie af voor de verzekering van volksverzekeringen, terwijl iedereen die in NL woont verzekerd is. Zonder premie af te dragen ben je dus toch verzekerd voor de volksverzekeringen. De meeste volksverzekeringen (AOW, Anw & AKW) worden uitgevoerd door de SVB, dit is per regio. De Zwv & de Wlz worden uitgevoerd door particuliere zorgverzekeraars. Sociale voorzieningen Voorzieningen die d.m.v. uitkeringen waarop iedereen die in NL recht heeft, een beroep kan doen. Er wordt geen premie voor betaald door de burger, het is dus geen verzekering. De overheid treedt op als financier. Sociale voorzieningen zijn; Wet inkomensvoorziening oudere & gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) Wet inkomensvoorziening oudere & gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) Wajong PW (Participatie Wet) Toeslagenwet (TW) Wmo 2015 (Wet maatschappelijke voorziening) Ze worden gefinancierd uit algemene middelen, deze komen o.a. uit de inning van de loonheffing & btw. De meeste voorzieningen worden uitgevoerd door de gemeente, het B&W is verantwoordelijk & kent de uitkering toe. Dienst werk & inkomen van de gemeente voert de taak uit. UWV behandelt de aanvraag van PW, IOW & IOAW & verzamelt gegevens voor de beoordeling van het recht op een uitkering. Daarnaast voert het UWV de Wet Wajong 2015 & TW uit. Verschillende toeslagen Er zijn inkomensafhankelijke toeslagen die in afzonderlijke wetten worden geregeld. Bijv. het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag, de zorgtoeslag & de huurtoeslag worden door de Belastingdienst vastgesteld & uitgekeerd. De Belastingdienst stelt de hoogte van de toeslagen vast op basis van één inkomen van de toeslaggerechtigde, dit inkomen wordt via een systeem in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) berekend. Kindregelingen Er zijn 4 kindregelingen voor inkomensondersteuning van ouders; kinderbijslag, het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag & de pleegvergoeding. Alleenstaande ouders die een uitkering hebben op grond van de PW krijgen een hoger kindgebonden budget. Dit bestaat uit het normale budget + de ouderkop. Dit is sinds 1 januari 2019 max. €3.139 per jaar extra aan kindgebonden budget. Het bedrag is afhankelijk van de hoogte van het inkomen & onafhankelijk van het aantal kinderen. Als ze samen met iemand een huishouding hebben, hebben ze hier geen recht op. Op blz. 361 van het boek staat een overzicht van het socialezekerheidsstelsel. Toekenning van uitkering, verplichtingen & sancties Om een uitkering aan te kunnen vragen, vindt eerst een ‘keukentafelgesprek’ plaats, hier wordt gekeken of een aanvraag voor een voorziening noodzakelijk is. Toekenning van de uitkering De uitvoeringsorganen stellen aan de hand van de wetgeving & de persoonlijke situatie van iemand vast of hij recht op een uitkering heeft, hoe hoog deze gaat zijn & wat de duur zal zijn van de uitkering. De beslissing die het uitvoeringsorgaan neemt is een beschikking volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de beschikking staat de inhoud van de beslissing, de wetsartikelen waarop de beslissing is gebaseerd & de motivering van de beslissing. De aanvraag kan binnen 6 weken bezwaar maken tegen de beschikking als het in strijd is met de wet of in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bezwaar is ook mogelijk als in het ‘keukentafelgesprek’ besloten is om geen voorziening aan te vragen. Verplichtingen Als een uitkering is toegekend moet de verzekerde zich houden aan verplichtingen die in de wet staan of door het uitvoeringsorgaan zijn vastgelegd. In iedere wet staan verschillende verplichtingen. Bijvoorbeeld; Op tijd de juiste & volledige info afgeven Voldoende solliciteren & werk aanvaarden Voldoende meewerken aan een re-integratieplan Sancties De overheid bestrijdt actief misbruik & fraude in het stelsel. Uitvoeringsorganen zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de regels & hebben de verplichting om sancties op te leggen & betaalde uitkeringsgelden terug te vorderen. Er is een ‘lik op stuk’-beleid. Overtreding wordt gestraft. Een uitvoeringsorgaan heeft op basis van de wet deze mogelijkheden; Sancties opleggen in de vorm van een bestuurlijke boete, een maatregel of een schriftelijke waarschuwing Terugvorderen van het te veel uitgekeerde bedrag Bestuurlijke boete Er wordt een bestuurlijke boete opgelegd als de betrokkene de info niet of onvolledig doorgeeft die van belang is voor de uitkering. Dit kan bijv. als; Het samenwonen niet is doorgegeven Inkomsten niet zijn doorgegeven De inlichtingenverplichting wordt geschonden Het uitvoeringsorgaan gaat er vanuit dat er sprake is van fraude, ook als iemand aangeeft dat hij het is vergeten. Regels voor het bepalen van de hoogte van de boete zijn in een algemene maatregel van bestuur neergelegd; het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Bij een bestuurlijke boete moet 100% van het benadelingsbedrag worden betaald, wordt fraude herhaalt binnen 5 jaar, dan is dit bedrag 150%. Als uitdrukkelijk blijkt dat iemand zich heeft vergist, is er een schriftelijke waarschuwing. Bij het o