Summary

This document appears to be a set of lecture notes or study material about Plate Tectonics. It covers topics like plate boundaries, the Wilson cycle, and the formation of mountains, volcanoes, and earthquakes. The notes provide an overview of the subject and potentially include details on the relevant theories and processes.

Full Transcript

- Platentektoniek - Succescriteria Je kent vaktermen en kan ze correct gebruiken. (Te kennen vaktermen zijn steeds vetgedrukt!) Je kan argumenten en oorzaken aangeven voor de bewegingen in de aardkorst; uit recenter wetenschappelijk onderzoek. Je kan de gev...

- Platentektoniek - Succescriteria Je kent vaktermen en kan ze correct gebruiken. (Te kennen vaktermen zijn steeds vetgedrukt!) Je kan argumenten en oorzaken aangeven voor de bewegingen in de aardkorst; uit recenter wetenschappelijk onderzoek. Je kan de gevolgen en locatie verklaren van endogene processen (platentektoniek, vulkanisme, aardbevingen, gebergtevorming, eilandvorming). Je kan geo-wetenschappelijke informatie organiseren in ruimte en/of tijd met behulp van thematische kaarten. Je kan geschikte kaarten en/of afbeeldingen gebruiken om geografische verschijnselen te verklaren. 1 Van 'continentendrift' tot 'platentektoniek' 1. Alfred Wegener en de Theorie van Continentendrift (1915) Alfred Wegener: Duitse meteoroloog en geofysicus (1880-1930) :t heorie over bewegende continenten Publicatie: Schreef in 1915 "Het ontstaan van continenten en oceanen", waarin hij het idee van continentendrift introduceerde Hoofdidee: Continenten waren ooit één groot supercontinent genaamd Pangea en dreven uiteen door de tijd 2. Overgang naar Plaattektoniek ○ Aangepaste theorie: In 1968 werd een aangepaste versie van Wegener's theorie geaccepteerd: de plaattektoniek ○ Paradigmaverschuiving: Van traditionele modellen (gerimpelde appel, geosyncline theorie) → naar continentendrift → naar plaattektoniek 3. Interdisciplinaire Ontwikkeling ○ Betrokken disciplines: Structurele geologie, geomagnetisme, paleontologie, paleoklimatologie, seismologie, geofysica, vulkanologie ○ Resultaat: De samenwerking tussen verschillende vakgebieden versterkte en bevestigde de plaattektoniek als robuuste theorie 2 De lithosfeer onder de loep 2.1 Tektonische Platen - Inleiding Lithosfeer: ○ Het buitenste deel van de aarde, bestaande uit: Oceanische korst (uit basalt) Continentaal korst (uit graniet) Vaste buitenmantel (onder de korst) Asthenosfeer: ○ Plastisch gedeelte van de mantel, onder de lithosfeer Tektonische Platen: ○ Definitie: Lithosfeer is verdeeld in verschillende tektonische platen ○ Beweging: Platen bewegen horizontaal (platentektoniek) of verticaal (isostasie) ○ Samenstelling: Kan bestaan uit continentale of oceanische korst, of een combinatie Aantal Platen: ○ 9 grote platen en 6 kleinere platen ○ Grootste plaat: Pacifische Plaat (~108 miljoen km²) Tektonische Platen en Grensgebieden: ○ Platen vallen niet altijd samen met continenten of oceanen ○ Actieve continentranden: Waar continenten direct aan plaatgrenzen liggen (bijv. Zuid-Amerika) ○ Passieve continentranden: Waar geen duidelijke plaatgrens is (bijv. West-Afrika) 2.2 De Motor van de Platentektoniek Seismisch Onderzoek: ○ Temperatuurverschillen in de mantel veroorzaken mantelpluimen (oprijzend magma) ○ Subductiezones: Waar oude oceanische platen zinken (tot 600-1200 km diep) Convectiestromingen: ○ Convectie in de mantel door temperatuurverschillen ○ Asthenosfeer stroomt langs de onderkant van de lithosfeer en duikt terug op koelere plaatsen Achterliggende Krachten: ○ Plaat trekkracht (slab-pull): Zwaartekracht trekt de subducerende plaat naar beneden ○ Rugduwkracht (ridge-push): Druk van nieuwe oceanische korst duwt platen uit elkaar 2.3 De Wilsoncyclus Supercontinenten: ○ Pangea: Het bekendste supercontinent, bestond tijdens het Perm en Trias. ○ Opbreken van supercontinenten door platentektoniek Wilsoncyclus: ○ Cyclus van supercontinenten: Continenten bewegen samen, breken op, en komen weer samen ○ Verklaring: Oceanische korst is jonger dan continentale korst, en oceaanbekkens hebben een kortere levenscyclus Soorten Plaatranden: ○ Divergerende randen: Platen bewegen uit elkaar, nieuwe oceanische korst ontstaat ○ Convergerende randen: Platen botsen, korst verdwijnt in subductiezones ○ Transforme randen: Platen schuiven langs elkaar 2.3.2 Divergerende Plaatranden Hotspots: ○ Magma stijgt op door afname van druk, duwt continentale korst omhoog ○ Hotspot veroorzaakt breuken (rift/slensk) ○ Voorbeeld: Oost-Afrikaanse slenk Riftfase: ○ Scheuren van continenten door opwellende magma ○ Nieuwe oceaan ontstaat, met basaltische oceaanbodem Drift Fase: ○ Continenten drijven uit elkaar ○ Voorbeeld: De Rode Zee (Arabische schiereiland beweegt van Afrika) Jonge Oceaan: ○ Mid-oceanische ruggen (MOR) ontstaan ○ Atlantische Oceaan bevindt zich in deze fase Volwassen Oceaan: ○ Oceaan bereikt maximale grootte, subductie van oceaanbodem in diepzeetroggen ○ Vooruitzicht: De Atlantische Oceaan evolueert naar deze fase 2.3.3 Convergerende Plaatranden Continentale en Oceanische Plaat Botsen: ○ Subductiezone: Oceanische plaat duikt onder continentale plaat ○ Diepzeetroggen en vulkanisme ontstaan door smeltende oceanische plaat ○ Voorbeeld: Nazcaplaat onder Zuid-Amerikaanse plaat Twee Oceanische Platen Botsen: ○ Oudere oceanische plaat duikt onder jongere ○ Vulkanische eilandbogen ontstaan door smeltend magma ○ Voorbeeld: Tonga-eilanden Twee Continentale Platen Botsen: ○ Sedimenten worden omhoog gedrukt en zorgen voor gebergtevorming ○ Voorbeeld: Himalaya's (India duwt tegen Azië) 2.3.4 Transforme Plaatranden Platen schuiven langs elkaar: ○ Geen magma vorming, maar aardbevingen door wrijving ○ Voorbeelden: San Andreasbreuk (Californië) Noord-Anatolische breuk (Turkije) 3 Gevolgen van platentektoniek Endogene processen = processen die zich afspelen binnen de aardkorst Exogene processen = processen die zich afspelen buiten de aardkorst 3.1 Soorten Plaatranden Convergerende randen: platen bewegen naar elkaar toe Divergerende randen: platen bewegen van elkaar weg Transforme randen: platen bewegen langs elkaar 3.2 Kenmerkende Gevolgen van Plaatbewegingen Plooiingsgebergten Vulkanen Aardbevingen 3.1 Plooiingsgebergten Oorsprong: ontstaan bij botsing van continentale en/of oceanische platen ○ Proces: sedimentlagen worden geplooid en vervormd Vorming: ○ Anticline: omhoog gebogen lagen door zijwaartse druk ○ Syncline: omlaag gebogen lagen door zijwaartse druk Gevolg: ○ Plooien in het landschap ontwikkelen zich tot bergen ○ Vaak voorkomend in gebieden met aardbevingen 3.2 Vulkanen Locatie: vulkanen bevinden zich meestal langs plaatranden; enkele vulkanen vormen zich op hotspots binnen een plaat (bijv. Hawaii) Type magma: ○ Felsisch (hoog silicagehalte): stroperig magma, hoge viscositeit → explosieve erupties ○ Mafisch (laag silicagehalte): vloeiend magma, lage viscositeit → effusieve erupties Soorten Vulkanen: 1. Spleetvulkanen ○ Locatie: divergentie gebieden zoals de Mid-Oceanische Rug ○ Kenmerken: Laag silicagehalte (mafisch magma), lage viscositeit Rustige, effusieve erupties met flauwe hellingen ○ Voorbeeld: Laki op IJsland 2. Schildvulkanen ○ Locatie: midden op aardplaten, ontstaan door hotspots onder oceanische korst ○ Kenmerken: Mafisch magma, zeer vloeibaar Lava vloeit ver weg van bron → flauwe helling ○ Voorbeelden: Hawaii, Canarische eilanden 3. Stratovulkanen ○ Locatie: convergerende plaatranden en hotspots onder continentale korst ○ Kenmerken: Felsisch magma, explosieve erupties Opgebouwd uit lagen as en lava Pyroclastische stromen mogelijk ○ Voorbeelden: Vesuvius (Italië), Mount St. Helens (VS), Fuji (Japan) 4. Calderavulkanen ○ Ontstaan: instorten van deel van stratovulkaan na uitbarsting ○ Kenmerken: Vorming van een grote, komvormige krater (caldera) Kan zich vullen met water tot een meer ('maar') ○ Voorbeelden: Laacher See (Duitsland), Yellowstone (VS) 3.3 Aardbevingen en Tsunami's Oorzaken: ○ Voorkomen vooral langs plaatranden ○ Zwaardere aardbevingen: bij botsende en transforme platen ○ Spanningsontlading: ontlading van opgebouwde spanning → aardbeving Begrippen: ○ Hypocentrum: plaats van spanning onder de aardkorst ○ Epicentrum: locatie boven het hypocentrum aan het aardoppervlak ○ Seismograaf: meet aardbevingstrillingen (seismogram toont P-, S-, en oppervlaktegolven) Schaal van Richter: logaritmische schaal voor krachtmeting van aardbevingen ○ Momentmagnitudeschaal (MMS): verbeterde schaal, drukt kracht uit op basis van energie en verschuiving Tsunami's: ○ Ontstaan door zeebeving waarbij de zeebodem plots op- of neerwaarts beweegt ○ Verplaatsing van grote watermassa → snelle en destructieve golven bij de kust

Use Quizgecko on...
Browser
Browser