Ontwikkelingspsychologie - Kleuterschool (PDF)

Summary

Deze document bevat informatie over de fysieke en cognitieve ontwikkeling van kleuters (2,5 - 6 jaar). Het bespreekt onderwerpen zoals fysieke groei, hersenontwikkeling, motorische vaardigheden, zindelijkheids training en de rol van taal in de ontwikkeling. De tekst bespreekt verschillende theorieën en experimentele studies.

Full Transcript

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE HSFT 7: FYSIEKE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING VAN EEN KLEUTER (2,5-6) FYSIEKE ONTWIKKELING 1. FYSIEKE GROEI: Stabiele stijging → Op voorwaarde voldoende en gebalanceerde voeding → Minder sterk dan peutertijd Lichaamsverhoudingen veranderen...

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE HSFT 7: FYSIEKE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING VAN EEN KLEUTER (2,5-6) FYSIEKE ONTWIKKELING 1. FYSIEKE GROEI: Stabiele stijging → Op voorwaarde voldoende en gebalanceerde voeding → Minder sterk dan peutertijd Lichaamsverhoudingen veranderen → Baby buikje verdwijnt → Langere ledematen → ‘mini-volwassenen’ Ook interne fysieke veranderingen → Meer spieren → Sensorische organen Impact op beweging → Bvb. Lopen 2-jarige vs 6-jarige → Risico op fysiek letsel  Kind van 2 jaar gaat ++ vallen dan die van 6 2. DE HERSENEN: Groei in hoog tempo → bvb op 5 jaar  90% van het ‘hersengewicht’ van gemiddeld volwassene  30% van het totaal lichaamsgewicht van gemiddelde volwassene Verdere verbinden die zich developeren binnen hersenen blijven zich verder ontwikkelen 1 Verdere lateralisatie van de hersenhelften → Linker hersenhelft: spraak, lezen, denken, redeneren (verbaal) → Rechter hersenhelft: ruimtelijk inzicht, patroonherkenning, emotionele herkenning (non-verbaal) lateralisatie is niet absoluut → Biedt ongelooflijke flexibiliteit → individuele verschillen 2.1 HERSENGROEI EN COGNITIEVE ONTWIKKELING Intuïtieve link, maar sluitend onderzoek blijft moeilijk Groeispurt in periodes met grote cognitieve vooruitgang vb. adolescentie Commenté [MT1]: Grafiek zie ppt les 4 slide 8 3. MOTORISCHE VAARDIGHEDEN: Snelle ontwikkeling → Fysiologische maturatie (hersenen, lichaam) → Veel oefening door spel Mogelijkheid tot complexe vaardigheden → Fietsen, hinkelen, … Geslachtsverschil (algemeen gesproken) Commenté [MT2]: Kan het dat omgeving daar een → Jongens beter in grove motoriek impact op heeft gehad: → Meisjes beter in coördinatie Hebben de jongens niet meer de kans gehad om bepaald mototiek beter te developeren? Handedness: → Voorkeeur van gebruikte hand  Links of rechtste hand 2 4. ZINDELIJKHEIDSTRAINING: Grote stap in ontwikkeling Vanaf 2 jaar Op school (2,5j) wordt meestal gevraagd dat kind zindelijk is Belangrijk om signalen van het kind op te pikken en tempo van het kind te volgen POTTY TRAINING AROUND THE WORLD Grote culturele verschillen → Methode → Tijdstip ▪ Vietnam → Gefluit als cue ▪ China → Speciaal broekje ▪ Inuit → Aangepaste draagdoek COGNITIEVE ONTWIKKELING 3 1. PRE-OPERATIONELE FASE (2-7) (PAIGET) tussen 2 en 6/7 jaar Link tussen taal en denken → Vooruitgang in taal helpt kind om symbolisch(er) na te denken → Denken hangt niet meer vast aan handelingen in het hier-en-nu → Denken -> taal (Piaget) of taal -> denken → Taal geeft meer controle aan kind Centratie → Focus op beperkt(e) aspect(en), terwijl de rest genegeerd wordt → Externe elementen staan dus centraal Conservatie → Hoeveelheid staat los van schikking of uiterlijke vorm → Rol centratie: focussen op één aspect, terwijl andere genegeerd worden → Er wordt gekeken naar de ruimte die wordt ingenomen, niet oppervlakte  Centratie beperkt het vermogen van jonge kinderen om complexe situaties volledig te begrijpen, omdat ze slechts op één opvallend aspect letten. Dit verklaart waarom ze vaak nog geen conservatie begrijpen, waarbij meerdere aspecten van een situatie in overweging moeten worden genomen. Conservatie wordt meestal ontwikkeld rond de leeftijd van 7 jaar, wanneer kinderen cognitief in staat zijn om meerdere aspecten van een probleem tegelijk te overwegen en de onderliggende concepten van hoeveelheid, massa, en volume te begrijpen. Gebrekkig begrip transformatie → Over het hoofd zien van tussenstappen  Kinderen zien alleen het startpunt en het eindpunt van een verandering, zonder aandacht te besteden aan de veranderingen die daartussen plaatsvinden. → Object gaat van één toestand ‘onmiddellijk’ naar een andere toestand  Ze denken dat objecten of gebeurtenissen direct van de ene toestand naar de andere gaan, zonder zich te realiseren dat er een geleidelijk proces is. → Gebeurtenissen geïsoleerd bekijken  Ze beschouwen veranderingen als op zichzelf staande gebeurtenissen, in plaats van onderdeel van een groter proces. Dit leidt ertoe dat ze de connectie tussen verschillende stappen niet goed begrijpen. 4 Egocentrisch denken → Beperkt inzicht in fysiek en emotioneel perspectief van anderen  We zitten in een fase waar dat het zich begint te ontwikkelen, maar nog veel te weinig om ander ook echt centraal te stellen of mee rekening te houden → Egocentrisme =/= egoïsme Opkomst van intuïtie → Intuïtie: uitleg willen krijgen over ene bepaalde vraag; over alles veel weten → Intuïtieve kennis zonder logische basis  Proberen iets te verklaren zonder het echt te weten; fantasie = ++ aanwezig → Kleuters zeggen zelden ‘geen idee’ 2. PRO-OPERATIONELE FASE (= SYMBOLISCH DENKEN) 2.1 BEDENKINGEN Beperkingen Piaget → Recent experimenteel onderzoek geeft aan dat cognitieve vaardigheden sneller worden verworven  Recent experimenteel onderzoek toont aan dat kinderen vaak eerder dan Piaget veronderstelde in staat zijn om bepaalde cognitieve vaardigheden te demonstreren. Dit geldt bijvoorbeeld voor conservatie en het begrijpen van objectpermanentie. → Meer gradueel (kwantitatieve > kwalitatief)  In plaats van scherpe, kwalitatieve overgangen tussen stadia (zoals Piaget voorstelde), ontwikkelen cognitieve vaardigheden zich vaak geleidelijker. Het proces lijkt meer continu te verlopen, waarbij kinderen stap voor stap beter worden in bepaalde cognitieve taken, in plaats van plotselinge veranderingen. → Steun voor aangeboren ‘rekenvaardigheid’  Er is bewijs voor een aangeboren of vroege aanleg voor basisrekenvaardigheden bij baby's, zoals het vermogen om hoeveelheden te onderscheiden. Dit staat in contrast met Piaget's idee dat kinderen pas op latere leeftijd leren omgaan met getallen en rekenconcepten. EXPERIMENT: PIAGET – CHANGES IN SYMBOLIC DEVELOPMENT Piaget's experimenten over symbolisch denken (bijvoorbeeld het onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie, het gebruik van symbolen zoals taal of objecten die iets anders vertegenwoordigen) toonden aan dat jonge kinderen (in de pre-operationele fase) moeite hebben met bepaalde symbolische representaties. → Piaget’s bevindingen: Piaget ontdekte dat kinderen moeite hadden met symbolische representatie, zoals in het gebruik van een model van een kamer om de locatie van een object in de echte kamer te vinden (dual representation). → Modern onderzoek: Meer recent onderzoek toont echter aan dat kinderen veel eerder dan Piaget dacht symbolische relaties kunnen begrijpen, soms al vanaf 18 maanden. Experimenten zoals het "Verberg het speelgoed"-experiment, waarbij kinderen een miniatuurversie van een ruimte gebruiken om het speelgoed in de echte ruimte te vinden, tonen aan dat dit begrip eerder ontwikkeld kan zijn dan Piaget beweerde. 5 EXPERIMENT: AANGEBOREN ‘NUMBER SENSE’ Experiment waarbij kind voor twee velden staat Met een aantal stippen → Opgemerkt dat de kinderen meer naar het veld Kijken waar het aantal stippen veranderen, dan het Ander waar het stabiel blijft → Dus kinderen kijken meer naar veranderende Stimuli, dan constante stimuli → Daarnaast toont aan dat we op jonge leeftijd Kunnen inschatten dat er op de ene plek ++ stippen Zijn dan op ander plek  We hebben een aangeboren number sense 2.3 SOCIOCULTURELE THEORIE VAN VYGOTSKY Belang van ‘cultuur’; kennis overdragen van mens tot mens → Kennis wordt doorgegeven door omgeving → Omgeving speelt du sen cruciale rol bij het leerproces Zone van naaste ontwikkeling: → Dit is het centrale concept in Vygotsky's theorie. De ZNO verwijst naar de kloof tussen wat een kind al zelfstandig kan doen en wat het kan bereiken met hulp van een meer ervaren persoon, zoals een ouder, leraar, of leeftijdsgenoot. → De ZNO bestaat uit drie zones: 1. Too Easy Zone: Wat het kind zelfstandig kan doen zonder hulp. 2. Zone of Proximal Development (ZNO): Wat het kind kan doen met begeleiding. 3. Too Hard Zone: Wat buiten het bereik van het kind ligt, zelfs met hulp.  In deze zone leert het kind door de juiste ondersteuning (scaffolding), waardoor het zijn cognitieve Commenté [MT3]: De manier waarop een meer ervaren vaardigheden kan uitbreiden. persoon een kind kan helpen Voorbeeld scaffolding potty training: → Ouder helpt kin din beginfase door het proces Van zindelikheid ui te leggen en begeleiden → Naarmate het kind het beter begrijpt, wordt het hulp afgebouwd totdat het kind zelfstandig naar het toilet kan gaan. 6 2.3.1 VRGELIJKINGEN VAN THEORIEEN: PIAGET, INFORMATION PROCESSING, EN VYGOTSKY Piaget: Benadrukt vaste stadia van cognitieve ontwikkeling en stelt dat kinderen kwalitatieve sprongen maken in hun begrip. Information Processing: Richt zich op een geleidelijke verbetering van cognitieve vaardigheden zonder vaste stadia. Vygotsky: Benadrukt de invloed van cultuur en sociale interactie op de cognitieve groei en het belang van begeleiding door anderen (scaffolding). → Kortom, de theorie van Vygotsky legt de nadruk op leren als een sociaal proces waarbij interactie met anderen en cultureel overgedragen kennis centraal staan. 3. TAALONTWIKKELING Vooruitgang is niet enkel kwantitatief → Woorden per zin: Naarmate kinderen ouder worden, gebruiken ze niet alleen meer woorden, maar ook langere en complexere zinnen om hun ideeën uit te drukken. → Woorden in woordenschat (fast mapping): Ze leren snel nieuwe woorden (fast mapping), maar hun vooruitgang zit ook in de diepte van hun woordenschat en de variëteit aan woorden die ze begrijpen en gebruiken. Syntax → Meervouden van woorden: Kinderen leren niet alleen enkelvoudige woorden, maar ook hoe meervouden gevormd worden. Dit is een syntactische regel die bijdraagt aan hun taalvaardigheid. Grammatica → Zinsconstructie: Ze leren hoe woorden samen een correcte en betekenisvolle zin vormen. Dit gaat over het correct ordenen van woorden volgens grammaticale regels om samenhangende zinnen te maken. Steunen hard op algemene regels → Frequente fouten  Kinderen passen vaak algemene taalregels toe op uitzonderingen, wat resulteert in "fouten" die logisch zijn vanuit hun perspectief. ▪ Ezelen ipv ezels 7 Experiment met vogels: kinderen moeten meervoud geven van het woord wug  Hierbij gaven kinderen regels die niet altijd correct waren  Iets nieuw dat ze niet hebben gezien, gaan ze erover beginnen nadenken qua meervoud Privé spraak → gaan zichzelf helpen bij het stimuleren van taal → ‘Self Scaffolding’: Op sommige momenten gaan ze zichzelf vertellen wat ze moeten doen  hulp bij het uitvoeren van taken → Voorloper van interne dialoog → Aanwezig, mindere mate, bij volwassenen Sociale spraak → Bewust van invloed op anderen (itt eerder)  Bewust van de impact die taal kan hebben  Vraag je iets lief, dan reageert iemand lief  Elk type spraak is oefening Invloed van omgeving → Input van omgeving moet aanwezig zijn → Als je kind niet verbeterd dan blijft hij zelfde taalfouten maken Link met allerlei factoren: Commenté [MT4]: Factoren zijn aanwezig, maar te → SES (socia-economische status) algemeen Intergenerationeel is wel duidelijk te bewijzen → Ouderlijke stress  Kinderen die in huis wonen met veel stress worden door kinderen minder gestimuleerd qua taal → Woongelegenheid… Intergenerationeel aspect → Als we zien dat door bepaalde omstandigheden een groep ouders minder aan hun kinderen kunnen geven (tijd, liefde, stimulatie van taal…) merken we dat hun kinderen op hun beurt later ook minder zullen kunnen geven 3.1 LEREN DOOR MEDIA Media ongelooflijk snel evoluerend veld Bijvoorbeeld televisie → ‘gewone’ tv → Streaming Algemene richtlijn → Niet tot 2 jaar → Dan max. 2u schermtijd 8 Concept schermtijd wordt stilaan verlaten → In plaats van puur de tijd te meten die iemand voor een scherm doorbrengt, ligt de nadruk nu op de kwaliteit en het doel van de schermactiviteiten. Niet alle schermtijd heeft dezelfde waarde; educatieve inhoud wordt bijvoorbeeld anders beoordeeld dan sociale media. Digitale etiquette → Wat is en goede manier om daarmee om te gaan → Sociale media stimuleert het ontwikkelen van taal, maar de manier waarmee we omgaan is belangrijk  Ouders moeten bv. letten op wat kinderen bekijken; dat het van hun leeftijd is Digital natives versus digital immigrants → Digital natives = generatie die opgegroeid met de media → Digital immigrants = mensen die zich actief hebben moeten bezig houden bij het beheersen van digitaal wereld  De kloof tussen beide generaties is eigenlijk niet zo groot  Weinig van de jongeren weten hoe ze voorzichtig en beschermd op de media kunnen surfen  Vaak zijner jongeren waarbij het hen aangeleerd moet zijn, hoe ze met een bepaalde digitaal platform moeten werken  het is dus bij de nieuwe generaties niet ‘aangeboren’ → Voorbeeldfunctie ouders  Op jonge leeftijd moeten de ouders aan kinderen leren hoe veilig omgaan met internet 4. KLEUTERSCHOOL  Valt buiten leerplicht; niet verlpicht om naartoe te gaan → Recent van 6 naar 5 jaar (= laatste kleuterschool wel verplicht)  leerplicht =/= schoolplicht  wel aangeraden → Schooltoelage → Niet voltijds  Bevordert intellectuele/ cognitief en sociale vaardigheden → Maatschappij werkt hard op het stimuleren van deze vaardigheden via onderwijs ▪ Vlaams actieplan kleuterparticipatie 4.1 TE VROEG? Start op 2,5 jaar is vroeg in vergelijking met andere landen → Deze vroeg begin kan als Arbitrair worden gezien  Dit roept vragen op over de effecten voor kwetsbare groepen die mogelijk extra ondersteuning nodig hebben. Te harde knip? → De overgang tussen kinderopvang en kleuterschool kan te abrupt zijn voor jonge kinderen. Het plotselinge verschil in structuur en verwachtingen kan uitdagingen veroorzaken. 9 Net goed om te socialiseren met andere kinderen? → Op jonge leeftijd naar school gaan kan voordelig zijn voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Het biedt hen de kans om vroeg contact te maken met leeftijdsgenoten en sociale vaardigheden te ontwikkelen. kinderopvang + kleuterschool vs kindcentrum → In België worden kinderopvang en kleuterschool vaak apart georganiseerd, terwijl een kindcentrum beide kan combineren. Dit kan de overgang vloeiender maken en continuïteit bieden in de zorg en educatie. leeftijd staat niet strikt 10

Use Quizgecko on...
Browser
Browser