Maatschappijleer Aantekeningen - TW1 PDF

Summary

These notes provide an overview of social science concepts, including values, norms, and societal dynamics. It also touches on political ideologies, outlining different schools of thought and their perspectives on societal organization. The document's topic is broad, covering various aspects of social and political systems.

Full Transcript

Hoofstuk 1) =========== Oorzaak van **maatschappelijk vraagstuk**: verschil in **waarden** en **normen** van verschillende groepen mensen Waarden: - - → ze vormen een ideaal: een doel dat je wil bereiken aan de hand van waarden die je belangrijk vindt Normen - - - - **Belangen**...

Hoofstuk 1) =========== Oorzaak van **maatschappelijk vraagstuk**: verschil in **waarden** en **normen** van verschillende groepen mensen Waarden: - - → ze vormen een ideaal: een doel dat je wil bereiken aan de hand van waarden die je belangrijk vindt Normen - - - - **Belangen**: een voordeel dat iemand ergens bij heeft. Dit wordt bepaald aan de hand van waarden, sociaaleconomische positie, machtspositie, etc. **Dilemma**: lastige keuze waarbij je moet kiezen uit twee **waarden**. Afhankelijk van welke belangrijker is, wordt de oplossing gekozen. In een maatschappelijk vraagstuk hebben groepen mensen tegenstellende belangen. Er moet een gemeenschappelijke oplossing komen. **Dynamiek in de samenleving**: de constante verandering van normen binnen de samenleving → een maatschappelijke vraagstuk hangt dus af van de tijd, plaats en de groepen die betrokken zijn Bij het analyseren van maatschappelijke vraagstukken horen ook: - - - 2.1 Rechtsstaat: een staat waarin de burger met grondrechten beschermd wordt tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid. - - - - Verlichting: periode in de geschiedenis waarbij het verstand (de ratio) centraal staat Kant; "de Verlichting is de bevrijding van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te danken heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van het verstand te bedienen zonder de leiding van een ander" Ideeën werden sneller verspreid door de uitvinding van de drukpers vanaf de vijftiende eeuw *Rechtsstaat* ------------- - - - - - [Grondwet: belangrijkste regels van een land] De betekenis van de grondwet is af te leiden uit de doelen: - - - - [De Verlichting] - - *De eerste rechtsstaten* ------------------------ - - - 2.2 - Ontstaan grondwet ======================= - - - - - - - [Klassieke en sociale grondrechten ] - - - [Sociale grondrechten ] - - - Hoofdstuk 3 =========== **3.1) Wat is Democratie?** --------------------------- Thomas Hobbes: soevereine staat met soeverein vorst is nodig om 'oorlog van allen tegen allen' te voorkomen - Politici nemen besluiten die van **algemeen belang** zijn Dilemma: **Daadkrachtig** besturen of de **burger meer invloed** geven in het democratische besluitvormingsproces? **Efficient besturen** VS **Maximale participatie** **Democratie**; Bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed hebben op de politieke besluitvorming - **Directe democratie**: Burgers (stemmen → Wetten / besluiten **Indirecte democratie**: Burgers (kiezen) → Volksvertegewoordigers (stemmen) → Wetten / besluiten Nederland kent een **representatieve democratie**; Het volk kiest de volksvertegewooridgers die met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen Voordelen: - - Overige kenmerken democratie: - - - - - **Parlementair stelsel** - - - **Presidentieel stelsel** - - - - In de grondwet vastgelegd: - - - - **Autoritaire regime**; Staatsvorm waarbij de drie machten niet gescheiden zijn, maar in handen van een kleine groep mensen zijn - Vormen van autoritaire regimes: **Ideologische** → Regime gebaseerd op een ideologie, zoals het communisme (Noord-Korea en China) **Religieuze** → Regime waar wetgeving gebaseerd op religie (Iran) **Militaire** → Regime waarbij de macht bij het leger ligt (Myanmar) Kenmerken autoritair regime: - - - - - - - **3.2) Wat is een ideologie** ----------------------------- **Ideologie** = Een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleveing Heeft standpunten over: 1. 2. Politiek gedachtegoed over sociaaleconomische verhoudingen: Links Rechts ---------------------------------------- -------------------------------------------------- Een **actieve** overheid Een **passieve** overheid Eerlijke **verdeling** van **inkomen** **Lage belastingen** Een uitgebreide **verzorgingsstaat** Mensen hebben een eigen **verantwoordelijkheid** **Gelijke** kansen Economische **vrijheid** [Drie hoofdstromingen] **Liberalisme** Belangrijke waarde: vrijheid - - - - - - **Socialisme** Belangrijke waarden: solidariteit en gelijkheid - - - - **Confessionalisme** Belangrijke waarde: christelijk geloof - - - - - - - - [Andere politieke stromingen] Vanaf jaren 60 tijd van de ontzuiling; **Ontideologisering** = Het verdwijnen van een idelogie als leidraad voor hoe de samenleving moet worden ingericht → Gevolg: nieuwe stromingen en partijen **Ecologisme** - - **Populisme** - - - - [Andere indeling: ] **Progressief** = Vooruitstrevende politieke ideeën - VS **Conservatief** = Behoudende politieke ideeën. Vaker geen voorstander van veranderingen. - Softdrugs? Prog: D66 en Groenlinks (JA) Cons: CDA (ja, MAAR wel wietpas) Christenunie (NEE) [Kosmopolitisme VS Nationalisme] **Kosmopolieten**: - - **Nationalisten**: - **3.3) Parlementaire democratie** --------------------------------- - - **Politieke partij** = Een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving Soorten partijen - - - \+ - - - **One-issuepartijen** Stellen één aspect van de samenleving centraal; - - **Niet-democratische partijen** \- Wijzen een democratische staatsvorm af \- Fasictische / rechts-extrimistische partijen \- Sterak nationalistisch → doen niet mee aan verkiezingen in NL Functies politieke partijen 1. 2. 3. 4. 5. Maatschappelijke veranderingen (1) - **Zwevende kiezers** = Kiezers die hun keuze voor een partij laten afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders Maatschappelijke veranderingen (2) Dalende ledenaantallen: - - - - Maatschappelijke veranderingen (3) - - Afwijken van de partijlijn: \- Sinds de komst van politieke partijen kunnen volksvertegenwoordigers minder vanuit hun eigen oordeel stemmen \- Vrijwel elk Tweede Kamerlid stemt volgens de partijlijnen en/of de afspraken uit het regeerakkoord. → Dit is **fractiediscipline** **3.4) Verkiezingen** --------------------- *Kiesrecht* - - Vanaf 1917 niet meer opkomstplicht meer **Evenredig vertegenwoordigen** = Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels **Kiesdeler** = De hoeveelheid stemmen die nodig is voor één zetel → = Aanral uitgebrachte stemmen/Aantal zetels Evenredige vertegenwoordiging Voordelen; - - - - Nadelen; - - - **Kiesdrempel** = Een partij moet een minimumpercentage stemmen halen om zetels te kunnen krijgen Districten- of meerderheidsstelsel - - - - Op campagne - Opinipeilingen = tussentijdse peilingen over de verwachte uitslag Media speelt een grotel rol in verkeizingscampagnes, er wordt vaak gesproken over een **mediacratie** Motieven bij het stemmen - - - - Stemmen op een persoon - - - - De informatiefase - **Coalitie** = Een combinatie van veschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau - - **Regeerakkoord** = Raamwerk voor het beleid dat het kabinet gedurende de kabinetsperiode wil gaan uitvoeren De formatiefase - - **Bordesfoto** = Foto van de geformeerde kabinet Prinsjesdag **Trontreden** = Jaarlijkse rede (tijdens Prinsjesdag) waarin het kabinet uitleg geeft over de palnnen die ze voor het daaropvolgende jaar heeft **Miljoenennota** = Overzicht met verwachte inkomsten en uitgaven voor het daaropvolgende jaar. Aangeboden door de minister van Financiën, het is een toelichting op de **Rijksbegroting**. **Algemene beschouwingen** = Reeks debatten die na Prinsjesdag plaatsvinden in de Tweede Kamer Gehaktdag **Voorjaarsnota** = (Financiële) verantwoording over het beleid dat in de Miljoenennota is toegezegd Vernatwoordingsdag (afkorting: gehaktdag) vindt plaats op de derde woensdag in mei: - - De val van een kabinet Een kabinetscrisis kan ontstaan als: - - ⇩ **Vervroegde** verziezingen ⇩ **Demissionair kabinet**: oude kabinet blijft zitten maar heeft geen eigen **missie** meer. Voorbeeld: Kabinet Rutte III na aftreden vanwege de Toeslagenaffaire **3.3) Parlementaire democratie** --------------------------------- - - **Politieke partij** = Een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving Soorten partijen - - - \+ - - - **One-issuepartijen** Stellen één aspect van de samenleving centraal; - - **Niet-democratische partijen** \- Wijzen een democratische staatsvorm af \- Fasictische / rechts-extrimistische partijen \- Sterak nationalistisch → doen niet mee aan verkiezingen in NL Functies politieke partijen 6. 7. 8. 9. 10. Maatschappelijke veranderingen (1) - **Zwevende kiezers** = Kiezers die hun keuze voor een partij laten afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders Maatschappelijke veranderingen (2) Dalende ledenaantallen: - - - - Maatschappelijke veranderingen (3) - - Afwijken van de partijlijn: \- Sinds de komst van politieke partijen kunnen volksvertegenwoordigers minder vanuit hun eigen oordeel stemmen \- Vrijwel elk Tweede Kamerlid stemt volgens de partijlijnen en/of de afspraken uit het regeerakkoord. → Dit is **fractiediscipline** **3.4) Verkiezingen** --------------------- *Kiesrecht* - - Vanaf 1917 niet meer opkomstplicht meer **Evenredig vertegenwoordigen** = Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels **Kiesdeler** = De hoeveelheid stemmen die nodig is voor één zetel → = Aanral uitgebrachte stemmen/Aantal zetels Evenredige vertegenwoordiging Voordelen; - - - - Nadelen; - - - **Kiesdrempel** = Een partij moet een minimumpercentage stemmen halen om zetels te kunnen krijgen Districten- of meerderheidsstelsel - - - - Op campagne - Opinipeilingen = tussentijdse peilingen over de verwachte uitslag Media speelt een grotel rol in verkeizingscampagnes, er wordt vaak gesproken over een **mediacratie** Motieven bij het stemmen - - - - Stemmen op een persoon - - - - De informatiefase - **Coalitie** = Een combinatie van veschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau - - **Regeerakkoord** = Raamwerk voor het beleid dat het kabinet gedurende de kabinetsperiode wil gaan uitvoeren De formatiefase - - **Bordesfoto** = Foto van de geformeerde kabinet Prinsjesdag **Trontreden** = Jaarlijkse rede (tijdens Prinsjesdag) waarin het kabinet uitleg geeft over de palnnen die ze voor het daaropvolgende jaar heeft **Miljoenennota** = Overzicht met verwachte inkomsten en uitgaven voor het daaropvolgende jaar. Aangeboden door de minister van Financiën, het is een toelichting op de **Rijksbegroting**. **Algemene beschouwingen** = Reeks debatten die na Prinsjesdag plaatsvinden in de Tweede Kamer Gehaktdag **Voorjaarsnota** = (Financiële) verantwoording over het beleid dat in de Miljoenennota is toegezegd Vernatwoordingsdag (afkorting: gehaktdag) vindt plaats op de derde woensdag in mei: - - De val van een kabinet Een kabinetscrisis kan ontstaan als: - - ⇩ **Vervroegde** verziezingen ⇩ **Demissionair kabinet**: oude kabinet blijft zitten maar heeft geen eigen **missie** meer. Voorbeeld: Kabinet Rutte III na aftreden vanwege de Toeslagenaffaire **3.5) Verkiezingen** --------------------- "*Wat is de vergouding tussen regering en parlement? Wie heeft de meeste macht*?" **Regering** → Koning en ministers **Kabinet** → Ministers en staatssecritarissen ![](media/image1.png) *Ministers en staatssecretarissen* - - - - *Koning als staatshoofd, zijn taken*: - - - - - - **Ministeriële verantwoordelijkheid**; De koning is **onschendbaar** - Politieke verantwoordelijkheid: Het kabinet draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en uitvoering van wetten. Daarmee ook voor hun ambtenaren en voorgaande bestuurders. *Taken regering*; - - - *Trias politica;* **Wetgevende macht** = stelt wetten op - **Uitvoerende macht** = voert wetten uit - **Rechterlijke macht** = oordeelt en beoordeelt of de wet is overtreden - *Parlement;* **Parlement** = **Staten Generaal** → Eerste- en Tweede Kamer samen - - *Verhouding regering en parlement;* - - *Rechten van het parlement;* **Wetgevende taak** **Recht** **Uitleg** -------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------- **Stemrecht** Stemmen over wetsvoorstellen **Budget** Recht om de **rijksbegroting** goed- of af te keuren Recht van **initiatief** Recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen Recht van **amendement** Recht om wijzingen in een wetsvoorstel aan te brengen. DIt recht geldt eenkel voor de Tweede Kamer. **Wetgevende taak** **Recht** **Uitleg** ---------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------- Recht om vragen te stellen Schriftelijk of in de Kamer vragen te stellen aan het kabinet Recht van interpellatie Met spoed een misnister naar een onderdeel van het regeringsbeleid Motierecht Door het aannemen van een motie verzoekt de Kamer een minister om haar beleid te veranderen Motie van afkeuring Het beleid van een minsiter wordt afgekeurd Motie van vertrouwen Het vertrouwen in een minster wordt opgezegd *Eerste Kamer;* - - - *Poldermodel*; De Nederlandse politieke cultuur staat tbekend om de bereidheid van partijen om samen te werken en compromissen te sluiten. Dit noemen we het poldermodel. **Dualisme** = Een politiek systeem waarin er een duidelijke taakverdeling is tussen de wetgevende macht en de uitvoerende macht → zie je terug bij alle bestuurslagen: de gemeentelijke, provenciale en alndelijke politiek **3.6) Invloed op plitieke besluiten** -------------------------------------- ***Systheemtheorie** van Easton* Vier fasen in de politieke besluitvorming; **Fase: Invoering** ) Politieke ectoren brengen kwesties op de politieke agenda - - - - - - - **Poortwachters** - - - **Fase: Omzetting** - - - - - - - → **Beleidsvoorbereiding**: ambternaren zoeken naar geschikte oplossingen en brengen advies uit → Er wordt door ambtenaren soms gebruikgemaakt van **adviesorganen** zoals de WWR, SER en SCP → **Actie- en belangengroepen** blijven invloed uitoefenen → Politici zoeken naar een oplossing die op een meerderheid in het parlement kan rekeken → De regering komt met een **wetvoorstelsel** **Fase: Uitvoering )** Ministers en ambtenaren zorgen dat de aangenomen wet wordt **uitgevoerd** - - - - - **Fase: Terugkoppeling van de uitvoering** → Nadat een wet (of beleid) is uitgevoerd komen **politieke actoren** met **reacties** → Eventueel wordt het beleid **gewijzigd**. Besluitvorming vindt dan opnieuw plaats. **Omgevingsfactoren** kunnen het proces van besluitvorming **verstoren** → **Events** = onvoorziene gebeurtenissen veranderen de situatie, zoals de coronacrisis of een grote overstroming → **Trends** = gebeurtenissen die een politicus kan zien aankomen. Denk aan de klimaatverandering en automatisering. **Politieke actoren** = Alle individuele burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces **Politieke debat** = De wisselwerking tussen de verschillende actoren in het politieke proces --- Hoe kunne burgers invloed uitoefenen? - - - - - - - - **Actie- en belangengroepen** proberen onder andere invloed uit te oefenen door te **lobbyen** of een boycot te organiseren. Onderscheid tussen: **Actiegroepen** = Gerich op één **doelstelling** **Belangen-groepen** = Behartigt belangen van een **groep mensen** --- Functies media: - - - - - Media en democratie Belangrijk voor een democratie zijn goed functionerende media, door: - - -

Use Quizgecko on...
Browser
Browser