Korte SV Tentamen PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
This document is an overview of public goods and policy formation, including relevant examples and mythe related to policy implementation. It explores the complexity of policy implementation.
Full Transcript
Week 37 Publieke goederen gaan om collectieve actieproblemen waarbij de overheid nodig is. Het is niet te vertalen in individuele transacties. Voorbeelden zijn strijdkrachten, straat- en verkeerslichten, wegen, onderwijs, drinkwater, publieke gezondheidszorg, belasting. Er zijn momenten dat de over...
Week 37 Publieke goederen gaan om collectieve actieproblemen waarbij de overheid nodig is. Het is niet te vertalen in individuele transacties. Voorbeelden zijn strijdkrachten, straat- en verkeerslichten, wegen, onderwijs, drinkwater, publieke gezondheidszorg, belasting. Er zijn momenten dat de overheid ingrijpt bij de markt (bij marktfalen), middels bemoeigoederen (accijns, subsidie), waarbij de effecten onwenselijk zijn voor de overheid. Immigratie (beleid is er in de praktijk niet), armoede (privaat), wetgeving (hiermee worden taken uitgevoerd), zorg en onderwijs (veel ziekenhuizen zijn geen publieke instellingen) zijn geen kerntaken. Er zijn geen publiek inherente taken: politiek bepaalt wat publiek is, in debat. Het bepalen wat de overheid doet kan nooit zonder normatief politiek statement. Er is geen sterk onderscheid tussen elementen van privaat of publiek goederen, grijs gebied: - Rechtspersoonlijkheid (is iets juridisch privaat of publiek) versus eenzijdige bevoegdheid (eenzijdige besluiten door overheid, of private partijen die moeten instemmen) - Financiering, geld van de belasting of markt? - Organisaties die iets doen voor het algemeen belang is publiek, organisaties die voor winst gaan zijn privaat. Maar, wat is het publieke belang? - Wat de meerderheid vindt. Boin en Lodge Beleidsvorming is een door de overheid gesponsorde oplossing voor een maatschappelijk probleem / politieke ambitie. Beleid is een set aan activiteiten (wetten, regels, subsidies, bouwen van …, etc.) om een bepaald doel te bereiken. Het weerspiegelt wat een overheid van plan is of vermijdt te doen en hoe de respectieve ambitie zal worden nagestreefd. Beleidsvorming is een door de overheid gesponsorde oplossing voor een maatschappelijk probleem of politieke ambitie. Beleidsmakers initiëren, ontwerpen en leveren de activiteiten die beleid vormen. Bij het vormgeven van de wereld van het beleid moeten we rekening houden met mythen die onbegrip kunnen creëren: - Beleid als volgordelijk proces: geen ordelijk proces of netjes gepland aan het einde van een beleidscyclus, opnieuw gebruiken van oud beleid voor nieuwe problemen. - Beleid als rationeel proces: bounded rationality. - Meetbare beleids uitkomsten: men is het niet altijd eens over de exacte aard van de criteria, en het is niet eenvoudig om met exacte wetenschappelijke precisie aan te tonen dat een beleid daadwerkelijk aan geselecteerde criteria voldoet - Ambtenaren zijn lui - Scheiding tussen politiek en ambtelijk: politici en ambtenaren werken vaak samen om een probleem op te lossen of een politiek of maatschappelijk ideaal te verwezenlijken. - Beleid als top-down proces: politici regeren niet altijd op de wereld van het beleid en dat is ook niet mogelijk, ze vertrouwen op professionele bureaucraten om hun beleid waar te maken. Week 38 Rationeel ontwerpen in beleid houdt in dat we gebruikmaken van lineaire modellen, zoals het causale veldmodel. Dit model helpt om problemen en mogelijke oorzaken in kaart te brengen door relevante elementen te identificeren. Het richt zich op het verzamelen van zo veel mogelijk rationeel en wetenschappelijk bewijs, in plaats van aannames. Dit biedt een solide basis voor beleidsinterventies. Daarnaast is er het doelenboom- en instrumentenmodel, dat voortbouwt op het causale veldmodel. Hierbij is het essentieel dat beleidsmakers het eens zijn over de doelen en middelen. De interventies zijn gericht op het bereiken van deze doelen, gebaseerd op kennis van de processen in het beleidsveld. Deze type modellen zijn abstracties vd werkelijkheid. Hun eigenschap is bounded rationality: niet alles kan in beeld gebracht worden door complexiteit. De basis manier van denken is rationeel, maar de keuze wat erin gezet wordt, zitten normatieve assumpties onder van de oorzaken. Boin en Lodge Beleid is succesvol wanneer het beleid effectief van de gestelde doelen en maatschappelijk passend is (waarden passen in de democratie), de voortgang moet sociaal aanvaardbaar zijn, ethisch verantwoord en legaal, men het een succes vindt en naleeft, en houdbaar genoeg om tot het punt van succes te komen en problemen op afstand te houden. Bestuur en beleid is complex: 1. De complexiteit van problemen: onzekerheid, oorzaken niet begrepen, technologieën zijn nog niet goed beheerst. 2. Begrensd door budget, cognitie en aandacht. 3. Gebrek aan stabiliteit, want beleid verandert snel en het is lastig om beleid te maken wat lang genoeg kan standhouden om succesvol te kunnen zijn (durability). Dit komt door demografische veranderingen, veranderende waarden, verschuivende populariteit van politieke partijen en nieuwe technologieën. 4. Politieke steun (fondsen). 5. Maatschappelijke polarisatie rondom kwesties. 6. Wicked problems, oftewel complexe samenhangende problemen. Er is geen sprake van een heldere probleemdefinitie of eenduidige verklaring voor dit type problemen, geen helder eindpunt. Moderne samenlevingen worden steeds afhankelijker van zeer complexe en onderling verbonden systemen. Wanneer dergelijke systemen falen, kan de schade onacceptabel hoog zijn. Ook heeft het een sterk normatief component: er mogen geen fouten gemaakt worden omdat het belang te groot is, interventies zijn niet makkelijk terug te draaien. Er zijn eindeloze oplossingen mogelijk en elk wicked probleem kan een symptoom zijn van een ander probleem. 7. Het idee dat het ideale beleid zo rationeel en neutraal mogelijk moet zijn is niet mogelijk. Het streven naar rationeel handelen zitten grenzen aan en opties die je kunt overwegen (bounded rationality). Het idee heerst dat beleid begint met het in kaart brengen van problemen door de politiek. Op basis van deze kennis worden mogelijke afwegingen gemaakt om het probleem te verhelpen. Hierna worden keuzes gemaakt met de minste kosten en de meeste opbrengst. Er is sprake van evidence based policy: beleid maken waarvoor is. 8. Normatieve vragen zijn onvermijdelijk en belangrijk en het primaat van de politiek. Beleid kan niet neutraal zijn: het is een politiek proces in plaats van een rationeel proces. Belangen en lasten moeten afgewogen worden, elke keuze heeft normatieve elementen die inherent zijn, en er moet nagegaan worden wat haalbaar is. Week 39 Traditioneel gezien is er een strikte scheiding tussen politiek-ambtelijke verhoudingen. Politici zijn de aanzetters van beleid, voeren het politieke spel en hebben de regie in handen. Ambtenaren zijn bezig met de uitvoering en zijn onderdanig en hebben kennis van (specifiek) beleid. De uitvoerende rol van ambtenaren is strikt gescheiden van de normatieve rol van politici: ambtenaren hebben een belangrijke rol in de bureaucratie. - Beleid versus administratie (implementeren, uitvoeren, ondersteunen) - Facts (ambtenaren die feiten inbrengen) versus interests (belangen van politici) - Energy (politici brengen energie en visie) versus equilibrium (ambtenaren voorals status quo, relaties, verhoudingen) - Pure hybrid: geen onderscheid tussen de groepen, klopt vooral bij politiek adviseurs Echter, deze strikte scheiding bestaat niet. Politiek gevoelige keuzes kunnen niet uit het werk van ambtenaren gehaald worden, en niet alle gevoelige onderwerpen komen bij politici terecht. In al het handelen zitten politieke keuzes en is er sprake van bounded rationality: er moet altijd een keuze gemaakt worden. Het is niet te verwachten dat ambtenaren neutraal kunnen zijn, want zij hebben ieder normatieve kaders. Ook zijn ambtenaren meer politiek betrokken, omdat ze in het veld werken. Zij maken keuzes wat prioriteit heeft. Uiteindelijk heeft de politiek voor het zeggen: het gaat om politieke legitimiteit. Zo is er een loyaliteitskeuze die ambtenaren maken; blijven ze trouw aan hun kennisveld of minister? De perspectief van macht van partijen is belangrijk: hebben zij realisatiemacht (de macht dingen voor elkaar te krijgen) of hindermacht (macht die dingen tegen kan houden). Boin en Lodge, logica’s bij week 40 De beleidswereld bestaat uit meerdere domeinen en meerdere actoren, die verschillende rollen vervullen: zittende politicus, oppositiepoliticus, politiek adviseur, projectmanager, bureauchef, expert, lobbyisten, inspecteurs, SLB’ers, journalisten, burgers. De actoren vormen samen beleidsgemeenschappen: - Verticale dimensie, hiërarchie: beleidsgemeenschap in termen van hiërarchische relaties, politiek, bureaucratie en weinig autonomie. De beleidsgemeenschappen verschillen in de mate van autonomie die ze hebben ten opzichte van hun politieke superieuren. - Horizontale dimensie, openheid: samenwerking en toegankelijkheid van andere actoren om deel te nemen. Beleidssectoren kunnen verschillen wat betreft het aantal actoren dat een rol speelt en de mate van macht die zij over elkaar kunnen uitoefenen. - Het niveau van institutionalisering: er is aanzienlijke variatie in de mate van samenhang in beleidssectoren. Dit kan gemeten worden door vast te stellen in hoeverre actoren in die sector het eens zijn over de doelen van het beleid en de manieren waarop het beleid moet worden uitgevoerd. De dagelijkse activiteiten van beleidsmakers vallen doorgaans binnen de categorieën puzzelen, macht geven en betekenis geven. Beleid kan gerealiseerd worden door deze mechanismes: 1. Puzzling, beleidsmakers besteden veel tijd aan het proberen te begrijpen van de aard van problemen en de oplossingen die mogelijk werken (evidence-based policy). 2. Powering, beslissingen moeten genomen worden: politici moeten het aannemen. Deels dus evidence based policy: je moet meedoen aan een strijd en zorgen dat binnen de politiek je beleid wordt aangenomen. 3. Meaning making, betekenis wordt gemaakt buiten de politieke arena, dus de samenleving moet overtuigd worden. Week 40 Boin en Lodge Agendavorming is de eerste fase van de beleidscyclus. Het is de collectie van onderwerpen die aandacht krijgen van publiek, politiek en beleidsmakers. Agenda’s hebben beperkte draagkracht, want er zijn maar een beperkt aantal kwesties die een agenda kunnen omvatten. De verschillende agenda’s zijn publieke agenda (wat volgens het volk politici moeten oplossen, geen consensus), politieke agenda (volgens politici belangrijke kwesties) en beleidsagenda (kwesties die bureaucraten opgedragen krijgen door politici). Meerdere actoren zijn in staat zijn om aandacht te mobiliseren voor een issue, namelijk zittende politici, oppositie politici, bureaucraten (whistleblowing), burgers (social movements), juridische instellingen, media en lobbyisten. De agenda kent een limiet aan onderwerpen (concurrentie tussen problemen: issue competition). Wat er op de agenda komt, is niet zo zeer over wat er objectief het allerbelangrijkste is, maar wat er gezien wordt als belangrijk: een issue ontstaat als een probleem omdat mensen het collectief als een probleem ervaren (sociale constructie). Het is lastig om iets nieuws op de agenda te krijgen (status quo). Strategieën hiervoor zijn framing en timing. (Stone) Paradoxaal genoeg creëert het meten van een probleem een subtiele druk om er iets aan te doen, maar tegelijkertijd kan een bepaald niveau van meten een norm worden en daarom een acceptabele status quo. (Kingdon) Iets komt op de agenda doordat 3 stromen bij elkaar komen, vooral tot uitdrukking bij crises (focussing events) en politieke rituelen (kabinetsformaties): 1. Probleemstroom, een probleem moet eerst als een probleem gezien worden. Nieuwe informatie of plotselinge gebeurtenissen kunnen de aandacht verschuiven naar een nieuw probleem. 2. Oplossingenstroom, (geformuleerde) oplossingen die zich nog niet hebben kunnen linken aan een probleem. Het bruist van ideeën over allerlei oplossingen, maar het is nooit duidelijk welk probleem er voor ogen wordt gezien. 3. Draagvlak of politieke (aandachts)stroom, is nodig voor 1 en 2 zodat dat een verhaal geaccepteerd wordt: gebeurt in de politieke agenda. Hier worden beslissingen genomen en besloten welke kwestie aandacht verdient en welke oplossing moet worden aangenomen. Policy entrepreneurs zijn beleidsondernemers die een brug slaan tussen verschillende stromen en herkennen dat er iets is zoals een focussing event waar op ingespeeld kan worden. Ze hebben een oplossing paraat voor het moment dat een probleem plotselinge aandacht krijgt. Dit is een vaardigheid waarbij ze de relevantie van een probleem verhogen en werken met politici als strategieën, maar ze kunnen ook framing gebruiken: nummers en getallen op een strategische manier inzetten. Hierdoor kan de aandachtsstroom vormgegeven worden. Situaties kunnen door verschillende frames gezien worden, en deze situaties kunnen door framing leiden tot verschillende oplossingen. Framen is daarom onvermijdelijk en altijd politiek: er wordt één verhaal gekozen, welke elementen en verklaringen eruit gehaald worden zijn politieke keuzes. Het is een effectief kader dat politieke doeleinden dient: het vergroot de relevantie van een probleem en het genereert zichtbaarheid. Het classificeert iets als een ernstig probleem, legt uit waarom dat zo is door de wijzen op de potentiële omvang en frequentie van het probleem, legt de oorzaken uit en draagt een oplossing aan. Om aandacht voor een probleem te genereren, is timing erg belangrijk. Als de timing goed is, kunnen een probleem en de oplossing ervan in recordtijd bovenaan de beleidsagenda komen te staan. Beleidsorganisaties hebben ingebouwde vooroordelen en zorgen onbewust voor institutionele filters die bepaalde problemen doorlaten, terwijl andere structureel worden genegeerd. Kenmerken zijn geïnstitutionaliseerd bedrijf (banden die politici, ambtenaren en vertegenwoordigers zijn langdurig en hecht), wederzijdse afhankelijkheden (voorkeurpartners), ideologische eenheid (vergelijkbare overtuigingen over oorzaken, oplossingen en problemen), en de problemen zijn technisch van aard. Door deze kenmerken zijn beleidsterreinen geneigd verandering tegen te gaan. De conservatieve aard van beleidsbepalende organisaties helpt verklaren waarom niet elk probleem door de betreffende beleidssector wordt omarmd. Stone Nummers zijn niet alleen feitelijke waarheden, maar een politieke representatie van de werkelijkheid. Ze zijn symbolisch voor politieke keuzes, en de nummers die gebruik worden in beleid zijn onderdeel van een framingstrategie. Nummers vragen altijd om categoriseren en om grensgevallen en maken de werkelijkheid simpeler. Categoriseren in tellen of analogiseren in metaforen is één kenmerk van iets selecteren, een gelijkenis beweren op basis van dat kenmerk en alle andere kenmerken negeren. Het is onmogelijk om tellen te beschrijven zonder selectie, waardeoordelen en hiërarchie, maar ook onrechtmatige uitsluiting (de behoefte aan duidelijke regels zet beleidsmakers ertoe drempels als scheidslijnen vast te stellen) en onrechtmatige inclusie (hoe klein en nauwkeurig een categorie ook is, het maskeert steeds de verscheidenheid tussen de objecten of mensen die het omvat). Vaak lijkt het debat te gaan over de juiste telling van cijfers, maar het gaat eigenlijk meer om hoe partijen dingen categoriseren en wat ze als belangrijk beschouwen. Politieke actoren gebruiken cijfers om hun standpunten meer gewicht te geven. Elke cijfer is een claim over overeenkomsten en verschillen, en die vormen de basis voor beleidsbeslissingen. In de politiek zijn getallen metingen van menselijke activiteiten, gemaakt door mensen, en bedoeld om menselijk gedrag te beïnvloeden. Ze zijn onderhevig aan bewuste en onbewuste manipulatie door de mensen die gemeten worden. Er zijn 6 verborgen verhalen te vinden in cijfers. Ten eerste scheppen getallen een aura van expertise en autoriteit, omdat ze in onze cultuur een verheven wetenschappelijke status hebben. Ze symboliseren precisie, nauwkeurigheid en objectiviteit in onze hedendaagse cultuur. Daarnaast betekent iets tellen beweren dat fenomeen vaak genoeg voorkomt om te tellen. Ook creëert tellen een gemeenschap: elk getal is impliciet een bewering dat de dingen die erin geteld worden een gemeenschappelijk kenmerk delen en als een groep moeten worden behandeld. Bovendien belooft tellen een onderscheidende vorm van conflictoplossing. Door ergens een getal op te plakken, wordt het vatbaar voor rekenen, waardoor getallen een middel worden om politieke belangen te verdelen, te wegen en in evenwicht te brengen. In de politiek zijn veel metingen double edge swords (tegenstrijdige opvattingen): Hoge kosten Symbool voor hogere Algemeen: negatief, kwaliteit, prestige verspilling Efficiëntie, productiviteit Algemeen: positief Bezorgdheid over uitbuiting Gemiddelden Normal, acceptabel Middelmatig Hoge besparingen Zuinigheid, goed management Verspilling van budget Je kan op 2 manieren naar beleid kijken. In beleid zijn er meerdere dingen tegelijk aan de hand, allerlei schijnbare tegenstellingen. Beleid is niet eenduidig, maar brengt allerlei conflicten en verschillende betekenissen. Om dit uit te leggen, 2 modellen van de samenleving: 1. Market-model draait om markteconomisch denken en is gebaseerd op drie niveaus van rationaliteit. Hierin gaat men uit van een rationele mens die beleid maakt volgens een logische cyclus, met alle stappen die op elkaar volgen. Beslissingen zijn gebaseerd op absolute informatie, zonder politieke keuzes: alleen de beste oplossing telt. Het idee geldt dat redenering navolgbaar en onomstreden moet zijn. 2. Polis-model benadrukt de gemeenschappelijk geconstrueerde wereld waarin een gemeenschap samenwerkt. Het gaat niet om individuele belangen, maar om collectieve waarden en politieke constructies. In de polis is er strijd over waarden en gezamenlijke betekenisgeving: er zijn altijd meerdere perspectieven op problemen. Beleid ontstaat in samenwerking en het gesprek over waarden is cruciaal. Dit model laat zien dat rationaliteit niet het enige is dat telt: het gaat ook om verhalen, symbolen en de gezamenlijke zoektocht naar oplossingen. Het gaat ervan uit dat mensen in elk geval een gevoel voor het collectief en gemeenschappelijk goed, en het collectief bij elkaar willen houden. Manipulatie van cijfers en beleid heeft 4 vormen. Ten eerste is er reactiviteit: mensen en organisaties reageren op metingen door hun gedrag aan te passen om beter te scoren, wat de resultaten kan vertekenen en het moeilijk maakt om de werkelijke impact van beleid te meten (doorbedenkte actie, strategische verhouding). Daarnaast is er strategische selectie: degenen die cijfers presenteren, kiezen vaak welke metingen ze gebruiken om hun argumenten te versterken. Dit kan leiden tot tegenstrijdige conclusies en verwarring in het publieke debat. Ook de strategische presentatie speelt een rol; cijfers worden vaak verpakt in verhalen die de interpretatie beïnvloeden. Dit kan de publieke perceptie van een probleem sterk beïnvloeden, los van de getallen zelf. Tot slot zijn er degenen die gemeten worden, die er belang bij hebben de metingen in hun voordeel te manipuleren. Dit kan de betrouwbaarheid van de cijfers ondermijnen en het moeilijk maken om beleid effectief te evalueren. Week 41 Boin en Lodge Beleidsontwerp is het bewust en overwegen streven om de beleidsdoelen te definiëren en het omzetten daarvan in een plan voor de beleidsinstrumenten waarvan verwacht wordt dat daarmee de doelen bereikt worden. Vanuit een beleidstheorie worden er verwachtingen gecreëerd; hierin staan de veronderstellingen die onder het beleid liggen (wetenschappelijke kennis, ervaring, intuïtie). Op basis van de beleidstheorie wordt een mix van beleidsinstrumenten bedacht om een probleem op te lossen. Beleidsmakers houden rekening met het gestelde doel van beleid en beslissen welke hulpmiddelen nodig en beschikbaar zijn. Er is veel vrijheid voor ambtenaren om een weg te vinden in wat precies de beleidsdoelen zijn en om na te denken over welke mix van beleidsinstrumenten het meest passend is. De interpretatie van officiële doelen bepalen het beleidsontwerp net zoals de beoordeling van experts, het voorspellen van de reactie van burgers, media en belanghebbenden, en de meting van kosten en baten van beschikbare instrumenten. Bij het kiezen van beleidsinstrumenten worden beleidsmakers beïnvloed door heersende beleidsparadigma’s, politieke leiding, organisatievoorkeuren, administratieve modes en belangengroepen en lobbyisten. Coördinatie is bij beleidsontwerp belangrijk: de afstemming van activiteiten van onderling afhankelijke actoren of organisaties (of eenheden binnen een organisatie) op een gemeenschappelijk doel. Beleidsinstrumenten zijn gericht op het beïnvloeden van gedrag: Economisch Dit beleidsinstrument voert direct economisch beleid in om het inkomen van burgers te beïnvloeden. Dit kan door uitkeringen en belastingen, subsidies en carrots (kleine prikkels kunnen enorme effecten hebben) (positief), boetes en accijnzen (negatief, iets minder aantrekkelijk maken), en het financieren van activiteiten om iets voor elkaar te krijgen (in plaats van slechts individuele beïnvloeding), verzekeringen en uitbesteding aan andere organisaties. Sandal De keuze marktmechanisme is niet neutraal maar waardegeladen. Hiermee verdring je normatieve afwegingen door economische waarden en afwegingen. Ook creëer je ongelijke effecten, want instrumenten werken in sommige groepen anders en de vraag is of dat rechtvaardig is. Tenslotte is marktmechanisme in sommige situaties wel rechtvaardig en andere niet. Juridisch, Heeft als doel het gedrag van burgers en bedrijven vorm te geven door wetten middel van regels en sancties. Eerst is iets juridisch verboden, dan kan een economisch instrument gebruikt worden. Sommige wetgeving is alleen symbolisch, daarin zijn normen vastgelegd. Hoe overheidsorganisaties met regels omgaan suggereert de kern van wat regels betekenen. Juridische instrumenten kunnen gemakkelijk veel gebruikt worden. Gevolgen van (te veel) regels kunnen wenselijk gedrag onderdrukken of gedrag stimuleren dat de regels ondermijnt, regulatory unreasonableness (regels worden oneerlijk geacht) of red tape zijn. Acceptatie, vertrouwen in en consistentie van regels spelen een grote rol in het anticiperen van regels en je daarvoor eraan houden. Communicatief, Hier wordt informatie gegeven over feiten en normen (impliciet) psychologisch gecommuniceerd in de hoop dat mensen zich dan anders gaan gedragen. Het idee erachter is dat mensen zich anders gaan gedragen als ze bepaalde dingen weten. Het is relatief goedkoop, zonder dreigementen of sancties. Symbolische instrumenten lossen niets op, maar kunnen wel voldoen aan de verwachtingen van het grote publiek. De overheid is normerend bezig: het onderwijs wordt overlaten met beleidsdoelen, en training geven is sturing om mensen op te leiden om zich anders te gedragen. Nudging (overheden kunnen manipuleren hoe burgers denken zonder dat ze begrijpen dat dit gebeurt) is een communicatief instrument dat onbewust gedrag beïnvloedt en ethische vragen oproept. Andere vormen zijn publieke campagnes en administratieve lasten. Institutioneel, Beleidsmakers kunnen een organisatie oprichten om het probleem aan te regels in plaats pakken: het brengt specifieke expertise en capaciteiten samen om een van wetten nieuw of hardnekkig probleem aan te pakken. Het raakt aan juridische instrumenten omdat het gaat over het aanpassen van regels van hoe beleid tot stand komt en niet wetten. Institutionele instrumenten gaat niet om het verbieden, maar het proces anders inrichten waardoor de uitkomst anders is en eventueel rechten toegekend kunnen worden aan groepen of andere zaken. Er wordt een aanpassing gemaakt in procedures, die er vervolgens voor zorgen dat wetten er anders uit gaan zien. Door institutionele regels te veranderen, verandert beleid. Oprichting van organisaties Onderdelen van een succesvol beleid zijn het vaststellen van de exacte doelen (interpretatie politici) het selecteren van de beleidsinstrumenten (haalbaarheid, geschiktheid) en het creëren van omstandigheden (welke middelen) waaronder de beleidsinstrumenten kunnen werken en het beleid kan worden bereikt. Zelfs als beleidsmakers de juiste combinatie van instrumenten kiezen, moeten ze voorwaarden voor succes creëren: politieke steun en financiering, het beleid moet juridisch verantwoord zijn, ondersteuning van belanghebbenden, stakeholders, ruimte hebben voor experimenten, rekening houden met mogelijke terugslag of controverse, en het creëren van een handleiding voor implementatie. Bannink en Bosselaar Beleidstheorie 1.0 zijn alle aannames en veronderstellingen over beleid. Hierbij is er sprake van causale (oorzaak-gevolg), finale (doel-middel), en normatieve (welke normen en waarden liggen ten grondslag) veronderstellingen. Het gaat alleen om doeleinden en middelen. Beleidstheorie 2.0 houdt meer rekening met de context en bijbehorende actoren, en daarbij horende interactieve veronderstellingen. Het gaat erom dat een beleidsmaker een juist beeld heeft van de context waarin een afstemmingsmechanisme in het beleid wordt toegepast en van het handelingsperspectief van de actoren die nodig zijn voor het realiseren van het beleid. Het bouwen van een beleidstheorie 2.0 betekent dat je voortdurend voorsorteert op je eigen te verwachten, toekomstige problemen. Hierbij moet je je omgeving in kaart brengen en bij voorkeur kennen en empathisch begrijpen. Oplossing voor onbedoelde gevolgen beleid Beleid maken is niet langer een rationeel reflectief proces, maar meer een voortdurend reflexief proces waarbij betrokkenen voor zichzelf wel weten waar zij heen willen, maar nooit waar ze uit zullen komen; de gezamenlijke uitkomst is ongewis. De combinatie van de eigen afwegingen die actoren altijd maken en de ruimte die er onvermijdelijk is bij de toepassing van beleid vormt de hoofdoorzaak van de onbedoelde effecten van beleid en van de onvoorspelbaarheid van de uitkomsten ervan. De beleidsmaker moet zich bewust zijn van de andere actoren die al dan niet meebewegen met de doelstellingen van de beleidsmaker. De onvoorspelbaarheid van het gedrag van de anderen is een gegeven. Beleidsmakers moeten zich richten op samenwerking en overleg met betrokken actoren, in plaats van alleen op hiërarchische sturing en financiële prikkels. Er zijn 3 typen sturingsmechanismen of beleidstheorieën (andere afstemming van doel en middelen): Old Public Management New Public Management New Public Governance Kenmerken Klassieke sturing gebaseerd op Moderne sturing die gebruik Moderne sturing tussen neven- primaat van de politiek en maakt van de markt: geschikte partijen in netwerken ambtelijke uitvoering, efficiëntie, doelmatigheid en (overheid en maatschappelijke topdown. Protocollen, doeltreffendheid, partijen): opdrachten politiek, toezicht. Hiërarchie leidend, prestatiesturing. Uitvoering op voorkomen marktprikkels, uitvoering dienend. Overheid afstand: private- en samenwerking en leiderschap, is bevoegd, bekwaam en marktpartijen: flexibele overheids-organisaties. Overheid is zelfstandig, zekerheid staat concurrentie. Overheid levert een partij in een netwerk van centraal. minder dienstverlening, heeft partijen: netwerksamenwerking. regie en stuurt. Waarden samen creëren. Afstemming Opdrachten, aansturen (in)kopen, via marktprincipes Overleg Onbedoelde Coping Prestatieparadox: als een Gebrek aan consensus acties In plaats van strikt de regels te beleidsmaker probeert om af Uitkomsten kunnen afwijken van de volgen, kunnen zij ervoor te stemmen via marktprikkels oorspronkelijke doelstelling- kiezen om de belangen van (prestatiesturing), dan krijgt en, omdat betrokkenen hun eigen hun cliënten voorop te stellen, hij de prestatie die hij vraagt, belangen en prioriteiten wat kan leiden tot het negeren maar dat is vaak niet de vooropstellen. Dit kan leiden tot van bepaalde verplichtingen of prestatie die hij wil. De situaties waarin de samen- het niet bestraffen van meeste werkgevers reageren werking niet leidt tot de gewenste overtredingen. Dit gedrag is wel op prikkels, maar de resultaten. een manier om problemen te uiteindelijke afweging is vermijden of om de uitvoering ongunstig. van beleid aan te passen aan de realiteit van de situatie, wat kan resulteren in afwijkingen van de oorspronkelijke beleidsdoelen. Week 42 Professionals zijn een sterke en sturende beroepsgroep die een eigen opleiding hebben verkregen en eigen tuchtcollege hebben. Ze hebben een set aan kennis en vaardigheden (craft en professionele normen. De verhouding en interactie met de cliënt is een centraal aspect. Er zal potentieel resistentie plaatsvinden voor beleid en sturing wanneer tegenstrijdig met professionele waarden. Lipsky (en beetje Boin en Lodge) SLB’ers zijn overheidsmedewerkers in de publieke sector die toegang verlenen tot overheids- programma’s en daarbinnen diensten verlenen en in grijs gebied opereren. Ze hebben direct met burgers te maken en hebben in grote mate vrijheid bij de uitvoering van hun werk: ze zijn aanbieders van publieke voordelen en bewaarders van de openbare orde. Ook hebben ze de sleutels tot een dimensie van burgerschap, want ze bemiddelen impliciet aspecten van de constitutionele relatie van burgers met de staat. Aansluitend hebben zij een cruciale rol in burgerrechten en daarmee een actieve overheidsverantwoordelijkheid. Taken van SLB’ers zijn het bepalen van de geschiktheid van burgers voor overheidsuitkeringen en sancties, de toezicht op diensten die burgers ontvangen in overheidsprogramma's, en burgers opvoeden en vormen in hun verwachtingen ten aanzien van wat de overheid voor hen zou moeten doen en hoe zij betrokken zijn bij de samenleving. SLB’ers maken beleid in 2 opzichten: ze oefenen een grote mate van discretie uit in beslissingen over burgers, en vervolgens tellen hun individuele acties op tot agentschapsgedrag. SLB’ers zijn het middelpunt van politieke controverse over publieke diensten: - SLB’ers bepalen veel van de kosten van publieke diensten, omdat hun salarissen een groot deel van de overheidsuitgaven vormen. Door de groeiende vraag naar publieke diensten is het aantal SLB’ers toegenomen, wat vragen oproept over efficiëntie en belastingdruk. Bezuinigingen op publieke diensten leiden vaak tot minder taken en ambtenaren, wat weerstand oproept bij zowel SLB’ers als burgers die bang zijn voor slechtere dienstverlening. - SLB’ers hebben een grote impact op het leven van mensen, omdat ze de toegang tot overheidsuitkeringen en sancties bepalen en de ervaring van burgers met overheidsdiensten beïnvloeden. Hun beslissingen zijn vaak direct en persoonlijk, wat hun werk zichtbaarder maakt dan hoger beleid. Ze moeten kiezen wie toegang krijgt tot diensten, wat leidt tot spanningen door de voortdurende vraag en beschuldigingen van oneerlijke behandeling. Hun keuzes kunnen herverdelend zijn, wat soms leidt tot vriendjespolitiek of discriminatie. Om grote aantallen cliënten met beperkte middelen te verwerken, ontwikkelen SLB’ers routines die soms onpersoonlijk en bureaucratisch zijn, wat kan botsen met idealen van rechtvaardigheid en compassie. Burgers verwachten dat ze zowel onpartijdig als flexibel zijn, wat leidt tot een spanning tussen efficiëntie en rechtvaardigheid. - SLB’ers zijn cruciaal voor het handhaven van de sociale orde: ze controleren burgergedrag, bepalen wie als 'afwijkend' wordt gezien en beïnvloeden de toegang tot maatschappelijke voorzieningen. Dit roept ethische vragen op over hun macht en de impact op individuele vrijheid. De discussie over hervormingen van publieke diensten, zoals het verminderen van bureaucratie en het vergroten van cliëntgerichtheid, gaat deels over de gewenste mate van sociale controle. Managers en SLB’ers hebben vaak verschillende prioriteiten. SLB’ers willen hun werk efficiënt en zonder stress verwerken, terwijl managers zich richten op het behalen van concrete resultaten die aansluiten bij de organisatiedoelen. SLB’ers volgen voornamelijk de beleidslijnen die ze belangrijk vinden of die onder druk staan door sancties. Ze ontwikkelen mechanismen om hun werk te stroomlijnen, wat soms in strijd is met het officiële beleid. Managers zijn daarentegen gefocust op resultaten en kosten, en hebben minder aandacht voor de details van de werkprocessen. Boin en Lodge SLB’ers beschikken over discretionaire ruimte: de speelruimte van SLB’ers om (legitieme) keuzes te maken op basis van een eigen gezaghebbende beoordeling van het beleid of situatie. Algemeen beleid wordt aangepast op concrete situaties of technologische ontwikkelingen. Bij gebrek aan richtlijnen, abstracte doelen of targets, moeten SLB'ers zelf bedenken hoe een algemeen beleid moet worden toegepast op een specifieke situatie. Beleidsmakers moeten SLB'ers de ruimte geven om flexibel te zijn. Dit vereist een mate van vertrouwen aan beide kanten. Beleidsdeskundigen zeggen dat deze ruimte onvermijdelijk is, want beleidsmakers kunnen niet precies zeggen hoe een beleid in elke mogelijke situatie moet worden uitgevoerd. SLB’ers hebben deze ruimte nodig om abstract beleid toe te passen aan specifieke situaties. Politici vinden discretionaire ruimten wellicht niet wenselijk: ze kunnen zorgen hebben over dat SLB'ers de oorspronkelijke bedoelingen van het beleid ondermijnen. Strategieën van politici om om te gaan met de gevolgen van discretie van SLB’ers zijn: - Discretionaire ruimte inperken en controleren, klassieke reflex. Lipsky: Echter, SLB’ers werken in situaties die te complex zijn om te vatten in regels en richtlijnen. Daarbij vereisen de taken van SLB’ers vaak een noodzaak van het menselijk oordeel en een daarbij horende gevoelige inschatting van de situatie en de mensen met wie zij te maken hebben. Ook is het behouden van discretie bij SLB’ers belangrijk voor hun eigenwaarde en de perceptie van de cliënten. Tenslotte is discretie ook belangrijk voor het vertrouwen in de staat en diens rol in de verzorging van de burgers: discretie legitimeert de verzorgingsstaat. - Alternatieve top-down controle via NPM, sturen in plaats van roeien: Het eerste kenmerk is collaborative governance, de moderne sturing tussen nevengeschikte partijen in netwerken (overheid en maatschappelijke partijen). Overheidsinstanties betrekken niet-statelijke belanghebbenden bij een collectief besluitvormingsproces om beleidsvorming en -uitvoering te vergemakkelijken. Er vindt samenwerking plaats om acceptabele beleidslijnen te formuleren. Overheidsinstanties worden hierbij voorzien van duidelijke doelen, veel ruimte en waardering voor bedrijfsmethoden. Er is sprake van sturing op betekenisgeving en cultuur in plaats van regels en output. Partijen en hun belangen horen bij NPM in kaart gebracht te worden. Daarnaast is er sprake van continue monitoring van prestatie-indicatoren, focus op efficiëntie en geldbesparing, kleinere units, variatie en flexibiliteit. Verantwoording wordt afgelegd door de meting van resultaten. Concurrentie is bij NPM georganiseerd. NPM heeft alleen kans als er geen significante onevenwichtigheid is in macht of middelen, iedereen een reden of prikkel heeft om deel te nemen, en er geen eerdere tegenhanger is. NPM bevrijdt SLB’ers van politieke controle om de bureaucratie te beperken, ofwel het benutten van de vaardigheden van SLB'ers om een beleid te laten werken. Er kan bij NPM alignment ontstaan van beleving en wensen SLB met organisatie Er zijn bepaalde factoren die belangrijk zijn bij de implementatiefase van het beleid, namelijk de acties van SLB’ers, in hoeverre een overheid samenwerkt, en de aanwezigheid van effectief leiderschap. De implementatie van beleid is pas succesvol wanneer de discretionaire ruimte op vruchtbare wijze is afgestemd op de beoogde doelen van het beleid. Dit kan ten eerste via collaborative governance (zie hierboven). Daarnaast worden bij effectief leiderschap de idealen van een bepaald beleid vertaald in een werkbare reeks instructies voor SLB'ers. SLB’ers ervaren stress bij het maken van beslissingen met weinig of geen begeleiding. Gevolgen zijn alienation (machteloos, normloos, zelfvervreemd), geen werkmotivatie, gebrek aan toewijding of lagere prestaties, of juist weerstand tegen regels. Ze ontwikkelen coping-strategieën voor bij de omgang met cliënten, zoals klanten afschrikken of toegang beperken (door administratie), zelfbescherming door nieuwe routines, shortcuts en vereenvoudiging generalities van doelen of cliënten, of de bescherming of in voordeel van cliënten ondanks de stressvolle situaties. Lipsky: SLB’ers kunnen samenwerkingen in organisaties tegenhouden door persoonlijke strategorieën zoals niet werken of ontslag nemen, agressiviteit (stelen, bedriegen, opzettelijke verspilling), negatieve houdingen zoals vervreemding of apathie jegens het werk, of het vormen van vakbonden. Week 43 Verantwoording is een instrument om (het ontbreken van) besluiten en acties uit te leggen, waarbij corrigerende maatregelen kunnen plaatsvinden, zoals het sanctioneren van iemand of zorgen dat hij beleid aanpast. Het is een gezonde en constructieve manier voor de controle op beleidsvormingsproces, en disciplineert beleidsmakers om ‘beter’ beleid te maken dat aansluit bij de politieke ambities en idealen. Structurele verantwoording op vaste momenten in het jaar en is dus voorspelbaar; incidenteel alleen wanneer een beleid ernstige gevolgen heeft. Verantwoording is een democratische noodzaak (in een democratie moeten de acties van de overheid worden gemonitord en gecontroleerd), en een constitutionele noodzaak om machtsmisbruik (van discretie) te voorkomen. Het vergroot het publieke vertrouwen in het beleidsvormingsproces en de responsiviteit (toewijding aan responsieve en verantwoordelijke beleidsvorming): zo kan er iets geleerd of ontwikkeld worden. Een verantwoording-relatie kwalificeert zich als zodanig wanneer er een relatie tussen een actor en een forum is, waarin de actor verplicht is zijn gedrag uit te leggen en te rechtvaardigen. Hierbij kan het forum vragen stellen en vervolgens een oordeel vellen. De actor kan consequenties ondervinden. - Actor is degene die verantwoording aflegt en de nodige informatie aanlevert om verantwoording te realiseren. Er kan hierbij sprake zijn van individuele-, hiërarchische of organisatieverantwoording, bijvoorbeeld over financiën, procedures of producten. - Informing about conduct: de actie van het uitleggen waarom de actor iets gedaan heeft, informatie aanlevering. Bij digitalisering is dit steeds ingewikkelder: welke gegevens zijn er verwerkt, AI, etc. - Forum is de plek waar verantwoording naartoe wordt afgelegd. Wanneer een forum een beleidsmaker ter verantwoording wil roepen, is het belangrijk om de exacte rol vast te stellen die de beleidsmaker speelde bij het formuleren of uitvoeren van een beleid (bijvoorbeeld via het begrijpen van formele taakverdelingen). De uitdaging voor elk forum is om het causale verband tussen acties en resultaten vast te stellen. Verantwoordingsforums: Politiek Parlement, lokale of regionale raden Juridisch Lagere niveaus, (inter)nationale rechtbanken Professioneel Accreditatie-instanties, verenigingen van beleidsdeskundigen Bureaucratisch Hogere regionen in de beleidsketen Publiekelijk Sociale media, televisieprogramma's, opiniestukken in kranten Bij hiërarchische (verticale) relatie is er meer sprake van sanctiemacht, bij horizontale relaties juist reputatieschade. - Bij judging is verantwoording niet vrijblijvend, er wordt iets gedaan zoals consequenties. Verantwoording kan ook nadelige effecten hebben: - Organisaties kunnen overspoeld worden door een te hoge hoeveelheid verantwoordingseisen. Dit kan leiden tot verwarring en inefficiëntie, waardoor medewerkers moeite hebben om zich te concentreren op hun kerntaken. - De focus op verantwoording kan ervoor zorgen dat medewerkers en organisaties terughoudend worden in het nemen van risico's. Ze kunnen bang zijn voor negatieve repercussies van falen, wat innovatie en vooruitgang belemmert. - Organisaties kunnen zo gefocust zijn op verantwoording dat ze verstrikt raken in een cyclus van compliance en bureaucratie. Dit kan leiden tot een afname van de effectiviteit en het vermogen om proactief te reageren op veranderingen of problemen. - De neiging om anderen de schuld te geven van fouten of mislukte initiatieven, in plaats van gezamenlijk verantwoordelijk te zijn voor het oplossen van problemen. Dit kan een negatieve cultuur creëren, die samenwerking en open communicatie ondermijnt. Evaluatie is het proces om vast te stellen of en in hoeverre beleid succesvol is. De focus kan liggen op de ontwikkeling van een beleid(stheorie), vervolgens het monitoren tussendoor of juist achteraf (ex post evaluaties). Evaluatie is een politiek proces omdat er sprake is van betrokkenen. Tijdens het proces van evaluatie kan er nagedacht worden over onderzoeks- methoden en wie er tijdens betrokken moet worden, wie mag meelezen. Een goede evaluatie maakt duidelijk waarom een beleid presteerde zoals het presteerde, en wat er had of zou kunnen worden gedaan om het beter te maken. Evaluatie kent verschillende uitdagingen: - De meetuitdaging verwijst naar de moeilijkheid om de effectiviteit en prestaties van publieke instellingen op een objectieve en kwantitatieve manier te meten. Het kan lastig zijn om de juiste indicatoren te kiezen die een waarheidsgetrouwe afspiegeling geven van prestaties, wat leidt tot incomplete of misleidende gegevens. Oftewel, het verschil tussen gestelde doelen en de werkelijke stand van zaken moet worden gemeten. Analytische overwegingen zijn hoe te meten, of de output of outcome gemeten is, welke indicatoren en het belang van geen shortcuts. - De interpretatie uitdaging houdt in dat de interpretatie van de meetgegevens complex kan zijn. Verschillende belanghebbenden kunnen de resultaten op verschillende manieren interpreteren, afhankelijk van hun eigen perspectieven of belangen. Dit kan leiden tot verwarring en conflicten over wat de cijfers daadwerkelijk betekenen. - De politieke uitdaging verwijst naar de politieke dynamiek die van invloed kan zijn op het verantwoordingproces. Politieke belangen, druk en rivaliteiten kunnen de manier waarop informatie wordt gepresenteerd en geïnterpreteerd beïnvloeden, wat kan leiden tot een focus op politieke winst in plaats van op daadwerkelijke verbetering van prestaties. De evaluatie van bevindingen moet op de juiste manier worden gearticuleerd om misbruik te voorkomen. Stone Causale theorieën spelen een belangrijke rol in de politiek, omdat ze verschillende functies vervullen. Ten eerste kunnen ze de bestaande sociale orde uitdagen of beschermen. Ze helpen ook bij het toewijzen van verantwoordelijkheid door specifieke actoren te identificeren die schadelijke effecten veroorzaken, waardoor deze actoren verplicht kunnen worden tot actie of compensatie. Daarnaast legitimeren ze bepaalde personen of groepen als probleemoplossers. Politieke actoren gebruiken deze verhalen om de interpretatie van problemen te beheersen, waarbij ze bepalen wie de schuldige is. In de politiek zoeken we naar oorzaken, niet alleen om te begrijpen hoe de wereld werkt, maar ook om verantwoordelijkheid te leggen voor problemen. In politieke context kan ook een verhaal van oorzaken en verwijtbaarheid bedacht worden, om verantwoording te voorkomen. Politici kunnen getallen gebruiken om hun acties te rechtvaardigen en tegelijkertijd te suggereren dat sommige problemen buiten hun macht liggen. Ook kan het middels causale strategieën: Opzettelijke actie Onbedoelde actie Gebrek aan doel Mechanische oorzaak Toevallige oorzaak (“ongeleid”) Gebeurtenissen die worden Niet echt sprake van acties, maar van veroorzaakt door dingen die gebeurtenissen: het domein van geen eigen wil hebben, ongeluk en lot. ontworpen, geprogrammeerd of getraind zijn. Opzettelijk: iemand voert wil uit via machines, andere mensen of via automa- tische sociale procedures en routines. Zwak verhaal: menselijke Sterk verhaal: er is geen sprake van controle is bemiddeld door verantwoordelijkheid, politiek gezien anderen (machines, systemen). een goede plek om je terug te trekken Doel (“geleid” Opzettelijke oorzaak, doelbewust Onbedoelde oorzaak zijn) Problemen worden begrepen als De onbedoelde gevolgen van directe gevolgen van opzettelijk doelbewust menselijk handelen. menselijk handelen. Gevolgen Onvoorziene schadelijke bijwerkingen goed, rationeel gehandeld; van beleid, onzorgvuldigheid, de gevolgen slecht, er is sprake van schuld bij het slachtoffer leggen, onderdrukkers en slachtoffers. vermijdbare onwetendheid Sterk verhaal: directe controle en bewuste actie leidt tot volledige Zwak verhaal: actie zonder volledige verantwoordelijkheid. De kennis krachtigste, omdat het de schuld rechtstreeks bij iemand legt en omdat het iemand afschildert als willens en wetens schade veroorzakend. De politiek autori- seerde de schadelijke acties niet; mensen van laag niveau overtraden de regels en het beleid van de organisatie. Terwijl de ene kant in een politieke strijd een probleem probeert te verplaatsen naar het domein van het menselijk doel (causaliteit via doel of wil) probeert de andere kant: - Het weg te duwen van de intentie terug naar het domein van de natuur (causaliteit is de opeenvolging van gebeurtenissen waardoor het ene tot het andere leidt, lot en toeval). - Te laten zien dat het probleem opzettelijk is veroorzaakt door iemand anders. In de politiek opereren complexe systemen, institutionele structuren en historische modellen vaak als toevallige of natuurlijke oorzaken: - Het complex systems-model laat zien dat de inherente complexiteit van sociale systemen maakt dat we niet altijd kunnen voorkomen dat dingen misgaan of problemen kunnen oplossen. Het maakt het lastig om iemand verantwoordelijk te houden. Complexe systemen als een excuus voor inactiviteit. - Het institutioneel model verwijst naar de manier waarop maatschappelijke problemen voortkomen uit een netwerk van grote organisaties die bepaalde prikkelstructuren en gedragspatronen hebben. De schuld ligt bijvoorbeeld bij grote organisaties of ‘diepgewortelde’ structurele oorzaken. - Het historisch model laat zien dat vroege beleidsbeslissingen niet alleen invloed hebben op de directe uitkomsten, maar ook de mogelijkheden voor toekomstige beleidskeuzes en veranderingen beperken, waardoor de status quo moeilijk te doorbreken is. Deze modellen wekken een gevoel van onvermijdelijkheid op en suggereren een soort onschuld, omdat er geen enkele actor is die het volledige systeem of de netwerken van interacties controleert. Zonder deze controle kan er geen duidelijk doel zijn, en dus ook geen verantwoordelijkheid. Het concept van risico is belangrijk geworden in de politiek omdat het helpt om problemen van ongevallen om te zetten in doelgerichte kwesties. Dit gebeurt via twee statistische analyses of manieren. Deze zijn belangrijk om te begrijpen hoe risico's en discriminatie werken, en laten zien hoe beleid schadelijke gevolgen kan hebben, zelfs zonder dat iemand dat opzettelijk wil: - Het statistisch verband tussen risico en oorzaak: als er ernstige schade kan ontstaan, zien mensen vaak een verband tussen schadelijke gevolgen en menselijke keuzes. Het wordt gezien als een bewijs van oorzaak-gevolg relatie. Wanneer mensen risico's nemen, wordt dit vaak gezien als een berekend risico, wat een verschuiving teweegbrengt van onopzettelijke schade naar opzettelijke schade. - Statistische ongelijkheid wordt gezien als discriminatie: institutionele discriminatie zegt dat dat de structuur van systemen zelf schadelijke effecten kan veroorzaken, in plaats van individuele vooroordelen. In de politiek moeten causale verhalen worden bevochten, verdedigd en in stand gehouden. Er is altijd wel iemand die een concurrerend verhaal vertelt, en het is niet makkelijk om een causaal verhaal te laten geloven. De publieke acceptatie van causale verhalen wordt ook sterk beïnvloed door de manier waarop televisienieuws verhalen kadert. De effectiviteit van causale theorieën in de politiek wordt sterk beïnvloed door de instellingen van het recht en wetenschap. Het recht heeft formele autoriteit als onderdeel van de overheid, terwijl de wetenschap aanzienlijke culturele autoriteit heeft als bron van kennis. Beide instellingen zijn belangrijk voor het legitimeren van claims over oorzaken en schade in de politiek. Dit betekent dat de manier waarop problemen worden gedefinieerd en opgelost sterk afhankelijk is van wat deze instellingen als waar en geldig beschouwen. Week 44 Bij het maken van beleid is er altijd sprake van waardegeladen situaties: elke optie die afwegingen wordt is ethisch normatief geladen en deze afwegingen zijn onvermijdelijk. Bij selectiebeleid is een beleidsmaker altijd bezig met nadenken over wie toegang krijgt voor bepaalde hulp en dergelijke. Als beleidsmaker kan je tegen eigen morele grenzen aanlopen. Hierbij kunnen morele dilemma’s of conflicten ontstaan: hierbij zijn 2 of meer beschikbare (beleids)opties in overeenstemming met een kernwaarde, dat leidt tot een overtreding van een moreel principe. Het ontstaat wanneer er geen manier is om de voor- en nadelen van beleidsopties rationeel te vergelijken, omdat ze allen te rechtvaardigen zijn. Een oplossing is een opperste waarde identificeren en voorrang geven, ook al heeft het negatieve (morele) consequenties: reasons of state worden vaak aangehaald om (rationeel) uit te leggen waarom een moreel principe soms moet worden opgegeven. Er is sprake van spanning bij de verhouding politiek-ambtelijk. Hoe volgzaam behoren beleidsmakers te zijn, en waar liggen de grenzen van bepaalde onacceptabele acties? Wat voor eigen verantwoordelijkheid hou je over binnen de context van een democratie? Volgens Hannah Arendt blijft verantwoordelijkheid (bij ambtenaren) ten alle tijden bestaan, want menselijkheid is belangrijker dan de ordes die je krijgt. Als beleidsmakers hun handen niet willen vuil maken kunnen ze de organisatie verlaten, zichzelf uitspreken, of inslikken en loyaal blijven aan de organisatie. Stone Het onderscheid in empirische en normatieve afwegingen is niet te bewijzen, omdat men hierbij altijd een persoonlijke positie inneemt. Empirische kennis waardegeladen, want nummers en dergelijke kunnen geframed worden. Er is feitelijk gezien geen juist antwoord mogelijk. Boin en Lodge Er is sprake van normatieve statements (bepaalde waardes bij handelen) bij de 4 logica’s, ook wel manieren van handelen die een beleidsmaker begeleiden: - Bij instrumentele logica is dit het volgende: de gevolgen zijn belangrijker dan andere waarden. Deze logica gaat verder niet in op morele vragen en staat dominant tegenover de andere logica’s. Hierbij past type rechtvaardigheidsdenken utilitarisme (Bentham) (consequenties). Bij twijfel vragen of een bepaalde handelingswijze het beleidsdoel dient. Het kan suggereren dat het oké is om onaangename dingen te doen bij het nastreven van het doel: doel heiligt de middelen. - Bij politieke logica is het statement dat democratische legitimiteit belangrijker is dan andere waarden of het behalen van politieke winst door partijen. Het gaat er vanuit dat een doel legitiem is wanneer het door politici wordt bepaald. Beleidsmakers zijn ontvankelijk voor autoriteit en moeten hun best doen de doelen te bereiken die hen worden opgelegd. De daadwerkelijke verwezenlijking van het beleid is dus minder belangrijk. - Bij juridische logica wordt er verwacht dat beleidsmakers ervoor zorgen dat hun beleid niet in strijd is met de wet: het bekijkt elk beleid door dit prisma. De wet kan duidelijke richtlijnen geven over hoe waarden moeten worden geordend wanneer ze met elkaar in conflict komen. - Bij morele logica worden er vragen gesteld over rechtvaardigheid (wat het juiste is om te doen?). Het richt de aandacht op de kernwaarden die ten grondslag liggen aan een liberale democratie, en geeft beleidsmakers instructies om beleidsacties af te wegen tegen abstracte principes. Maatschappelijke normen leiden tot verschillende handelingslogica’s en elke logica brengt prioriteiten met zich mee, die met elkaar kunnen botsen. Beleidsorganisaties kunnen publieke instituties worden als hun leiders een missie formuleren en verschillende logica’s samenbrengen. Ze zijn essentieel voor het functioneren van de overheid en het leveren van publieke diensten. Ze fungeren als tegengif voor puur instrumenteel redeneren, en ook morele verlamming: hun werkmethode is practical reasoning, waarbij werknemers gezamenlijk getraind worden om morele dilemma’s te verkennen bij beleidsbeslissingen. Dit helpt beleidsmakers te verwoorden welke waarden ze willen beschermen, zo ontstaat waardenpluriformiteit. Het is noodzakelijk voor publieke instellingen om hun waarden expliciet te formuleren en deze actief te integreren in hun werking, wat essentieel is voor effectiviteit en legitimiteit. Value-less organizations zijn organisaties die geen duidelijke overkoepelende waarden of doelen communiceren of implementeren. Dit gebrek aan helderheid leidt tot onzekerheid, met inconsistent beleid (misbruik discretionaire ruimte), corruptie, en gebrek aan richting. Werknemers kunnen hierdoor minder gemotiveerd zijn, omdat ze niet weten waar de organisatie voor staat. Bovendien kan het publiek het vertrouwen in zulke organisaties verliezen wanneer de waarden onduidelijk zijn. Dit bemoeilijkt ook de besluitvorming, vooral in tijden van crisis, omdat er weinig consistentie is. (Sandal) Rechtvaardigheid als: - Utilitarisme: het maximaliseren van nut of welzijn, grootst algemeen geluk, gebreken: - Rechtvaardigheid is slechts een kwestie van berekening, niet van principes - De uniforme maatstaf van waarde houdt het geen rekening met de kwalitatieve verschillen tussen mensen - Libertarisme: de vrijheid van keuze - Plichtdenken, teleologisch: deugd en redenering over het algemeen belang Typen rechtvaardigheidsdenken (ben ik consequent?) Uitkomstdenken - Het utilitarisme (Bentham) gaat over wat het meeste nut en zo veel mogelijk geluk oplevert voor de samenleving. Er is geen sprake van ethisch harde grenzen. - De capabilitybenadering (Sen) is een empirische stroom. Het richt zich op wat mensen daadwerkelijk kunnen bereiken en welke mogelijkheden (ofwel capabiliteiten) ze hebben om een goed leven te leiden. Het denkt na op basis van uitkomsten: de gevolgen van democratie zijn goed. Het zich op het verminderen van onrechtvaardigheid. - Wat zijn de uitkomsten van het beleid voor individuele burgers? - Wat voor systemen en hulpbronnen zijn er nodig om ervoor te zorgen dat de uitkomsten goed zijn voor iedereen? Libertarisme, Heeft een extreme positie: vrijheid is de kern. Hierdoor wordt nivellering vrijheidsdenken (inkomstenbelasting) als problematisch gezien, want het is een vorm van (Hayek, Nozick) slavernij. Er is in een libertaristische samenleving geen sprake van paternalisme of morele wetgeving: er is sprake van marktzorg, geen overheidszorg. Dit komt uit het idee van zelf-eigenaarschap, vrijwillig handelen en verantwoordelijkheid. Individuele vrijheid en het respect voor eigendomsrechten centraal staan in een rechtvaardige samenleving. Het gaat dus uit van rechtvaardig proces-denken, komen tot een rechtvaardige uitkomst. Plichtdenken: Gaat uit van een ander idee van vrijheid. Men is namelijk niet vrij als er het handelen alleen gereageerd wordt op impulsen en gevoelens: hierbij stuur het zelf (Kant) of de ratio niet. Morele regels komen voor vanuit de ratio. De intentie van het handelen staat hier centraal, niet de consequenties. Het categorisch imperatief is een algemene regel die ons handelen stuurt (ieder mens dient goed behandeld te worden, niet als middel). Teleologisch Handelen komt voort uit een intrinsiek en wezenlijk doel. Mensen kunnen (Aristoteles, hierbij tot andere conclusies komen. Bij Aristoteles is dit een politiek Sandel) proces, bij Sandel (ook communitaristisch) een democratische manier van denken om via gesprek tot gemeenschappelijke normen te komen. Door politiek debat komen we tot wat gemeenschappelijk belangrijk wordt genoemd. Sandal: Rawls gaat uit van politiek liberalisme, de liberale publieke rede en het feit van redelijk pluralisme. Als het over rechtvaardigheid gaat, moeten we onze persoonlijke overtuigingen opzij zetten. Onze identiteit als morele personen moeten we gescheiden houden van onze identiteit als burgers. Wanneer dit wel gebeurt, zal bij medeburgers een wet opgelegd worden die gebaseerd is op een bepaalde morele of religieuze doctrine. Weber stelt dat goede politici moeten zoeken naar een evenwicht tussen verantwoordelijkheid nemen voor uitkomsten en handelen vanuit overtuiging. Om dit te kunnen begrijpen is inzicht nodig. Hij waarschuwt voor de verheffing van absolute doelen en daaropvolgend onverschilligheid voor de gevolgen (met betrekking tot de instrumentele logica).