Inleiding Criminologie (Week 1 t/m 5) Aantekeningen PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Document Details

UnequivocalVorticism4308

Uploaded by UnequivocalVorticism4308

Universiteit Leiden

Nienke Glas

Tags

criminology criminological studies criminological theory social science

Summary

These notes cover introductory criminology (week 1 to 5). The document includes topics such as criminological perspectives and the study of criminal behavior

Full Transcript

lOMoARcPSD|10064608 Inleiding Criminologie (Week 1 t/m 5) aantekeningen Inleiding Criminologie (Universiteit Leiden) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit...

lOMoARcPSD|10064608 Inleiding Criminologie (Week 1 t/m 5) aantekeningen Inleiding Criminologie (Universiteit Leiden) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 WEEK 1: CRIMINOLOGIE EN CRIMINALITEIT ALGEMENE INFO: E-mails alleen naar [email protected] Bestandsnaam inleveren: Achternaam, initialen. Tussenvoegsel. studentnummer + naam vd opdracht  Let op ontvangstbevestiging!  Voeg titelblad toe met achternaam etc. Literatuur: - Actuele criminologie - Introduction to criminology - Criminologisch kwartet Opdrachten moeten voor de werkgroepen ingeleverd zijn! Tentamen: 60 multiple choice en 2 open vragen MAATSCHAPPELIJKE REGELS: Gebruiken: Minder gewenst gedrag en geen of lichte sancties Normen: Niet gewenst gedrag & (niet wettelijke) sancties  Gedrag met verschillende ideeën over hoe slecht het is o Mala prohibita (prohibited evil)  bijv. diefstal van supermarkt  Verschillen in landen en momenten of het is opgenomen in strafrecht  Niet opgenomen in universele wetten (bijv. grondwet) Rechtsnormen: Niet gewenst & wettelijke sancties  Slecht gedrag (Wordt door vrijwel iedereen gezien als slecht) o Mala in se (evil in itself)  bijv. verkrachting of moord  In bijna alle landen opgenomen in strafrecht  Opgenomen in universele wetten (bijv. mensenrechten of grondwet) Maatschappelijk probleem: gebeurt wanneer iets veelvoorkomend is, veel schade geeft, een sociaal probleem is of een politiek probleem is.  Criminaliteit tegen personen Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Criminaliteit tegen goederen  Criminaliteit tegen de overheid en samenleving  Slachtofferloze delicten o Drugsgebruik & handel, euthanasie, prostitutie, etc. o Als beide partijen instemmen maar het gaat tegen de norm in is het een slachtofferloos delict Schade van criminaliteit:  Materiele schade: Voor burgers, bedrijven en overheid (Bijv. gestolen goederen)  Materiele schade: Kosten van bestrijding  Milieuschade  Immateriële schade (Bijv. angst of emotionele schade) Sociale schade criminaliteit:  Maatschappelijke oorzaken: omgeving stuurt criminaliteit gedeeltelijk  Verschillende en tegenstrijdige belangen bij aanpak (bijv. Amerika wil geen wapenverbod)  Er zijn veel personen, bedrijven, etc. bij betrokken  Spanning tussen de wensen van de burgers en de rol van de overheid Politieke schade criminaliteit:  Veiligheid is een collectief goed  Verschillende voorkeuren in aanpak door politieke partijen  Zorgen voor veiligheid is basisfunctie van overheid Definitie criminaliteit: Menselijk gedrag waarbij andere personen (of dieren of het milieu) worden uitgebuit of schade toegebracht en de sociale regels schendt. (Hiervan wordt in de rechtsnormen aangegeven dat het niet mag en de overheid handhaaft de wetten ook) De regering en tweede kamer bepalen of een wet wordt aangenomen, en dus wat strafbaar is Decriminalisering: Vroeger wel strafbaar, nu niet meer (bijv. homoseksualiteit of echtscheiding) Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 Criminalisering: Vroeger niet strafbaar, nu wel (Bijv. slavernij)  Criminaliteit verandert constant, en is dus dynamisch over de tijd  Verschillende landen hebben verschillende definities van criminaliteit, dus ook dynamisch over de plaats  Strafmaatregelen veranderen ook constant (wel of niet minder heftig), dus ook dynamisch Redenen voor schommelingen in criminaliteit:  Consensus model: normen van de samenleving, iedereen is het ermee eens  Conflict model: normen en belangen van machthebbers bij tegenstrijdige belangen van samenleving  Pluralisme model: publieke besluitvorming die de belangen en voorkeuren van de samenleving erkent DEFINITIE CRIMINOLOGIE: De studie van de aard, omvang en ontwikkelingen van criminaliteit. Hierbij komen verschillende achtergronden, verklaringen en reacties van de overheid en maatschappij. Het is een objectwetenschap: het onderzoekt 1 onderwerp en kijkt hiernaar door het gebruiken van verschillende “brillen” en wetenschappen. Criminologie is een wetenschappelijke benadering, dus:  Feiten boven indrukken  Verklarende boven normatieve (wat we zouden moeten doen) theorieën  Patronen boven individuele casussen  Beleid op basis van wetenschappelijke inzichten boven politieke processen Sub-disciplines:  Criminografie: beschrijvende studie van aard, omvang en ontwikkeling criminaliteit  Etiologie: de verklarende studie van de oorzaken / verklaringen van criminaliteit  Penologie: de studie van de formele (straffen) en informele reacties op criminaliteit Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Victimologie: de studie van slachtoffers van criminaliteit Geschiedenis:  Voor 1700: Theologische benadering (godsdienst)  1700-1800: Filosofische benadering, ongeschreven normen  1800-1900: Wetenschappelijke benadering  1900 tot nu: Modern wetenschappelijke benadering Soorten vragen in criminologie:  Beschrijvingsvragen: Vragen over aard, omvang, verschillen en ontwikkelingen o Bijv: “hoe veel criminaliteit is er?” of “hoe ver is criminaliteit gedaald?”  Verklaringsvragen: Waarom gebeurt criminaliteit?  Toetsingsvragen: In hoeverre klopt onze verwachting?  Beleidsvragen: Hoe kan het probleem worden opgelost? o Criminologische vragen hebben betrekking op verschillende eenheden zoals:  Onwenselijk gedrag / delicten  Daders  Slachtoffers  Buurten, steden, landen, perioden  Actoren bij preventie en strafrechtspleging Volgorde van vragen in criminologie: 1. P: Formuleer probleemstellingen en onderzoeksvragen 2. T: Bedenk en formuleer theorieën en verklaringen 3. O: Verricht onderzoek (beschrijvend en toetsend) 4. B: Ondersteun beleid op basis van onderzoek  PTOB-schema (ook wel empirische cyclus) Fundamenteel onderzoek: ontwikkeling van kennis en theorieën op het onderwerp Toegepast onderzoek: ontwikkeling van procedures en beleid Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 WEEK 2: BESCHRIJVENDE CRIMINOLOGIE INTERVIEWEN VAN EEN PERSOON:  Semi- en ongestructureerde kleinschalige studies o Bijv. studies met focusgroepen of sleutelfiguren  Life Histories o Mensen vragen over hun hele leven  Gestructureerde grootschalige enquetes o Slachtofferenquetes: grote groep burgers wordt op gestructureerde wijze gevraagd over hun ervaringen met criminaliteit  Slachtofferschap van criminaliteit --> om een schatting te maken over bijv. frequentie, niet inhoudelijk over gevoelens van slachtoffer  Gaat altijd over specifieke vormen, bijv. gewelddelicten  Ervaringen met en beleving van het delict  Contacten met actoren in strafrecht (functionarissen in handhaving)  Kenmerken van ondervraagde (bijv. persoonskenmerken) o Daderenquetes / zelfrapportage: grote groep daders wordt anoniem gevraagd over hun ervaringen  Daderschap van criminaliteit (om een schatting te maken over bijv. frequentie, niet inhoudelijk)  Ervaring met en beleving van delict  Contact met actoren in strafrecht (functies in handhaving)  Kenmerken van de ondervraagde (bijv. persoonskenmerken)  Bijvoorbeeld: plegen mensen met deze eigenschap meer delicten?  Voordelen van interviews: o Inzicht in delicten die niet ofÏcieel geregistreerd zijn (dark number) o Geen last van verschillen in definities vanwege standaard vragenlijst & multiple choice o Gegevens over kenmerken van daders en slachtoffers vaak bekend  Nadelen van interviews: o Representativiteit is niet altijd voldoende (is lastig om een goede steekproefgroep te vinden) Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 o Antwoorden zijn niet altijd betrouwbaar of valide (van wege schaamte of stoer doen, formulering of problemen met herinneringen o Sommige delicten worden niet meegenomen, bijv. slachtofferloze of weinig voorkomende delicten en dodelijk geweld o Kost een hoop moeite om te organiseren ANALYSEREN VAN OFFICIËLE REGISTRATIEDATA ALS ONDERZOEKSMETHODE  Politiestatistieken (herkomst): o 1) opsporen --> proces verbaal (politieverslag op papier)  Organisatiestructuur: 1 politieorganisatie (Nationale Politie)  Hoofdtaken: handhaving van openbare orde, bescherming van veiligheid, preventie, hulpverlening en opsporing van strafbare feiten o 2) vervolg door OM (openbaar ministerie)  Hoofdtaken: leiden van opsporingsonderzoek, vervolgen van strafbare feiten (dus voor de rechter brengen), opleggen van sancties en uitvoeren van vonnissen  Belangrijkste actoren:  OfÏcier van Justitie (rechtbank)  Advocaat-Generaal (gerechtshoven)  Procreur-Generaal (Hoge Raad)  Sepot: zaak die niet in behandeling wordt genomen (beslist OM over)  Dagvaarden naar de rechter o 3) Dagvaarding voor rechtbank  Hoofdtaken: waarheid vinden en opleggen van sancties  Belangrijke actoren:  Kantonrechter: gaat over overtredingen  Politierechter: voor lichte misdrijven  Meervoudige kamer: voor ernstige misdrijven  Kinderrechter: delicten gepleegd door minderjarigen  Belangrijke actoren beroep en cassatie: Gerechtshoven (behandelen zaken opnieuw) en Hoge Raad o 4) Veroordeling door rechtbank (bijv. taakstraf) of vrijspraak  Reclassering: hulpverlening aan personen in aanraking gekomen met justitie Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Onderzoek van verdachte  Begeleiden en toezichthouden bij taakstraf  OM-vervolgingsstatistieken  Rechtbankstatistieken  Statistieken van uitvoeringsorganisaties  Statistieken van andere organisaties o Bijv. ziekenhuis Voordelen van registratiegegevens:  Betreft de gehele populatie en is dus representatief  Makkelijk te verzamelen  Soms ook voor lange tijd beschikbaar (longitudinaal) Nadelen van registratiegegevens:  Alleen delicten die bij de politie aangegeven zijn (mist een grote hoeveelheid, dark number) o Als de stijging geregistreerde incidenten omhoog gaat, is het ook mogelijk dat de politie gewoon meer controleert of dat ze meer aangegeven worden, niet per se een stijging in dat soort incident  Filtering en selectie werkt mee in cijfers (bijv. afgewezen aangiften)  Registraties focussen op delicten en minder op persoonskenmerken van daders of slachtoffers  Internationale verschillen in systemen en definities, dus lastig te vergelijken Unobtrusive methods: methodes waarbij data wordt verzameld zonder te bemoeien met de steekproefgroep  Observaties  Analyse van social media en online gedrag  Gps-tracking  Analyse van teksten (bijv. sociale media berichten of dossiers) (Quasi-)Experimenteel onderzoek (quasi = participanten wordt niet willekeurig verdeeld over groepen)  Duidelijke interventie (ingrijpen in experiment)  Voor- en nameting van resultaten  Controlegroep en experimentele groep (controlegroep = zelfde kenmerken als experimenteel maar dan zonder interventie van onderzoekers)  Controle over selectiviteit bij het samenstellen van de groepen Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 Classificaties: indeling van delicten in categorieën (classificaties) bij criminologisch onderzoek  Kenmerken van delicten, daders, slachtoffers of locatie (bijv. huiselijk geweld)  Welke wet het delict onder valt  Daderkenmerken (bijv. leeftijd of eigenschap)  Classificatie van een organisatie, bijv CBS Soorten cijfers bij criminologisch onderzoek:  Absolute aantallen: feitelijke cijfers  Prevalentie: verhouding van bijv. het aantal personen die slachtoffer zijn geworden gedeeld door het aantal die slachtoffer hadden kunnen worden (hoe vaak komt dit gemiddeld voor?)  Frequentie: hoe vaak en hoe grootschalig gebeuren delicten? (absolute aantallen)  Index cijfers: bijv. per 100.000 inwoners o Berekenen: aantal delicten : aantal inwoners x indexcijfer (bijv. 1000)  Dark number: deel dat niet in de registraties voorkomt Interpretatie van cijfers (opletten bij verschillen van cijfers)  Verschillen tussen databronnen  Verschillen tussen groepen  Verschillen tussen perioden  Verschillen tussen landen, gemeenten & regio’s Eisen aan meten van cijfers:  Validiteit: meet ik wat ik wil meten?  Betrouwbaarheid: zou ik een tweede keer dezelfde resultaten krijgen?  Generaliseerbaarheid: kunnen mijn resultaten worden toegepast op een grotere groep? Moord en doodslag: daling van 40-50 slachtoffers per 100.000 inwoners (middeleeuwen) naar 1 slachtoffer per 100.000 inwoners (nu)  Grotere rol van overheid bij voorkomen en bestraffen van crimineel gedrag Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Civiliseringsproces: burgers worden steeds afkeriger tegen geweld (steeds afhankelijker van elkaar) Gedetineerden: mensen die zijn opgesloten in de gevangenis  Absoluut aantal is stabiel gebleven  Relatief aantal (rekening houdend met groei van samenleving) is gedaald  Grootste deel van geregistreerde criminaliteit zijn vermogensdelicten Internationale verschillen in criminaliteit:  Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse landen hebben de meeste criminaliteit  Oost-Europa meeste criminaliteit (binnen Europa)  Nederland is ongeveer even veel criminaliteit als andere West- Europese landen o In andere West-Europese landen ook daling zichtbaar Verschillen in criminaliteit tussen groepen: de mensen die in het algemeen vaker dader zijn van een delict zijn hier ook vaker slachtoffer van  Jongeren zijn vaker dader en slachtoffer  Mannen zijn vaker dader en slachtoffer  Allochtonen zijn vaker dader en slachtoffer  Personen in slechtere omstandigheden / buurten zijn vaker dader en slachtoffer Grey figure: verschil tussen wat de mensen zeggen dat ze aangeven bij de politie, en wat de politie daadwerkelijk registreert (bijv. gebrek aan bewijs of capaciteit) Triangulatie: combineren van meerdere bronnen en onderzoeksmethoden  Soms geeft zelfrapportage bijv. een hoger getal dan geregistreerde cijfers Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 WEEK 3: HET STRAFRECHTELIJKE SYSTEEM IN ACTIE HOOFDVRAGEN VAN DE CRIMINOLOGIE:  Wat wordt (waarom) verstaan onder criminaliteit?  Wat is de aard, omvang en ontwikkeling van criminaliteit?  Wat zijn de achtergronden / verklaringen voor (verschillen in) criminaliteit?  Wat is de wijze waarop de overige maatschappij reageert op criminaliteit? Verklaring voor selectie in strafrechtsketen:  Burgers: maken weinig melding vanwege geringe schade, gebrekkige kennis, weinig vertrouwen in strafrechtelijk systeem  Politie: delicten niet opgelost, onvoldoende bewijs, weinig capaciteit en weinig prioriteit  OM: onvoldoende bewijs, onvoldoende prioriteit, weinig capaciteit  Rechter: onvoldoende bewijs  Uitvoeringsorganisaties: gebrek aan capaciteit, onvoldoende prioriteit FILTERING IN STRAFRECHTSKETEN:  Delictkenmerken o Ernst van delict, aandacht in media, aandact in politiek, slachtoffer is verzekerd --> grotere kans op behandeling van delict  Slachtofferkenmerken o Eigen rol (bijv. seksuele delicten), bekend bij dader, sommige slachtoffers geven meer informatie an stappen eerder naar voren  Daderkenmerken o Spijt van acties, relatie met slachtoffer, eerder strafblad, geslacht en sociaaleconomische status --> worden minder snel veroordeeld met bijv. geen strafblad of veel spijt  Kenmerken van actoren in strafrechtketen o Opleiding, tijdgebrek, etc.  Verklaring: gedrag van burgers (slachtoffers en daders) die bijv. niet aan durven te geven, en soms ook discriminatie door actoren  Filtering betekent wie er afvalt (bijv. iemand met hogere maatschappelijke stand heeft een hogere kans om behandeld te Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 worden) en selectie gaat puur over welke zaken afvallen (bijv. door gebrek aan bewijs of capaciteit) o Persoonsgerichte selectiviteit: mensen die geacht worden om een grotere kans te hebben om bepaalde criminaliteit uit te voeren (soms op basis van bijv. racisme) worden er sneller uit gepakt in een steekproef en krijgen vaak ook minder hulp in de strafrechtketen0 Goede bronnen:  Monitor CBS (bijv. over jeugdcriminaliteit) Opletten bij opdrachten:  Wetenschappelijke schrijfstijl  Geen spelfouten!!!  Geen grammaticale fouten  Logische conclusie uit het stuk  Altijd een definitie geven van het onderwerp  Wetsartikelen benoemen & beschrijven/uitleggen in verslagen! Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 WEEK 4: VERKLARINGEN VOOR CRIMINALITEIT – BIOLOGISCHE EN PSYCHOLOGISCHE THEORIEËN Verklaringsvragen:  Waarom plegen mensen criminaliteit?  Waarom plegen sommige mensen wel criminaliteit en andere mensen niet?  Waarom pleegt iemand op een bepaald moment wel en op een ander moment geen criminaliteit  Waarom is in de ene samenleving meer criminaliteit dan de andere?  Waarom daalt criminaliteit in Nederland? Positivisme: wetenschappelijke benadering in de criminologie die stelt dat individuen misdaden plegen vanwege natuurlijke oorzaken die buiten hun controle liggen.  Gebaseerd op objectieve metingen causaliteit (verandering in lichaam veroorzaakt verandering in mentale staat)  Metingen van lichaam om persoonlijkheidseigenschappen te achterhalen  3 voorloorlopers: o Phrenology (schedelleer) o Psysiognomy (gelaatskunde --> gezicht) o Palmistry (handlijnkunde) BIOLOGISCH POSITIVISME (LOMBROSO, FERRI, GAROFALO)  Criminaliteit wordt beïnvloed door genetische en biologische factoren  Beïnvloed door Darwins evolutietheorie o Atavisme: criminelen zijn mensen die een stap terug in de evolutie hebben gezet o Kenmerkt zich door fysieke kenmerken (physical stigmata)  Cesare Lombroso (achterhaalde vorm) o Meten is weten, dus toepassen wetenschap o Crimineel gedrag is erfelijk o Hersenen spelen een belangrijke rol in gedrag o Menselijk gedrag onderworpen aan natuurlijke selectie o Onderscheid tussen geboren misdadigers en gelegenheidsdaders (nature vs. Nurture)  Onderzoek in biologisch positivisme: o Observeren, verbanden leggen en theorieën maken --> worden vaak niet goed uitgevoerd Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Fysieke inferioriteit: Eugenetica en fascisme, geloven dat bepaalde kenmerken of rassen superieur zijn over anderen in termen van evolutie  Kritiek: o Houdt geen rekening met cultuur o Niet alle biologische invloeden zijn genetisch (dieet of geboorte bijv.) Somatotypes: studies naar lichaamstype en persoonlijkheid  Endomorph: relaxed, rustig  Mesomorph: hard, gespierd, spanningzoeker o Probleemjeugd is vaak mesomorph  Ectomorph: dun, kwetsbaar, gevoelig Psychobiologische theorieën: Biologische kenmerken (bijv. erfelijke genen) in interactie met psychologische / gezondheidskenmerken kunnen crimineel gedrag verklaren  Bijv. iq of bloeddruk of zelfs loodvergiftiging als oorzaak  Houdt WEL rekening met buitenstaande factoren Dutch famine study: ondervoeding van zwangere vrouwen om daarna te kijken naar de langetermijn-effecten op de geboren kinderen Gedragsgenetische theorieën: gaan ervan uit dat criminaliteit (mede) voortkomt uit biologische oorzaken (genetische / erfelijke kenmerken)  Onderzoekt invloed van genen op gedrag  Epigenetische theorieën: omkeerbare erfelijke veranderingen  MAOA gen: regelt dopamine in je lichaam, wordt “warrior-gene” genoemd en is vaak te vinden in aggressieve of gewelddadige mensen o Gen wordt vaak pas actief bij mishandeling of andere negatieve situaties o Zorgt voor een “disturbed” regulatie van impulsieve aggressie  Omgeving en genetica kunnen elkaars effect dus versterken --> grootste risicogroep voor crimineel gedrag is genetisch kwetsbaar én in een nadelige omgeving Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 Neurocriminologische theorieën: hersenstructuren/afwijkingen kunnen crimineel gedrag verklaren  Raine: crimineel gedrag wordt verklaard door “lage” fysiologische arousal (alertheid)  Buikhuizen: crimineel gedrag verklaard door minder volume en slechtere werking van amygdala (regelt emoties) en prefrontale cortex (logisch nadenken, controle) in de hersenen  Neurobiologische studies leggen verbanden maar spreken niet van causaliteit (a leidt tot b)  Gaat uit van interactie tussen verschillende factoren: o Genetica o Omgeving o Neuro(ontwikkeling) Age crime curve (MofÏtt): op bepaalde leeftijden zijn je hersenen nog niet helemaal ontwikkeld, gedrag moeilijker te controleren en dus meer risicovol gedrag (vaak in puberjaren) PSYCHOLOGISCHE THEORIEËN:  Theorieën over psychische stoornissen gaan er vanuit dat crimineel gedrag voortkomt uit psychologische oorzaken  Antisociale persoonlijkheidsstoornis: o Persoon die inadequaat gesocialiseerd is  Ook wel psychopathie of sociopathie genoemd 1. Stoutmoedigheid / roekeloosheid: lage angst, hoog zelfvertrouwen, egocentrisch 2. Disinhibitie: slechte controle van impulsen, onmiddelijk behoeften willen bevredigen (destructieve zoek naar excitement) 3. Gemeenheid: geen empathie en spijt ervaren, wreedheid en aggressie om macht te krijgen o Vaak bij mensen die vroeger afgewezen of wreed behandeld zijn o Genetische en biochemische factoren spelen ook een rol (Bijv. MAOA-gen, of hoge levels testosteron)  ADHD (Attention Deficit and Hyperactivity Disorder) o Wordt vaak in verband gebracht met delinquentie (slecht gedrag die niet bij de politie wordt gemeld) o Kenmerken: onoplettendheid, hyperactiviteit, impulsiviteit Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 o Groot risico op crimineel gedrag (indien in combinatie met een antisociale persoonlijkheidsstoornis)  Theorieën: o PEN-model (Eysenck): 3 dimensies van persoonlijkheid relevant voor criminaliteit  Psychoticisme: egocentrisch, gebrek aan empathie  Extraversie: “sensation seekers” --> niet per se roekeloosheid zoals bij antisociale stoornis (bijv. heel hard rijden maar wel met gordel)  Neuroticisme: overreactie op stress, angstig, humeurig o Big Five-model: 5 dimensies van persoonlijkheid relevant voor criminaliteit (OCEAN)  Extraversion: actief, agressief, energiek, praatgraag  Agreeableness: aanhankelijk, vergevingsgezind, sympathiek  Conscientiousness: zorgvuldig, efÏciënt, georganiseerd, verantwoordelijk  Neuroticism: angstig, gespannen, gevoelig, zelfmedelijden  Openness / intellect: artistiek, nieuwsgierig, origineel, interesse  HEXACO-model: voegt honesty-humility toe (integriteit) o Zelfcontroletheorie: kenmerken van criminelen vormen samen een lage zelfcontrole  Bijv. impulsief, ongevoelig, fysiek ipv mentaal, korte- termijndenker  Social control naar self control: lage zelfcontrole als gevolg van tekortschietende opvoeding Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 Leerpsychologie: reactie op biologische theorieën  Mens is een “ongeschreven blad” die ingevuld wordt door de omgeving  “gedrag veroorzaakt gedrag”  Minder bezig met de oorsprong van crimineel gedrag CONDITIONERING:  Klassieke conditionering: “leren” een reactie op te roepen met een specifieke stimulus (bijv. elke keer dat een hond een belletje hoort krijgt hij eten, dus als hij het belletje hoort gaat hij kwijlen) --> wordt bepaald door voorafgaande stimulus aan de respons  Operante conditionering: De kans wanneer bepaald gedrag herhaald wordt is groter wanneer dit in het verleden is beloond i.p.v. gestraft --> wordt bepaald door consequenties die de respons volgen  Observationeel leren: mensen zien gedrag en gaan dit nadoen, zonder directe beloning of straf (goed gedrag zien kan dus ook goed gedrag veroorzaken)  Niet per se in intieme groepen Differentiële-associatietheorie:  Crimineel gedrag wordt aangeleerd door omgeving  Wordt geleerd in interactie en communicatie met andere mensen (i.p.v. observatie) --> gebeurt vooral in intieme groepen  Wat leren mensen in dit geval? o Technieken om crimineel gedrag uit te voeren o Specifieke richtingen van motieven, rationalisaties en attitudes  Criminaliteit ontstaat wanneer het totaal van aangeleerde “slechte” gedragingen en waarden de “goede” overtreffen Ontwikkelingspsychologie:  Vanaf 6 maanden gaan kinderen schoppen en slaan, na 3 jaar neemt dit af.  Opvoeding voor minder kans op probleemgedrag: o Bieden van warmte en ondersteuning (affectieve band) o Adequate controle uitoefenen (disciplinering) o Straf combineren met uitleg --> belangrijkst!! Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 Neutralisatietheorieën: stellen dat normen en waarden tussen crimineel en non-crimineel gedrag niet veel verschilt, dus criminelen weerleggen hun moraal via neutralisatietechnieken  Neutralisatie: goedpraten van crimineel gedrag o Ontkennen van verantwoordelijkheid (Bijv. het moest van iemand anders, ik kan er niks aan doen) o Ontkennen van schade (het is niet echt kapot, ik doe er niemand kwaad mee) o Ontkennen van slachtoffer (slachtoffer als boosdoener zien, “hij is zelf ook slecht bezig”) o Veroordelen van veroordelaars (belasting ontduiken want de overheid is slecht, degene die het oordeel uitroept is ook slecht bezig) o Beroepen op hogere autoriteit (onderdeel zijn van een grotere groep, beschermen van de rest, bijv. “ik deed het om mijn groep te steunen”) Biopsychosociaal model: KRACHT VAN DE SITUATIE:  Crimineel gedrag wordt niet alleen gevormd door bepaalde eigenschappen of persoonlijkheden, maar ook door de omgeving Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 Experiment van Milgram:  Mensen zijn zeer beïnvloedbaar door autoriteiten, kunnen tegen hun wil of verwachting dingen doen (in dit geval andere mensen dodelijke schokken geven) zelfs als dit tegen hun eigen geweten in gaat  Drie mensen aanwezig: o Experimenter: Testleider die instructies geeft om schokken toe te dienen (man in witte labjas, straalt autoriteit uit) o Learner (acteur): Doet een “geheugentest” o Teacher: Moet steeds hogere schokken toedienen bij ieder fout antwoord van de leerling op de test (weet niet dat learner een acteur is)  Variabele voor uitkomst: voltage waarop de deelnemer (Teacher) stopt met schokken o 65% gingen door tot het maximale (450 volt), 0% stopt voor 300 volt o Deelnemers gaven steeds meer weerstand en werden nerveus, maar gehoorzaamden wel o Geen etisch experiment vanwege traumatisch effect op deelnemers --> niet meer toegestaan  Inspiratie: Tweede Wereldoorlog, gewone mensen pleegden misdaden als gevolg van instructies --> probeerde te bewijzen dat dit niet bij iedereen zou kunnen werken, maar bewees het tegendeel  Geen controlegroep (zouden ze nog steeds zo ver zijn gegaan zonder testleider?) Vervolgexperimenten:  Er was weinig verschil in gehoorzaamheid tussen mannen en vrouwen, maar leraren drongen bij mannen wel een stuk harder aan  “Live” instructies maken veel meer indruk dan via de telefoon  Veel mensen zeiden “ik moest het doen” --> neutralisatietechniek, ontkennen van verantwoordelijkheid Experiment van Zimbardo: (Stanford Prison Experiment)  Wat zorgt dat “onschuldige” mensen overgaan op antisociaal gedrag?  Iedere deelnemer krijgt een rol aangewezen (gevangene of bewaker) in een nepgevangenis (weten van elkaar dat het nep is) Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 o Bewakers werden al snel agressief en gevangenen kregen heftige emotionele consequenties (moest na een paar dagen al afgekapt worden)  Persoon kan door de situatie aangezet worden tot bepaald gedrag o Zimbardo heeft in dit experiment wel gestookt, bijv. door agressieve spelletjes voor te stellen o Hij vroeg mensen of ze hieraan mee wouden doen, waardoor de steekproefgroep alleen bestond uit mensen die dit interessant vinden  Aannemen van een rol zorgt voor meer anonimiteit, mensen handelen minder uit zichzelf en meer vanuit de rol Dictator:  Anonimiteit: Deelnemers krijgen een uniform, leveren hun spullen in en verliezen identiteit o Kunnen zich minder uiten en voelen zich ook sneller “minderwaardig”, bevordert gehoorzaamheid  Verblijfsband: armband met een logo (symboliseert de leider, die mag niet af) o Bevordert saamhorigheid, hopelijk zodat ze elkaar aansporen om te blijven luisteren --> “nieuwe identiteit” vermengd met leider o Wanneer iemand uit de groep een regel overtreedt reageert de hele groep (dictator straf meestal iedereen bij slecht gedrag) dus de groep houdt zichzelf onder controle  Onzekerheid: Regels zijn onduidelijk en niet zelf besloten o Deelnemers stellen veel vragen, maar doen uiteindelijk wel mee --> beginnen na een tijdje tegen te werken o Je weet niet wat de gevolgen zijn als je het niet doet, dus je doet het maar & bij onzekerheid kijken mensen vaak naar elkaar voor duidelijkheid  Schaarste: Weinig eten en korte, koude douches o Mensen doen harder hun best om datgene wat er wel is te verdienen o Beloningssysteem bevordert competitie, mensen gaan strijden voor dingen die niet veel waarde hebben Kracht van anonimiteit:  Afnemen van identiteit, zorgt voor minderwaardigheid en minder neiging om in opstand te komen (Deïndividuatie) Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Als mensen hun identiteit moeten geven zijn ze minder geneigd om iets verkeerds te doen, terwijl mensen wanneer ze anoniem blijven meer durven  Mensen in een groep voelen zich veiliger om iets fout te doen dan wanneer ze alleen zijn (bijv. mensen weten niet wie van de groep het gedaan heeft) Robbers Cave-experiment  “Realistic conflict theory” o Gelimiteerde bronnen zorgt voor vijandigheid o Sterk gevoel van “us” vs. “them” via competities o Vijandigheid wordt minder wanneer ze samenwerken voor doelen die beide groepen niet alleen op kunnen lossen  Conflict komt tussen groepen wanneer ze strijden om beperkte bronnen  Experiment van kinderen van dezelfde achtergrond (blank en protestants) o Verdeeld in 2 groepen: Rattlers en Eagles o Werden steeds agressiever tegen elkaar tijdens de periode van wedstrijden o Daarna een fase met samen opdrachten uitvoeren en dingen doen, dit loste het conflict weer op, maar bijv. samen film kijken doet niks Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608 WEEK 5: VERKLARINGEN VOOR CRIMINALITEIT - ECONOMISCHE EN SOCIOLOGISCHE THEORIEËN GESCHIEDENIS VAN ECONOMISCHE THEORIEËN Middeleeuwen:  Er was zeer grote onveiligheid door oorlogen en misdaad  Kerk en machthebbers bepaalden de reactie op criminaliteit (en de straffen)  Geen wetenschap (kennis binnen religie, spiritualistische theorieën) Verlichting (18e eeuw):  Eerste wetenschappelijke ideeën o Mens stond centraal in filosofie (humanisme) o Nieuwe denkers (Montesquieu, Voltaire, Locke, Rousseau) o Natuurwetenschappen  Opkomst protestantisme Klassieke theorieën: criminaliteit komt (mede) voort uit individuele (economische) keuzes van personen  Beccaria: Dei delitti e delle pene (over misdaden en straffen) o Samenleving gebaseerd op sociaal contract, inwoners geven deel van vrijheid op in ruil voor bescherming van de staat o Strafwetten moeten restrictief en proportioneel worden toegepast om vrijheden niet te beperken  Bentham: “Nature has placed mankind under government of pain and pleasure” o Hoogte van de straf moet net hoog genoeg zijn om daders te weerhouden van delicten plegen o Misdaad staat centraal i.p.v. dader (straf moet bij delict passen, niet bij dader)  Draaien om strafrecht om criminologie te verminderen MODERNE ECONOMISCHE THEORIEËN Afschrikkingstheorieën: dreigen met straffen om criminologie te verminderen  Gaan ervan uit dat criminaliteit (mede) voortkomt uit individuele economische keuze van personen  Gedachte is dat zwaar en snel straffen mensen afschrikt van criminaliteit plegen Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Bij kosten-batenafweging worden de kosten dus heel hoog Rationele-keuzetheorie: kosten vergroten en baten verkleinen om criminologie te verminderen  Mensen maken rationele afwegingen tussen kosten en baten  Toepassing op micro-economie: bedrijven, politiek, families en criminaliteit o Bijv. de kosten-batenafweging van nieuwe kleren die je koopt  Crime and punishment: an economic approach (1968)  Gaan uit van beslisregels: o Beslissingen worden genomen met kosten-batenafweging o Het alternatief met de grootste netto-opbrengst wordt gekozen o Verwachte straf = de verwachte kans om gepakt te worden x de verwachte strafzwaarte  Onderscheid tussen: o Actor (bijv. verschillen in zelfcontrole) o Gedragsalternatieven (kiezen het gedrag dat hun het best uitkomt) o Kenmerken alternatieven (actor kiest beste alternatief) o Beslisregels  In de criminaliteit betekent deze theorie dat een mens probeert om maximale baten te verkrijgen tegen minimale kosten (bijv. diefstal) Gelegenheidstheorie (Cohen & Felson)  Gaat ervan uit dat bepaalde factoren mensen meer gelegenheid geven om delicten te plegen  Kosten worden dus lager bij hogere gelegenheid  “De gelegenheid maakt de dief”  3 elementen nodig: o Gemotiveerde daders om delicten te plegen o Gelegenheden om delicten te plegen (“Opportunities”) o Afwezigheid van controle (“Capable guardians”)  Hoe meer van deze elementen aanwezig zijn, hoe meer misdaad er gepleegd zal worden Gelegenheidstheorie “Markt van misdaad en beveiliging” (Van Dijk)  Toepassing van het rationele keuzemodel Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Daders, slachtoffers en overheid reageren op elkaars gedrag, maken kosten- en batenafwegingen en passen hun gedrag daarop aan  Bij meer welvaart zijn er ook meer gelegenheden om delicten te plegen (Bijv. duurdere dingen om te stelen)  slachtoffers gaan zich beter beveiligen  criminaliteit daalt weer o Ingebouwde grens in de economie tegen misdaad, kan nooit eeuwig stijgen  Volgens gelegenheidstheorie kan criminologie worden verminderd door het verhogen van beveiliging, het verminderen van “suitable targets” (bijv. door fiets op slot te zetten) en het verminderen van gemotiveerde daders (bijv. door ze op te sluiten) SOCIOLOGISCHE THEORIEËN Emile Durkheim (1858 – 1917)  Individu functioneert niet in sociale afzondering  Samenleving vormt en beperkt het handelen van een individu  Krachten in de maatschappij en omgeving zijn de oorzaak van crimineel gedrag  Sociale invloed is sterker dan individuele voorkeuren Anomie- en strain theorieën  Gedrag is mede afhankelijk van de spanningen van de cultuur en organisatie van de samenleving  Anomie theorie van Merton: er bestaat anomie / strain als er een verschil is tussen de culturele doelen in een samenleving en de beschikbare middelen om die doelen te bereiken o bijv. snel toenemende werkloosheid tegenover de droom om rijk te worden o Verschil leidt tot strategieën om doelen alsnog te bereiken (innovatie) = criminologie  Conformity: leden van de samenleving zijn tevreden en werken mee  Retreatism: terugtrekken van de samenleving, het opgeven Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Ritualism: doen omdat het normaal is  Innovation: nieuwe middelen verzinnen om doelen te bereiken  General strain theory (Agnew): Deze theorie is uitbreiding van de anomie theorie, want veronderstelt niet alleen economische strain, maar ook andere vormen, bijv. studiedruk bij studenten  Anomie- en straintheorie gaan er vanuit dat bijv. verkleinen van werkloosheid criminaliteit zal verminderen Subculturele theorieën:  Theorie van delinquente subcultuur (Cohen) en algemene subcultuurtheorie (Cloward en Ohlin)  Verklaring voor crimineel gedrag ligt in groepsverband o Leden van groepen hebben slechte sociale positie en kunnen dus niet de middelen krijgen om doelen bereiken o Criminaliteit is een aanpassingstheorie om de doelen alsnog te bereiken Sociale desorganisatie theorieën: des te beter mensen geïntegreerd zijn in een samenleving (des te meer cohesie/integratie er is), des te meer zij de cultuur van die samenleving naleven (en des te minder criminaliteit zij plegen)  Bepaalde sociale omstandigheden dragen bij aan gebrek van sociale controle en cohesie (en dus meer criminaliteit) o Buurtinstabiliteit: wijken met hoge armoede en veel verhuizing hebben een “verstoorde” gemeenschap en dus kunnen bewoners moeilijker sociale banden vormen o Afname van sociale controle: Gebrek aan gemeenschapsstructuren en dus gebrek aan informele controlemechanismen (bijv. opletten door buren) o Culturele transmissie van criminaliteit: Door de afwezigheid van stabiele sociale banden en controlemechanismen worden criminele waarden en gedragingen van generatie op generatie doorgegeven. o Geografische verschillen in criminaliteit: Buurten dichtbij het stadscentrum hebben vaak hogere criminaliteit ongeacht van de etniciteit van de bewoners Gedownload door Nienke Glas ([email protected]) lOMoARcPSD|10064608  Sociale desorganisatietheorie gaat er vanuit dat het verminderen van desorganisatie (bijv. buurtevenementen organiseren) criminaliteit vermindert Sociale controletheorieën: gaan er vanuit dat crimineel gedrag gecontroleerd wordt door sociale omgeving  Sociale bindingen theorie (Hirshi): “We are all animals and thus naturally capable of comitting criminal acts” o Verklaren waarom personen zich WEL aan de regels houden aan de hand van 4 elementen  Attachment: gehechtheid, hoe hechter de band tussen de samenleving hoe minder bereid om delicten te plegen  Commitment: betrokkenheid, hoe meer tijd en energie je in een samenleving steekt hoe minder bereid om delicten te plegen  Involvement: gebondenheid, hoe meer je gebonden bent met de samenleving (Bijv. werk, school en sport) hoe minder gelegenheid je hebt om delicten te plegen  Beliefs: overtuigingen, normen en waarden (dus bijv. je bent opgevoed om niet te stelen)  Sociale controletheorie gaat er vanuit dat criminaliteit zal verminderen als mensen meer sociale binding hebben in de samenleving Labeling theorieën: wie niet aan de regels voldoet wordt als “deviant” gezien (Primaire deviantie)  Mensen met deviant gedrag krijgen een soort label als delinquent en worden vervreemd van de samenleving  Persoon wordt anders behandeld door samenleving vanwege dit label  Persoon gaat zichzelf ook anders zien (criminele identiteit) en vertoont nog meer afwijkend gedrag (secundaire deviantie)  Labelingtheorie gaat er vanuit dat criminaliteit zal verminderen met bijv. voorlichtingscampagnes om “stigma” tegen te gaan Gedownload door Nienke Glas ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser