Hoofdstuk verdieping ziekteverschijnselen PDF

Summary

Dit document beschrijft de verschillende soorten witte bloedcellen en hun rol in het immuunsysteem. Het legt uit welke soorten witte bloedcellen voorkomen, hun functies, en wat de verschillen zijn tussen de verschillende soorten cellen. Zo worden de basisprincipes van de witte bloedcellen en hun functies besproken.

Full Transcript

Hoofdstuk verdieping ziekteverschijnselen **Witte bloedcellen** Op basis van cytoplasma indelen in twee groepen: granulocyten en agranulocyten **Granulocyten** - Danken naam aan voorkomen van granulen in cytoplasma - Dit zijn blaasjes met eigen membraan in cytoplasma van cel - Kunnen act...

Hoofdstuk verdieping ziekteverschijnselen **Witte bloedcellen** Op basis van cytoplasma indelen in twee groepen: granulocyten en agranulocyten **Granulocyten** - Danken naam aan voorkomen van granulen in cytoplasma - Dit zijn blaasjes met eigen membraan in cytoplasma van cel - Kunnen actief van vorm veranderen en daardoor door poriën in wand van haarvaten heen kruipen naar plekken waar ze nodig zijn, zoals ontstoken wond - Ook wel PMK's genoemd (polymorfkernig, poly=meerdere, morf=vorm, meervormige kernen) Drie soorten granulocyten: - Neutrofiele granulocyten (neutrofielen) - Komen meest voor in bloed - Spelen belangrijke rol in afweer tegen bacteriële infecties d.m.v. fagocytose (membraan van granulocyt omsluit bacterie waardoor deze in holte fagosoom in granulocyt komt te liggen, veilig binnen de granulocyt maar buiten cytoplasma, afbraakenzymen kunnen dan de bacterie vernietigen waarbij de granulocyt zelf ook ten gronde gaat - Ophoping van dode leukocyten en eventuele bacteriën noemen we pus - Kern kan segmentkernig of staafkernig zijn - Eosinofiele granulocyten (eosinofielen) - Komen normaal in geringe aantallen voor in bloed - Vooral actief bij allergische reacties en parasitaire aandoeningen - Basofiele granulocyten (basofielen) - Komen sporadisch voor en maken minder dan 1% van totale witte bloedcellen uit - Hierin zijn stoffen opgeslagen (histamines) die een ontstekingsreacties op gang kunnen brengen - Spelen onder andere rol bij allergische reacties een rol **Agranulocyten** Hebben geen granulen in cytoplasma. Onderscheiden in: - Lymfocyten - Monocyten **Lymfocyten** Lymfocyten detecteren infectieuze organismen waarop ze als reactie antilichamen produceren. De antilichamen zijn een signaal voor andere afweercellen om infectieuze organisme aan te pakken. - Komen in grote aantallen voor in het bloed - Zijn niet fagocytair (deeltjes of micro-organismen kunnen omsluiten en afbreken) - Kunnen makkelijk van vorm veranderen en daardoor migreren vanuit bloed naar weefsel - Ongeveer anderhalf keer zo groot als een rode bloedcel en hebben enkele, ronde kern - Belangrijkste functie is productie antilichamen bij infectie - Ontstaan uit stamcellen in beenmerg en worden opgeslagen in het lymfoïde systeem Twee soorten lymfocyten: - T-lymfocyten - Gaan naar thymus en worden daar opgeleid dat ze onderscheid tussen lichaamseigen en lichaamsvreemde cellen kunnen maken (uitrijping) - Thymus ook wel zwezerik genoemd - Uitrijping grotendeels voltooid voor puberteit waarna thymus in regressie gaat en niet meer herkenbaar aanwezig is - B-lymfocyten - Rijpen in beenmerg verder uit - Beide worden tijdens embryonale leven gemaakt in beenmerg - Nadat ze goed geprogrammeerd zijn gaan T-en B-cellen naar bloed, verspreiden zich over lichaam en nestelen zich in o.a. lymfeknopen en milt waar ze zich vermeerderen en fungeren als soort secundaire stamcellen T-Lymfocyten: - Antigeenpresenterende cellen (APC's) zoals macrofagen en B-cellen hechten het antigeen aan hun eigencelmembraan en presenteren zich aan T-lymfocyten zodat deze antigeen herkennen - Passerende T-lymfocyt koppelt zicht aan APC en deelt zich waardoor geheugencellen gevormd worden - Daarnaast worden T-helpercellen gevormd die andere onderdelen immuunsysteem aanzetten tot actie - Ook ontstaan cytotoxische T-cellen die cellen met hetzelfde antigeen op oppervlak als APC vernietigen - Bij volgende infectie wordt antigeen sneller herkend door T-geheugencellen en kan sneller gereageerd worden (hierdoor ontstaat immuniteit voor antigeen ook wel cellulaire afweer) B-lymfocyten: - B-cellen herkennen antigenen en maken uiteindelijk antilichamen aan tegen deze specifieke antigenen (humorale afweer) - Ook van B-cellen worden geheugencellen gevormd die in circulatie blijven en paraat staan bij tweede invasie met specifieke antigeen - Antilichamen kunnen tegen zowel virussen als bacteriën gericht zijn maar zijn specifiek tegen een bepaald antigeen - Antilichamen zijn kleine eiwitmoleculen in vorm van Y (ook wel immunoglobulinen (Ig) genoemd) - Vijf soorten immunoglobulinen: IgA, IgD, IgE, IgG en IgM - IgG is antilichaam dat in grootste hoeveelheid wordt gemaakt en vormt bijna 90% van totale hoeveelheid antilichamen - IgM is met bijna 10% meest gemaakt - Bij contact met antigeen wordt eerst IgM en daarna IgG gemaakt **Monocyten** - Komen in beperkte aantallen voor - Zijn grote cellen gekenmerkt door boonvormige kern - Zijn fagocytaur (kunnen deeltjes of micro-organismen omsluiten en afbreken) - Kunnen actief van vorm veranderen - Wanneer ze zich in weefsels bevinden, worden ze macrofagen genoemd - Geproduceerd in beenmerg en milt **Mastcellen** - Ook wel mestcellen genoemd - Is een aparte groep witte bloedcellen die in beenmerg gevormd wordt - Gespecialiseerde cellen die bevinden in weefsel dat in contact staat met buitenwereld zoals huid - Lijken op basofiele granulocyten en bevatten ook granulen met daarin specifieke stoffen - Deze stoffen spelen rol bij op gang brengen afweerreactie - Bv. Histamine **Bloedonderzoek** - Bloedafname uit ader in nek omdat dit snel gaat en dier vaak toelaat - Kan ook uit poot als dier toelaat - Met holle naald - Bij voorkeur is het dier nuchter - Als dier gegeten heeft kunnen vet en voedseleiwitten in bloed voorkomen wat uitslag kan beïnvloeden - Vaak nodig om bloedplasma te scheiden van bloedcellen - In bloedbuisje is antistollingsmiddel (anticoagulans) toegevoegd bv. Heparine, hierdoor zakken de bloedcellen door zwaartekracht naar bodem - Ook kan buisje centrifugeren wat het uitzakken bloedcellen versnelt, door ronddraaien worden de zwaarste deeltjes naar bodem gedrukt - Kleur bovenin bloedbuisje is het bloedplasma (kleurloos tot lichtgeel) - Te scheiden door bovenste laag van buisje af te schenken - Bloed bestaat normaliter voor 28-47% uit rode bloedcellen (deze waarde noemen we hematocriet Ht) - Het bloedbuisje moet dus ongeveer een derde tot de helft gevuld zijn met rode bloedcellen - Aantal witte bloedcellen en bloedplaatjes is minder dan 1%, rest van bloed bestaat uit vocht - Eerste onderzoek is meestal hematologisch onderzoek waarbij gekeken wordt naar aantal rode of witte bloedcellen of naar bloedstolling of hoeveelheid hemoglobine - Aanvullend wordt klinisch-chemisch onderzoek gedaan waarbij bepaald wordt hoeveelheid van de stoffen die in bloed thuishoren zoals glucose, eiwitten en enzymen - Aanwezigheid van deze stoffen of albumine, ureum en creatinine kan informatie geven over werking van organen zoals nieren, lever en alvleesklier **Persisterende ductus arteriosus (PDA)** - Aangeboren hartafwijking - Als sluiten niet goed verloopt na geboorte en de ductus botalli openblijft naast het opengaan van longslagader zal er bloed vanuit aorta via ductus botalli de longslagader instromen - Hierdoor stroomt bloed weg uit aorta naar longen toe - Druk op kleine circulatie te hoog - Druk op grote circulatie te laag - Ductus arteriosus (botalli) verbindt bij foetus longslagader met aorta - Is een buis waardoor bloed stroomt, en stroomt niet door de longen maar direct naar aorta, aanvoer van zuurstof en afvoer kooldioxide gebeurt bij ongeboren dieren in placenta - Maakt deel uit van grote circulatie - Zodra dier geboren wordt sluit de ductus en gaat het bloed door de nu openstaande longslagader naar longen en functioneert kleine circulatie - Door toegenomen bloedstroom naar longen is er ook sprake van toegenomen bloedstroom naar linkerhart - Ontstaat volumebelasting op linkerhart die op den duur leidt tot linkerhartfalen en vorming tot longoedeem - Klachten hiervan zijn hoesten, benauwd en snel moe - Meestal niet ouder dan zes maanden wanneer dit optreedt - Door het wegstromen van bloed uit aorta ontstaat in grote circulatie een lagere bloeddruk - Bij auscultatie (beluisteren) is luide souffle (hartruis) hoorbaar op de kleppen - Machinekamergeruis genoemd omdat tijdens hele hartactie een luid geruis hoorbaar is - Diagnose aan hand van beluisteren hart en aanvullende echo om mogelijke aanwezige hartafwijkingen uit te sluiten (kan met meerdere aangeboren defecten samen gaan) - Therapie is het chirurgisch sluiten van ductus arteriosus - Liefst zo jong mogelijk - Een van de belangrijkste aangeboren afwijkingen bij hond - Zodra linkerhartfalen opduiken is prognose minder gunstig, dus belangrijk goed jonge dieren te onderzoeken **Pulmonaalstenose (ps)** - Aangeboren hartafwijking - Pulmonaal betekent long betreffend - Stenose betekent vernauwing - Betekent een lokale vernauwing van de longslagader en/of het punt waar deze uitstroomt in rechterhartkamer - Veel voorkomende aangeboren hartafwijking bij hond - Door verhoogde druk in rechterhartkamer zal deze harder moeten werken om bloed het hart uit te pompen - Hypertrofie zal optreden (hartspier rechterkamer wordt sterker en verdikt - Bij ernstige vernauwing kan flauwtes en plotselinge dood optreden - Bij auscultatie wordt hartruis gehoord - Echo nodig voor diagnose - Therapie is een ballonkatheterisatie toepassen waarbij vernauwing wordt opgeheven **Ventrikelseptumdefect (VSD)** - Aangeboren hartafwijking - Ventrikel betekent hartkamer en septum betekent scheidingswand - Er is sprake van een defect van de scheidingswand tussen de hartkamers (opening in scheidingswand waardoor bloed van linker- naar rechterhart kamer stroomt - Dit komt omdat druk in linkerhartkamer veel hoger is dan in rechterhartkamer - Gevolgen zijn afhankelijk van grootte opening - Bij kleine defecten vaak geen klinische verschijnselen - Bij middelgroot defect treedt linkerhartfalen op (volume belasting op linkerkamer) - Bij groot defect merk je groeiachterstand, snel moe zijn en cyanose (blauw worden slijmvliezen), de druk hierbij is in beide kamers hetzelfde waardoor bloed van rechts naar links stroomt en dus zuurstofarm bloed weer in grote circulatie terecht komt, het dier toont zuurstoftekort - Regelmatig bij kat zelden bij hond - Bij auscultatie is hartruis hoorbaar - Diagnose d.m.v. echo - Voor dieren geen operatie mogelijk **Tetralogie van Fallot** - Aangeboren hartafwijking - Tetralogie (treta=4) van Fallot is een combinatie van vier afwijkingen: - Ventrikelseptumdefect - Pulmaanstenose - Afwijkende plaatsing aorta in linkerkamer - Hypertrofie van rechterharthelft - Gevolg is bloed uit aders uit rechterkamer in grote circulatie komt waardoor zuurstoftekort optreedt - Dier heeft blauwe slijmvliezen (cyanose) - Zeer zeldzame ziekte **Persisterende rechteraortaboog (PRA)** - Vernauwing rondom slokdarm ter hoogte van hartbasis - Wordt veroorzaakt door het blijven bestaat van embryonale rechteraortaboog - Tijdens vormen embryo worden bloedvaten symmetrisch aangelegd, normaliter verdwijnt rechteraortaboog tijdens ontwikkeling - Bij afwijkende ontwikkeling van vaten kan deze dus blijven en vormt het door aanhechting aan het hart via een bandje, een ring om de slokdarm heen - Slokdarm hierdoor ingesnoerd waardoor voedsel niet goed kan passeren - Vooral problemen bij jonge pups en kittens - Melk slikken lukt meestal wel maar vaster voeding niet - Er ontstaat verwijding voor de vernauwing (voedsel hoopt zich op voor de vernauwing) - Hierdoor gaat dier regurgiteren - Klachten zijn meestal achterblijvende groei, hoesten en rochelen en voedsel teruggeven - Diagnose d.m.v. röntgenfoto met contrastonderzoek (laat dier barium eten wat goed te zien is op foto en duidelijk verwijding in beeld brengt) - Ook kan hartecho worden gedaan - Behandeling is risicovolle operatie waarvan succes afhankelijk van toestand slokdarm **Endocarditis** - Verkregen hartafwijking (tijdens leven ontwikkelt) - Is een ontsteking van de endocard (binnenste laag van het hart) - Meestal hartkleppen aangetast maar ook wanden - Zelden voor bij hond - Oorzaak bijna altijd een bacteriële infectie waarbij bacteriën vanuit een ander proces in lichaam via bloed tegen endocard worden gedrukt en daar lokaal ontsteking geven - Bv. Vanuit baarmoederontsteking of tandvleesontsteking - Langsstromend bloed kan ook bacteriën meenemen waardoor daarnaast ook een infectie in bv. nieren of gewrichten kan ontstaan - Als binnenste wand al beschadigd is door bestaande hartafwijking kunnen bacteriën uit bloed nog makkelijker in weefsel nesten - Ontstekingen van de kleppen meest voorkomend - Door ontsteking ontstaat klepbeschadiging waardoor kleppen gaan lekken - Bij auscultatie wordt souffle (hartruis) gehoord - Uiteindelijk kan endocarditis leiden tot hartfalen - Verschijnselen zijn: periodes van koorts, algeheel ziek, vermageren en snel moe - Ook verschijnselen van linker- of rechterhartfalen kunnen optreden - Diagnose d.m.v. echocardiogram - Infectie bestrijden d.m.v. langdurig antibiotica - Eventueel symptomatische behandeling voor hartfalen **Hartinfarct** - Door afwijkingen van vaatwand van kransslagaders - Zeldzaam bij hond en kat - Kan veroorzaakt worden doordat stolsels ontstaan die kransslagaders vastlopen - Omdat slagaders in hart eindslagaders zijn zal deel van hart geen zuurstofvoorziening krijgen en afsterven - Eindslagaders zorgen alleen voor het hart - Dier kan aan groot infarct zeer plots sterven **Hazenlip** - Aangeboren afwijking - Als ontwikkeling van weefsels van wangen naar elkaar toe verbinden in midden van lip niet compleet lukt is er spleet te zien (hazenlip) **Bloedneus** - Bloeding kan eenzijdig of beiderzijds zijn, stromend of druppelsgewijs en eenmalig of herhaaldelijk - Vaker bij hond dan kat - Bloeding proberen te stoppen met toedienen van adrenalinedruppels in neus - Leidt tot vernauwing bloedvaten en bloeding kan hiermee stoppen - Bloeding kan ernstiger zijn dan lijkt in volume omdat dier ook bloed kan inslikken - Behandeling afhankelijk oorzaak - Schuimig helderrood bloed uit neus wijst op longbloeding - Schuim opgeklopt door bewegen van lucht in luchtpijp en bronchiën, helderrood vanwege hoge zuurstofgehalte **Gespleten gehemelte** - Een spleet in het harde gehemelte - Hierdoor directe verbinding tussen mondholte en neusholte - Aangeboren variant vooral voor bij hond - Symptomen: pup groeit minder, bij drinken van melk loopt het uit neus - Ernst afhankelijk van grootte opening - Bij zeer grote spleet kan pup zich verslikken tijdens drinken waardoor verslikpneumonie kan ontstaan (longontsteking door verslikken) - Bij grote speleten operatie vaak niet succesvol en is euthanasie aan te raden - Dier kan opgroeien maar heeft geen normaal leven vanwege eet- en slikproblemen als gevolg van chronische ontsteking neusslijmvlies en groot risico op terugkerende verslikpneumonie - Bij katten kan het ontstaan als fractuur door vallen - Kan ook leiden tot chronische ontsteking van neusslijmvlies **Tumoren keelholte** - Meestal kwaadaardig - Carcinomen, melanomen en sarcomen meeste voorkomend - Therapie niet altijd mogelijk omdat ruim omsnijden in dit gebied niet mogelijk is - Ook geen goede resultaten met chemo of bestraling **Laryngospasme** - Larynx betekent strottenhoofd - Hierbij trekken de spieren van strottenhoofd zo stevig samen dat het wordt dichtgeknepen en verstikking dreigt - Kan als complicatie van strottenhoofdoedeem optreden, maar ook bij mechanische prikkeling - Bv. Intuberen van een kat kan spasme van strottenhoofd geven - Bij kat dus altijd strottenhoofd met lidocaïne insprayen voordat intubeert **Strottenhoofd- of stembandverlamming** - Hierbij kan het strottenhoofd niet meer geopend en gesloten worden - Stembanden gedeeltelijk of geheel verlamd - Kan door halstrauma ontstaan - Meest voorkomend is erfelijke vorm - Bekendst bij de bouvier - Treedt een steeds erger wordende verlamming van spieren op - Stemband voortdurend uitsteekt in strottenhoofd en zo gemakkelijke ademhaling belemmert - Eerste verschijnselen treden op met 4-9 maanden - Stridor (hoorbare ademhaling) en benauwdheid wordt steeds erger - Ziektebeeld in verloop steeds erger dat dier zelfs kan stikken in volledige rust - Benauwdheid kan zeer plotseling opkomen en is dan ernstig spoedgeval - Diagnose aan hand van klinisch beeld - Therapie is onder een lichte narcose de stembanden vastzetten **Tumoren strottenhoofd** - Vaak carcinomen en sarcomen - Kunnen zo groot worden dat het strottenhoofd afgesloten wordt en tot verstikking leidt - Als chirurgisch ingrijpen niet mogelijk is kan alleen nog euthanasie aangeraden worden bij te erge klachten - Alleen lymfosarcoom van kat heeft enig succes met chemotherapie **Hypoplasie luchtpijp** - Hypoplasie = krimpen/kleiner worden van weefsel door afname aantal cellen - Een aangeboren afwijking en kan in verschillende vormen voorkomen - Vorm 1: - Bij yorkshireterriër - Hypoplasie van de kraakbeenringen - Verliezen in loop van jaren hun stevigheid waardoor luchtpijp kan afplatten en uiteindelijk zelfs holte van luchtpijp dichtslaan (tracheacollaps) - Verschijnselen zijn: stridor, benauwdheid en toeterend hoesten - Geluiden ontstaan meestal leeftijd van 2-4 jaar - Geen therapie - Vorm 2 (tracheastenose): - Bij Engelse buldog en bostonterriërs - Ook wel tracheastenose genoemd - Hypoplasie waarbij alle ringen van luchtpijp te klein in doorsnede zijn en erg dik - Het bandje (ligament) aan rugzijde wel aangelegd maar ligt in luchtpijp - Gevolg is starre buis te dun om door te ademen - Honden zijn vooral benauwd - Geen therapie en als klachten ernstig zijn meestal euthanasie enige optie **Longemfyseem** - Te veel lucht in longen - Longblaasjes en kleinste vertakkingen(bronchiolus) van luchtpijptakken(bronchi) houden te veel lucht vast waarbij verwijding en destructie van weefsel kan optreden - Ontstaat meestal in aansluiting op steeds terugkomende gedeeltelijke afsluiting van bronchus of bronchiolus waardoor lucht niet goed ontsnapt uit longblaasjes en daar ophoopt - Onderscheid tussen; - Acuut longemfyseem dat optreedt bij allergieën en corpora aliena - Chronisch emfyseem dat gezien wordt bij chronische bronchitis - Meestal te zien bij oudere honden en katten - Klachten: chronisch hoesten en verlies van inspanningstolerantie, moeizame uitademing met sterke buikademhaling - Dier probeert met kracht lucht uit te ademen (buikspieren goed ontwikkeld) - Op röntgenfoto sterk luchthoudend longweefsel te zien - Diagnose vaak lastig te stellen bij levende dieren - Therapie gericht op primaire oorzaak - Frisse lucht en zuurstof doen vaak goed **Atelectase** - Tegenovergestelde van longemfyseem - Longblaasjes ingeklapt en is longweefsel op bepaalde plekken verminderd luchthoudend - Komt vaak voor wanneer te hoge druk op bepaalde longdelen uitgeoefend wordt - Bv. Door aanwezigheid vrij vocht in borstholte (compressieatelectase) - Kan ook optreden wanneer bronchus of bronchiolus die naar dat longdeel leidt gehaal afgesloten wordt (obstructieatelectase) - Ook een fysiologische vorm (zonder achterliggende aandoening van longen of borstholte) - Treedt op wanneer dier erg lang in een bepaalde houding ligt (bv. Tijdens onderzoek of operatie op een zijde), onderliggende longdeel krijgt zoveel druk van bovenaf dat longblaasjes inklappen niet meer luchthoudend zijn - Bij gezond dier geen nadelige gevolgen, als andere positie aangenomen wordt zal weefsel door ademen weer luchthoudend worden - Dier dat al probleem aan longen heeft kan door tijdelijk uitvallen van weefsel wel problemen krijgen, bij zulke dieren extra belangrijk tijdens onderzoek of operatie in de gaten houden of ventilatie voldoende efficiënt verloopt **Longembolie** - Sprake van afsluiting van longbloedvaten door stolsels die elders in lichaam gevormd zijn - Die stolsels lopen vast in kleine vaten en haarvaatjes in longen - Oorzaak onbekend - Verschijnselen: ernstige benauwdheid, angst en niet durven liggen - Als stolsel zo groot is dat hij vastloopt in longslagader spreek je over longinfarct - Door vastlopen van embolieën met bacteriën daarop in kleine longvaten kunnen deze veranderen in abcessen **Longtumoren** - Kunnen primair of secundair zijn - Primair = ontstaan vanuit longweefsel zelf - Secundair = ontstaan vanuit uitzaaiingen - Meeste tumoren in longen zijn uitzaaiingen - Kwaadaardige tumorcellen verspreiden zich via bloedvaten en lymfevaten en zaaien zich meestal naar longen of lever - Bv. Melkkliertumoren, osteosarcomen (bottumoren), lymfosarcomen en melanomen (huidtumoren) - Hoestreceptoren in bronchiën geprikkeld door aanwezigheid tumoren - Verdrukt gezond longweefsel en zuurstofopname in bloed - Dier zal chronisch hoesten en benauwd worden - Diagnose d.m.v. rontgenfoto waarin tumoren te zien worden - Omdat uitzaaiingen beide longen aantasten is operatieve behandeling niet mogelijk - Chemotherapie ook niet zinvol - Euthanasie op korte of langere termijn overwegen - Symptomatisch behandelen intussen tijd - Primaire longtumor zeldzaam - Zijn adenomen of carcinomen - Verschijnselen wisselend afhankelijk van locatie, omvang en groeisnelheid - Als het in een longkwab zit kan deze longkwab operatief verwijderd worden **Longbloeding** - Vaak gezien bij verkeersongevallen - Bij aderlijke bloeding stopt bloeding vaak vanzelf en kan afgewacht worden - Rust en extra zuurstof helpt - Bij slagaderlijke bloeding stopt bloeding niet vanzelf en moet chirurgisch worden ingegrepen - Bloeding kan leiden tot ophoping van bloed in borstholte waardoor dier benauwd raakt - Eventueel een drain in borstkas plaatsen voor het afvoeren van vocht **Rookvergiftiging** - Bij brand komen schadelijke stoffen vrij - Koolstofdioxide, koolmonoxide of bv. Producten die vrijkomen bij verbranding van plastic - Inademen van grote hoeveelheden kooldioxide kan tot levensbedreigende verlaging van pH-waarde van bloed leiden - Koolmonoxide bindt zich veel sterker dan zuurstof aan rode bloedcellen en verdringt daardoor zuurstof met als gevolg nauwelijks meer zuurstof getransporteerd en dier kan sterven door zuurstofgebrek - Hemoglobine gevonden aan koolmonoxide is helderrood, een koolmonoxide vergiftigd dier heeft helderrode slijmvliezen - Therapie is zeer intensief en vereist specialistische hulp **Liquothorax** - Bij afwijkende pleurale holte die gevuld is met vocht spreken we van liquothorax - Liquor betekent vocht - Thorax betekent borstholte - Vanwege dit vrij vocht geen ruimte voor longen om zich te vullen met lucht - Afhankelijk van soort vocht in pleurale holte onderscheiden we: - Hydrothorax = helder vocht - Hemothorax = bloed - Chylothorax = lymfe - Pyothorax = pus - Onafhankelijk van welk vocht zijn verschijnselen hetzelfde: niet perse algemeen ziek, benauwd, snelle oppervlakkerige ademhaling, niet willen liggen, verminderde inspanningstolerantie, hoe meer vocht aanwezig hoe ernstiger de klachten - Bij auscultatie onder in borstkas geen ademgeluiden te horen, terwijl bovenin versterkt ademgeruis hoorbaar is - Diagnose d.m.v. röntgenfoto met behulp van thoraxpunctie kan type vocht bepaald worden Hydrothorax: - Helder waterig vocht aanwezig in borstholte - Meest voorkomende oorzaak belemmerende afvoer vanuit aders door hartfalen - Hierdoor treedt stuwing op en treedt vocht uit naar pleurale holte - Bij kat meestal ontstaan bij stuwingsvocht door rechterhartfalen - Bij hond meestal eerst vochtophoping in buikholte ascites - Geen zelfstandig ziektebeeld, secundair verschijnsel - Onderzoeken wat primaire oorzaak is - Behandeling en prognose afhankelijk van oorzaak - Bij levensbedreiging kan vocht verwijderd worden met behulp van drain (tijdelijk) Hemothorax: - Bloed aanwezig in borstholte - Meestal ten gevolge van trauma of stollingsstoornissen - Bloedingen van longen stoppen vaak vanzelf - Bloedingen uit wand van borstkas, middenrif en mediastinum (ruimte tussen longen) stoppen meestal niet vanzelf - Verschijnselen van bloedverlies zijn bleke slijmvliezen en shock - Bij matige bloedingen kunnen met rust herstellen, meestal met vier tot vijf dagen door lichaam geresorbeerd - Daarna met behulp van echografie oorzaak opzoeken - Drain mogelijk - Prognose afhankelijk van oorzaak Chylothorax: - Lymfe aanwezig in borstholte - Meestal gevolg van traumatische ruptuur van borstbuis - Ook tumoren kunnen dit veroorzaken - Ontwikkelt zich vaak erg langzaam - Vaker bij kat dan hond - Diagnose d.m.v. thoraxpunctie - Melkwitte vloeistof, dient onder microscoop onderzocht te worden op afwijkende cellen - In milde gevallen kan afgewacht worden of het defect zich vanzelf sluit - Ernstige gevallen kan lymfe afgezogen worden Pyothorax: - Pussig vocht aanwezig in borstholte - Dier vaak ernstig ziek met koorts, uitdroging, niet willen eten en niet productieve hoest - Therapie is het aanbrengen van een drain en thorax dagelijks te spoelen en antibioticum in borstholte te brengen - Ook systematische antibiotica toedienen - Meestal gevolgd van ontsteking longvlies **Tumoren in pleurale holte** - Komt zelden voor - Bekendste is mesothelioom - Produceert bloederig vocht - Verschijnselen van een liquothorax - Geen therapie, meestal euthanasie geadviseerd **Maagzweer** - Als complicatie bij maagslijmvliesontsteking zelden gezien - Meestal gezien als complicatie van een maagcarcinoom - Kan ook optreden als bijwerking te lang slikken bepaalde medicatie - Aanwijzingen : bloedstolsels in braaksel en melena (zwarte verkleuring ontlasting door bloed) - Zweer kan zo diep worden dat maagperforatie ontstaat waarbij maagsap buikholte in kan met gevolg ernstige buikvliesontsteking - Therapie afhankelijk van oorzaak - Slijmvlieslaag maag beschermen met maagbeschermers en maagzuurremmers **Maagtumoren** - Komen niet veel voor - Meestal om adenocarcinoom - Vooral bij oudere hond - Leiden vaak tot maagzweren - Symptomen zijn slecht eten, vermageren, regelmatig braken, pijn bij palpatie van buik - Als tumor zich vlak bij uitgang bevindt kan hierdoor ook obstructie van maag optreden - Tumor drukt opening dicht, voedsel kan niet passeren naar darm, dier zal door maagovervulling blijven braken - Bij maagulcus zal ook melena en bloedbraken optreden - Diagnose d.m.v. echo, eventueel aangevuld met gastroscopie of nemen van biopt van massa - Geen therapie, chirurgisch verwijderen moeilijk door uitzaaiing in maagweefsel **Pylorusstenose** - Pylorus is kringspier die maaguitgang afsluit, stenose is vernauwing - Een vernauwing van de pylorus waardoor voedsel van maag niet dunne darm in kan stromen - Wordt belemmerd door tumoren of vreemde voorwerpen in maag maar kan ook door hypertrofische ontsteking van maagslijmvlies ontstaan - Bij brachycefale hondenrassen en siamezen is aangeboren hypertrofie van pylorusspier bekend - Nerveuze kleine hondenrassen soms spasme van pylorusspieren waardoor doorgang belemmerd - Symptomen: projectiel braken (met kracht) en is pathognomonisch (typisch) voor pylorusstenose, vaak ook vermagering - Therapie is behandelen achterliggende ontsteking of verwijderen vreemd voorwerp, ook kan aangeboren vernauwing chirurgisch behandeld worden - Kwaadaardige tumoren kunnen niet altijd verwijderd worden - Bij konijnen komt obstructie soms door aanwezigheid haarballen **Megacolon** - Chronische obstipatie met ophoping van ontlasting in dikke darm zorgt voor uitgerekte wand van dikke darm die niet meer goed werken (parese) - Gevolg is te wijde en slappe dikke darm (megacolon) - Soms kan met prokinetica darmmotiliteit worden bereikt - Vaak zal dier geopereerd moeten worden waarbij stuk darm verwijderd wordt - Complicaties zijn ontlastingsincontinentie en chronische diarree vanwege minder vochtresorptie **Ontbreken anus of deel van dikke darm** - Bij enkel pasgeboren dier ontbreekt anus of is stuk dikke darm niet aangelegd - Ontlasting kan niet worden afgescheiden - Symptomen zijn: niet groeien, algemeen ziek en steeds dikker wordende buik - Bij pasgeboren dieren vaak moeilijk te zien of dier ontlast vanwege moederdier ontlasting opeet - Als anus ontbreekt is diagnose simpel, als inwendig stuk ontbreekt moet röntgenfoto of echo gemaakt worden **Torsie/volvulus** - Het om zijn lengteas draaien van een deel van de darm - Ook kan darm in knoop raken (volvulus, een draaiing om mesenterium heen) - Mesenterium is een dunne, waaiervormige plooi van buikvlies - Beide aandoeningen zijn ernstig en leiden vaak snel tot dood vanwege afsterven darmen en dier in shock raakt - Meestal pas bij sectie gevonden als laatste deel darm instulpt uit anus (prolaps) **Leverontsteking bij hond** - Ook wel hepatitis genoemd is meest voorkomende leverziekte bij hond - Niet een aandoening maar een reactiepatroon van lever met afsterven van levercellen met een primaire of secundaire ontsteking - Kan allerlei oorzaken hebben en acuut of chronisch zijn - Diagnose d.m.v. bloedonderzoek waarbij hoge leverenzymen gevonden worden en leverbiopt - Geen specifieke behandeling alleen ondersteunende maatregelen - Intraveneus infuus - Lever heeft enorme herstelcapaciteit en kan afhankelijk van oorzaak meestal volledig herstellen Belangrijkste oorzaken acute leverontsteking: - Infecties - Canine adenovirus (CAV) - Komt zelden voor vanwege vaccinatie - Bij niet gevaccineerde geïnfecteerde hond treedt zeer acute massale sterfte van leverweefsel op, binnen enkele dagen vallen alle leverfuncties uit - Geelzucht, bloedingen, neurologische verschijnselen, braken en diarree - Meestal sterft hond binnen enkele dagen - Giftige stoffen - Algen. Schimmels, paddenstoelen, planten en paracetamol - Paracetamol kan leiden tot leverontsteking bij hond en ontzettend giftig voor katten tot dood - Zuurstoftekort - Door onvoldoende zuurstofvoorziening ontstaat sterfte van leverweefsel - Lever erg gevoelig voor zuurstoftekort bij acute bloedarmoede en shock - Geelzucht van acute verhoogde afbraak rode bloedcellen gevolg van leverontsteking **Reactieve leverontsteking** - Is een secundaire reactie van lever op gifstoffen - Meestal afkomstig uit maag-darmkanaal, maar ontstekingen elders in lichaam kunnen reactieve leverontsteking veroorzaken - Gifstoffen uit maag-darmkanaal komen in hoge concentraties rechtstreeks via poortader in lever - Elders in lichaam door bloedbaan eerst verdund - Kan ook optreden bij bloedvergiftiging - Vooral darmontsteking, darmtumoren en bacteriële overgroei in dunne darm zijn veelvoorkomende oorzaken - Symptomen: braken en diarree, bij bloedvergiftiging ook koorts - Bij bloedonderzoek is verhoging galzuren en AF meestal maar gering - Behandeling meestal niet nodig, lever herstelt spontaan - Primaire oorzaak wel behandelen - Leptospirose (ziekte van Weil) is ziekte veroorzaak door leptospira icterohemorrhagiae dat acute nierfalen geeft is voorbeeld van ziekte die reactieve leverontsteking geeft **Fulminante leverontsteking** - Wanneer acuut massale levernecrose optreedt - Treden bloedstollingstoornissen op en totale uitval van leverfunctie - Hond heeft duidelijk geelzucht, hersenverschijnselen en sterft vaak snel **Chronische leverontsteking** - Meest voorkomende leverontsteking bij hond - Sprake van levercelverval met lymfocyten en plasmacellen - Chronische karakter blijkt uit hoeveelheid bindweefsel in lever - Gaat ontsteking door ontstaan er bindweefselachtige verbindingen die groepjes levercellen afsplitsen en vormen er kleine bultjes (levercirrose) - Oorzaak meestal onbekend maar waarschijnlijk virale en immunologische factoren - Genetische factoren mogelijk bv. Vaker bij dobermann en cockerspaniel - Gedeeltelijke immuniteit vanwege vaccinatie kunnen chronische leverontsteking ontwikkelen - Kan maanden aanwezig zijn voordat duidelijke verschijnselen ontstaan - Portale hypertensie: - Wanneer veel bindweefsel in lever gevormd wordt waardoor doorbloeding groter wordt - Hierdoor ontwikkelen bloedvaten zich tussen de poortader en bovenste holleader (collaterale vaten) - Ammoniak in bloed stijgt en hond krijgt hiervan neurologische verschijnselen (epilepsie), dit heet hepato encefalopathie (HE), omdat toxinen uit darmen om de lever worden geleid treedt vaak braken op door prikkeling van braakcentrum, leidt samen met onvoldoende albuminesynthese ook tot vochtophoping buikholte (helder en kleurloos) - Diagnose d.m.v. bloedonderzoek en leverbiopt - Duur van behandeling afhankelijk van ernst levernecrose en activiteit ontsteking - Vaak worden immunosuppresieve middelen ingezet voor afremmen ontsteking - Prognose afhankelijk van hoelang proces bestond, hoe meer bindweefselvorming hoe meer littekenweefsel achterblijft, na herstel dan slecht deel van leverfunctie aanwezig - Lever wel reservecapaciteit zodat prognose redelijk blijft - HE kan bestreden worden met eiwitbeperkend dieetvoer aangevuld met lactulose - Lactulose verminderd bacteriële productie van ammoniak en resorptie ammoniak in dikke darm - Dobermann minder gunstige prognose **Amyloïdose bij de kat** - Komt voor bij oosterse kortharen (bv. Siamees en abessijn) - Een stapeling van amyloïd (afwijkend eiwit) in lever en nieren - Ziektebeeld kan kenmerken van chronische nierfalen hebben - Meestal treedt vooral op in lever waardoor nieren weinig klachten geven - Dieren hebben dan vergrote lever die erg bros is en makkelijk scheurt - Meestal pas ontdekt als kat verbloedt uit lever - In dat stadium is euthanasie vaak enige optie **Levertumoren** - Meest voorkomende tumoren in lever zijn levercelcarcinoom en adenoom - Beide solitair en kunnen zeer groot worden - Groeien langzaam en zaaien niet snel uit - Komt meestal alleen voor bij honden, ouder dan negen jaar - Tumoren meestal symptoom loos en geen effect op leverfunctie - Leverenzymen nauwelijks verhoogd meestal - Diagnose d.m.v. tumor voelen bij buikpalpatie, een echo en een leverbiopt - Therapie is chirurgisch, als galblaas betrokken is, is verwijdering onmogelijk - Hemangiosarcomen komen ook regelmatig voor - Zijn kleiner en over hele lever verspreid (diffuus) - Kunnen primair of uitgezaaid zijn vanuit bv. Milt - Bij lichamelijk onderzoek meestal niet te voelen - Symptomen; niet willen eten, braken, vermageren en soms geelzucht - Tumoren bros waardoor snel kunnen bloeden waarbij bloed buikholte in stroomt - Als dan niet snel geopereerd wordt kan hond verbloeden en sterven - Geen chirurgische therapie mogelijk vanwege hele lever aangetast, chemo niet zinvol - Maligne lymfoom komt ook voor - Diffuus verspreid - Kan ernstige vermindering van leverfunctie veroorzaken - Symptomen; geelzucht, algehele malaise, niet willen eten, vermageren, pu/pd en soms vochtophoping in buikholte en HE - Diagnose d.m.v. DNAB - Therapie is chemotherapie en/of corticosteroïd om maligne lymfoom af te remmen (niet genezen) **Portosystemische shunt (PSS)** - Aangeboren afwijking waarbij bloedvat aanwezig is tussen poortader en bovenste holle ader (vena cava) - Hierdoor stroomt bloed niet door de lever maar eromheen - Lever krijgt geen bloed direct van darm en kan ontgiftende functie niet goed uitvoeren - Lever krijgt lever essentiële stoffen voor ontwikkeling niet aangevoerd via poortader waardoor klein en onderontwikkeld - Leverfunctie onvoldoende, lever krijgt nog wel bloed via leverslagader voor zuurstof en voedsel voor eigen gebruikt - Door groeien lichaam en achterblijven lever gaat leverfunctie in verhouding meer achteruit - Dieren vaak mager en groeien langzamer - Symptomen ontstaan vaak pas na maanden of jaren - Klachten; sloomheid, veel slapen, mager worden, slecht uithoudingsvermogen, braken, diarree en polydipsie - Vooral verhoogde ammoniak veroorzaakt hersenverschijnselen door HE - Diagnose d.m.v. ammoniakconcentratie in bloed bepalen en met echo afwijkende bloedvat aantonen - Therapie chirurgisch - Risicovolle operatie vanwege portale bloeddruk erg hoog is en narcoserisico hoog is omdat stolling minder goed functioneert - Kan niet altijd volledig gesloten worden en wordt tijdens operatie beoordeeld - Ammoniakopname verminderen d.m.v. eiwitarm dieet en lactulose **Stuwingslever** - Gevolg van belemmering van afvoer uit aders uit lever - Meestal gevolg van een hartaandoening waarbij rechterkant van hart bloedtoevoer vanuit bovenste holle ader niet aankan - Hierdoor kan lever bloed niet kwijt en zal gaan stuwen - Er ontstaat drukverhoging meestal vochtophoping in buik - Leverfunctie meestal goed en weinig leverbeschadiging - Therapie is behandelen hartproblemen **Triaditis bij kat** - Triaditis is term voor gelijktijdig voorkomen van galwegontsteking, alvleesklierontsteking en ontsteking van dunnedarm - Reden van vaak samen voorkomen is omdat afvoergang van alvleesklier samenkomt met afvoergang van galwegen voordat ze samen twaalfvingerige darm uitmonden - Ontsteking dunne darm kan oorzaak zijn voor opkruipende ontsteking naar alvleesklier en galwegen - Therapie is een combinatie van behandelingen van alvleesklierontsteking en galwegontsteking - Afhankelijk van ernst bestaat het uit bieden van vloeistoftherapie om doorbloeding alvleesklier te ondersteunen, geven van pijnstilling (geen NSAID's) en aanvullende medicatie zoals antibiotica en dieetmaatregelen om hoeveelheid vet in voeding te beperken **Globale opbouw gebit** Gebit van hond en kat heet diphyodont gebit, waarbij eerst een melkgebit wordt gevormd waarna een permanent gebit volgt en groeien met uitzondering van blijvende vorming van dentine niet verder door. Bestaat uit: - Snijtanden (dentes incisivi) - Hoektanden (dentes canini) - Voorkiezen (dentes premolares of premolaren) - Kiezen (dentes molares of molaren) Verschil tussen voorkiezen en kiezen is dat voorkiezen wel voorafgegaan worden door melktand en kiezen niet. De termen worden afgekort naar: - Incisivi = I - Canini = C - Premolaren = PM - Molaren = M Twee andere belangrijke termen zijn mandibula = onderkaak en maxilla = bovenkaak. Gebit kan ingedeeld worden in vier kwadranten, bovenkaak, onderkaak, linkerhelft en rechterhelft. Bij beschrijven van rechtsboven, linksboven, linksonder en rechtsonder moet bedacht worden dat het dier voor je staat en het met de klok mee het rondje volgt. Eerste kwadrant is rechtsboven, tweede kwadrant linksboven, derde kwadrant linksonder en vierde kwadrant rechtsonder. **Occlusie** - Ander woord voor sluiting - Door standsafwijkingen van tanden of als raskenmerk kan afwijkende sluiting van gebit en bek optreden - Normaal gebit = scharend gebit, wilt zeggen dat gebitselementen elkaar scharen en zijdelings passeren - Voorste rand snijtanden onderkaak raakt daarbij net achterkant van snijtanden bovenkaak - Hoektanden van onderkaak sluiten precies aan tussen derde (laatste) snijtanden en hoektanden van bovenkaak - Overbeet of bovenbeet is wanneer snijtanden van bovenkaak ver voor de snijtanden van onderkaak uitkomen - Onderbeet is wanneer snijtanden van bovenkaak ver achter snijtanden van onderkaak uitkomen - Tanggebit is wanneer gebitselementen precies tegen over elkaar uitkomen en niet netjes scharen **Melkgebit en permanent gebit** - Melkgebit heeft minder en kleinere elementen - Hebben beperkte levensduur - Worden uitgestoten en vervangen door blijvend gebit - Doorkomen van gebitselementen noemen we ook wel eruptie - Leeftijd waarop en volgorde van melktanden doorbreken is soort-specifiek - Bij pasgeboren pups en kittens melkgebit nog niet aanwezig - Groeit vaak enige weken na geboorte door tandvlees heen - Bij konijntjes wordt melkgebit al voor geboorte tot enkele weken na geboorte gewisseld voor permanente gebit - Vervangen van melktanden voor permanente elementen gebeurt in een specifieke volgorde en bepaalde leeftijd (hiermee kan leeftijd worden geschat van jong dier) - Aantal tanden en kiezen geven aan door middel van gebitsformule **Melkgebit hond** Melkgebit van hond heeft per kwadrant: - 3 incisivi (snijtanden) - 1 caninus (hoektand) - 3 premolaren (voorkiezen) - Molaren niet voorafgegaan door melkelementen Totaal heeft melkgebit dus 12 incisivi, 4 canini en 12 premolaren = 28 elementen - De elementen per kaakdeel kunnen verschillen, niet altijd mogelijk om alles per kwadrant op te schrijven Melkgebit hond kan genoteerd worden als: 2(3/3 I, 1,1 C, 3,3 PM) Dus : 2x (6+2+6) = 28 elementen Andere formulering: 3i 1c 3pm \-\-\-\-\-\-\-\-- 3i 1c 3pm Oftewel: 313 \-\-\-\-- 313 Hierbij staat boven de streep bovenkaak en onder aan streep onderkaak. Inbeelden naast hond te staan aan een zijde tanden van boven en onderkaak te kunnen zien. **Melkgebit kat** Melkgebit van kat niet per kwadrant te noemen omdat boven- en onderkaak niet gelijke mate aanwezig zijn. Gebitsformule van melkgebit kat is: 2(3/3 I, 1/1 C, 3/2 PM) Alternatief: Oftewel: Bovenkaak van kat heeft dus aan onderkaak 2 premolaren en aan bovenkaak 3 premolaren Totale melkgebit dus 26 elementen. **Leeftijd schatten aan hand melkgebit** - Pups en kittens zijn tandeloos bij geboorte - Leeftijd inschatten is niet erg nauwkeurig vanwege dat doorkomen en wisselen van elementen varieert per ras Doorbraaktijdstip melkgebit pup: - Incisivi 3-6 weken - Canini 3-6 weken - Premolaren 4-12 weken - Molaren niet aanwezig Doorbraaktijdstip melkgebit kitten: - Incisivi 3-4 weken - Canini 3-4 weken - Premolaren 5-6 weken - Molaren niet aanwezig **Permanente gebit hond** Permanente gebit van een hond heeft totaal 42 elementen. Gebitsformule: 2 (3/3 I, 1/1 C, 4/4 PM, 2/3 M) = 42 Oftewel 3142 \-\-\-\-\-\-- 3143 Onderkaak heeft een molaar meer dan bovenkaak. Wisselen van melkgebit naar blijvend gebit gaat volgens bepaalde volgorde waarmee ook leeftijd van jong dier enigszins in te schatten is. - Ongeacht eventueel rasgebonde variatie vaak volgorde, meestal is eerste permanente tand die doorbreekt de eerste premolaar (PM1) - Daarna volgen de snijtanden - Daarna canini en overige premolaren en molaren - Derde molaar van onderkaak meestal als laatst met wisselen - Aan hand van tandplak/tandsteen op permanente gebit is ook een schatting te maken aan leeftijd - Van 1 jaar oude hond mag verwacht worden dat gebit nog keurig netjes is - Vanaf 2-3 jaar begint tandsteen te vormen - Op middelbare leeftijd kan verwacht worden dat gebit op meerdere plekken tandsteenvorming laat zien - Afhankelijk van voeding, eventueel poetsen en al dan niet gebitsreiniging meegemaakt hebben Wisseltijdstip hond: - Incisivi 3-5 maanden - Canini 4-7 maanden - Premolaren 4-6 maanden - Molaren 4-7 maanden Problemen gebit hond: - Veelvoorkomend probleem is persisteren van hoektanden van melkgebit - Permanente hoektand groeit wel door maar melkhoektand blijft ook zitten - Kan schadelijke gevolgen hebben voor groei en juiste occlusie van gebit **Permanente gebit kat** Heeft in totaal 30 elementen. Gebitsformule: 2 (3/3 I, 1/1 C, 3/2 PM, 1,1 M) Oftewel 3131 \-\-\-\-\-- 3121 Bovenkaak een premolaar meer dan onderkaak. - Wisselen volgt soortgelijk patroon als bij hond - Incisivi vaak voor de canini - Tanden van bovenkaak vaak eerder gewisseld dan van onderkaak - Aan hand van tandplak leeftijd in te schatten - 1 jaar oude katten vaak netjes gebit - Leeftijd 2-3 jaar begint tandsteen te vormen - Middelbare leeftijd laat meerdere plekken tandsteenvorming zien - Afhankelijk van voeding, poetsen en eventuele gebitsreiniging Wisseltijdstip bij kat: - Incisivi 3-4 maanden - Canini 5-6 maanden - Premolaren 4-6 maanden - Molaren 5-6 maanden **Benoeming tandelementen** - Kan per kwadrant benoemd worden - Eerste incisivum wordt I1 genoemd, tweede I2 enz. - Hoektand = C1 - Eerste premolaar PM1, PM2, enz. - Eerste molaar M1, M2, enz.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser