Hoofdstuk 4 Sociale Perceptie - Sociale Psychologie I PDF

Document Details

Uploaded by Deleted User

Vrije Universiteit Brussel

Tags

sociale psychologie sociale perceptie non-verbale communicatie psychologie

Summary

Dit document is een hoofdstuk over sociale perceptie, onderdeel van het vak Sociale Psychologie I aan de Vrije Universiteit Brussel. Het bespreekt verschillende aspecten van non-verbale communicatie, zoals gezichtsuitdrukkingen en hun betekenis.

Full Transcript

lOMoARcPSD|50840248 Hoofdstuk 4 sociale perceptie Sociale psychologie I (Vrije Universiteit Brussel) Scannen om te openen op Studocu Studocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Renske Meerman (re.meerman@gmail...

lOMoARcPSD|50840248 Hoofdstuk 4 sociale perceptie Sociale psychologie I (Vrije Universiteit Brussel) Scannen om te openen op Studocu Studocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 Hoofdstuk 4 : sociale perceptie: hoe we anderen mensen waarnemen en begrijpen - wrm lijken mensen graag tele realiteit te kijken?  leren over andere mensen - sociale perceptie = wordt gedefineerd als de studies van hoe we indruk vormen van en gevolgtrekkingen maken over anderen mensen om onze sociale wereld te begrijpen en voorspellen 4.1 non verbale communicatie = communicatie zonder woorden (opzettelijk of onopzettelijk) - gezichts uitdrukkingen, stemgeluiden, gebaren, lichaamshouding, …  vormen van non verbalen communicatie - Non- verbalen communicatie bij mensen en dieren o Mensen kunnen non-verbale signalen van andere soorten lezen, zoals dieren die van ons kunnen begrijpen o Bv: hond grommen omdat die met rust gelaten wilt worden - De rol van spiegelnetwerk o Ons spiegelnetwerk stelt ons in staat om emoties en gedragingen van anderen automatisch te begrijpen. Dit vormt de basis van empathie  anderen hun gedrag begrijpen o Bv kinderen begrijpen de doelen van andersman bewegingen en leren hierdoor wat ze zelf moeten doen - detectie van biologische bewegingen o Het vermogen om biologische bewegingen te detecteren is cruciaal o Wrm belangrijk? Bij een vallende rots volstaat ontwijken, maar bij een bedreiging zoals een leeuw is complexere reactie nodig o Dit benadrukt hoe diep deze vaardigheid geworteld is in ons brein - functie van non-verbale communicatie o Non verbale communicatie wordt gebruijkt om emoties, intenties en houding uit te drukken, en speelt een rol in interacties o Drukt uit: emoties, houding en persoonlijkheidskenmerken (bv brede gebaren bij extraverte mensen) o Verbalen communicatie vergemakkelt gesprekken (bv wegkijken om aan te geven dat je klaar bent met praten) o Verbale communicatie wijzigen (bv door tegenspraak te tonen) - hoe beïnvloedt het interpretatie van taal? o Verbaal kan worden genuanceerd door non-verbaal gedrag, zoals toon bij sacarsme of gevoeligheid o Hoe iets wordt gezegd, is vaak net zo belangrijk als wat er wordt gezegd  non-verbale communicatie is beperkt in het uitdrukken van complexe intenties 4.1.1 gezichtsindrukkingen van emoties  belangrijkste vorm van non-verbale communicatie ҉ Charles darwin stelde dat menselijke emotionele expressie universeel zijn; alle mensen coderen (uitdrukken) en decoderen (begrijpen) emoties op dezelfde manier ҉ Boek: expression of the emotions in man and animals (1872) ҉ Modern inzicht: Darwin had gelijk voor 6 primaire emoties: woede, geluk, verassing, angst, walging en verdriet ~ evolutie en gelaatstuidrukkingen  Gezichtuitdrukkingen zijn evolutionair overblijfsels van nutÝge fysiologische reacties: 1 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248  Bv woede: mond open, tanden zichtbaar  agressie bij gevaar, nutÝg in vechtsituaties  Bv walging: neus optrekken, mond opendoen om iets smerigs uit te spuwen  bescherming tegen gevaarlijke stoffen  Het herkennen van deze expressie geeft nutÝge info door aan soortgenoten  Darwin’s conclusie: emotionele expressie zijn soortspecifiek en niet cultureel bepaald  * coderen; het vermogen van de communicatieve boodschap; de zender codeert gedachten en gevoelens naar woorden, beelden en of lichaamstaal  * decoderen; het vertalen van de communicatieve boodschap door de ontanger; de ontvanger moet de boodschap decoderen om die te kunnen begrijpen ~ onderzoek naar de universaliteit van gezichtsuitdrukkingen : Ekman en Friezer (1971)  Test bij de analfabete fore-stam in nieuw-guinea  Interpretaies van fotos van westerse acteurs  Stamleden koppelde verhalen met emotionele inhoud van foto’s van westerse mensen met verschillende emoties  Resultaat: net zo acuraat als westerse deelnemers  Omgekeerde; westere mensen konden emoties op gezicht van Fore-stam ook accuraat decoderen  Blinde kinderen; tonen dezelfde basisemoties als ziende kinderen  het vermogen van 6 basis emoties is universeel en NIET product van afzonderlijke cultuur ervaringen ~ culturele variantie in emoties  Cultuur beïnvloedt emotionele expressie  Westerse vs aziatische: - westers; brengen duidelijke grenzen aan tussen emoties - aziatische; tonen meer overlap (bv gedeelde spiergroepen bij angst en woede)  Cues en context - zonder context zijn culturele verschillende meer zichtbaar - met cues worden emoties unverseler herkend  Complexere emoties - emotie zal trost en schaamte worden deels cultureel beïnvloedt - minachting ; universeel - trost: vaak universeel, maar in sommige culturen meer naar buiten gebracht dan anderen - schaamte: kan verborgen worden uitgedrukt, afhankelijk van cultuur normen ~ waarom decoreren zo moeilijk?  Affectieve blend= 1 deel van het gezicht toont 1 emotie, een andere deel toont een andere emotie. Dit maakt het decoderen ingewikkeld (vermening van affect)  Context en signale: de betekenis van dezelfde gezichtsuitdrukkingen kan variëren afhaneklijk van context (bv echte glimlach onderscheidt zich van wallen van ogen, die ondbreken bij valse glimlach) ~ huidige onderzoeksvragen:  Zijn er universele gezichtsuitdrukkingen voor complexere emoties?  Hoe groot is de invloed van cultuur op het coderen en decoderen van emoties? 4.1.2 cultuur en de vormen van non-verbale communicatie ~ invloed van cultuur op emotionele expressie:  Emotionele expressie verschillen van culturen  Bv amerikanen tonen emoties openlijk, terwijl japanse eoties vaak onderdrukken als ze beken worden 2 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248  Manifestatieregels (display rules) : cultureel bepaalde normen die bepalen welk non-verbaal gedrag passend is  Bv japanse; vrouwen verbergen grote glimlach achter hund hand  Bv westerse mannen; verdriet tonen is ontmoedigd, maar bij anderen wordt dit wel geaccepteerd  Bv westers: overdreven jaloezie tonen worden afgeraden ~ culturele verschillen in non verbale communicatie  Oogcontact; westers en ameriakenen, diep in ogen kijken anders onrespectvol vs. Anderen culturen vermijden oogcontact wordt als respectvol gezien  Persoonlijke ruimte; mensen uit Zuid-Amerika en Zuid-Europa meer aanraking en kleinere persoonlijke ruimte vc. Noord-Amerika en noord-europa meer afstand in sociale interacties en bv korea of egypte, vrienden lopen hand in hand met elkaar  Hanf- en hoofdgebaren; gebaren zijn cultuurgebonden emblemen (= non-verbale gebaren met goed begrepen definities binnen een bepaald cultuur); “oke-teken”  nederland: prima, mexico: seksueel gebaar, japan: geld, belgie: waardeloos of nul  Sommige gebaren zoals “ik wil bellen” of “ik wil roken” worden universeel begrepen ~ samengevat:  Door non-verbale communicatie komen we veel leren over mensen, met hun atÝtudes, emoties en intenties  Bij het uiten van belangrijke emoties zijn de conclusies die mensen trekken op grond van deze stukjes sociaal gegevens redelijk consistent in verschillende culturen  Oogcontact, persoonlijke afstand en gebaren, leggen mensen uit verschillende delen van de wereld dezelfde non-verbale info op een andere manier uit  Iedereen pikt tijdens sociale interactie veel op non-verbale signalen  Hoewel op non-verbale communicatie relatief eenvoudig relatief eenvoudig te decoderen is, bestaat er nog steeds aanzienlijke onduidelijkheid over waarom mensen handelen zoals ze doen 4.2 eerste indruk: snel en hardnekkig - vorming van eerste indruk  eerste indruk heel snel binnen 100 milliseconden gevormd en kunnen betrekking hebben op of duiden op: o Gezichtskenmerken o Anderen eigenschappen: seksuele voorkeur, kracht (iemands dominantie, assertiviteit, competentie of sociale status) vs warmte (iemands vriendelijkheid, empathie, betrouwbaarheid en toegankelijkheid)  lees p 115 - Type gezicht o Onderzoek: het type gezicht dat iemand heeft, heeft invloed op hoe goed en snel we emoties kunnen herkennen o Verloop: mensen bekijken video’s van mensen met een betrouwbare-neutraal- onbetrouwbaar gezicht  deze mensen lieten continu verschillende emoties zien o Onderzoek toont aan dat emoties sneller en accurater herkend worden bij mensen met betrouwbare gezichten, vooral bij angst en verdriet o Bij onbetrouwbare gezichten verloopt dit minder goed, mogelijk door een gebrek aan pro- sociaal gedrag 3 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 - verklaringen voor verschillen in herkenning o Pro-sociale gedrag (= gedrag dat is bedoeld om anderen te helpen): mensen zijn sneller geneigd om te helpen bij noodsignalen van betrouwbare gezichten o Neuropsychologische bevindingen: negatieve stimuli krijgen doorgaans meer aandacht, wat zou betekenen dat angst en verdriet juist sneller herkend worden bij onbetrouwbare gezichten o Conflict: bij onbetrouwbare gezichten stellen mensen zich defensiever op en missen ze signalen van nood, waardoor emoties minder snel worden herkend o MAAR… uit voorbeeld onderzoek type gezicht stellen de deelnemers zich defensiver op, waardoor ze niet verder kijken dan hun neus lang is. Hierdoor merken ze emoties van agst en verdriet niet op, en hebben ze ook minder de neiging om pro-sociaal gedrag te tonen - Thin-slicking = betekenisvolle conclusies trekken over eigenschappen van anderen of producten op grond van extreem kortdurend uitingen van hun gedrag of eigenschappen Bv: je kan een accuraat voorspelling doen over persoonlijkheidskenmerken van een kind op basis van een korte video waarin je interacties ziet tussen het kind en de ouder o Dimensies: 1. Trustworthiness (betrouwbaarheid vs onbetrouwbaarheid): beïnvloed door gezichtsuitdrukkingen zoals een glimlach 2. Fominance (dominant vs niet-domiant) : heeft invloed op beslissingen, zoals wie we vertrouwen of zelfs op wie we stemmen - studie van Schweder en D’Andrade (1980): o 30 min video van familieleden kijken o Beoordeling op 11 dimensies:  Tijdens video: feitelijke gedragsmatrix  Na video: beoordeelde gedragsmatrix  Zonder video: conceptuele gelijkenismatrix gebaseerd op herhinneringen o Correlatie: laag-laag-hoog o Conclusie:  Directe beoordeling blijken betroubaarder dan herhinneringen  Achyeraf vullen mensen ontbrekende details aan met schema’s en maken ze daardoor sneller fouten - mentale processen en eerste indrukken o Mentalisatie: het begrijpen van andersmans gedachten, doelen en gedragingen door:  Perceptief te nemen en acties te interpreteren  Biologische bewegingen te detecteren en oorzaken gevolgrezctie te begrijpen  Functie bewegingen detecteren: het netwerk registreert Anderson acties om daar betekenis aan te geven  Oriëntatie aanpassen: het zorgt ervoor dat je je operspectoef kunt verplaatsen naar dat van de andere. Hierdoor kun je beter begrijpen waarom iemand iets doet en wat de oorzaak van een bepaald gedrag is 4 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 4.1.1 de aanhoudende invloed van eerste indrukken ~ eerste undrikken hebben deels een blijvende effect omdat de gaten in onze kennis over personnen worden opgevuld door impliciete persoonlijkheidstheoriën, een soort schema wordt gebruikt om info aan te vullen en om verschillende soorten persoonlijkheidskenmerken te groeperen  als we iemand proberen te begrijpen dan gebruiken we een paar observaties als uitganspunt – we vormen met behulp van onze schema’s een uitgebreid beeld  eerste indrukken hebben een langdurige invloed op de manier waarop we de volgende info interpreteren ~ Invloef van eerste indrukken  Primacy effect: Eerste indrukken beïnvloeden hoe nieuwe infor wordt geïnterpreteerd  Schema’s: deze groeperen eigenschappen die vaak samen voorkomen, bv iemand die vriendelijk overkomt wordt sneller ook als behulpzaam beschouwd  Belief perservance (hardnekkigheidseffect): de neiging vast te houden aan het eerste oordeel, zelfs bij tegenstrijdige informatie bv onderzoekers blijven vertrouwen op resultaat, zelfs bij bewijs dat deze onjuist zijn 4.1.2 eerste indruk in je voordeel gebruiken ~ impressiemangement = als je op de hoogte bent van het belang van een eerste indruk ben je mogelijk gemotiveerd dan oiit om die op een goede manier te maken Lees p 119 figuur 4.2 4.3 causale attributie: het beantwoorden van het waarom - de sectie over causale attributie benadrukt dat, ondanks het gemak waarmee we non-verbale communicatie interpreteren, er veel onzekerheid blijft over de werkelijke redenen achter het gedrag van de mens. Dit komt omdat het begrijpen van gedrag complex is en vaak zowel intern als extern factoren omvat: o Mentaliserende netwerk: onze hersennen helpt ons de gedachten, intenties en eienschappen van anderen te begrijpen  Doelen van mensen af te leiden op basis van hun bewegingen en gedragingen  Gedrag in een context te plaatsen en get oorzakelijk te begrijpen o Attributietheorie: deze thorie beschrijft hoe mensen de oorzaken achter gedrag verklaren, zowel van zichzelf als van anderen. Dit proces is niet altijd precies en kan worden beïnvloed door persoonlijke en situationele factoren o Complexiteit van communicatie: hoewel non-verbale communicatie relatief te decoderen is, bestaat er nog steeds aanzienlijke onduidelijkheid over waarom mensen handelen zoals ze doen 4.3.1 aard van de attributie proces ~ Fritz Heider, grondlegger van attributietheorie, stelde dat mensen werken als “amateurwetenschappers” die proberen het gedrag van anderen te begrijpen door info te verzamelen en oorzaken af te leiden. Hij introduceerde een simpele tweedeling in attributies:  Interne attributies: gedrag wordt toegeschreven aan persoonlijke eigenschappen zoals atÝduden karakter of persoonlijkheid Bv: als een ouder boos uitvalt tegen een kind, kan dit worden toegeschreven aan gebrek aan opvoedvaardigheden of een slechte  Externe attributies: gedrag wordt toegeschreven aan de situatie waarin iemand zich bevindt Bv: een ouder wordt boos omdat de situatie stressvol is of omdat het kind zich misdraagt ~ invloed van attributie op onze perceptie  De soort attributie (intern of extern) die we maken, beïnvloedt hoe we iemand zien: 5 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248  Interne attributies: neemt het gedrag al bewijs van iemands persoonlijkheid, vaak met een negatieve indruk  Externe attributies: schrijft gedrag toe aan omstandigheden en verandert onze indruk van de persoon minder ~ we zien dat terug in allerdaagse leven  Verschil tussen gezonde en ongezonde huwelijken  Gezodn: indien partner is goed  toekennen aan interne attributies Indien partner is fout  toekennen aan externa attributies  Ongezond  andersom 4.3.2 het covariaatiemodel: interne vs externe attributies ~ het covariatiemodel = een theorie die stelt om attributie te kunnen maken over de oorzaak van iemands gedrag, we systematisch kijken naar het patroon tussen het optreden van het gedrag en de aan- of afwezigheid van mogelijke causale factoren ~ Kelly en Heider zegt dat het vormen van een attributie inhoud dat we inof, of data verzamelen. Data die we gebruiken gaat over hoe iemand gedrag “co-varieert” of veranderd over de tijden en plaats en afhaneklijk is van het doel van het specifiek gedrag. ~ covariatie = de manier waarop 2 variabelen in relatie tot elkaar op en neer bewegen ~ Kelly stelde dat mensen deze veranderingen observeren en logische gevolgtrekkingen maken over de oorzaken van gedrag door te kijken naar drie typen informatie: 3 kerntype van co-variatie 1) Consensus: informatie over de maten waarin anderen zich op dezelfde manier als de actor gedragen ten opzichte van een bepaalde stimuli 2) Onderscheindend vermogen (distinctiviteit): infor over maten waarin de actor zich op dezelfde manier gedraagt tenopzichte van verschillende stimuli 3) Consistentie: info over de mate waarin het gedrag tussen 1 actor en 1 stÝmuli hetzelfde is onder verschillende omstandigheden en over tijd ~ indien laag consistentie  vaak hetgeen toeschrijven aan toeval ~ indien hoge consistentie  specifieke patronen van info over consensus en onderscheidenheid vermogen een duidelijke interne attributie mogelijk maken ~ interne attributies maken we het vaakts wanneer consesus laag is (niemand anders vertoont dit gedrag), onderscheiden vermogen laag is (de actor gedrag zich zo bij meerdere stimuli) e consistentie hoog is (de actor vertoont dit gedrag telkens opnieuw) ~ externe attributie maken we het vaakst consensus hoog is (anderen vertonen hetzelfde gedrag), onderscheidend vermogen hoog is (het gedrag is specifiek voor deze situatie) en consistentie hoog is (het gedrag blijft hetzelfde in deze specifieke situatie) ~ observeren de aanwijzigingen zoals de mate waarin het gedrag onderscheidend is en maken een dag een logische gevolgtrekking over de reden waarom de actor verdrag vertoont ~ mensen maken vaak attributies op basis van dit model: Maar 2 uitzonderingen o Uit onderzoekt blijkt dat mensen minder gebruik maken van info van de consensus dan kelleys theorie voorspelt – ze vetrouwen vooral op info over conssisentie en onderscheidenheid vermogen o Mensen beschikken niet altijd over alle benodide info uit de 3 dimensies van kelly  Mensen voeren het attributieproces uit met de info die ze wel hebben + maken ze indiennodig hun eigen gevolgtrekkingen over de ontbrekende data ~ DUS wij leiden de oorzaken van gedrag loguisch en systematisch af MAAR vervormen de info  om behoefte aan zelfvertrouwen te bevredigen  we gebruiken snellere annames die vaak behulpzaam zijn maar kunnen leiden tot inaccurate beoordelingen, soms zitten we er bij attributies ook helemaal naast 6 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 4.3.3 de fundamentele attributiefout: de mens als persoonlijkheidspsychologie ~ de fundamentele attributiefout(FAF) / correspondstievertekening = neiging om gedrag van mensen te verklaren op basis van hun persoonlijkeheid en interne eigenschappen, terwijl situationele oorzaken (zoals omstandigheden of context) worden genegeerd of onderschat. Bv: als iemand in het verkeer boos toeterend rijdt, denken we vaak “wat een agresseive persoon”, in plaats van “mischein heft hij haast vanwegen noodsituatie” ~ experiment van Edward Jones en Victor Harris 1967 o Doel; onderzoeken of mensen gedrag toeschrijven aan interne factoren, zelfs wnr er duidelijke aanwezigheden zijn dat externe factoren bepaalden zijn o Verloop:  Studeten lazen een essay dat of voor, of tegen Fidel Castro was  Groep 1: werd verteld dat de schrijver zelf standpunt had gekozen  Groep 2: wist dat het standpunt van schrijver was toegewezen (geen vrije keuzen) o Resultaten:  Groep 1: deelnemers concludeerden dat de schrijver het standpunt uit het essay werkelijk ondersteunde  Groep 2: zelfs wnr deelnemers wisten dat de schrijver geen vrije keus had., maakte ze een interne attributie en gingen ze ervan uit dat het essay de persoonlijke mening van de schrijver was o Conclusie: mensen maken vaak een intere attributie, zelfs wanneer ze weten dat externe factoren (zoals toegewezen opdracht) een grote rol spelen ~ Taylor en Fiske (1975) – perceptuele saillantie o Doel : onderzoek hoe visuele focus (wie we kunnen zien) onze attributie beïnvloedt o Verloop:  Twee acteurs voerden een gescripte kennismaking uit  Waarnemers werden zo geplaats dat sommige beide acteurs goed kon zien, terwijl anderen slechts 1 van de acteurs kon zien  Na afloop moesten waarnemers beoordelen wie de leiding had in het gesprek o Resultaten:  Waarnemers beoordeelden de acteurs die ze het beste konden zien als degene die het hesprek leidde  Waarnemers die beide acteurs even goed kon zien, beoordeelden de invloed van beide als gelijk o Conclusie: mensen richten hun aandacht op wat visueel opvallend is (pereptuele saillantie) en nemen aan dat dit bepalend is voor gedrag. Hierdoor worden externe factoren (zoals de situatie) genegeerd ~ Rol van perceptuele saillantie (= mate waarin een persoon of object de aandacht trekt in een situatie. Wat opvallend is, lijkt belangrijker en invloedrijker dan wat minder zichtbaar of onbekende is.) 7 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 o Gevolg saillantie; bij het observeren van gedrag richten we ons meestal op de persoon (de acteur) en niet op de context of situatie, hierdoor negeren we vaak de externe oorzaken van gedrag o Bv: In politieverhoren leidt een camera die alleen op de verdachte is gericht tot een sterkere perceptie dat de verdachte vrijwillig bekent, zelfs als dat niet het geval is. Wanneer de camera beide partijen toont, beoordelen mensen de invloed van de ondervrager realistischer. ~ video- experiment: perceptuele saillantie o Een exp illlustreert hoe de visuele focus in politieverhoren invloed kan hebben op hoe de schuld of onschuld van een verdachte wordt beoordeeld o Opzet exp: 3 versies van video opname van een verhoor:  Focus op verdachte alleen (verdachte prominent in beeld)  Focus op rechercheur (rechercheur promiment in beeld)  Focus gelijk beeld (beide partijen even zichtbaar)  deelnemers moesten inschatten of de dader verdacht vrijwillig bekend of onder druk gezet ffffffffffwerd door rechercheur o Resultaat:  Focus op gedachten alleen; deelnemers conculdeerden vaker dat de betekenis vrijwillig was  Focus io rechercheur of beide: de betekenis werd minder vaak als vrijwillig beoordeeld o Conclusie: perceptuele saillantie van de verdachten (wnr alleen de verdachten in beeld is) versterkt het FAF. De verdachte lijkt de enige oorzaak van het gedrag, waardoor de situatie of druk van de rechercheur wordt genegeerd. Dit effect is verontrustend, omdat opnales van alleen verdachten standaard zijn in politieverhoren ~ gevaar van peceptuele saillantie in politieverhoren o Raciale saillantie; wnr de verdachten een etnische minderheid is zal een witte beoordeelbaar van het videofragment de aandacht meer op persoon richten o Camera positie en vooroordelen: het opnemen van alleen de verdachten vergroot de kans op een onrechtvaardig oordeel, gelijke camerafocus op beide partijen kan deze vooroordelen verminderen ~ het tweestapsproces van attributie Stap 1: Automatische interne attributie  Dit gebeurt snel en onbewust.  We schrijven het gedrag van anderen spontaan toe aan hun persoonlijkheid of interne eigenschappen.  Bijvoorbeeld: "De verdachte bekende omdat hij schuldig is." Stap 2: Correctie voor situationele factoren  Dit vraagt bewust nadenken en inspanning.  Hierin wegen we externe oorzaken, zoals sociale druk of omstandigheden, mee.  Bijvoorbeeld: "Misschien bekende de verdachte omdat hij onder druk werd gezet door de rechercheur." o Het analyseren van andersman gedrag door eersy een automatische interne attributie te maken en pas na te denken over mogelijke situationele oorzaken van het gedrag, op basis waarvan we onze oorsprongelijke interne attributie eventueel aanpassen  vaak gebeurt het aanpassen van het beeld op basis van de situatie te weinig 8 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 o Indien we afwezig zijn slaan we de 2e stap over waardoor we een volledige interne attributie maken o Wrm? Omdat de eerste stap snel en spontaan plaatsvindt o Terwijl 2de stap meer inspanning en bewuste aandacht vereist o Onderzoek naar de brein:  Neurale studies tonen aan dat ons brein sneller geneigd is om te focussen op interne attributies dan om rekening te houden met situationele factoren.  Dit komt doordat het spontaan begrijpen van de interne mentale toestanden van anderen evolutionair belangrijker is geweest voor sociale interacties. o Ondernemen van 2de fase van attributie gebeurt alleen als we bewust gas terug willen nemen + zorgvuldig willen nadenken voordat we ten oordeel komen 4.3.4 zelfdiende attributies ~ zelfdiende attrubuties = verklaring van eigen succes toeschrijven aan interne, dispostionele factoren en verklaringen van eigen mislukkingen toeschrijven aan externe, situationele factoren o Waarom?  Om gevoel eigenwaardig bij te houden  Om publiek zelfrespect te behouden (we willen mensen positief over ons denken ipv negatief)  Soort info die er beschikbaar is (wij verwachten geen storingen)  Beschikbare info: mensen hebben vaak beperkte info over de situatie. Ze baseren hun verklaringen op wat ze weten Bv: soort info die er beschikbaar is: sasja is een goede student die onverwacht een 3 haalt op een chemie toets: ҉ Sasja’s perspectief: ze twijfetl aan de kwaliteit van de toets, omdat ze niet meer weet dat andere leerlingen wel hoog scoort ҉ Leraar’s persepctief: de leraar consulteert dat sasja verantwoordelijk is voor haar cijfer, omdat de andere leerlingen goed presteerden ~ defensieve attributies = verklaringen die gevoelens van kwetsbaarheid en sterfelijkheid vermijden o Bv het geloof in een rechtvaardige wereld: de overtuiging dat goede dingen met goede mensen gebeuren en slechte dingen gebeuren bij slechte mensen, dit geeft een gevoel dat veiligheid en orde maar kan leiden tot blaming the victim o Bv Bij een misdrijf zoals verkrachting kan iemand aannemen dat het slachtoffer iets heeft gedaan om het uit te lokken. Dit maakt het makkelijker om te geloven dat hen zelf niets zal overkomen.Dispose d’un menu contextuel ~ Effecten van Zelfdienende en Defensieve Attributies o Positieve effecten: Ze beschermen het zelfbeeld en bieden emotionele stabiliteit. o Negatieve effecten: Ze kunnen leiden tot vooroordelen en onterechte conclusies. o Zelfdienende attributies verhinderen dat mensen leren van fouten. o Defensieve attributies kunnen zorgen voor onrechtvaardigheid ten opzichte van slachtoffers  Zelfbescherming en kritisch inzicht balanceren is essentieel om deze attributies effectief en eerlijk te hanteren. 9 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 4.3.5 De ‘blinde vlek’ – bias ~ de blinde vlek bias = neiging om te denken dat andere mensen meer vatbaar zijn voor attributiefouten en biases dan wijzelf. Dit betekent dat we onszelf vaak zien als rationeler en minder beïnvloed door denkfouten dan anderenDispose d’un menu contextuel ~ Experiment: De Blinde Vlek Bias o Doel: Onderzoeken hoe mensen hun eigen gevoeligheid voor biases inschatten in vergelijking met die van anderen. o Verloop: 1) Deelnemers kregen beschrijvingen van verschillende biases te lezen. - Het woord "biases" werd vervangen door de neutralere term "de neiging tot", zodat het minder negatief overkwam. 2) Deelnemers moesten inschatten hoe ontvankelijk zij zelf waren voor deze denkpatronen, op een schaal van “helemaal niet” tot “zeer”. 3) Vervolgens moesten ze hetzelfde doen voor de gemiddelde burger. o Resultaten  Deelnemers dachten dat zijzelf maar een klein beetje vatbaar waren voor zelfdienende attributies.  Tegelijk schatten zij de gemiddelde burger aanzienlijk hoger in op de schaal van ontvankelijkheid. o Kennelijk realiseren we ons dat attributiebiases voorkomen bij andere mensen, maar zijn we er niet zo goed in om dit soort denkwijzen bij onszelf te bespeuren. Ons eigen gedachten lijken rationeel en verstandig. We denken dat wij onze conclusies trekken op grond van goede redenen; alleen andere mensen zijn ontvankelijk voor biases. 4.4 cultuur en perceptie - De cultuur waarin we opgroeien heeft echter ook invloed op de manier waarop we andere mensen waarnemen en een verklaring voor hun gedrag proberen te vinden. o Bv. Europese, Noord-Amerikaanse, westerse culturen: vaak nadruk op individuele autonomie. Onze zelfstandige individuen hun gedrag weerspiegelt interne trekken, motieven en waarden o Oost-Aziatische culturen zoals China, Japan en Korea benadrukken de groepsautonomie een individu d-een gevoel van een ‘zelf’ eerder aan de sociale groep waartoe het behoort 4.4.1 holistisch vs analystische denken ~ Analytische denkstijl = concentreert op de eigenschappen van objecten en bested veel minder aandacht aan de context of de situatie waarin een object zich bevind (westerse/individualistische cultuur)  kikt alleen naar het centrale gezicht ~ Hollistische denkstil = concentreren zich meer op het total beeld: op het obiect (of persoon), op de context waarin dit zich bevindt en de relaties tussen beide (Oosterse/collectivistische cultuur)  vergelijkt het gezicht met de gezichten van de andere en trek dan een conclusie ~ Experiment: Takahiko Masuda et al. (2004) o Doel: Onderzoeken hoe cultuur beïnvloedt hoe mensen emotionele expressies waarnemen en interpreteren. o Deelnemers: - Amerikaanse proefpersonen (westerse cultuur). - Japanse proefpersonen (oosterse cultuur). o Verloop: - Cartoons met groepjes mensen werden getoond: 10 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248 - Eén centrale figuur met een duidelijke emotionele uitdrukking (blij, verdrietig, boos of neutraal). - Achtergrondfiguren hadden emotionele expressies die óf overeenstemden met, óf verschilden van de centrale figuur. - Deelnemers moesten de emotionele staat van de centrale figuur beoordelen op een schaal van helemaal niet aanwezig tot extreem aanwezig. o Resultaten: - Japanse proefpersonen:  Keken eerst naar de centrale figuur, maar besteedden al snel aandacht aan de achtergrondpersonen.  Als de centrale figuur blij leek, maar de achtergrondfiguren niet, beoordeelden zij de centrale figuur als minder blij.  Spendeerden meer tijd aan het bekijken van de achtergrondpersonen. - Amerikaanse proefpersonen:  Waren weinig beïnvloed door de achtergrondfiguren.  Beoordeelden de emotionele staat van de centrale figuur onafhankelijk van de context. ~ Onderzoek naar cultuurgebonden denkstijlen en hersenactiviteit o Doel: Het onderzoeken hoe cultuurgebonden denkstijlen voorspellen hoe het brein reageert op sociale stimuli. o Methode: fMRI-scans werden gebruikt om de invloed van culturele factoren op perceptieprocessen in het brein te meten. o Resultaten:  Proefpersonen beoordeelden situaties even nauwkeurig, maar hersenactiviteit nam toe als de instructies niet aansloten bij hun denkstijl.  Amerikaanse proefpersonen: Meer corticale activiteit (frontale en pariëtale gebieden) wanneer ze aandacht aan de context moesten besteden.  Oost-Aziatische proefpersonen: Meer hersenactiviteit in dezelfde gebieden wanneer ze de context moesten negeren. o ERP's: Gebruikt om te analyseren wanneer hersenactiviteit als reactie op een gebeurtenis begint of eindigt. (ERP’s = event-related potentials) 4.4.2 Culturele Verschillen in de Fundamentele Attributiefout 1. Individualistische Culturen: o Kenmerkend voor Westerse samenlevingen. o Gedrag wordt vaker toegeschreven aan persoonlijke eigenschappen (interne attributies). 2. Collectivistische Culturen: o Komt vaker voor in Oosterse samenlevingen. o Gedrag wordt eerder toegeschreven aan externe, situationele factoren. Voorbeeld (Pagina 136):  Collectivistische Culturen: Succes of falen bij een sportwedstrijd wordt toegeschreven aan externe factoren zoals het weer of teamprestaties.  Individualistische Culturen: De nadruk ligt op persoonlijke eigenschappen zoals talent of inzet. Crossculturele Verschillen in Sociale Perceptie  Niet Aangeboren: Attributiepatronen worden gevormd door culturele invloeden, ondanks de flexibele denkstijl waarmee we geboren worden. 11 Gedownload door Renske Meerman ([email protected]) lOMoARcPSD|50840248  Collectivistische Focus op Context: Hoewel de fundamentele attributiefout universeel is, zien mensen uit collectivistische culturen sneller situationele informatie en verwerken deze in hun oordeel. Conclusie: Culturele context speelt een cruciale rol in hoe mensen gedrag waarnemen en verklaren, en beïnvloedt attributies sterk. 4.4.3 cultuur en andere attributionele baises ~ Zelfdienende Bias (Pagina 137-138):  Definitie: Het toeschrijven van succes aan interne factoren (zoals talent of intelligentie).  Westers (sterk): Succes wordt vaak verklaard door individuele capaciteiten. o Voorbeeld: Amerikaanse media benadrukken uitzonderlijke talenten van atleten bij overwinningen.  Aziatisch (zwak of afwezig): Succes wordt vaker toegeschreven aan externe factoren zoals teamleden of familie. o Voorbeeld: Japanse media benadrukken naast talent ook de rol van trainers en familieleden. ~ Zelfkritische Attributie (Aziatische Culturen):  Definitie: Mislukkingen worden vaker toegeschreven aan interne oorzaken (bijv. eigen fouten).  Effect: Bevordert onderlinge afhankelijkheid en versterkt groepsgevoel door sympathie en medeleven op te roepen. ~ Defensieve Attributies:  Rechtvaardige Wereld Hypothese: In samenlevingen met extreme verschillen in rijkdom en armoede (bijv. India, Zuid-Afrika), wordt geloof in een rechtvaardige wereld vaker gebruikt om sociale ongelijkheden te rationaliseren.  Karma: In religies met karma (1,5 miljard volgelingen) wordt moreel gedrag beloond en slecht gedrag bestraft. Dit beïnvloedt sociale percepties, hoewel het verband verder onderzoek vereist. ~ Replicatieonderzoek:  Fundamentele Attributiefout: Alle culturen vertonen deze fout, maar de mate verschilt per context.  Procedure-effect: Wanneer onderzoekers dezelfde situatie als een proefpersoon doorlopen, wordt de situatie opvallender en worden attributies nauwkeuriger. ~ Betrouwbaarheid van Momentopnames:  Financier & Colvin: Oordelen na korte interacties (5 minuten) zijn minder accuraat.  Sociale Perceptie door Bekenden: Eigenschappen worden nauwkeuriger beoordeeld door vrienden (r =.77). 12 Gedownload door Renske Meerman ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser