Hoofdstuk 2 - Ethische Stromingen PDF

Summary

This document delves into ethical theories and explores different perspectives on ethical decision-making. It introduces various types of ethical theories, such as normative ethics, consequentialism, and virtue ethics, with case studies to illustrate concepts.

Full Transcript

HOOFDSTUK 02 ETHISCHE STROMINGEN We sloten het vorige gedeelte sloten we af met een handig, maar inleidend model om een casus te analyseren. Maar voor welke waarde of norm kiezen we nu best? Dit is meestal het heikele punt in morele dile...

HOOFDSTUK 02 ETHISCHE STROMINGEN We sloten het vorige gedeelte sloten we af met een handig, maar inleidend model om een casus te analyseren. Maar voor welke waarde of norm kiezen we nu best? Dit is meestal het heikele punt in morele dilemma’s. Om zo’n casus te evalueren, hebben we dus theorieën nodig om ons op te baseren bij het innemen van een standpunt. Hierdoor bekomen we een sterke argumentatie, en zo blijft het debat van een ‘welles- nietesspelletje’ gespaard. Dit deel is dus nog sterk theoretisch. We hebben echter de theorie nodig om de praktijk te begrijpen. Het is dus nog even zweten en daarna kunnen we zowel casussen analyseren als casussen evalueren. 21 2.1 Normatieve ethiek Normatief vs Descriptief Het woord normatief wil zeggen dat deze theorieën niet neutraal zijn, maar juist een stelling innemen over wat ethisch juist is. Wat we tot nu toe gedaan hebben, noemt men descriptieve ethiek. Descriptief wil letterlijk zeggen ‘beschrijvend’. Bij het analyseren van de casussen hebben we nog geen standpunt ingenomen, enkel de situatie beschreven. Dit is belangrijk: we willen immers niet dat onze analyse al te sterk gekleurd is vooraleer we een waardeoordeel geven. Wanneer we de volgende stap zetten, namelijk evalueren, moeten we net kleur bekennen! In normatieve ethiek geven we antwoord op de vraag wanneer iets moreel juist is. Binnen de normatieve ethiek zijn er stromingen die het vaststellen van wat ethisch juist is, loskoppelen van de persoon die de handeling doet. Met andere woorden maakt het dus niet uit wie in de situatie handelt. De actie zelf staat centraal, niet de actor. We categoriseren deze stromingen als niet-persoonsgebonden ethiek. Wij zullen hier twee stromingen bekijken, namelijk de gevolgethiek en de beginselethiek. Gevolgethiek legt de nadruk op de uitkomst van een handeling, terwijl je in beginselethiek net moet handelen vanuit vooraf bepaalde principes. Een tweede geheel aan stromingen vertrekken daarentegen net vanuit de persoon. Deze noemen we persoonsgebonden ethiek. Hiervan bespreken we de deugdethiek, waarbij de vraag verschuift naar ‘een goed mens zijn’ in plaats van enkel te letten op de handelingen. Bij de deugdethiek wordt dat wat ethisch juist is vereenzelvigd met de persoon die handelt. Een tweede stroming vanuit de persoon die we hier zullen bespreken is de discoursethiek, waarbij het ethisch juiste naar boven komt tijdens de interactie tussen personen. Niet-persoonsgebonden ethiek II. Beginselethiek III. Gevolgenethiek Persoonsgebonden ethiek IV. Deugdenethiek V Relatie-ethiek VI. Discoursethiek 22 2.2 PRINCIPES / REGELS In deze ethische stroming vertrekken we vanuit de daden. Wat hier het gewicht krijgt is de intentie waarmee we een daad begaan, de principes achter de daad en vanuit welke ethische basisregels we vertrekken. We noemen deze ruime stroming gemakshalve de ‘beginselethiek’. We starten met een klein gedachte-experimentje: Casus 7: De gebroken borden Na een lekker diner is het tijd voor de aloude, bittere discussie: wie doet de afwas? Gelukkig heeft de technologie de huidige gezinnen deels een oplossing geboden: de vaatwasser. Maar de kaboutertjes zetten de vuile borden er niet in, dus spreekt moeder haar twee kleine kindjes aan om te helpen. De jongste, nog niet zo behendig, laat per ongeluk een bord vallen. Geen probleem zegt moeder. Maar na het derde bord dat, ondanks alle moeite, uit de jongste zijn vingers glipt, zegt moeder dat hij mag beschikken. De oudste hoort dit en weet dat hij aan de beurt is. Hij neemt drie borden en gooit die één per één stuk. De moeder wijst de oudste weg. Wie doet hier nu een verkeerde daad? Beide kinderen hebben drie borden vernield. Vanuit deze ethische stroming kunnen we dus kijken naar de intentie. Hier is dan duidelijk dat de oudste moreel niet goed handelt. 23 Maar, we zitten wel met één groot probleem. We weten niet altijd de intentie van iemand. Bovendien wil het niet zeggen dat omdat de intentie goed is, het dan automatisch een goede daad zou zijn. Stel bijvoorbeeld dat een kind alcohol koopt voor de verslaafde ouder. Het kind doet dit met een goede intentie, maar om te Morele principes zeggen dat het moreel goed is om te doen, is een ander paar mouwen! De beginselethiek gaat daarom niet zomaar uit van intenties, maar van principes. Deze morele principes zijn vaststaand, die volgens aanhangers altijd moreel juist zijn. De principes zijn dus overal toepasbaar, ongeacht de situatie, en altijd waar. Wij zullen hier twee ethische theorieën binnen de beginselethiek bespreken: de theologische ethiek en de plichtsethiek. In de beginselethiek is iets moreel juist als we ons houden aan bepaalde morele principes. Theo- Theologische ethiek is een ethische theorie binnen deze ethische stroming die logische ethiek vertrekt vanuit God en diens openbaringswerken. De (katholiek) christelijke theologische ethiek gebruikt drie bronnen om aan haar principes te komen: Bijbel: in dit heilige boek werden ervaringen van mensen met God neergeschreven. Het bevat dus getuigenissen over en verhalen van God en diens aanraking met de mens. De wetteksten die in de Bijbel staan komen daarom vaak ‘van God zelf’, zoals de Tien Woorden. Op basis van wat in de Bijbel staat, worden eeuwig durende principes geformuleerd die gelovigen lijden in hun handelen. Natuurwet: God heeft de wereld geschapen zoals die is. Hierdoor dragen de ‘wetten van de natuur’ een belangrijke rol uit. Zo zal de mens niet ‘voor God’ mogen spelen door rechtstreeks in de natuur van de mens aanpassingen te maken. Denk bijvoorbeeld aan het verbod op euthanasie: hierbij kiest een persoon zelf hoelang hij leeft, in plaats van dat de natuur haar zegje heeft. Openbaringsgeschiedenis: als derde element is het geïnspireerd raken van mensen door God. De christelijke God brak in de geschiedenis met Jezus en heeft dus een innige, blijvende band (Verbond) met de mens. God openbaart zich dus in de geschiedenis, waarbij mensen geïnspireerd kunnen raken om bepaalde principes te formuleren en/of na te leven. Denk bijvoorbeeld aan Martin Luther King: vanuit zijn geloof streefde hij naar een absolute gelijkheid voor alle mensen, waarbij hij zich op de christelijke ethiek beriep. 24 Voorbeeld theologische ethiek: homoseksuele relaties Binnen de christelijke seksuele ethiek staat de voortplanting centraal. Volgens de natuurwet is het doel van geslachtsgemeenschap immers het voortbrengen van een nageslacht. Elke daad van geslachtsgemeenschap zonder dat daarbij een kind kan worden verwekt, wordt bijgevolg principieel afgewezen. Een zo’n daad is homoseksuele geslachtsgemeenschap. De katholieke kerk stelt dat homoseksuele handelingen principieel slecht zijn. Ze maakt hier evenwel het onderscheid tussen de handelingen en de geaardheid van de persoon. Homoseksuelen zijn niet principieel slecht, het consumeren van een homoseksuele relatie door geslachtsgemeenschap wel. Eerlijkheid gebied ons te zeggen dat, hoewel de kerk bij haar initieel standpunt blijft, haat en discriminatie tegenover homoseksuelen door de kerk ten strengste wordt afgewezen. Ook werd de toon waarmee de kerk spreekt sterk milder sinds paus Franciscus. Voordelen en nadelen Het voordeel van een theologische ethiek is dat ze zekerheid biedt voor het handelen van gelovigen. Het grote nadeel is evenwel dat niet alle principes van een bepaalde theologische ethiek aanvaard worden door anders- en niet-gelovigen. Hierdoor vindt ze veel draagkracht bij de gelovige groep, maar valt ze vaak in onmin bij anderen. Wanneer we principes voor iedereen, ongeacht religie, moeten we een kijkje nemen bij de tweede beginselethiek die we in deze cursus bespreken: de plichtsethiek. 25 Plichts- ethiek Een tweede vorm van de beginselethiek is ontworpen door een filosofisch grootgewicht, namelijk Immanuel Kant. Hij wilde een beginselethiek opbouwen die niet schatplichtig was aan gelovige tradities, maar aan hetgeen dat elke mens bezit: de rede. In zijn bekende werk ‘Kritik der Praktischen Vernunft’ (1788) betoogde Kant dat niet geluk het doel moet zijn van iemands handelen. Een inbreker zal immers gelukkig worden van een succesvolle inbraak, maar dat maakt de inbraak nog niet moreel juist. We zouden ons volgens Kant moeten Immanuel Kant bezig houden met onze morele 1724 - 1804 verplichtingen. Men noemt Kant’s vorm van beginselethiek dan ook de Immanuel Kant is een Duitse filosoof uit plichtsethiek. de Verlichting en misschien wel de belangrijkste denker van de moderne filosofie. Dankzij zijn baanbrekende De belangrijkste morele plichten die werken over kenleer, ethiek, metafysica, we hebben, noemt Kant de wijsgerige antropologie en esthetica kan categorische imperatief. Categorisch geen filosoof sinds het einde van de betekent hier ‘onvoorwaardelijk’ en achttiende eeuw nog heen om de imperatief kennen we vanuit de ideeën van Immanuel Kant. taallessen als de bevelvorm, ofwel een verplichting dus. Een categorisch imperatief is dus kortweg een handeling die men altijd moet doen, ongeacht de tijd of situatie. Dit in tegenstelling tot een hypothetische imperatief, waarbij jouw handelen afhangt van verschillende factoren. Maar hoe bekomen we nu zo’n categorische imperatief? Kant stelt dat je jezelf steeds moet afvragen of jouw handeling een algemene wet kan worden, dus een categorische imperatief. Denk dan: “als iedereen nu doet wat ik doe, zou dat dan goed zijn?”. De makkelijkste wijze om zo’n algemene wet op het spoor te komen is jezelf twee werelden inbeelden. In de eerste wereld doet iedereen zoals jij, in de tweede niemand zoals jij. Wat is dan de beste wereld? Mag je stelen? Een wereld waar iedereen steeds van elkaar steelt, is een wereld waarin we geen eigendom meer hebben en steeds moeten vechten voor bezittingen die ons toekomen. Er zou geen veiligheid meer zijn. Een wereld waar niemand steelt, is een wereld waarin eigendom gewaarborgd wordt en waar mensen zich niet steeds onveilig moeten voelen? De beste wereld is die tweede, dus: stelen mag niet. 26 De categorische imperatief van Kant heeft drie uitvloeiselen, hieronder weergegeven in de groene kaders: Beginsel van wederkerigheid We moeten onszelf de vraag stellen of we zelf zouden willen dat onze handelingen een universele (altijd en overal geldende) wet zou zijn. Met andere woorden: “Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden” (dit is de gulden regel die in de drie grote monotheïstische godsdiensten - jodendom, christendom en islam - geldt). Mens als doel We dienen de mens nooit als een middel, maar altijd als een doel op zich te zien. Kant gaat ervan uit dat ieder mens op een waardige manier behandeld wil worden, en als een autonoom individu keuzes wil maken. Beginsel van universaliteit Jouw handelen moet een aanvaardbare universele regel kunnen zijn die door ieder weldenkend mens gewaardeerd wordt. Het verschil tussen de eerste formulering en de deze, is dat het beginsel van wederkerigheid een subjectieve / persoonlijke beleving is. Het beginsel van universaliteit is daarentegen objectief: leefregels waarvan uiteindelijk ieder mens zal inzien dat dit het juiste is om te doen. 27 Voordelen en nadelen Het voordeel van de categorische imperatief is dat het een richting geeft aan hoe je moet handelen, door altijd toepasbare verplichtingen in het leven te kunnen roepen. Maar het kan ook uitdraaien op een situatie waarin we misschien net niet het juiste doen als we de plichtsethiek van Kant volgen, zoals geïllustreerd in de casus hieronder. Casus 8: Liegen of ik schiet! Jan en Mieke zijn op een zekere ochtend aan het ontbijten. Een vreemde man klopt op de deur met een vuurwapen in de hand. Hij zegt tegen Mieke, die de deur opent: “Waar is Jan? Ik ga hem vermoorden!”. Miekes impuls is uiteraard om te liegen en te zeggen dat Jan voor het ogenblik niet aanwezig is, om hem te beschermen van deze toekomstige moordenaar. Maar Kant zegt dat ze niet mag liegen, omdat dit maxime niet universaliseerbaar is, zelfs niet om Jan te redden. Hoe komt Kant tot deze uitspraak? Wel, stel dat Mieke aan de deur staat, pratend met de vreemde. Op dat moment denkt ze dat Jan zich in de keuken bevindt, waar ze hem heeft achtergelaten. Maar nu blijkt dat Jan nieuwsgierig was naar wie aanbelde, en haar gevolgd is tot in de woonkamer waar hij de vreemde man zijn bedreigingen hoorde uiten. Vrezend voor zijn leven is Jan langs de achterdeur naar buiten gevlucht. Ondertussen vertelt Mieke, in haar verlangen om hem te redden, de vreemde dat Jan er niet is, ook al denkt ze dat hij er wel is. Op basis van haar leugen vertrekt de vreemde, en botst hij op Jan wanneer hij de hoek omgaat, en doodt hem. Nu Mieke de leugen vertelt, is zij ook verantwoordelijk voor de dood van Jan. Had zij echter de waarheid gesproken, dan was enkel de moordenaar verantwoordelijk. Wanneer Mieke haar niet universaliseerbaar maxime (formulering 1) oppert, neemt zij dus een keuze, namelijk de keuze om te liegen. Hierdoor schenkt ze zichzelf autonomie. Mieke kon zwijgen of de moordenaar van het idee afhelpen door te praten, maar wat ze niet mocht doen is de morele wet overtreden, ook al is het voor een goed doel. Door deze nadruk op de plicht, wordt het gevolg niet in rekening gebracht. 28 2.3 UITKOMST / GEVOLGEN In deze ethische stroming vertrekken we opnieuw vanuit de daden, maar geven we meer gewicht aan het resultaat of gevolg van de handeling, in plaats van de voorafgaande principes. We noemen deze brede stroming de gevolgenethiek. Laat ons opnieuw starten met een gedachte-experiment: Casus 9: Batman versus The Joker Zou Batman The Joker moeten doden? Als je het de Dark Knight zelf zou vragen, zou hij, met zijn niet-doden regel, antwoorden: “Neen, geen denken aan!”. Batman is namelijk nogal Kantiaans in zijn ethiek: hij handelt uit de plicht het menselijk leven boven de dood te stellen. Dit betekent dan ook elk menselijk leven, zelfs van zijn grootste vijand. Maar laten we eerlijk zijn: The Joker zal nooit ophouden met moorden. Batman zal hem vatten en achter slot en grendel zetten, maar The Joker zal uiteindelijk ontsnappen (zoals elke keer weer) en opnieuw beginnen moorden (zoals elke keer weer). Wanneer hij dit doet, is dat dan niet een klein beetje ook de schuld van Batman zelf? Batman heeft in zowel de strips als de films wel honderden malen de kans gehad The Joker de doden. Hiermee zou hij ontelbare levens kunnen redden. Niemand zou immers nog slachtoffer worden van de gruwelheden van The Joker. Als je het vermogen hebt om een moordenaar te stoppen, en doet het niet, ben je dan moreel puur omdat je niet gedood hebt? Of ben je moreel ‘vuil’ omdat je weigerde te doen wat gedaan moest worden? 29 Vanuit de gevolgethiek is het duidelijk: wanneer je niet kijkt naar de intenties maar wel naar de uitkomst van het niet-doden, dan zien we dat er meer schade wordt berokkend dan gewoonweg The Joker liquideren. In de gevolgenethiek is iets moreel juist wanneer het leidt tot de best mogelijke gevolgen. Utili- De utilitaristen, uit het Engelse utility tarisme (nut) en de consequentialisten, uit het Engelse consequence (gevolg) zijn ethici die we grofweg kunnen categoriseren als aanhangers van de gevolgethiek. Beide namen zijn afgeleid uit het Engels en dat is geen toeval: de Jeremy Bentham ethische stroming ontstond in Groot- Brittannië omstreeks dezelfde tijd als 1748 - 1832 Kant zijn plichtsethiek ontwikkelde in De Engelse filosoof Jeremy Bentham Koningsbergen te Pruisen (nu een (1748 – 1832) was een vooraanstaand enclave van Rusland - Kaliningrad). rechtsfilosoof en vroege pleitbezorger Jeremy Bentham, wiens lichaam van het utilitarisme, een ethische gebalsemd nog steeds te bezichtigen stroming die streeft naar zoveel mogelijk is in het London University College, is geluk voor zoveel mogelijk mensen. de filosoof die we hier zullen bespreken. De moderne tijd, waarin ook Kant zijn plichtsethiek ontwikkelde, werd gekenmerkt door diepgaande veranderingen op verschillende terreinen die elkander beïnvloeden. Een van die veranderingen is het ontstaan van de economie volgens het model van de vrije markt. Op de markt bewegen zich individuen, ze klonteren samen en vallen weer uit elkaar, gedreven door particuliere motieven en winstbejag. Dergelijke ingrijpende verandering vraagt om een nieuwe ethiek, in wisselwerking met een nieuwe moraal. 30 Pijn en genot De basisgedachte bij de gevolgethiek is dat mensen bevrediging zoeken en pijn vermijden. Bentham formuleert het als: “De natuur heeft de mens gesteld onder het bestuur van twee soevereine meesters: pijn en genot”. Hierbij kunnen we opnieuw de feitelijke en ethische vraag stellen: Feitelijke vraag: mensen willen liever genot dan pijn Ethische vraag: kan mijn eigen zoeken naar genot een basis zijn voor het goed handelen? Hierbij komt de nuts-calculus van pas. Dit is een kosten-baten analyse van zowel korte als lange termijn gevolgen van een bepaalde handeling. Welke keuze geeft het meeste genot of nut voor de grootste massa? Om het utilitarisme inhoudelijk te karakteriseren, verwijzen we naar twee basisprincipes: principe van consequentie en sociaal principe. Het principe van consequentie (gevolg): het morele nut van een handeling wordt beoordeeld op zijn reële uitkomsten. Alleen het nuttige effect van de handeling moet in overweging worden genomen: vertoont de handeling een tendens het geluk van de betrokkenen te vermeerderen. Andere overwegingen (word ik er een beter mens van?; is mijn intentie goed?; respecteer ik de ander?) zijn irrelevant, zolang er geen concrete geluks-vermeerdering uit volgt. Handelingen zijn moreel goed wanneer ze bijdragen tot geluk en genot. Bentham wenst precies uit te gaan van de feitelijke verlangens van reële mensen. Hierbij gaat hij niet over de kwaliteit van het geluk: het enige mogelijke onderscheid is kwantitatief. Ethiek heeft volgens Bentham immers geen taak in het beoordelen van individuele levenspatronen. Het sociaal principe: het grootst mogelijke geluk voor zo veel mogelijk mensen moet gelden. Algemeen welzijn is de optelsom van welzijn van individuen. Het economische beginsel wordt toegepast op de behoeften van allen. Dit impliceert een kwantitatieve calculus (nutscalculus). Lust en onlust zijn meetbare eigenschappen (intensiteit, duur, gevolgen, snelheid, zekerheid en werkingsradius zijn deze meetbare eigenschappen volgens Bentham zelf. 31 Voordelen Waar de plichtsethiek een sterk uitgewerkte filosofie is, voelt de gevolgethiek eerder aan als iets pragmatisch (doelgericht aangepakt, met het oog op nuttigheid). We moeten wel duidelijk stellen dat het utilitarisme als uitgangspunt voor het nemen van beslissingen veel voordelen heeft betekent voor onze maatschappij in haar geheel. Op het domein van het publieke beleid is het zinvol te vragen naar de mogelijkheid van reële lotsverbetering voor zo veel mogelijk mensen. Welvaart vermeerderen door infrastructuur te scheppen voor gezondheidszorg, sociaal- cultureel beleid, ontwikkelingsproblematiek in de derde wereld… Daarnaast sluit het utilitarisme ook nauw aan bij de technische tendensen van de moderne samenleving op het vlak van denken in doel-middelrationaliteit. Tot slot is het utilitaristische principe een uitstekende legitimering in een democratische, pluriforme samenleving: het beleid schept voorwaarden, maar bemoeit zich niet met de morele keuzes van de leden en stelt dus zelf geen inhoudelijke morele prioriteiten. Dit bevordert de consensus die vaak nodig is in een samenleving. Ondanks de vele voordelen van de pragmatische aanpak van de gevolgethiek, zijn er ook enkele vragen te stellen bij het utilitarisme. Net als elke ethiek is ook deze vorm niet zonder problemen. Op de volgende pagina’s zullen we enkele casussen bespreken waarin duidelijk wordt dat het utilitarisme of andere gevolgen-ethische stromingen niet altijd de beste oplossing is. 32 Nadelen Casus 10: Wie te redden? Een persoon wordt gediagnostiseerd met een rare ziekte die na een reeks kostelijke operaties een kans van zo’n 10% op genezing heeft. Met dat geld kunnen we echter een tiental andere, minder erg zieke patiënten, beter maken. Wat is de meest ethische optie: die ene persoon redden of er tien redden? We voelen aan dat we binnen de gezondheidssector niet teveel moeten grijpen naar economische termen, maar het utilitarisme is hier met haar nutscalculus in feite op gebouwd. Volgens de gevolgethiek is het duidelijk: het geluk van tien mensen zal steeds groter zijn dan dat van maar één persoon. Toch is dit moeilijk toe te passen, zeker wanneer die één persoon een geliefde van jou is. Mogen we zomaar een kosten-baten analyse toepassen op de gezondheidszorg? Indien wel, dan blijven we enkel makkelijk te genezen ziekten behandelen. Is dat dan wel ethisch? 33 Casus 11: Hogere benzineprijzen goed voor het klimaat Olie is geen vrije markt: ze wordt niet bepaald door vraag en aanbod maar de aanbieders manipuleren met opzet de hoeveelheid ruwe olie die ze op de markt brengen. Zo kunnen ze kunstmatig de prijzen voor onder andere benzine hoog houden. Toch zijn hoge prijzen aan de pomp goed voor het klimaat. Door een stijging van 43% in prijs, kiezen consumenten vaker voor alternatieven waardoor de uitstoot met 26% naar beneden gaat. Bron: Trouw, 09 maart 2011 De nutscalculus blijkt onderhevig aan wat we nu net meenemen in de berekening en wat niet. Ofwel komen we in een oneindige optelsom van meer of minder relevante elementen die meespelen, ofwel moeten we de weging afbreken op een bepaald moment. Niet alleen welke behoeften en verlangens er in rekening gebracht moeten worden is dus een obstakelpunt voor het utilitarisme, ook tot hoever we gaan in het opnemen van behoeften en verlangens blijkt gekleurd door andere morele standpunten. Wat objectief lijkt, veronderstelt in feite een arbitraire keuze. Welke behoeften en verlangens leggen we in de weegschaal? Het nut voor de consumenten nu is duidelijk veel lager: zij worden zowel beperkt in hun mobiliteit als in hun budget. Voor de toekomstige generaties is dit wel een goed teken, alhoewel dat de toekomst geen vaststaand feit is. Moeten we het genot van de toekomstige generaties ook meenemen om een ethisch oordeel te vellen? Is de prijzen met opzet verhogen op benzine een moreel goede, of net verkeerde zet? De utilitaristische aanpak geeft hier geen antwoord op. 34 Casus 13: Oplossingen voor criminaliteit? Het is zeer aanlokkelijk om de veiligheid in bepaalde wijken te verbeteren door een sterkere politiecontrole. Onderzoek wijst echter uit dat meer politieagenten het probleem maar voor een klein deel bestrijdt. Criminaliteit hangt samen met ongelijkheid, armoede, slechte huisvesting, werkloosheid, alcoholgebruik en drugs. Dit zijn dan ook de belangrijkste kenmerken van buurten waar veel criminaliteit voorkomt. Voor bewoners van deze buurten belemmeren deze omstandigheden een fatsoenlijk leven. Het zijn stressoren die bijvoorbeeld de kwaliteit van de ouder-kindrelatie beïnvloeden. Het zijn hechtingsproblemen, onvoldoende ouderlijk toezicht, ook op het gebruik van alcohol en drugs, gebrek aan discipline of een overmaat aan autoritair gedrag, die het risico dat jongeren te maken krijgen met criminaliteit doen toenemen en tevens het vooruitzicht op een succesvolle carrière op school en elders verminderen. Bron: Blog Hoogleraar H. Vandenbosch, 2019 Een strikte toepassing van het gevolgbeginsel houdt het risico in dat uiteindelijk alles gelegitimeerd kan worden met oog op het algemeen belang. Nut en efficiëntie zouden in een politiestaat wel eens beter gegarandeerd kunnen zijn dan in het moeizame besluitvormingsproces van de democratie. Met andere woorden: het utilitarisme blijkt iets te missen dat essentieel is in een ethiek en wat samenhangt met een zekere belangeloos-heid. Het argument van de calculus is een zeer krachtig argument, dat uit zichzelf onvoldoende plaats kan inruimen voor datgene wat aan elke calculus ontsnapt. Zo is een calculus niet erg handig voor bijvoorbeeld de keuze van een partner of studierichting. Dit brengt het gevaar met zich dat het utilitarisme zich te snel concentreert op secundaire problemen (waar kwantiteit gemakkelijker te realiseren valt) en fundamentele kwesties uit het oog verliest. 35 2.4 Deugdenethiek Zoals eerder gesteld valt de persoonsgebonden ethiek grofweg uit in twee benaderingen. In de eerste benadering wordt de vraag wat moreel juist is beantwoord door te kijken naar de persoon die handelt. We bespreken hier de deugdenethiek, waarin de vraag centraal staat naar hoe je een deugdelijk kan zijn. De tweede benadering bespreken we in deeltjes V en VI, waarin de interactie tussen personen centraal zal staan. Ethica In deugdenethiek bepaalt de deugdelijkheid van de persoon de morele juistheid In de Griekse Oudheid waren de meeste ethische theorieën erop gericht om het goede leven te leiden. Volgens Aristoteles deed je dat door te streven naar een deugdelijk bestaan. Deugdelijk verwijst naar hoe een persoon is. Met andere woorden: beschikt de persoon over de vereiste Aristoteles karaktereigenschappen om te 384 v. Chr. - 322 v. Chr. deugen? Aristoteles is een van de belangrijkste filosofen uit de Oudheid. Het werk van Maar hoe doe je dat, zo’n deugdelijk de Grieke filosoof gaat over wiskunde, bestaan lijden? Wel, we moeten biologie, kunst, ethiek, logica en politiek. streven naar morele deugden en Aristoteles’ Ethica Nicomachea is een intellectuele deugden. Morele van de mijlpalen van de filosofie. Ook deugden zijn karaktereigenschappen gaf hij les aan Alexander de Grote. waarin een persoon het juiste midden vindt tussen twee uitersten. Aristoteles zelf gebruikte zelf het voorbeeld van voldoende eten en drinken. Enerzijds moet een persoon niet overdadig voeding en drank tot zich nemen (gretigheid), maar ook niet te weinig eten (zuinigheid). In plaats daarvan dient een deugdelijk iemand naar het goede midden te streven, en gematigd te eten en te drinken. 36 Casus 14: Moed Terugwandelend van een bioscoopbezoekje, zie je iemand overvallen worden. Wat is de moedige actie hier? De impuls is om te zeggen dat een moedig iemand ernaartoe zou lopen en de overval beletten, omdat moedig zijn betekent jezelf in gevaar brengen voor een goed doel, nietwaar? Wel, nee. Een deugdzaam iemand zou eerst een analyse maken van de situatie. Als je de overvaller inschat en met goede reden kan geloven dat je veilig kan terugkomen, dan is dat waarschijnlijk de moedige keuze. Maar indien je de situatie beoordeelt en vaststelt dat tussenkomst waarschijnlijk betekent dat zowel jij als het slachtoffer in gevaar zullen verkeren, dan is de moedige beslissing niet om tussen te komen, maar om hulp roepen. Volgens Aristoteles is moed het midden tussen de extremen van lafheid en overmoed. Lafheid is een tekort aan moed, terwijl overmoed een teveel aan moed is. Beiden zijn in de deugdethiek slecht. Aristoteles zei dat je zeker te veel van iets goeds kan hebben. Moedig zijn betekent dus niet halsoverkop richting gevaar lopen. Een moedig iemand zal de situatie beoordelen, zijn eigen kunnen kennen, en die actie nemen die juist is in de specifieke situatie. Een deel van moed, stelde Aristoteles, is kunnen inzien wanneer, in plaats van tussen te komen, je een autoriteit moet vinden die met een situatie kan omgaan wanneer jij op je eentje dat niet kan. Moed is de goede manier van handelen vinden. 37 Casus 15: Eerlijkheid Je ziet de partner van een vriendin over straat wandelen met een andere vrouw. Je weet dat jouw vriendin nogal het jaloerse type is. Ga je haar vertellen wat je hebt gezien? Eerlijkheid is het perfecte midden tussen brutale eerlijkheid en niet zeggen wat gezegd moet worden. Niemand moet verteld worden dat ze een gigantische puist op hun voorhoofd hebben, dat weten ze wellicht namelijk al. De deugd van eerlijkheid bestaat erin te weten waarover je moet spreken, en waarover je zou moeten zwijgen. Dit betekent dus ook weten hoe moeilijke waarheden gracieus aan te brengen, hoe slecht nieuws voorzichtig te brengen en hoe kritiek te leveren op een constructieve in plaats van vernietigende wijze. Wat zou dan in casus 15 de juiste optie zijn? Wel, daarvoor moeten we de situatie analyseren. Je hebt de partner van jouw vriendin en de vreemde vrouw enkel naast elkaar zien wandelen. Zij kunnen gewoonweg collega’s zijn. Daarenboven komt nog dat jouw vriendin nogal jaloers is, en dus wellicht hier een heel spel van zal maken wat hun relatie zeker niet ten goede komt. Maar daarnaast is het ook wel zo dat wanneer je niets zegt en dat de partner vreemd gaat, dat jouw vriendin het jou zal kwalijk nemen. Hoe ga je hier dan mee om? Wel, je zou met jouw vriendin kunnen praten en op een onopvallende wijze polsen. Of je zou de situatie kunnen uitleggen en erbij benadrukken dat het enkel wandelen was, wie weet zegt jouw vriendin dan: “Ja, dat kan. Hij heeft gezegd dat hij met een collega ging eten”. In deugden is er niet één juiste, vooraf bepaalde goede oplossing. 38 Naast de morele deugden spreekt Aristoteles ook over de intellectuele deugden. Dit zijn intellectuele eigenschappen die iemand in staat stellen enerzijds de eeuwige waarheid der dingen te begrijpen, en anderzijds deze waarheid toe te passen op praktische situaties. We moeten dus onze kennis en wijsheid blijven vergroten, want zo leren we tezelfdertijd hoe we een beter mens kunnen zijn. Voordelen De deugdenethiek is evenwel niet zonder problemen. Wellicht het voornaamste en nadelen nadeel van deugdenethiek is dat deugden subjectieve begrippen zijn die door iedereen op een andere manier kunnen worden geïnterpreteerd. Wat is bijvoorbeeld ‘fatsoen’? In België is het niet fatsoenlijk om een boer te laten tijdens of na het eten, in China net wel. Daarnaast kunnen we vragen stellen bij het praktische karakter van de deugdenethiek. Zal een deugdzaam persoon automatisch goed zijn en vooral, leiden deugden daadwerkelijk tot morele leefregels. 39 Ik kan: Het verschil tussen de begrippen persoonsgebonden ethiek en niet- persoonsgebonden ethiek beschrijven en de geziene ethische stromingen volgens deze tweedeling categoriseren. De drie bronnen van de Rooms-katholieke theologische ethiek opsommen en verklaren. De voor- en nadelen van de theologische ethiek opsommen en verklaren. Uitleggen hoe de plichtsethiek van Kant poging is morele principes te vinden zonder zich te beroepen op God. De termen ‘maxime’, ‘hypothetische imperatief’ en ‘categorische imperatief’ definiëren. De voor- en nadelen van de plichtsethiek opsommen en verklaren. De plichtsethiek toepassen op een gegeven casus. Het basisprincipe van genot en pijn definiëren en het belang ervan voor de utilitarisme verklaren. De termen ‘nutscalculus’ definiëren en het belang ervan binnen de utilitarisme aanduiden. Het sociaal principe en het principe van consequentie verklaren. De voor- en nadelen van het utilitarisme opsommen en verklaren. Het utilitarisme toepassen op een gegeven casus. Uitleggen wat een deugd is. Verklaren hoe je een deugd kan bereiken. De voor- en nadelen van de deugdenethiek opsommen en verklaren. De deugdenethiek toepassen op een gegeven casus. 40

Use Quizgecko on...
Browser
Browser