Document Details

Uploaded by Deleted User

Tags

cognitive psychology problem-solving thinking processes higher-order thinking

Summary

This document explores the nature of thinking, including its characteristics, goals, and processes. It examines various types of thinking, like creative or deterministic thinking, and explores approaches to problem-solving, including strategies like means-ends analysis and working backwards.

Full Transcript

***Hoofdstuk 1*** **Wat is denken?** *Inleiding*\ Denken: brede term, veel gebeurt onbewust, cognitief proces. - Veel verschillende soorten - Moeilijk om precies te weten wat denken is. - Alleen resultaat gebeurt in bewustzijn - Cognitieve proces gericht op begrijpen van de wereld en d...

***Hoofdstuk 1*** **Wat is denken?** *Inleiding*\ Denken: brede term, veel gebeurt onbewust, cognitief proces. - Veel verschillende soorten - Moeilijk om precies te weten wat denken is. - Alleen resultaat gebeurt in bewustzijn - Cognitieve proces gericht op begrijpen van de wereld en de oplossen van problemen - Onmisbaar element in ons leven Basiseigenschappen van denken: - Abstract (-hypothesen; wat niet bestaan), symbolisch (gebruik van woorden en getallen om te denken), relationeel (verbanden tussen dingen; als het regent *dan* breng in een paraplu), soms fout Taxonomie op grond van aantal vragen - Om orde te scheppen in de verschillende denken taxonomie opgesteld - Zo wordt verschillende vormen van denken in categorieen gesteld *Heeft het denken een doel?*\ Dagdromen -- doel loos denken Stream of consciousness/monologue intérieur *Unfocused* en *ill-defined* thinking - Verder niet over besproken in dit les *Schema* Doel? - Nee = Dagdromen - Ja = *Verloopt het denken deterministisch?* Omgekeerde van dagdromen is rekenen 20 x 13?\ Focussed, well-defined, precies startpunt, precies doel, deterministisch thinking - Expliciet controlled proces - Misschien niet volledig bewust van alle rekenprocessen, maar je bent wel bewust van de plan dat je gebruikt. - Wanneer je een plan hebt gekozen, dan heb je geen ander keuze - Je hebt een start en een duidelijke einde, en de proces er tussen is bepaald. - Routineuze toepassing - Deterministisch: elke volgende stap is bepaald door de huidige toestand. Doel?\ Nee = Dagdromen\ Ja = *Deterministisch?* - Ja= Rekenen -- heeft een doel - Nee = *Heeft het denken een precies startpunt?*\ Creativiteit: neen - Origineel (kunnen algemeen kijken of alleen naar de makkelaar -- van maker van belang voor psychologie), geschikt/bruikbaar product (kunst is moeilijker om te bepalen als het bruikbaar is), geen duidelijk/expliciet startpunt - Originaliteit voor de makelaar is iets ander dan voor de maatschappij - Origineel betekend niet van uit het niks -- komt van bestaanbare producten Doel?\ Nee = Dagdromen\ Ja = Deterministisch? - Ja= Rekenen - Nee = Precies startpunt? - Nee = Creativiteit - Ja = *Is er verhoging van semantische informatie?* Je leest dit in een artikel: *Het slachtoffer werd neergestoken in een bioscoop en stierf ter plaatse. De verdachte zat op de trein Leuven- Brussel op het moment dat de moord werd gepleegd.* - Je zal waarschijnlijk afleiden: De verdachte is onschuldig. - Typisch voorbeeld van alledaagse redenering - Van meerdere proposities naar 1 conclusie, belang van begrijpen van premissen, achtergrondkennis, semantische informatie. - Van verschillende propotities, naar 1 verbaal conclusie - Propotities gaat over dingen die waar zijn of niet. - Je trekt heel vaak informatieve conclusie semantische informatie Hoe meer situaties een bepaalde propotities uitsluit, hoe meer semantische informatie bevat. - Hoe meer je kan uitsluiten, hoe zekerder je bent. S.I. = hoeveelheid uitgesloten situaties - Het vriest maar er hangt geen mist. sluit meer uit, daarom bevat deze meer semantische informatie. - Er volgt ook: het vriest of er hangst veel mist dus hier uit kan je meer conclusies trekken. - Mensen trekken vaak niet zo een conclusie - Dergelijke conclusie bevatten minder semantische informatie. - Het vriest. Heel veel dagelijkse conclusie zijn fout Het is ook zeker niet de enige mogelijke/plausibele conclusie Plausibele, maar niet noodzakelijk valide conclusies = Inductie Ander voorbeeld/een soort inductie: *instance-based generalization* - Op basis van een paar specifieke evenementen/observaties trek je een conclusie Zwaan 1 is wit, Zwaan 2 is wit, Zwaan 3 is wit,.... Zwaan 100 is wit; Dus alle Zwanen zijn wit - Omdat het inductie conclusie is, weten we dat het een foute conclusie kan zijn - Niet zomaar elke conclusie - Mensen niet zo maar conclusie gaan genereren Je bent dokter en je stelt vast: - Patient 1 heeft Bacterie XYZ in bloed en heeft ziekte ABC. - Patient 2 heeft Bacterie XYZ in bloed en heeft ziekte ABC. -... Je zal concluderen: - Als men Bacterie XYZ in zijn bloed heeft, heeft men grote kans om ziekte ABC op te lopen. - Bacterie XYZ veroorzaakt ziekte ABC. Je zal niet concluderen: - Als men Bacterie XYZ in zijn bloed heeft, heeft men grote kans om ziekte ABC op te lopen tot 2020 en daarna zal men ziekte DEF oplopen. - Bacterie XYZ veroorzaakt ziekte ABC tot 2020 en daarna veroorzaakt ze DEF - Die laatste twee lijken ridicule maar de evidentie is ook wel compitentie - Formen van hypothesen is best een enginieus process waarvan we niet alles weten. Deductie: - Geen verhoging semantische informatie - Andere manier uitdrukt wat er al in de premise zit - Silogisme: - Alle A's zijn B's. Alle B's zijn C's. - Dus, alle A's zijn C's - Als de premise waar zijn, dan zal de conclusie ook waar zijn - Wat er impliciet er in zitten is specifiek zo dat je dan je conclusie kan trekken. - Hier kan je niet meer uitsluisten dan wat er al is uit gesloten Doel?\ Nee = Dagdromen -- denken zonder doel\ Ja = *Deterministisch*? -- wel een doel - Ja= Rekenen - - Nee = *Precies startpunt*? - Nee = Creativiteit -- deterministisch denken zonder startpunt - Ja = *Verhoging semantische informatie*? - Ja = Inductie - Nee = Deductie *Ill-defined* vs. *well-defined* - Continuum - Continuum en niet over twee soorten problemen - Sommige hebben niet dezelfde doel bij het invullen van de belasting. Startinformatie is ook niet hetzelfde voor iedereen. - Ill-defined meest representatief voor dagelijkse leven - Dagdromen; zonder doel; aan de eene uiteinde van de continuum - Onbekende factoren, meerdere oplossingen mogelijk/methoden. - Well-defined meest onderzocht - Aan de andere kant van de continuum heb je well-defined - Well-defined heeft een duidelijk doel -- zoals rekeken - Heeft een duidelijke startpunt en bewuste plan - In general, the process used to solve ill-structured problems are the same as those used to solve well-structured problems (Simon, 1978) Kunnen ill-defined problemen zoals creativiteit als een continuum met well-defined problemen worden beschouwd, of zijn het fundamenteel verschillende processen? Ja ze staan allebei op een uiteinde van een continuum. - Maar: Onderzoek duidt toch op verschillen (communicatie, argumentatie, metacognitie,...) - Problemen oplossingen van ill-defined en well-defined is gelijkaardig. - Studies vonden wel verschillen **De "Problem Space Hypothesis"** De probleemtuimte Probleemruimte = Representatie van alle mogelijke stappen/configuraties van een probleem\ Mooi voorbeeld: Tower of Hanoi - Één schijf per keer verplaatsen en geen grote op een kleine. De problem space hypothesis Elke mogelijke stap/toestand komt overeen met een "node" in een mentale grafiek. - Elke verbinding maakt duidelijk dat je van de eene naar de andere kan toegaan. De gehele set van nodes en verbindingen etc is de "problem space" (probleemruimte) - Van startpunt naar goal-state en alles daartussen Bij Tower of hHnoi heb je een duidelijke startpunt en ook duidelijke doel - De keuze die je maakt bepaalt ook de volgende stap die je maakt Een pad: sequentie van stappen van de begin toestand tot eind toestand - Veel verschillende paden in zo een probleemruimte Goed probleem oplossend gedrag = efficiënte paden - Vinden en creeen van zo een efficiente pad - Zo kort mogelijk - Zo weinig mogelijk omwegen Goed probleem oplossend gedrag = efficiënte paden - Zo kort mogelijk - Zo weinig mogelijk omwegen Zoeken in problem space is nodig Twee klasse van strategieen - Depth-first search: één pad zo ver mogelijk onderzoeken en dan terug keren en een alternatieve onderzoeken. - Breadth-first search: alle mogelijke stappen eerst evalueren en dan naar de volgende stap gaan. Verschillende algoritmes ontwikkeld - Success hangt af van probleem; bij sommige is depth-first search beter en bij sommige is breadth-first search beter. **Algemene oplossingsmethoden** Waar geen onmiddelijke opstakels te overwinnen Wat als het licht aan doet de kamer niet oplicht? Dan hebben wij wel een probleemgerichte doel Belangrijke algemene oplossing strategieeen bespreken *Generate-and-test technique* - Meesten mensen hebben woorden gegenereerd met de woord C en dan zien als ze eten of drinken zijn - Mensen hebben misschien eerst woorden generen die te maken heeft met eten of drinken en dan zien als ze met de letter C beginnen. - Goed technique: zal bij juiste toepassing altijd juist antwoord geven - Maar niet efficiënt bij vele mogelijkheden -- verliest het zijn effictiviteit - Frustratie en bijhouden van vorige pogingen - Probleem dat je iets vergeet en sommige mogelijkheden vergeet - Als er weinig mogelijkheden zijn dan is het wel een effectieve oplossing *Means-ends analysis* Voorbeeld: *Je bent in Leuven & wil naar Erasmus vriend/vriendin in Barcelona* - Verschillende mogelijkheden om daar te geraken Doel volgen met startpunt - Je vergelijkt het doel met de startpunt - Je denkt aan manieren om de verschil te overbruggen en kiest de beste (hier de vliegtuig) - Dus met dit technique creer je subdoelen - Wordt taak opgebroken in beheersbare stappen zodat je de juiste conclsuie en beste methode kan bereiken Andere voorbeeld van mean-ends analysis Reken opgaven DONALD\ GERALD + \_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\ ROBERT\ D=5 Elk letter staat voor een cijfer Taak was om de waarde van de andere cijfers te vinden Kan proberen met generate-and-test technique, maar er zijn veel mogelijke pogingen dus maakt het moeilijk. Met gebruik van means-end analysis ga je probleem opdelen in verschillende subdoelen: Stap 1: Als D = 5, dan T = 0\ Stap 2: Bij cijfers kan het niet anders dan: Als O+E = O, dan is E = 9\ 5ONAL5\ G9RAL5 + \_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\ ROB9R0 Stap 3: Als L + L + 1 = R, dan moet R oneven zijn, want 2 dezelfde nummers opgeteld geven een even nummer\ Stap 4: We weten dat R oneven is en groter dan 5, want 5+G =R. We weten dat E = 9, dus R moet 7 zijn\ 5ONAL5\ G97AL5 + \_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\ 7OB970 Stap 5: G moet 1 zijn, want 5+1(overdracht) +G=7 en G kan niet 0 zijn (dat is T).\ Stap 6: L+L+1(overdracht) = 7. L is dus 3 of 8. We weten dat A+A=9, dus A is 4, dus is er 1 overdracht, dus moet L 8 zijn.\ Stap 7: N+7=B, de enige nog overblijvende cijfers zijn 2, 3 en 6. Dus moet N 6 zijn en B 3\ Stap 8: O moet 2 zijn want het is het enige overblijvende\ 526485\ 197485 + \_\_\_\_\_\_\_\_\ 723970 Newell & Simon: ontwikkelde een computer strategie; een AI-toepassing\ heete: GPS (General Problem Solver) ≈ *means-ends analysis* - Vergeleken hoe mensen logica en verborgen reken problemen die oplossen en hoe de computer programma het deed. Verbale protocollen ≈ printout programma - Echte verbale protocollen en moesten luidop spreken om te denken Vergelijken van protocol, zijn er veel vergelijking in hoe mensen en GPS het oplossen means-ends analysis: gefocusde strategie die dwingt tot analyseren - Op een plan te bedenken voor dat ze met het echte werk start. Soms is stap terug beter - Soms is het beter om een stap terug te zetten *Working backwards* "omgekeerde" van means-ends - Eerst laatste stap te bepalen, dan voorlaatste, en zo voort om bij de eerste te geraken Ook subdoelen\ Towers of Hanoi -- kan dit gebruiken om working backwards te bespreken: - 1 schijf per keer - Nooit grotere op kleinere Hoe het op te lossen met gebruik van working backwards *Om onderste rechtsonder te krijgen, moet ik de twee eerste verhuizen. Ik zou ze naar het tweede paaltje kunnen verhuizen, maar 't meest efficiënt is als ik het hoogste het meest naar rechts verschuif, de middelste naar de middelste paal, etc....* Efficient wanneer backward pad uniek is - Soms meer efficient dan forward means-ends analysis *Backtracking* - Soms is het maken van assumpties nodig bij een probleem; een hypothese stellen - Is niet altijd correct, kan ook fout zijn - Indien fout, moet je ze ongedaan maken -- backtracking - Voorbeeld: oplossen van sudoku Laatste techniek: redeneren door analogieen te gebruiken - Gebruik maken van een anaolgie kan helpen Participanten kregen een verhaal te horen: *Een klein land werd geregeerd door een dictator vanuit een versterkt kasteel. Vanuit het kasteel vertrokken verschillende wegen, net als spaken van een wiel.\ Een generaal verzamelde een leger met als doel het kasteel te veroveren en het land te bevrijden van de dictator. De generaal wist dat zijn leger groot en sterk genoeg was om de mannen in het kasteel te overwinnen.\ Maar dan bracht een spion ontstellend nieuws. De wrede dictator had op elk van de wegen mijnen geplaatst. Deze waren zo ingesteld dat slechts kleine groepjes over de wegen naar het fort konden stappen. Dit was nodig opdat de gewone werkers en de bevoorrading van het kasteel mogelijk was. Zodra echter een grote groep over zo'n weg stapte, ontplofte de mijn.\ Met andere woorden, de generaal kon nooit met zijn leger over zo'n weg stappen, want dan zouden de mijnen zeker ontploffen.* *Op het eerste gezicht leek het daarom onmogelijk om het kasteel aan te vallen. Maar de generaal was een gewiekste kerel. Hij verdeelde zijn leger in heel kleine groepjes, die elk aan een van de vele kleine wegenrichting kasteel gingen staan.* *Op het teken van de generaal gingen ze, elk op hun weg, naar het kasteel, zodat het hele leger op min of meer hetzelfde tijdstip aan het kasteel aankwam en ze het toch konden veroveren.* Tumor probleem Stel dat een mens een niet opereerbare hersentumor heeft. Bestraling kan helpen.\ Probleem: de sterkte van de straling die nodig is om de tumor te vernietigen is zo krachtig dat ook omliggende (en nog noodzakelijke) cellen zouden vernietigd worden.\ Hoe kan je dit probleem oplossen? Een mogelijke oplossing is:\ Zwakke stralen vanuit verschillende hoeken naar tumor sturen - 1 straal is niet voldoende om tumor te vernietigen, maar allemaal samen wel - 1 straal zal omliggend weefsel niet vernietigen, alleen tumor waar ze allemaal samen komen wordt vernietigd Verhaal + hint 75% \> verhaal 30% ≥ probleem alleen 10% - Resultaten: als de proefpersonen de verhaal op voorhand kreeg en dat er een hint bevatte, dan vonden 75% van de proefpersonen de resultaten. - Als ze enkel de probleem krijgen, dan zal maar 10% de oplossing vinden - En als ze alleen de verhaal kregen te horen en niet wisten dat er een hint in bevatte dan zal er maar 30% van de proefpersonen het oplossen. De eerste groep redeneert m.b.v. analogie - verschillende oppervlakte kenmerken, zelfde onderliggende structuur - onderliggende principie vinden en deze stap inductie van abstract schema - onderliggende structuur = abstract schema Twee verhalen zonder hint ≈ 1 verhaal met hint - Brand uitgieten door langs alle kanten emmer te gooien - Door multiple voorbeelden waarschijnlijk gemakkelijker om spontaan abstract schema te construeren **Hinderpalen bij het oplossen van problemen** Hinderpalen - Probleem niet opgelost in 1 stap - Soms voorkomen dat er hindernissen zijn voor volgende/juiste stap Aantal voorbeelden: Water jar problem *Mentale set* - Tendens om (door herhaling) probleem op bepaalde manier op te lossen (en dat we er in zal vastlopen), ook al is er een andere meer vruchtbare manier - Probleem 1-5 van de water jar probleem werkt: B-2C-A\ 127 -- (2 x 3) -- 21 = 100\ 163 -- (2 X 25) -- 14 = 99\ \... MAAR bij de volgende problemen is dit niet meer het geval om B-2C-A te doen\ Probleem 6-8: A-C is gemakkelijker - Ik maak een omweg Probleem 8 kan zelfs niet opgelost worden met B-2C-A - 80% gebruiken B-2C-A - Die routine gebruiken bij de eerste oplossingen zullen we ook verder gebruiken, ook als is het niet de juiste. - 64% falen op probleem 8 vs. 5% van controle pp zeggen dat het niet kan en dat er een probleem is met het probleem ![](media/image2.png) Probleem 3 Trek 4 rechte lijnen door de 9 punten zonder je pen op te heffen. Probleem 4 6 lucifers\ Leg deze zodanig dat je 4 gelijkzijdige driehoeken vormt Oplossing van probleem 3 en 4 Links van belang, is dat je buiten de kader ga. Lucifer probleem is dat je een extra dimensie moet maken. Andere vorm van *mentale set* - Mentale set maakt het probleem moeilijker - Mensen maken assumpties die ze niet moeten maken en waarvan ze zich niet bewust zijn Probleem 3: Binnen de grenzen blijven - We maken assumptie dat wij binnen de grenzen moeten blijven - Die assumptie niet nodig en we zijn er niet van bewust maar het hindert ons wel; Probleem 4: 2D-oplossing - Assumptie dat wij het op tafel moeten leggen Probleem 5 - Twee touwen hangen aan plafond en ze aan elkaar binden - Doel: Touwen aan mekaar binden - Probleem: Te ver van mekaar (zelfs op stoel) om ze alle twee vast te houden en te binden Materiaal:\ stoel\ Blad papier\ tang\ Wat is de oplossing? Probleem 6 Materiaal:\ Doosje met duimspijkers\ kaars\ lucifers\ Doel: Bevestig kaars aan muur om licht te maken?\ Wat is de oplossing? *Functional fixedness*: Probleem bij probleem 5 en 6 is functional fixedness - Moeilijk om nieuwe functies/rollen aan elementen van een probleem te geven - Moeilijkheid nieuwe functies toe te kennen aan een probleem - Probleem 5 en 6 effect dat mensen niet zien dat ze bvb het doosje kan gebruiken Als je er in slaagt om die functional fixedness te doorbreken dan kan je de probleem relatief makkelijk oplossen *Incomplete/incorrecte representatie* van het probleem - Een normaal schaakbord: 64 vakken (32 Rode, 32 Zwarte) - 2 tegengestelde hoeken worden weggeknipt (dus 62 vakken) Kan je op de 64 vakken hierop 31 dominostenen plaatsen? Antwoord: Neen, want:\ Elke dominosteen op 1 R en 1 Z vak - Elke dominosteen is even groot als 2 vakken - Kan maar op rood en zwart vak Weggeknipte vakken: beiden Z - Er zijn meer zwarte dan roden dus kan niet Dus onmogelijk\ Deze 2 aspecten van probleem meestal niet gerepresenteerd.\ Door incomplete representatie geen/niet snel juist oplossing - Probleem is dat ze het probleem zo niet hebben gepresenteerd. **Creativiteit** Verschillende fazen 1.Voorbereidende faze - Verzamelen van materiaal en definieren van probleem - Aanleren van vaardigheden indien nodig 2.Incubatie faze - Probleem even vergeten/opzij - Bewust er niet mee bezig - Enkel onder bewustzijnsdrempel ermee bezig zijn - Dromen (McCartney van de beatles en ommekeer kwam om de tune van yesterday, Kékule; hij viel half in slaap voor de haard, en hij zag in die vuurvlamme een slang; hier kreeg oplossing van probleem) - Het vinden van oplossingen in dromen - Niet echt bevestigd/vele vragen - Effect mogelijk door mentale set? - Experimenteel onderzoek niet duidelijk evidencie heeft voor deze faze - We moeten hier echt een moeilijk probleem vinden en we zouden dan moeten wachten op de oplossingen - En wat bedoelen ze met de bewustzijnsdrempel? - Simplere verklaring voor deze effecten in incubatie faze, is dat tijdens het normale probleem oplossend gedrag, wij ons vast bijden in 1 strategie en 1 representatie gelinkt met mentale set. En door effe te stoppen laten wij los van deze metnale set en zo kunnen wij zoeken naar een alternatieve verklaring. 3.Illuminatie faze: eureka/aha - bewust van belovent idee 4.Verificatie faze: kritische evaluatie - creatieve idee geevaluteerd en ontwikkeld - Als het aantoond dat het niet gebruikt kan worden dan gaat het terug naar de voorbereidende faze, merkt dat ze een basisvaardigheid mist. - Wel kan gebruikt worden dan wordt het getoond aan publiek Maar: - Vast verloop niet realistisch - Er is een onlosmaakelijke interactie tussen de verschillende fazen en de strikt opvolging is een idee dat we moeten loslaten - Niet zo verschillend van gewoon denken - Overeen komen met normaal probleem oplossend gedrag en niet alleen creatief gedrag. Wat is het verschil dan tussen creatief gedrag en normaal probleem oplossend gedrag. Welke processen maken deel uit van creativiteit Perkins (1981) stelt dat zowel bij creativiteit als bij normaal functioneren/denken dezelfde processen een rol spelen. - Eerste process: *Directed remembering* - Waarbij men probeert de geheugen op zo een manier te kanaliseren zo dat alleen noodzakelijke aspecten voor het probleem naar boven komen en niet de onnodige. - *Noticing* - Process waar men vaak dingen moet- herzien, na voorloop van tijd zullen zien waar de fout ligt. Nodig om die illuminatie faze te krijgen. - *Contrary recognition* - De mogelijkheid om objecten te herkennen op een andere manier. Wat zijn de componenten van creatief proces? Sternberg: Afvraagt wat zijn de componenten van een creatief proces? - Eerste component: Intelligentie - Probleemdefiniëring - Speelt een rol in creativiteit en wordt beinvloed door intelligentie - Een goeie probleemdefiniering is zelfs deel van de creatieve eindproduct. - Divergent denken - Ander aspect van creativiteit dat van belang is en dat gelinkt is met intelligentie. - De mogelijkheid om veel verschillende ideeen te genereren als antwoord op een probleem. - Levert meer zicht op mogelijke alternatieven. Convergent thinking vs. divergent thinking - ![](media/image4.png)Contrasteert met convergent denken waar je verschillende delen samenbrengt in 1 concept. Convergent thinking en divergent thinking is eigenlijk inductie want je neemt nieuwe informatie bij je conclusie die niet in je premissen te vinden zijn. - Tweede component: kennis: kennis heeft een effect op creativiteit - Drie tegenstrijdige theorieën: - De Bono en Koestler stellen dat kennis een negatief effect heeft op creativiteit. - Lubart stelt dan weer dat er een U-vorming verband bestaat tussen kennis en creativiteit: een bepaald niveau van kennis is nodig wil men in staat zijn om tot een creatieve oplosing te komen, maar te veel en te weinig kennis werkt belemmerend. - Weisberg die dan stellen dat kennis een positief effect heeft op creativiteit. - Derde component: Denkstijlen: manieren die je gebruikt om je intelligentie en kennis op een nuttige manier te combineren zo dat je tot een creatief idee kan komen. - Voorbeeld: contrast tussen globaal perspectief en locaal perspectief - Globaal: ziet probleem in zijn context; locaal: men ziet het probleem op zich of enkel een deelaspect ervan. - Vierde component: Persoonlijkheidstrekken: de wens om origineel te zijn, de kunst om ambiguitieit te tolereren, de wil om om voldoende kennis te verwerven, etc. - Vijfde component: Motivatie - Taak-gericht vs doel-gericht (zie ook vb bij problem space hypothesis) - Doel gericht: motivatie die meer is gericht op het bereiken van een specifieke toestand of van een belonging. - Taak-gericht: men meer gefucost is op de taak zelf. - Zesde component: Omgevingscontext - Mensen moeten trachten divergent denken mensen in een ruimte vol obecten presteerde beduidend beter op de taak. - Ook belangrijk bij de evaluatie van creativiteit. - In de ene context lijkt een welbepaald product misschien wel creatief, origineel, maar in een adner context dan weer helemaal niet. Deze 6 componenten samen definieren volgens Sternberg het creatieve proces. ***Hoofdstuk 2*** **Inleiding deductie en inductie** Wat is deductief redeneren? Uitleggen met denkproblemen Probleem 1: Alle A's zijn B's. Alle B's zijn C's. Wat volgt? Kunnen concluderen dat alle A's zijn C's. Probleem 2:\ Geen van de A's zijn B's.\ Alle B's zijn C's. Wat volgt? Conclusie: sommige van de C's zijn geen A's. Belangrijk is dat: - Alle info in conclusie in probleem - herintegreren van informatie in premissen op een nieuwe manier zo dat we iets nieuws zeggen van A en C dat niet explicit is vermeld maar dat er impliciet wel aanwezig was. - Sommige problemen zijn gemakkelijk, andere zijn echter moeilijk. Verschil met inductie - Informatie van deductie zit al impliciet in de premissen terwijl in inductie dit niet zo is. Zwaan 1 is wit\ Zwaan 2 is wit\ \...\ Zwaan 100 is wit - Dus, alle zwanen ter wereld zijn wit. - Je gaat hier verder dan de observaties zelf! -- Blijf je bij wat je kan zeggen met zekerheid op grond van de informatie in de premissen - Je springt niet verder dan de premissen Een handigheidje\ Waarom zouden we deductief redeneren onderzoeken want weinig relevant voor alledaagse redeneren? - Alle syllogismen zijn dingen die irrelevant zijn t.o.v. het alledaagse leven. - Alle dingen die irrelevant zijn t.o.v. het alledaagse leven zouden niet bestudeerd moeten worden door psychologen. - Dus, alle syllogismen zouden niet bestudeerd moeten worden door psychologen. Deze conclusie, redeneerwerking, berust echter op een syllogistische redenering op tot de conclusie te komen dat niet alle syllogismen niet relevant zijn. - Je hebt een syllogismen redenering gebruikt. Een concreet voorbeeld - Vliegtuig ongeval 1983: ongeval Koreaans vliegtuig. Neer geschoten door russisch leger. Onderzoek naar hoe dit is gebeurt. - tijdstip x: Als correct, dan water op radar. - Geen water maar, Kamchatka schiereiland. - tijdstip y: Als correct, dan Kurile eilanden. - Maar, Zee van Okhotsk. - = **Modus Tollens**: Als p, dan q. Niet-q. Dus, niet-p. - Beide gevallen zagen ze niet q. dus validen conclusie dat er was geen p dus geen q - Route was dus fout. - Ongeval in kerncentrale Chernobyl. zelfde modus tollens redenering ook een basis. Er was een redeneer fout voor het ongeval. - Deductie juist oplossen kan dramatische ongelukken voorkomen. Nog belangrijk omdat \...\ Vele psychologische theorieën hebben een deductie-component: - begrijpen van teksten - maken van plannen - perceptie Dus, onderzoek naar deductie is belangrijk. Wat weten we? Antwoord bieden op vastelling dat: - Sommige problemen zijn gemakkelijk. - Sommige problemen zijn moeilijk. **Logica, natuurlijke deductie en evolutionaire psychologie** Hoe lossen gewone mensen deductie problemen op? - Redeneren verloopt via de regels van de logica - Kant zei: "Logica is de wetenschap van de noodzakelijke wetten van het denken." - Vertalen van originele zin in abstracte structuur (p's, q's,...) - Worden vervangen door p's en q's. Regel dus ik neem mijn paraplu. Deze abstracte representatie van de zin zouden we dan logische regels gebruikt. - Gebruik van syntactische logische regels Maar: - Mensen maken fouten. (clip 7 probleem 2, veel mensen maken hier fouten). - Dagdagelijkse verbindingswoorden ≠ logische verbindingswoorden - De woorden die wij gebruiken om te redenering (dus, als dan, etc), niet dezelfde betekenis als deze woorden betekenen in de logica - Voorbeeld: An werd zwanger en ze trouwde, betekend voor de meeste mensen iets anders dan An trouwde en ze werd zwanger. - Logisch betekenen ze precies hetzelfde. *Natuurlijke deductie of regel-theorieen* - Vertalen van originele zin in abstracte structuur (p's, q's,...) - Start met dezeelfde uitgangs punt dat mensen de originele zin vertalen van de zin naar een abstract structuur. - \+ Gebruik van set van syntactische regels - Maar: Niet alle regels uit logica -- stelt dat niet alle regels uit de logica gerepresenteerd zijn in ons hoofd. Bijvoorbeeld:\ [Modus ponens] -- in ons hoofd. Redeneer vorm dat stelt: als p dan q p ∴ q - met zekerheid q kunnen uitleiden MP-regel wel [Modus tollens] -- moeilijker probleem[\ ]als p dan q\ niet-q\ ∴ niet-p\ MT-regel niet in regelset - Deze regel zit niet in onze regelset in ons hoofd en daarom is het moeilijker om zo een problemen op te lossen Dus de vraag is waarom kunnen sommige mensen wel modus tollens oplossen en andere niet. - Naturalijk deductie theorie zijn geconstrueert dat zo een problemen oplossbaar zijn maar met hulp van meerdere regels. Hoe dan Modus Tollens? Indirect! Met gebruik van andere regels kunnen mensen ook direct aan de modus tollens geraken 1.als p dan q 2.niet-q hoe kunnen wij dan dit probleem correct oplossen. mogelijkheid:\ 3. p (hypothese) -- stel dat p de hypothese is. Veronderstelling maken dan kunnen wij de eerste regel gebruiken:\ 4. q (MP van 1 en 3) 5\. q en niet-q (conjunctie van 4 en 2) -- combineren met informatie van stap 2. Kunnen niet samen voorkomen. Kan niet tergelijkertijd waar zijn en fout zijn.\ 6. niet-p (*reductio* en *absurdum*) -- afleiden dat hypothese fout was, dus het is niet p. Twee belangrijke principes: - aantal stappen -- bepaald de moeilijkheidgraad - beschikbaarheid van regels Modus tollens vraagt meer tijd en dus moeilijker - Niet alle regels zijn even beschikbaar -- reductio en absurdum is niet erg beschikbaar zijn. Dus ze worden minder vaak gebruikt. Dus zal de oplossing niet gevonden worden. Welke regels en de beschikbaarheid ervan is een empirische kwestie. *Wason selectie-taak: Abstracte versie* Als er een \'A\' staat aan de ene kant, dan staat er een \'2\' aan de andere kant A D 2 5 Wason selectie-taak: Concrete versie Als men bier drinkt in een café, dan moet men ouder zijn dan 16 Bier Cola 20 14 - Het aantal juiste selecties met een concrete versie is plots veel hoger. Samenvatting van de resultaten - Als A dan 2: weinig correcte antwoorden - Minder mensen zullen de juiste antwoord geven - A: geen 2 aan andere kant is problematisch -- moet omdraaien - D: 2 of geen 2, blijft gelijk -- niet omdraaien; want dit geeft ons geen informatie over de juistheid van de regel. - Weinig mensen nemen de D kaart. - 2: A of geen A, blijft gelijk -- veel mensen willen dit kaart omdraaien maar niet juist; er staat geen Ais regel niet perse fout. Het geeft mij geen belangrijk informatie over de juistheid van de regel. - 5: A aan andere kant is problematisch -- weinig mensen kiezen als antwoord; wel kiezen want als er een A staat, dan is er een probleem met je regel. - Als bier, dan 18: veel correcte antwoorden -- kunnen dezelfde redenering maken als bij de abstracte versie - bier: geen 18 is problematisch - cola: mag altijd - 20: mag alles drinken - 14: bier drinken is problematisch Ook al hebben beide problemen dezelfde structuur, mensen maken toch meer fouten bij de eerste probleem. Probleem van inhoud vinden bij syllogismen - Alle Fransen zijn wijndrinkers. - Sommige wijndrinkers zijn lekkerbekken. - Dus, sommige Fransen zijn lekkerbekken? Kan validen zijn. - Alle Fransen zijn wijndrinkers. - Sommige wijndrinkers zijn Italianen. - Dus, sommige Fransen zijn Italianen? Hier zullen er meer mensen twijfelen Zelfde vorm, toch andere antwoorden -- vreemd voor regel theorieen - Want als regeltheorieen gebruikt worden om problemen op te lossen dan moeten inhouf geen invloed hebben. Dus, inhoud beïnvloedt redeneerresultaat. Dus... Sommige problemen zijn gemakkelijk Sommige problemen zijn moeilijk\ Inhoud heeft een sterke invloed op redeneerresultaat. Dus... Regeltheorieën kunnen heel veel verklaren -- handig om problemen op te lossen met abstract content.\ Heben echter groot probleem met ver laren van inhoudsmatieraal.\ Regeltheorieën geven wel verklaringen, maar: - post-hoc -- ze zijn gecreeerd na de feiten - onbevredigend Zijn er theorieën die inhoudseffecten wel kunnen verklaren? 2 theorieen die heel specifiek gericht zijn op het inhoudseffecten (niet zo goede alternatieven) *Pragmatic reasoning schemas* (wordt niet echt besproken): - realistische problemen activeren - specifieke redeneerschemas (permissie/obligatie/causaal) - Dus specifieke regels voor specifieke situaties *Evolutionaire theorie*: - sociale uitwisselings-problemen - module om "valsspeler" op te sporen Evolutionaire analyse: - Jager-voedselzoeker samenleving - Mensen vroeger moesten zoeken naar vlees en sommige fruit en groenten moesten zoeken - In deze samenleving, sommige waren successful, en sommige niet. - Succesvolle jager kan voedsel geven aan niet-succesvolle: - Klein negatief effect voor de successvole jager. Hij heeft nog altijd wel eten ook al heeft hij een klein stuk weg. - Groter positief effect voor andere -- want als de andere jager geen eten had, zou hij kunnen sterven. - Kunnen deze interactie beschrijvan als wederzijds altruisme: als systeem installeren dat als 2 mensen een afspraak maken (altruisme hanteerd), dan zullen de 2 beter uitkomen grotere kans op het mogeljik maken van kinderen (survival). - Beide leden van een paar kunnen op mekaar rekenen - Zijn beter af op termijn - Fitter dan deze zonder die genen - Wie altruismen gebruiken zijn meer fitter. Sociale uitwisseling - Sociale uitwisseling was en is belangrijk. - Een individu betaalt een kost om een bepaalde gunst te ontvangen. Hier ga je een bepaalde kost betalen (een stuk vlees) om later een gunst te ontvangen. - Belangrijk: - Kosten zijn niet groter dan de gunsten - - DUS: Cognitief mechanisme dat kosten en baten analyseert - Specifieke modules/mechanismes voor specifieke taken is kenmerk van evolutionaire benadering - Niet als een machine die alles kan is nooit beter voor specifieke taak dan machine die speciaal voor die taak is ontwikkeld - Zo geld dat ook voor onze geest. - Er is dus geen "general purpose mechanism" dat voor alles geld, we hebben specifieke mechanismen voor specifieke taken. Pinker (1994) "human mind is not a general-purpose computer, but a collection of instincts adapted for solving evolutionary significant problems -- the mind is a Swiss Army knife" Gevaar voor wederzijds altruism - *Gevaar van valsspelers*: mensen die hulp accepteren maar zelf nooit hulp zullen geven. - Zij die hulp accepteren maar nooit hulp geven zullen fitness maximaliseren - Ze willen hun fitness maximaliseren. - Valsspelen = kost niet betalen. - Als er te veel valsspelers zijn, dan werkt de wederzijds altruism. - M.a.w., we moeten ook een mechanisme hebben dat valsspelers opspoort: - CDM = cheater detection module Cosmides & Tooby na review vele data - Hebben een grote data analyze gedaan en gevonden: Sommige versies van selectietaak triggeren CDM - Versies waar CDM getriggerd wordt. - ⇒ Pp's doen het goed -- proefpersonen doen het daar goed want ze willen niet dat iemand niet de regel volgt. - ⇒ Vb: bier-cola Andere versies niet waar de CDM niet getriggerd wordt - ⇒ Pp's doen het niet goed - ⇒ Vb: abstracte versie ⇒ Men kan Wason-selectietaak (nagenoeg) enkel correct oplossen als men er op attent gemaakt wordt dat valsspelen mogelijk is Gigerenzer & Hug (1992) - Gezegd dat die gevoeligheid voor valsspelen is heel gesofisticeerd. - Wanneer de twee partijen kunnen valsspelen, dan zien we dat proefpersonen andere antwoorden zullen geven - Kan men door mensen in een verschillende positie te brengen - Dramatische verschillen veroorzaken Wederzijds valsspelen (voorbeeld van Gigerenzer & Hug., 1992) - Als een arbeider tijdens het weekend werkt, dan krijgt hij vrijaf gedurende de week. - Twee versies: - Proefpersonen werden in arbeiders versie gezet: - Werken in weekend is kost voor arbeider, winst voor patroon/baas want zo blijft zijn fabriek draaien - Arbeider denkt aan weekend werk -- hij heeft goeie redens - Maar vangt van zijn collegas geruchten dat regel wordt overtreden - Als een arbeider tijdens het weekend werkt, dan krijgt hij vrijaf gedurende de week. - Twee versies: - Werkgevers versie: - Zelfde uitleg - Proefpersonen worden in perspectief van werkgever gebracht, die vermoedt dat regel soms *wordt* overtreden. Als een arbeider tijdens het weekend werkt, dan krijgt hij vrijaf gedurende de week.\ Vier kaarten: Gevraagt welke kaarten ze wouden checken - Werkte in weekend - Kreeg geen weekdag vrijaf - Werkte niet in weekend - Kreeg een weekdag vrijaf Arbeidersversie: 75% gaan voor werken in weekend en geen vrijedag nemen. (dus de eerste en tweede kaart). Werkgevers: 60% Sommige koze voor de logisch antwoord en sommige niet. - Maar in de valsspelen perspectief zijn beide keuze absoluut wat je zou verwachten. Dat valsspelen is goed ontwikkeld in mensen Cummins (onderzoeker) en deontisch redeneren - Deontisch redeneren is redeneren over wat mag, moet of niet mag in een bepaalde situatie. - Dit is zeer belangrijk bij het opvoeden (als kind worden we vaak geconfronteerd met zulke vragen): - Als je wil buitenspelen, dan moet je je laarzen aandoen. - In rechtvaardigingen van hun gedrag verwijzen kinderen reeds vanaf 24 maanden naar sociale regels. Zien bij kinderen dat ze verwijsen naar zo een soort regels. - Kunnen drie-jarigen een deontische selectietaak uitvoeren? Als we al zo jong bepaalde traces zien van deontisch regels, is het mogelijk dat ze een selectietaak correct kunnen uitvoeren? Selectietaak -- gedaan op kinderen; een verhaal verteld - Een muizenhuis met tuin; 10 muizen: 5 muizen die piepen, 5 die niet piepen. Twee versies Deontische versie: - Wanneer piep-muizen spelen, dan worden ze opgewonden en beginnen ze te piepen - De kat van de buren hoort ze dan en jaagt op hen. - De muizenkoningin zegt dan ook: "Alle piep-muizen moeten in huis blijven." Voor veiligheid van de muizen - Aan kinderen gevraagd: laten we ervoor zorgen dat niemand de regel breekt. Welke muizen moeten we nakijken, deze in de tuin of deze in het huis? Indicatieve versie: - Alle piep-muizen zijn in huis. - Welke muizen moeten we nakijken om te weten te komen of ik je heb beetgenomen, deze in het huis of deze in de tuin? Resultaten Is gereduceerde selectietaak (het vraagt niet alles maar heeft de moeilijkste vraag in verband met selectietaken): - Keuze tussen consequent en negatie van consequent - Als piepen, dan binnen; muizen binnen of buiten testen? Correcte selectie is negatie van consequent: - 3-jarigen: 68% in deontische versie, 32% in indicatieve versie - 4-jarigen: 85% in deontische versie, 35% in indicatieve versie Jongs af aan, een reduceerde selectietaak kunnen oplossen, op voorwaarde dat het een deontolgoische regel is waar dat valsspelen belangrijk is. Probleem: - Regel was met "alle ", niet met "als-dan" - Wij vonden geen effect met "als-dan" - We konden het effect met "alle " niet kunnen repliceren Waarom evolutionaire theorieen niet zo'n goed alternatief? - Verklaart wel inhoudseffecten - Nog geen eenduidige theorie; verschillendeversies. - Deze theorieën kunnen redeneren met abstract materiaal niet/moeilijk verklaren. Hebben omgekeerd probleem als natuurlijke redering. - Dus, we zoeken een theorie die verklaart dat: - sommige problemen gemakkelijk zijn - sommige problemen moeilijk zijn - inhoud een invloed heeft **De mentale modellen theorie** -- die wel instaat lijkt om de drie problemen op te lossen. Basis van theorie (3 fasen kunnen onderscheiden in de deductie proces): - Model-constructie fase: model op grond van betekenis van premissen en model kunnen construeren - Conclusie-constructie fase: conclusie formuleren op grond van model dat men net hefet geconstrueerd - Conclusie-validering fase: zoeken naar model dat voorlopige conclusie falsifieert Enkele basisfeiten over mentale modellen - Mentale modellen zijn psychologische representaties van reële, hypothetische of imaginaire situaties. Dat we mentale modellen kunnen construeren van alles; dingen die werkelijk bestaan maar ook dingen die wij compleet kunnen verzinnen - Analogie: de modellen van architecten -- de modellen moeten kijken als wat architecten bouwen - Eerst gaan ze in het klein een huis op papier tekeken, in dit model alles van belang representeren -- dit doen wij ook model. - Basis assumptie: Hoe meer/complexere modellen dat je moet bouwen, hoe moeilijker een probleem is. Deze theorie toelichten aan de hand van spatiaal redeneren Spatiaal redeneren - Redeneren m.b.t. problemen waarin spatiale relaties tussen objecten worden beschreven. - Gebruik van "links ", "rechts", "voor","achter ", \... - Voobeeld: *De vork ligt links van de lepel.* Gemakkelijk (= 1-model probleem) +-----------------------------------+-----------------------------------+ | 2 premissen: | 4 premissen: | | | | | A links van B.\ | A links van B. | | B links van C.\ | | | A en C? | B links van C.\ | | | D onder A.\ | | A B C | E onder C.\ | | | D en E?\ | | | A B C\ | | | D E | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Als je dit doe op basis van de mentale model theorie: - 2 premissen dan representeer je een A die links sta van een B (afstand kan je zelf bepalen). Wat hier belangrijk is is de positie van A spatiaal ten opzichten B, en niet de afstand. - We kunnen concluderen dat A staat links van C. - 4 premissen: zelfde manier ter werk. Je construeert een model en zet een nieuwe element in de geconstrueert model. - Concluderen dat D staat links van E Makkelijk want men moet maar 1 model construeren Heel moeilijk (=geen antwoord probleem) +-----------------------------------+-----------------------------------+ | 2 premissen: | 4 premissen: | | | | | A links van B | A links van B | | | | | C links van B. | C links van B | | | | | A en C? | D onder A | | | | | Eerste model: A C B | E onder C | | | | | Tweede model: C A B | D en E? | | | | | | Eerste model: | | | | | | A C B | | | | | | D E | | | | | | Tweede model: | | | | | | C A B | | | | | | E D | +-----------------------------------+-----------------------------------+ - 2 premissen: kan ik een model construeren waar deze conclusie niet het geval is (A C B)? Ja, en de conclusie is dan anders per model. - Betekend dat als ik naar een valide conclusie wil komen moet ik de twee modellen combineren en met onzekerheid een conclusie maak. - 4 premissen: zelfde manier tewerk maken - No valid conclusion (geen antwoord probleem) omdat we niet met zekerheid een conclusie kunnen maken over de spatiale relatie tussen de elementen. Gemiddeld moeilijk (multiple-model probleem) Altijd 4 premissen: A links van B C links van B D onder C E onder B D en E? Eerste model: A C B D E Tweede model C A B D E - Hier construeren ook eerst een model en andere modellen zijn weer mogelijk - Maar we zien dat ook als zijn ze structureel anders, is de relatie tussen C en D dezelfde multiple-model probleem Voorspellingen en resultaten die de mentale modellen maakt: Voorspellingen bij volwassenen:\ 1M \< MM \< GA\ Typische resultaten:\ 1M ≤ MM ≤ GA De 1-model probleem is makkelijker dan de multiple-model probleem, die makkelijker is dan de geen antwoord model. Waar zijn de geen antwoord model moeilijker - Eerste instantie, de twee modellen die je kan bouwen bij een MMM, beide model verwijzen naar de zelfde antwoord-- dit is een contradictie bij het GAM. - Tweede reden: bij een MMM, als ze maar 1 model bouwen, zouden mensen nog altijd dezelfde antwoord hebben; bij GAM, als je maar 1 model bouw, dan ben je fout. Kunnen wij deze manier van denken toepassen op syllogismen? *Syllogismen* +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Probleem 1: | Probleem 3 | | | | | Alle A's zijn B's | Geen van de A's zijn B's | | | | | Alle B's zijn C's | Alle B's zijn C's | | | | | Wat volgt? | Wat volgt? | | | | | Alle A's zijn C's | Sommige van de C's zijn geen A's | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Volgens mentaal model theorie wat je doet voor een syllogismen: Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving Illustreren van figuur aan de hand van de voorbeeld: 1 model probleem Alle A's zijn B's.\ Alle B's zijn C's.\ A = B = C\ A = B = C\ A = B = C\ B = C\ C Ik kan er concluderen dat Alle A's zijn C's. - Kan ik nu een model construeren dat niet overeen komt met de premissie? Nee, dat kan niet. Andere voorbeeld: Geen van de A's zijn B's Alle B's zijn C's +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Model 1 | Model 2 | Model 3 | | | | | | A | A | A=C | | | | | | A | A=C | A=C | | | | | | \_\_\_\_\_ | \_\_\_\_\_\_ | B=C | | | | | | B=C | B=C | B=C | | | | | | B=C | B=C | Andere C | | | | | | Andere C | Andere C | Sommige C ≠A | | | | | | Geen A=C | Sommige A≠C | | | | | | | Geen C=A | | | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ - Model 1: kan ik nu een model construeren dat consistent is met de premissen maar niet model 1? Ja kan, als ik speel met *andere C*. - Model 2 en model 3 zijn andere mogelijke modellen die niet dezelfde conclusie hebben als model 1. - Ziet dat de C in elke model die sommige geen A zijn -- om dit conclusie te krijgen heb ik meerdere modellen gebruikt. - Geen-antwoord model Resultaten - Hoe meer modellen, hoe moeilijker: - meer fouten - meer tijd nodig - Conclusie van links naar rechts is gemakkelijker dan omgekeerd. - Inhoudseffecten: - bij model-constructie - bij conclusie-validering !!!! MM en inhoud bij conclusie-evaluatie ![Afbeelding met diagram, lijn, tekst, Parallel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image6.png) ***De invloed van talige factoren a.d.h.v. implicaturen*** Invloed van talige factoren - Aan de hand van bespreking van propositioneel redeneren: Niet kennen!!!!! Onthouden: - Logisch equivalent ≠ werelds equivalen -- wat logisch equivalent is is niet noodzakelijk equivalent in dagelijks leven Twee uitspraken verschillend maar logisch betekenen wel hetzelfde: - An trouwde en werd zwanger. - An werd zwanger en trouwde Betekis van een logische term is niet hetzelfde als in ons dagelijks taal Aan de hand van bespreking van implicaturen: Wel kennen!!!!! Implicaturen: achtergrond In dagelijkse leven: - Betekenis van woorden is belangrijk - Sociale regels, \..... In dagelijkse communicatie - Als we met elkaar spreken dan kijken we niet alleen naar wat er letterlijk wordt gezegd maar: men tracht zoveel mogelijk informatie te extraheren uit wat mensen ons vertellen. - *Implicaties*: info die logisch volgt uit hetgeen men zegt (deductie!) - Logisch volgen na wat men zegt -- met deductie gaan afzeggen - *Implicaturen*: info die niet logisch volgt uit wat gezegd wordt, maar die er in een zwakkere zin door wordt meegegeven - Niet noodzakkelijk logisch maar worden zwak doorgegeven Een voorbeeld: Vader tegen zoon: Als je vandaag het gras maait, dan krijg je 15 euro. Implicatie (= logisch): Geen 15 euro, gras niet gemaaid = MT Wat we hier mee ook kunnen maken: Implicatuur (= pragmatisch): Gras niet maaien, geen 15 euro Is preciezere implicatuur; precizeert wat er in het zin wordt gezegd maar is niet noodzakelijk. - Niet noodzakelijk: bv onkruid wieden, auto poetsen, \... Nog voorbeelden van impliciete betekenis Rita: Deze fles wijn is leeg! Marcel: Waw -- is het al zo laat? -- mensen kunnen hier snel een verhaal verzinnen om zo de context te verstaan\ Adam: Ga jij naar het feestje van Petra? Eva: Ik moet morgen een paper indienen.\ Maria: Zou het regenen? Jos: Ik heb toch al enkele paraplu's zien voorbij wandelen. Waarom zeggen we niet wat we bedoelen? Waarom doen mensen vreemd? Dit vreemde conversaties komen vaak voor - *Bottleneck in ons communicatie-systeem* (Levinson): the \"transmission rate" of human speech\" (= the actual time we need in order to form phonologically discrete sounds) is about four times slower than other aspects of human speech production (prearticulation processes, parsing and comprehension procedures). - We kunnen "slechts" ongeveer 7 lettergrepen per seconde uitspreken -- maar onze andere processen die belangrijk zijn voor het produceren van taal zijn sneller Dit tekort aan snelheid kunnen we goed maken door het maken van afleidingen: - Als we meer kunnen uitdrukken met minder woorden, winnen we aan snelheid. - Of anders gezegd, het maken van afleidingen is goedkoop, articuleren is duur! - Als we meer kunnen uitdrukken met minder woorden, gaan we dat dan ook doen - Daarom maken wij zo een rare uitspraken Brede kader = Grice (1989) Grice vroeg zich af: Hoe verstaan we dan mekaar tijdens conversaties?\ Antwoord: mensen kunnen dat omdat conversaties moeten een eigen set van logische principes of regels volgen. Grice is een taalfilosoof die onderscheid maakte tussen twee soorten betekenis in communicatie: 1. **Betekenis van de zin (expliciete betekenis):** - Dit is wat letterlijk wordt gezegd. - Je kunt dit begrijpen door de zin \"te decoderen,\" dus door naar de woorden en grammatica te kijken. - Bijvoorbeeld: \"Het regent.\" De expliciete betekenis is simpelweg dat er regen valt. 2. **Betekenis van de spreker (impliciete betekenis):** - Dit is wat de spreker werkelijk bedoelt, wat kan afhangen van de context of de intentie. - Bijvoorbeeld, als iemand \"Het regent\" zegt terwijl ze naar buiten kijken, kunnen ze eigenlijk bedoelen: \"Neem een paraplu mee\" of \"Laten we binnen blijven.\" - Dit wordt **pragmatische verrijking** genoemd: je voegt meer informatie toe aan de letterlijke betekenis op basis van wat je denkt dat de spreker bedoelt. Grice stelde dat succesvolle communicatie afhankelijk is van het **samenwerkingsbeginsel**. Dit betekent dat beide partijen in een gesprek hun bijdrage moeten afstemmen op wat passend en nodig is voor de situatie. *Samenwerkingsbeginsel*: Maak je conversationele bijdrage zoals het vereist is, gegeven de omstandigheden. Principe leidt tot 4 maximes of stelregels als we die volgen dan komen wij tot een goed conversatie: - Leiden tot resultaten die in overeenstemming zijn met het samenwerkingsbeginsel Eerste stelregels: *Maxime van kwaliteit* Als we met elkaar spreken dan: - Zeg niets waarvan je gelooft dat het onwaar is; - Zeg niets waarvoor je geen adequate evidentie hebt. Tweede stelregel: *Maxime van kwantiteit* An: Piet heeft deze avond een etentje met een vrouw.\ Jan: Weet zijn vrouw dat wel?\ An: Natuurlijk, het is met haar dat hij zijn etentje heeft. - Haar bijdragen was niet informatief genoeg. Verschillende tijd dichtbij of ver van het station -- experiment waar ze vroegen hoe laat het was op een straat; andere groep van mensen werden hetzelfde vraag maar op het station - Mensen op random straat zeiden bredere tijdstipten - In buurt van station gaven specifieker tijdstipten -- preciesen uitspraken - Waarom? Mensen maakten een veronderstelling. Derde stelregel: *Maxime van relatie* - Wees relevant. - We proberen met elkaar rlevant te zijn; wat we zeggen hebben zin - Jan: Kan je het zout eens doorgeven? - An: Ja. -- is wel logisch correct maar de vraag is een verzoek om het zout door te geven, en dus is onze antwoord niet zo correct. Vierde stelregel: *Maxime van wijze* - Vermijd onduidelijkheid; - Vermijd ambiguıteit; - Wees kort; - Wees ordelijk. An: Hoe geraak ik van hier tot in Pellenberg\ Jan: Je gaat van hier naar ginder achter, daarginds zo, en daar ergens kunt ge een bus nemen en dan moet ge ergens afstappen en dan zijt ge er. - Uitleg is wel correct maar met dit uitleg zal je nie ver geraken als je de buurt niet goed ken. Als je een bepaalde maxime schendt, dat er meestal een probleem is. Vaak is het zo dat bij bvb maxime van wijze, als die niet duidelijk is, dan is het duidelijk dat je het niet goed doet. Scalaire implicaturen - Implicaturen verbonden aan termen die zich op een schaal verhouden tot mekaar: We maken wanneer we redeneren met termen zoals: termen op een schaal - alle-meeste-sommige-geen - altijd-vaak-soms-nooit. - Logische betekenis van sommige is sommige en mogelijk alle. - Alle houd in dat meeste en sommige het geval is. - Dus als alle pijlen zijn geschoten dan zijn meeste en sommige pijlen geschoten. - Als je altijd friete eet dan eet je ook vaak frieten -- maar omgekeerd kan het niet. - *Sommige* professoren zijn slim sluit de zin "*Alle* professoren zijn slim dus niet uit." Gaan we die begrijpen als sommige zijn slim en niet alle. Mensen maken deze implicatuur vaak wel. Waarom? - Het niet gebruiken van de sterkere term (i.c. alle) houdt in dat deze sterkere term ook niet opgaat. - We doen dat omdat we dat samenstelsen in onze achterhoofd houden. Als iemand niet alle gebruikt, dan heeft hij dat niet gedaan omdat die niet opgaat. - Op plausibele wijze maar niet noodzakelijke wijze kunnen wij verstaan dat sommige maar niet alle. Implicaturen: Experimenteel Onderzoek Noveck (2001) & De Neys & Schaeken (2006) Noveck (2001) Belangrijk om alternatieve uit te sluiten. 3 soorten alle -zinnen: moesten zinnen beoordelen - Absurde: Alle stoelen vertellen de tijd. - Ware: Alle olifanten hebben een slurf. - Valse: Alle dieren zijn gestreept. 3 soorten sommige -zinnen: min of meer dezelfde traject. - Absurde: Sommige winkels zijn gemaakt van bubbels. - Ware en pragmatisch aanvaardbare: Sommige vogels leven in kooien. - Ware, maar pragmatisch minder aanvaardbare: Sommige katten hebben oren. Omdat alle katten hebben oren. 3 leeftijdsgroepen: 7-8, 10-12, volwassenen Resultaten: % logisch correcte antwoorden Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving Precentage staan heel hoog en ze zijn zeer gelijkend Sommige ongepast: We zien dat de kinder groepen hebben nog een hoge juist antwoord maar veel volwassenen zeggen vaker de foute antwoord. Bespreking Kinderen zijn zeer accuraat: Ze weten wat termen sommige en alle betekenen - Verwerpen absurde alle en sommige zinnen: - Sommige winkels zijn gemaakt van bubbels. - Dus niet zomaar wat aanvaarden! Kinderen zijn zeer logisch: - Sommige sluit alle niet uit. - Sommige olifanten hebben slurfen wordt aanvaard. - Sommige betekent niet noodzakelijk alle! Sommige zijn niet hetzelfde als alle voor hun. - Alle vogels zitten in kooien niet aanvaard - Sommige vogels zitten in kooien wordt wel aanvaard Noodzakelijke logische component ontwikkelt zich voor meer gesofisticeerde pragmatische component.\ Logica is belangrijk, maar in dagdagelijkse leven telt meer mee. - Logica, logisch betekenis, is belangrijk maar in onze dagelijks leven zijn er veel andere dingen die mee tellen waardoor sommige niet op die logische dingen zullen begrijpen. De Neys & Schaeken (2006): Worden implicaturen automatisch gemaakt? - Word dit automatisch gemaakt of moeten wij toch wat moeite maken? Neo-Griceanen (Levinson): - Stellen dat de pragmatische interpretatie is default interpretatie is. Dat als wij sommige zien dan denken wij direct van ja "sommige maar niet alle" - Logische interpretatie wanneer default is "overruled" door context. Relevantie theorie (Sperber & Wilson): - Implicatuur niet automatisch; we starten met logisch interpretatie en die implicatuur alleen zullen gebruiken wanneer wij we op zoek zijn naar een belangrijke interpretatie en implicatuur ons zal helpen. - Geproduceerd wanneer men zoekt naar relevante interpretatie Dus twee totaal verschillende voorspellingen: - Implicatuur automatisch/zonder inspanning (Neo-griceanen) - Implicatuur niet automatisch/capaciteits-vergend (relevante theorie) Hoe kan je dit onderzoeken: door mensen twee taken te geven: Experiment 1 - Experiment bestaat uit 2 taken: - Zinnen beoordelen - Geheugentaak - Doel van geheugentaak: - Geheugen belasten = vraagt capaciteit - Doel om capaciteit weg te nemen van oorspronkelijke taak - Dus minder capaciteit over voor zinsbeoordelingstaak - Als bij meer geheugenbelasting: - Evenveel implicaturen (= even pragmatisch) implicaturen wel automatisch gemaakt - Minder implicaturen (= meer logisch/minder pragmatisch) implicaturen niet automatisch gemaakt Sentence verification task - Zinnen beoordelen: Zeggen of zinnen "waar" of "vals" zijn "Implicatuurzinnen" - Sommige palingen zijn vissen. - Sommige eiken zijn bomen. - Sommige mussen zijn vogels. - Sommige vliegen zijn insecten. - Sommige rozen zijn bloemen "Ware" en "valse" zinnen - Somige vogels zijn eksters. - Sommige insecten zijn wespen. - Sommige duiven zijn insecten. - Sommige kevers zijn bloemen - Alle bomen zijn olmen. Tweede taak: Dot memory task Voor sentence verification task: Puntenpatroon wordt vertoond - pp moeten patroon onthouden Dan sentence verification task dat ze moesten beoordelen - Dan reproductie van punten op pc Twee condities (between subjects): Gemakkelijk geheugen taak of Moeilijk. Resultaten Implicatuurzinnen: 78% pragmatische antwoorden (=vals) - Mensen zeggen bij een zin met sommige dat het vals is. Effect van load: 73% (moeilijk) vs 82% (gemakkelijk) - In moeilijker conditie waren er minder pragmatisch antwoorden - Meer load = minder pragmatisch Geen verschil tussen 2 groepen op echte ware en valse zinnen Experiment 2 - Cfr Expt 1, maar within pp - Resultaten zelfde: 73% vs 79% - Geen verschil bij filler-items - Dus, implicaturen niet automatisch: - Is tegenintuïtief -- we hebben soms het gevoel dat als wij sommige horen dat wij direct denken dat het zeket niet alle is. Maar evidentie toont dat we wel geheugen/verwerking capaciteit gebruiken voor impliciet. - "harde" evidentie - Dit verschil is wel klein. Het verschil is maar 6%. Nog veel onderzoek over dit soort van pragmatische effecten nodig!! **Hoofdstuk 3** ***Faze in het beslissingsproces*** Inleiding - Vaak maken wij beslissen meestal met onzekerheid: er zijn altijd onzekerheid met de informatie en/of doelen. Maakt het al van het begin duidelijk dat het geen makkelijke zaak is. - Succes geen criterium voor "goedheid" (geluk!) - Success is geen manier om de goedheid van je beslissing te besluiten. - Wel rationaliteit - "rational decision making has to do with selecting ways of thinking and acting to serve your ends or goals or moral imperatives, whatever they may be, as well as the environment permits" - Evalueren van een beslissing is niet zo makkelijk -- manier om dit te evalueren doen wij niet met succes maar met rationaliteit - rationaliteit als toeststeen gebruiken om te bepalen als iets een goed beslissing was of niet. Eerst fazen, dan tekorten (cognitieve illusies), dan theorieën Faze in beslissen - 5 fazen in beslissen - Vaak in bepaalde volgorde: - Maar niet steeds - Cycli Het is niet zo dat de faze dat ze in dezelfde volgorde worden gevolgd. Er zijn ook loops dat kan voorkomen. Doelen bepalen of herzien -- eerste faze stellen van doelen of herzien van doelen die je hebt gesteld. - Keuze voor optie klinische psychologie: - Willen klinisch psycholoog worden dan is keuze optie klinische psychologie de meest handigliggend optie - Rekening houden met plannen voor toekomst, principes, waarden, prioriteiten,... bekijken om vraag te beantwoorden: Wat wil ik proberen te bereiken? Vervolgens ga je informatie verzamelen om te komen op een goeie beslissing. - Weten wat de opties zijn is! Denken over: - Korte-termijn en lange-termijn gevolgen - Invloed op andere plannen en doelen - Informatie verzamelen over alle opties niet altijd mogelijk. - Info over criteria om keuze te laten leiden: - Experten -- vragen aan experts wat belangrijk is wanneer wij een specifieke keuze maken. - Wish-list (ideale situatie) "Verzamelen" niet zo simpel -- voorzichtigheid is belangrijk bij het verzamelen van informatie - Onbetrouwbaarheid van observaties - Gewoon observeren is niet zo makkelijk maar ook niet zo betrouwelijk. - Gevaar van interpretaties Neiging om patronen en structuren te zien - Mensen zijn genijgd op structuur en patronen te vinden - Geld voor visuele informatie maar ook voor aspecten en vormen van informatie. Als we al die informatie hebben gevonden dan moeten wij: Structureren van beslissing -- informatie structureren - Voor complexe beslissingen: - Alle info organiseren - Vb welke richting volgen volgend jaar? - 4 mogelijke richtingen: A B C D - 7 criteria die voor jou belangrijk zijn (Leuke vakken? Interessante carriere? Toffe proffen? Leuke medestudenten? Moeilijk? Goed uurrooster? Grootte groep?) Dus 28 verschillende zaken/elementen/informatie componenten die je moet samenbrengen om tot een juiste beslissing te komen - Structureren is! Uiteindelijke beslissing - Selecteren van 1 optie - Muntje opgooien of complexer -- maar is niet de meest rationeel beslissing is - Andere beslissingen (wat is meest relevante?) - Er is een moeilijker en moeidzwaam beslissing die er ook is die wij gebruiken -- meer rationeel - Evaluatie van proces kan behulpzaam zijn - Niet alleen beslissing nemen maar dat wij ook een evaluatie maken van het heel proces zo dat wij aspecten kunnen identificeren zo dat wij in de toekomst dit beter doen. Faze in beslissen ![](media/image8.png) ***\ *** ***Cognitieve illusies bij het nemen van beslissingen*** Cognitieve illusies bij het nemen van beslissen - Mensen nemen voortdurend beslissingen - Heel veel onderzoek: - Mensen zijn niet die rationaal denkers die wij zijn - Er zijn systematische, veel voorkomende biases, manieren van denken dat ons doe leiden naar fout denken en niet volgens de rationaliteit - Manieren van denken die leiden tot systematische fouten Basis concepten van probabiliteit - Beslissen doe je onder onzekerheid - Nadenken over kansen is! -- om onzekerheid uit te drukken kunnen wij doen met gebruik van probabiliteit - Probabiliteit is goede manier om onzekerheid uit te drukken - Mensen zijn echter vaak fout bij redeneren over probabiliteit Probleem 7 Test om ziekte vast te stellen; Ziekte heeft voorkomen van 1/1000; Test heeft 5% vals positieven. Meer weet je niet. Wat is kans dat een persoon die een positieve test heeft ook echt de ziekte heeft \-\-\--% Probabiliteit dat iemand de ziekte heeft gegeven dat die positief gesteld is komen wij op 2% - Blijkt dat weinig mensen om dit probleem op te lossen. Mensen slecht in redeneren over onzekerheid conclusie Vanuit een evolutionaire psychologische perspectief hier naar kijken dan is het best verassend - Gigerenzer en Cosmides & Tooby: verrassend en paradoxaal vanuit evolutionair perspectief: - Voorouders en dieren moesten beslissingen nemen onder onzekerheid - Moesten al van bij oorsprong beslissingen nemen met al veel onzekerheid. - Welke probabilistische info was beschikbaar? Moderne wereld: - Statistische info op verschillende manieren -- wij hebben tabellen, zij niet. Voorouders: Wat beschikbaar was, was frequenties - 5 op 20 succesvol -- ze hadden wel al informatie over hoe veel keer ze succesvol waren in een specifieke bos - Als we dus al statistisch kunnen redeneren, dan met frequenties. 5 uit de 20 =? 0.25 ? - Voordeel van opslaan en werken met frequenties -- kunnen veronderstellen dat het opslaan van frequentie een voordeel is - de *n* geeft info over de betrouwbaarheid -- dus hoeveel keer succes in een specifieke bos zegt toch al meer. Onze voorouders hebben mechanisme/module ontwikkeld: - Dat frequenties als input heeft - Dat werkt met frequenties - Dat efficiënt werkt - Dus, problemen in termen van frequenties zouden gemakkelijker moeten zijn Idee dat als wij problemen herschrijven in frequentie zou het makkelijker moeten zijn om problemen op te lossen Probleem 11\ Test om ziekte vast te stellen; 1 op 1000 Belgen heeft ziekte; Als ziek, dan test altijd positief. Als gezond, dan test soms positief: op 1000 gezonde Belgen testen er 50 positief op de test Hier is een groep van 1000 Belgen, random geselecteerd. Meer weet je niet; Hoeveel mensen die positief testen voor de ziekte hebben ook echt de ziekte? \_\_\_ op de \_\_\_ - 76% geeft juiste antwoord (≈1 op de 50) -- de meerderheid geeft de juiste antwoord - In termen van frequentie dan kunnen mensen het makkelijker/sneller oplossen Algoritmes vs Heuristieken - Algoritmes: Specifieke regel/strategieen of oplossing, vaak gedetailleerd en complex, die gegarandeerd het correcte antwoord geeft, *als* goed toegepast. - Heuristieken: Strategie of benadering die onder bepaalde omstandigheden werkt, *maar* die niet altijd het correcte antwoord geeft. Heuristieken: mensen maken graag gebruik van heuristieken - Mensen maken gebruik van heuristieken bij het maken van beslissingen - Soort van vuistregels - Simplifiëren de cognitieve complexiteit -- verkleind het de complexiteit en verkleind de geheugen beslasting. - Versnellen het beslissingsproces - Verminderen de werkgeheugenbelasting - Leiden soms tot systematische fouten *Beschikbaarheid heuristiek*\ voorbeeld: Wat is het meest voorkomende:\ Nederlandse 7-letterwoorden die eindigen op end: \_ \_ \_ \_ e n d\ Nederlandse 7-letterwoorden die e als derde laatste letter hebben: \_ \_ \_ \_ e \_ \_\ Mensen denken 1 is meer voorkomender -- maar heel vaak niet juist\ Conjunction fallacy: Alle woorden met end als laatste letters zijn ook woorden met e als derde laatste letter. Verklaring: Het gemak waarmee iets opgeroepen kan worden is een goede indicatie van de probabiliteit van voorkomen - Frequente zaken vlugger opgeroepen -- zaken die vaker voorkomen is makkelijker om op te lossen - Zeldzame zaken moeilijk op te roepen Maar werkt niet feilloos: werkt niet op voorbeeld van vanboven \_ \_ \_ \_ e n d is veel gemakkelijker te vinden, dus hogere inschatting dan \_ \_ \_ \_ e \_ \_ - Overschatten opvallende gebeurtenissen/met veel media We hebben niet zo een fuistregel voor de tweede vraag (e) zoals bij de eerste vraag (end) daarom denken we dan dat de eerste meer voorkomt. Combs & Slovic, 1979 - Aan proefpersoon: Wat zijn de meest voorkomende doodsoorzaken? Kies er eentje uit het paar. ![Afbeelding met tekst, schermopname, ontvangst, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image10.png) Ze schatten de oorzaken van verkeersongelukken hoger is dan longkanker - Maar dat is eigenlijk niet waar. - Hoezo kan het zijn dat mensen zo fout zijn: Beschikbaar heuristiek - Vonden dat er meer berichten waren in kranten over verkeersongelukken dan longkanker en daarom maakte mensen meer de inschatting dat er meer verkeersongelukken zijn. Ander voorbeeld\ Lijst met 19 beroemde vrouwen en 20 minder beroemde mannen - Test: - ½ van pp: de vraag of er in de lijst meer mannen of meer vrouwen? - ½ van pp: zoveel mogelijk namen geven - Resultaat: - 80% geloofde dat er meer vrouwen waren dan mannen - 65% van vrouwen opgeroepen, 42% van de mannen - Verklaring: - Beroemde vrouwen gemakkelijker op te roepen dan de minder beroemde mannen (tweede experiment) en die informatie was waarschijnklijk de basis waarop mensen hun probabiliteit schatting hebben gebaseerd. - Prob.schatting gebaseerd op deze beschikbaarheid - Beschikbaarheid was de startpunt om een probabiliteit schatting te maken. *Representativiteit heuristiek* Probleem 8: Linda is 41 jaar, vrijgezel, uitgesproken, zeer slim. Ze heeft een diploma filosofie. Als studente was ze erg bezig met zaken als discriminatie en sociale rechtvaardigheid en ze nam ook deel aan anti-atoomenergie demonstraties.\ Rangschik de volgende uitspraken in termen van hunwaarschijnlijkheid. Geef 1 aan het meest waarschijnlijke en een 4 aan het minst waarschijnlijke. Zeggen welke is het meest waarschijnlijk: Niet geinteresseerd in alle opties maar meer in hoe mensen a en d ranken: *a)Linda is een bankbediende.\ d) Linda is een bankbediende en is actief in de feministische beweging.* \(d) kan niet waar zijn tenzij (a) waar is\ Dus (a) is altijd waarschijnlijker - (Bankbediende + feministische beweging - Bankbediende + niet feministische beweging) Maar, in T&K experiment: - 89% van naïeve pp's (d) meer waarschijnlijk dan (a) - Graduate Stanford students: 85% - Opnieuw voorbeeld van conjunction fallacy Verklaring: (d) fits de beschrijving beter, is een representatievere kandidaat voor de beschrijving. -- past beter bij de beschrijving die werd gegeven. Dus die uitspraak is meer representatief bij de uitspraak. Hiermee gaan we daarom denk dat d meer waarschijnlijk is dan antwoord a. - Representativiteitsheuristiek cfr beschikbaarheid Probleem 9: Een batterij testen/interviews van 30/70 ingenieurs en 70/30 advocaten - Resultaat: korte beschrijvingen van deze 30/70 ingenieurs en 70/30 advocaten - Twee beschrijvingen ad random getrokken - Mensen moeten dan zeggen dat de persoon die beschreven is dat die een ingenieur is. Eerste persoon beschrijving: Jack: Jack is 45-jaar oud. Hij is getrouwd en heeft 4 kinderen. Hij is eerder conservatief, voorzichtig en ambitieus. Hij heeft geen interesse in politiek of sociale issues. Hij spendeert het meeste van zijn vrije tijd aan één van zijn vele hobbies, zoals doe-het-zelf- klussen, zeilen en mathematische puzzles. - Wat is de probabiliteit dan Jack een ingenieur is (0-100)? Als je aan mensen vraag dan is de: - Probabiliteit hoog -- aantal zinnen en termen zijn heel representatief voor ingenieurs; het past bij de stereotype. - Geen verschil tussen 2 groepen - Dus negeren van base-rate - Enkel afgaan op representativiteit van Jack voor ingenieurs Tweede persoon beschrijving: Dick: Dick 30 jaar oud. Hij is getrouwd, zonder kinderen. Hij is een man met veel capaciteiten en motivatie, en hij lijkt dan ook zeer succesvol te worden in zijn domein. Hij wordt graag gezien door zijn collega's. - Wat is de probabiliteit dat Dick een ingenieur is (0-100)? - Beschrijving is niet informatief i.v.m. beroep -- capaciteit en motivatie kan toepasselijk zijn voor andere beroepen. - Dus base-rate enige info -- alleen informatie over hoeveel mensen er zijn 30/70 of 70/30 - Maar toch in beide groepen ongeveer 50% - mensen hebben dan meer de neiging om te zeggen dat het 50/50 is. Kunnen denken dat mensen niet weten wat ze moeten doen met base-rate informatie. Hypothese getest: - Ander probleem gegeven: Stel dat je geen info hebt over de persoon. De probabiliteit dat deze man een van de 30 (of 70) ingenieurs in de steekproef van 100 is \_\_\_% - Als ze met dit informatie worden geconfronteerd dan zijn ze nu compleet vertrouwen op base-rate -- meer vetrouwen op base-rate - Dus "geen info" wel base-rate, bij "waardeloze info" geen rekening met base-rate. - Ze doen het alleen wanneer er geen andere informatie gegeven. Gambler's fallacy - Stel dat een roulette-wiel de laatste 8 keer op rood stopte - Gok je dan op rood of op zwart? Veel mensen zullen dan op zwart gokken ook al is de kans voor rood of zwart even groot. - Beide in principe even waarschijnlijk - R R R R R R R R echter niet representatief - Dus gokken op zwart Law of small numbers - Twee ziekenhuizen: - A: gemiddeld 45 babies per dag - B: gemiddeld 5 babies per dag - In welk ziekenhuis meer dagen dat 60% van de babies jongens zijn? - A of B of A&B? - Meeste mensen A&B -- denken dat het gelijk is - Maar, wet van kleine aantallen: Grotere variatie, minder betrouwbaar, dus geen "goede" representanten van populatie - Dus grotere kans op 60% jongens in B *Framing effects*\ Probleem 2: je gaat op vakantie tijdens blok. Je hebt nog tijd. Je krijgt meer informatie: - Snel beslissen - Twee opties met weinig info - Welke neem je? Vs Welke neem je niet? (1 groep krijg eerste vraag en een ander groep krijgt de tweede vraag) Afbeelding met tekst, Lettertype, ontvangst, wit Automatisch gegenereerde beschrijving - Voorkeur zou niet mogen veranderen - Vaak is het als je de eene optie kies dat je noodzakelijk de ander niet zal nemen dus moet de vraag eigenlijk niet zo van belang zijn. - Neem je? B\>A vs Neem je niet? A=B. Waarom?\ A = beschrijving is gemiddeld geformuleerd, B is extreem positief of negatief geformuleerd - Utility veronder i.f.v. Instructies: - Bij voorkeuren meer aandacht voor positieve zaken. Daarom voorkeur voor B. - Bij afkeuren meer aandacht voor negatieve zaken. Daarom wordt het spel meer gelijk. stelt dat je verteld wordt dat er een ziekte is in het land: Welk programma kies je? Beslissing 1: 600 mensen dreigen te sterven door ziekte ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image12.png) Meer zekere en minder risicovolle keuzes (dus meer A) 600 mensen dreigen te sterven door ziekte Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving Meer risicovolle keuzes (dus meer D) Ook als zijn ze alle twee probabiliteit hetzelfde. Dus, framing heeft grote invloed: - Meer risk seeking bij een negatief frame - Meer risk aversion bij een positief frame De wijze van verwoorden (framen) van probleem/vraag heeft invloed op beslissing die mensen nemen: - Ook al gaat het formeel om identieke problemen! Probleem 3: voorbeeld met veel cijfers ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, cirkel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image14.png) Keuze moet maken tussen A of B en later tussen A' en B'. - Logisch gezien zou dat je voor de eerste keuze A neem en dus in de tweede keuze ook voor A' gaan (B dan voor B') - Logisch zijn ze formeel identiek - Ook al zijn ze dezelfde, maken mensen niet dezelfde keuze - Mensen kiezen A boven B, maar kiezen B' boven A' - Verklaring: mensen houden van zekerheid van A -- de 99% winnen in B wordt gemist - Wanneer geen zekerheid: hoger bedrag is attractiever, en kleine P wordt genegeerd. Ander voorbeeld: Weddenschap met eerlijke munt Ofwel weddenschap A: - Als kop, dan 10 euro winst. - Als munt, dan 10 euro verlies Ofwel weddenschap B: - Je neemt de weddenschap niet aan. Win je niks maar verlies je ook niks. Verwachte uitkomst in beide gevallen 0 euro. Toch voorkeur voor B. - "*Losses loom larger than gains*" Waarde van iets hangt af van context! *Anchoring, hindsight bias, confirmation bias en overconfidence* Anchoring heuristiek Voorbeeld: Schat de uitkomst van de volgende vermenigvuldiging: 8 X 7 X 6 X 5 X 4 X 3 X 2 X 1 1 X 2 X 3 X 4 X 5 X 6 X 7 X 8 De schatting van de uitkomst was anders ook al zijn de vermenigvuldiging hetzelfde.\ Mediaan voor 1 = 2250\ Mediaan voor 2 = 512 -- lager getal\ Correct = 40320 -- men was ver weg van juiste getal\ Verklaring: Eerste getallen vormen het ankerpunt waarop je verder je schatting baseert - Om die schatting te maken gaan mensen starten bij het begin dus eerste gaan mensen 1x2x3 berekenen en dit gebruiken als anchorpunt zijn. Ze merken dat ze nog hoge nummers moeten berekenen en daarom ook zeer hoog schatten. - Bij de tweede zullen mensen hoger beginnen, dus dan een ander anchorpunt maar zullen minder hoog inschatten want ze merken dat ze nog lage nummers hebben en geen hoge meer. Hindsight bias\ Achteraf voorspellen - Het Ik-wist-het-al-lang-effect Nadat het af was met uw lief, zeggen uw vrienden: "Tja, we hebben dat al lang zien aankomen!" - Mensen overschatten hun bekwaamheid om dingen op voorhand te voorspellen. Fischhoff experiment:\ Taak: Gaf mensen beschrijvingen van historische en klinische situaties (over operaties en ziektes). Mensen moesten de waarschijnlijkheid van uitkomsten schatten op basis van beschrijvingen.\ Manipulatie - Experimentele groep: Werden verteld wat de "werkelijke" uitkomst was geweest - Kregen beschrijving zoals hoeveel paarden en mensen. - Op grond van beschrijving moesten ze kiezen wie de oorlog heeft gewonnen. - Niet altijd zelfde uitkomst verteld. - Controle groep: niet gezegd wie dat er gewonnen zou hebben. Resultaat: Mensen die uitkomst waren verteld schatten de waarschijnlijkheid ervan hoger in dan groep die van niets wist.\ Aard van uitkomst deed er niet toe: - Winst leger A verteld: Winst leger A heel waarschijnlijk - Winst leger B verteld: Winst leger B heel waarschijnlijk Hindsight effect: extra experiment - ook voor echte gebeurtenissen Fischhoff & Beyth (1975): experiment in 2^de^ wereld oorlog - US pp's moesten voorspellingen maken over Nixon\'s bezoek aan China voordat hij vertrok. - e.g., Wat is de kans dat hij Mao ontmoet? Faze 2: vroeg zelfde pp om de probiliteiten te herinneren na de reis Gebeurtenissen echt gebeurd: de probabiliteit werd hoger ingeschat - Herinnerde P hoger dan voorspelde P Gebeurtenissen niet gebeurd: - Herinnerde P lager dan voorspelde P *Confirmation bias* kennis klip van inductie *Overconfidence*\ Welke stad heeft het meeste inwoners? - Las Vegas vs Miami - Bonn vs Heidelberg Na elk antwoord: Hoe zeker ben je dat je antwoord correct is? - Wanneer 100% zeker dan waren ze toch slechts 80% correct; 90% zeker was dan had je slechts 70% correct. - Deze tendens voor overconfidence is zeer robuust (waarschuwingen, geld,champagne, verschillende populaties,...) - Als je zekerheid inschatting overeen komt met hoeveel je juist was, dan bleek mensen in de mist te gaan van die overconfidence. Calibration curve Afbeelding met tekst, schermopname, lijn, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving - Sommige experten niet overconfident, vb weervoorspellers, bridgespelers - Veel proefpersonen vaststellen maar sommige niet. - Bridgespelers en weervoorspeller krijgen heel vaak feedback en dus kunnen sneller overkomen van die overconfidence. Andere experten wel (dokters) -- de kans op feedback bij dokters zijn veel kleiner dus meer vertrouwen bij hun voordeel.\ Waarom? - Onmiddelijke feedback is belangrijk - Leren is alleen maar mogelijk als er fouten worden gemaakt Zelfde vragen\ andere experiment maar zelfde taak: Welke stad heeft het meeste inwoners? - Las Vegas vs Miami - Bonn vs Heidelberg Na elk antwoord: Hoe zeker ben je dat je antwoord correct is?\ ≈ probabiliteit van 1 gebeurtenis Na alle vragen: Hoeveel van de 50 heb je er correct? - Overconfidence 15% Vergelijking van geschatte frequentie met echte frequentie correct: - Geen overconfidence - Eerder kleine onderschatting Nogmaals bewijs dat mensen beter zijn met frequenties - Zien dat effect van frequentie. Na denken over kansen in termen van probabiliteit is moeilijk maar in termen van frequentie is makkelijker. dus minder overconfidence ***\ *** ***Theorieen mbt het nemen van beslissingen*** Theorieën m.b.t. nemen van beslissingen\ *Normatieve modellen/theorieen*: Definiëren ideale beslissing in ideale omstandigheden *Prescriptieve modellen/theorieen*: Vertellen hoe we het zouden moeten doen\ *Descriptieve modellen/theorieen*: Zeggen hoe mensen het doen *Expected Utility Theory* (belangrijke theorie in het nemen van beslissingen) = Normatief model - Rationeel redeneren = volgen van regels van logica en waarschijnlijkheidsleer - Beslisser = rationeel persoon die een waardefunctie probeert te maximaliseren - Beslissing zal nemen als rationeel persoon. Expected Utility Theory - Maximiseer (subjective) expected utility (SEU) - Mensen een verwachte waarde willen maximalizeren (verwachte waarde is subjectief) - Subjectieve -- gebaseerd op subjectieve voorkeuren - Verwachte -- echte uitkomst is onbekend (het kan of kan niet regenen) - Utility = waarde voor persoon - niet noodzakelijk in termen van cash -- zelfs voor geld -- 100. euro kan belangrijker zijn voor bedelaar dan voor millionair - kan bekeken worden i.f.v. in hoeverre iets behulpzaam is in het bereiken van een doel SEU = ∑(p~i~ x u~i~) - je probeert die verwahcte waarde zo maximum te maken Paraplu nemen of niet?\ Het niet prettig zijn van meesleuren van paraplu afwegen tegen het niet prettig zijn van nat worden, rekening houdend met de waarschijnlijkheid van regenen\ Voor veel mensen is nat worden minder prettig dan last van dragen van paraplu, dus paraplu mee, zelfs bij kleine kans op regen - mensen maken hier individuele verschillende beslissingen *Multi-attribute Utility Theory* (MAUT) -- vorm van basis gedachte\ stelt dat voor complexe beslissingen moet de uitkomst op verschillende dimensies worden geevalueerd (attributes) - E.g. kiezen voor het kopen van een huis hangt af vanprijs, locatie, staat,... MAUT veronderstelt dat de waardes van de onafhankelijke attributen kunnen gecombineerd worden in 1 utiliteit/waarde die zal uitdrukken welke keuze we moeten maken. - Is normatief theorie/model. 6 stappen in MAUT\ 1. Beslissing opbreken in onafhankelijke dimensies (makkelijkheid, carrière, grootte groep) 2\. De relatieve gewichten van de dimensies bepalen (vb makkelijkheid !e, carriére minst !)\ 3. De alternatieven opsommen (A, B, C, D)\ 4. Deze scoren op de dimensies (makkelijkheid: C \> A \> B \> D)\ 5. Vermenigvuldigen van score/rank met gewicht van dimensie\ 6. Kiezen voor alternatief met hoogste waarde Gebruiken mensen Utility Theories?\ Bij maken van beslissingen houdt men rekening met wensen en verwachtingen\ SEU theory (uit economie): - Normatieve theorie - Mensen zouden moeten proberen hun verwachte winstte maximaliseren Mensen doen dat echter niet, waarschijnlijk mede door grote cognitieve belasting - Utitility Theories beschrijven ook proces niet Vervolg experiment: Tversky: mensen gebruiken vaak andere *strategie-Elimination by Aspects* - Wat betekent Elimination by aspects - Bekijk 1 dimensie -- elimineer alternatieven die niet voldoen - Vb D te moeilijk, dus verder niet meer in overweging nemen, dus moet maar denken aan A, B, en C. Voordeel is vermindert cognitieve belasting: - Er schieten minder alternatieven over Procedure gebruiken tot 1 alternatief overblijft *Prospect Theory* van Daniel Kahneman en Amos Tversky - Is psychologisch realistisch alternatief voor EUT - Is dus descriptieve theorie -- dit is hoe mensen beslissingen aanpakken Nemen een aantal empirische effecten in theorie op, waarvan we er sommige besproken hebben: - Framing effects - Winst en verlies niet absoluut meten, maar t.o.v. referentiepunt dat kan wijzigen - Zorgen over kosten een grotere impact op het nemen vanbeslissingen dan eventuele hoop op potentiële winst - Concave waardefunctie:\ Men doet minder voor winst als het tov van hoge bedragen is dan wanneer het tov lage bedragen is - ![](media/image16.png)... bij winst concaaf\ bij verlies convex\ "losses loom larger than gains" de theorie is een zeer goed uitgewerkte en mathematisch onderbouwde theorie. Versie 1 \"Stelt u zich voor dat u van plan bent in een groot warenhuis een overhemd/blouse te kopen voor € 129,95 en een horloge voor € 19,95.\ U staat bij de horloges te kijken en een andere klant zegt tegen u dat precies hetzelfde horloge als u wilt kopen in een andere winkel, 15 min. fietsen verderop, voor € 14,95 te koop is.\ Neemt u de moeite om te gaan fietsen?\" Versie 2\ \"Stelt u zich voor dat u van plan bent in een groot warenhuis een overhemd/blouse te kopen voor € 19,95 en een horloge voor € 129,95. U staat bij de horloges te kijken en een andere klant zegt tegen u dat precies hetzelfde horloge als u wilt kopen in een andere winkel, 15 min. fietsen verderop, voor € 124,95 te koop is.\ Neemt u de moeite om te gaan fietsen?\" Waardefunctie (bij winst) = concaaf; versie 1 en 2 zelfde probleem. - Men doet minder voor winst als het tov van hoge bedragen is dan wanneer het tov lage bedragen is; - Minder doen voor winst dan voor lage bedrag. Als het maar 19 euro is dan waren er meer mensen die gingen fietsen dan voor de hoge bedrag. - Hoog bedrag dan gingen ze minder fietsen. - Betekend dat denken over winst en verlies is niet absoluut. - Dus, mensen gaan voor 5 op 129,95 minder fietsen dan voor 5 op 19,95 = fenomeen van \'verminderde meeropbrengst': - utiliteit van 5 op 129,95 minder groot dan op 19,95. Daniel Kahneman\ In 2002 won hij de Nobelprijs voor de Economie voorhet integreren van psychologische inzichten met de economische wetenschap, in het bijzonder met betrekking tot het menselijk beoordelingsvermogen en de besluitvorming onder onzekerheid.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser