GNK Selectie Samenvatting - H18 Neurologie PDF
Document Details
Uploaded by AstoundingNephrite5469
Universiteit van Amsterdam
Tags
Summary
This document summarizes neurology, focusing on higher cerebral functions such as perception, memory, reasoning, and planning. It distinguishes between cognitive, conative, and affective functions. The role of the basal ganglia and thalamus in regulating these functions is also discussed.
Full Transcript
Leerstof decentrale selectie Geneeskunde: Neurologie H18 De mens beschikt over hogere cerebrale functies; de complexe processen in de hersenen. In de cerebrale cortex wordt informatie als eerst verwerkt. Hogere cerebrale functies zijn functies als: ® Waarnemen ® Herinneren ®...
Leerstof decentrale selectie Geneeskunde: Neurologie H18 De mens beschikt over hogere cerebrale functies; de complexe processen in de hersenen. In de cerebrale cortex wordt informatie als eerst verwerkt. Hogere cerebrale functies zijn functies als: ® Waarnemen ® Herinneren ® Redeneren ® Een plan uitvoeren ® Kwaad worden Onder de hogere cerebrale functies wordt onderscheid gemaakt tussen: Cognitieve functies Conatieve functies Affectieve functies Met cognitieve functies (‘kennen’), bedoelen we kennende of intellectuele functies, zoals: ® Waarnemen ® Geheugen ® Redeneren Met conatieve functies (‘willen’), bedoelen we functies zoals: ® Motivatie ® Aandrift ® Initiatief ® Wilsbesluiten Met affectieve functies (‘voelen’), bedoelen we functies zoals: ® Stemmingen ® Emoties 18.1 Bij het reguleren (het starten en stoppen, omschakelen en in de juiste volgorde afwerken) van al deze cognitieve, conatieve en affectieve functies, spelen de basale kernen (basale ganglia) en de thalamus een belangrijke rol. ! Beschadigingen aan de hersenen gaan vaak gepaard met stoornissen in 1 of meer van deze functies Basale kernen (basale ganglia) = een aan elkaar verbonden structuren die rond de thalamus gelegen zijn ® Transversale doorsnede van de basale kernen De cerebrale cortex (buitenste deel van de hersenen dat voornamelijk bestaat uit grijze stof en gevouwen in gyri en sulci) en een aantal subcorticale structuren (delen van de hersenen die zich onder de cerebrale cortex (hersenschors) bevinden) zoals de basale kernen (basal ganglia) en de thalamus, zijn betrokken bij de hogere cerebrale functies. Anatomische lichaamsvlakken: 18.2.1 Er wordt onderscheid gemaakt in functies, deelfuncties en distributie van deelfuncties. ® Functies = zien, lezen, geheugen, spraak ® Deelfuncties = het zien van vorm, kleur en beweging ® Distributie van deelfuncties = de ligging van de cortexgebieden die bij een complexe functie betrokken zijn Elk van de deelfuncties kan afzonderlijk verstoord zijn omdat die deelfuncties samenhangen met allerlei gespecialiseerde onderdelen van de occipitale, temporale en pariëtale cortexgebieden. ® Een visuele perceptie wordt tot stand gebracht door gespecialiseerde onderdelen van de occipitale, temporale en pariëtale cortexgebieden. Dingen die fout kunnen gaan in visuele perceptie: ® Herkennen van het voorwerp, maar ziet het in een grijstint ® Iets van kleur zien liggen, maar herkent de vorm van het voorwerp niet ® Een voorwerp zien liggen, maar het niet goed kunnen lokaliseren (patiënt kan zijn ogen er niet goed op richten, en kan het voorwerp niet met een gerichte beweging pakken) Bij een complexe functie als het zien, zijn de cortexgebieden die erbij betrokken zijn vaak verdeeld over grote delen van 1 of beide hemisferen van het brein Als het zien van vorm, kleur en beweging niet meer mogelijk is, dan is dat te wijten aan een beschadiging in de hersenen: 1. van slechts 1 onderdeel van het hele systeem dat verantwoordelijk is voor die functie 2. of doordat verschillende deelgebieden in de hersenen niet meer verbonden zijn met elkaar ® Voorbeeld van geval nummer 2 is het symptoom alexie zonder agrafie, een patiënt is niet meer in staat goed te lezen, maar kan nog wel schrijven, verder blijft het gezichtsvermogen intact. Oorzaak van alexie zonder agrafie: wanneer er een afsluiting is van de linker A. cerebri posterior, waardoor niet alleen de linker occipitale cortex infarceert, maar ook het achterste deel van het corpus callosum (hersenbalk). ® Hierdoor kan er geen visuele informatie meer beschikbaar zijn voor de taalgebieden in de linker hemisfeer; de linker visuele cortex is beschadigd, en de informatie uit de intacte rechter visuele cortex heeft geen verbinding meer met de taalgebieden, wat lezen onmogelijk maakt. ! De stoornis wordt veroorzaakt door een specifieke laesie, die de verbinding tussen de gyrus angularis van de dominante hemisfeer (het gebied verantwoordelijk voor de interpretatie van visuele taal) en de visuele input van beide hemisferen onderbreekt Gyrus angularis; betrokken bij functies van taal, rekenen en cognitie ® Een infarct in dit gebied kan Syndroom van Gerstmann veroorzaken, waarbij patiënten symptomen als agrafie/dysgrafie, dyslexie, dyscalculie, apraxie, alexie, verstoorde links-rechtsdesoriëntatie en vingeragnosie ervaren ! Voor 100% van de rechtshandigen is de linker hemisfeer de dominante hemisfeer, en voor voor de linkshandigen geldt dat voor 70%. Specialisatie van de rechter pariëtale cortex: delen van de rechter pariëtale cortex zijn gespecialiseerd in ‘ruimtelijke lokalisatie’ en maken deel uit van meerdere sensorische en motorische netwerken ® Sensorische netwerken hebben vooral temporale, pariëtale en occipitale lokalisaties: somatosensibel, visueel, auditief ® Motorische netwerken hebben vooral frontale lokalisatie: Oogmotoriek en geïntendeerde handbewegingen De rechter pariëtale cortex houdt informatie bij over waar dingen zich in de ruimte bevinden. Dit doen ze door zowel de locatie van prikkels (geluiden of beelden) te herkennen, als het helpen bij het plannen en uitvoeren van bewegingen naar die prikkels toe. ® Rechter pariëtale laesies kunnen dan ook stoornissen veroorzaken in meerdere cognitieve (en motorische) domeinen, de patiënt kan dan moeite hebben met: Klok kijken (wijzerplaat; visuoperceptie), tafel dekken of een sleutel in het slot steken (visuomotoriek), aankleden (kledingapraxie) en met het beschrijven hoe zij/hij naar de toilet loopt Instrumentele functies: cognitieve functies als visuele perceptie, geheugen en gebruik van taal Uitvoerende (of executieve) functies: bevindt zich aan de (pre)frontale hersenschors/ (pre)frontale cortex: beginnen en stoppen, aandacht kunnen richten en vasthouden (concentratie) en aanpassingen bij situaties/doelen die dat vereisen ! Voor een goede uitvoering van de instrumentele functies, is een goede werking van de uitvoerende (of executieve) functies nodig. ® Bij kleine laesies (schade aan weefsel als gevolg van een aandoening, verwonding of ingreep) kunnen de instrumentele functies geïsoleerd gestoord zijn, bijvoorbeeld: een Broca-afasie (symptomen; spreken weinig, langzaam en niet vloeiend) wordt veroorzaakt door een klein infarct in de linker frontale cortex rondom het centrum van Broca. ! Het centrum van Broca (linker frontale kwab) is het motorische spraakcentrum (praten) en het centrum van Wernicke (linker temporale kwab) is het sensorische spraakcentrum (begrijpen) Een stoornis in de uitvoerende (of executieve) functies, door een prefrontale laesie of ziekte in de basale kernen, is te zien in de cognitieve domeinen, de patiënt ervaart dan; apathie, initiatiefloosheid, afname van mentale flexibiteit (bijv. persevereren = het herhaaldelijk terugkeren naar dezelfde handeling of gedachte), niet afmaken van een taak of juist eindeloos doorgaan. ® Het doen van onderzoek van de instrumentele functies wordt negatief beïnvloedt als er stoornissen in de uitvoerende functies zijn Specialisatie van de hemisferen (lateralisatie): de cortexgebieden die verantwoordelijk zijn voor de hogere cerebrale functies zijn niet altijd symmetrisch verdeeld over de linker- en rechterhemisfeer. ® Bij meer dan 90% van de mensen is de linkerhemisfeer de dominante hemisfeer ® Bij een laesie in de linkerhemisfeer heeft de patiënt afasie (taalstoornis) ® Bij een laesie in de rechterhemisfeer is de spraak nog intact, maar het klinkt vlak en monotoon (aprosodie) 18.2.2 Aandacht = het vermogen om gericht bezig te zijn met een waarneming of een mentale/motorische taak, hierbij worden irrelevante prikkels in de omgeving genegeerd Concentratie = het vermogen om je aandacht voor een taak lang vol te houden Wat heb je nodig voor een goede aandacht? ® De gecoördineerde activiteit van de hele cerebrale cortex ® Bewustzijn ® Aandacht moet gericht kunnen worden ! Bij het richten van aandacht speelt een deel van de pariëtale cortex (de lobulus parietalis inferior, vooral rechts) en het voorste deel van de gyrus cinguli beiderzijds een belangrijke rol Stoornisssen van aandacht = patiënt kan zich niet concentreren en is snel afgeleid of kan juist aandacht niet snel wisselen, maakt opdrachten niet af en heeft neiging naar perseveratie ® Dit kan leiden tot desoriëntatie in tijd en plaats ® Komt het meest voor bij (sub)acute diffuse aandoeningen, en bij patiënten die zowel alert als slaperig zijn ® Wordt minder vaak veroorzaakt door focale laesies (plaatselijke letsel) Halfzijdige verwaarlozing (hemineglect) is een soort aandacht stoornis die 1 helft van het lichaam (meestal links) beïnvloedt, het is het onvermogen om aandacht te richten op één zijde van de omgeving: ® Uit zich zowel motoriek als bij het waarnemen ® Patiënten merken geen voorwerpen of mensen op die links van hun gezichtsveld bevinden (ze laten bijvoorbeeld eten liggen op de helft van het bord en tekenen geen cijfers op de linkerhelft van de klok, gebruikt een hand of arm niet of minder, ook als er geen parese is, ontkent een halfzijdige verlamming (anosognosie) en verwaarloost een lichaamshelft bij scheren/aankleden) ® Wordt niet veroorzaakt door hemianopsie, maar mensen met halfzijdige verwaarlozing (hemineglect) ervaren vaak ook hemianopsie ® Wordt veroorzaakt door schade aan de rechterhemisfeer (zelden links) vooral in de pariëtale kwab (als gevolg van beroerte/letsel) waarbij het insulagebied betrokken is, en gaat altijd gepaard met halfzijdige uitvalsverschijnselen. ! Hemiparese = halfzijdige spierzwakte. Mensen met een halfzijdige verwaarlozing hebben altijd hemiparese Hemianopsie = ‘hemi’ (half) en ‘anopsie’ (niet zien), een verlies van zicht waarbij de helft van het gezichsveld van mensen met deze aandoening uitvallen, dit is als gevolg van een hersenbeschadiging (CVA, tumor, ongeval), er is dus niks mis met hun ogen ® Er is schade aan de visuele paden in de hersenen (vaak de occipitale kwab/verbindingen naar de occipitale kwab) 18.2.3 Geheugen = vermogen om informatie op te nemen en vervolgens op te slaan en zo nodig later de herinnering weer op te roepen. Er zijn 2 soorten geheugen: ® Impliciete (procedurele) geheugen is de aangeleerde automatische reflexmatige en complexe handelingen die niet beschikbaar zijn voor bewuste reflectie zoals fietsen, zwemmen en een groot aantal andere handvaardigheden ® Expliciete (declaratieve) geheugen is geheugeninhouden die wel beschikbaar zijn voor bewuste reflectie ! Het dagelijkse gebruik van het woord ‘geheugen’ verwijst naar de laatste betekenis van hierboven Het geheugen is een complexe functie die je kan verdelen in verschillende onderdelen: ® Werkgeheugen (‘geheugengespanne’) ® Episodisch geheugen ® Semantisch geheugen Werkgeheugen (‘geheugengespanne’) is het vermogen om gedurende aantal seconden een beperkte hoeveelheid informatie te onthouden ® Zoals een reeks opgenoemde nummers Episodisch geheugen is het vermogen om persoonlijke gebeurtenissen die verband hebben met een bepaalde tijd of context op te halen. Het valt te onderscheiden in: ® Anterograde episodische geheugen (inprentingsvermogen/kortetermijngeheugen) = het vermogen om nieuwe informatie op te slaan voor een langere tijd (minuten tot weken). Hoelang een herinnering opgeslagen blijft hangt af van de hoeveelheid aandacht, context van de informatie en emotionele waarde aan die herinnering zit. ® Retrograde episodische geheugen (langetermijngeheugen) = het vermogen om eenmaal opgeslagen herinneringen, dagen tot jaren later op te halen ! Anterograde amnesie = het niet in staat zijn vanaf het moment van de ziekte informatie vanuit het kortetermijngeheugen over te brengen naar het langetermijn geheugen, daardoor is het lastig nieuwe herinneringen te vormen. ® Kan vastgesteld worden door testen ! Retrograde amnesie = het niet in staat zijn herinneringen van voor de ziekte op te roepen ® Kan vastgesteld worden door vragen naar informatie over het verleden, met een controlepersoon van bijv. een familielid van de patiënt ! Oorzaken geheugenverlies = stress, Korsakov Syndroom, ouderdom (dementie), lichamelijke/geestelijke ziekte (Alzheimer), na lichamelijke letsel en beroerte Semantisch geheugen is het vermogen om de betekenis van losse woorden, die niet per se altijd in hetzelfde zin/context zitten, te kennen In de visuele cortex, audietieve cortex en de prefrontale cortex wordt de binnengekregen informatie als eerst verwerkt, en zijn daarom van belang voor het werkgeheugen: ! Bij schade aan de orbitofrontale cortex gebeurt er: emotionele labiliteit en ontremming (moeite met impulsen en gedrag controleren) Alle gebieden in de hersenen die informatie verwerken zijn verbonden met de hippocampus. De hippocampus heeft de volgende belangrijke functies: ® speelt een belangrijke rol bij het vasthouden van de informatie voor een langere periode (dagen tot weken; anterograad episodisch geheugen) ® speelt een belangrijke rol bij het proces consolidatie: het bewaren van informatie in het langetermijngeheugen (dagen tot jaren; retrograad episodisch geheugen) Het proces consolidatie vindt plaats in de neuronale netwerken in de cerebrale cortex. Wanneer het consolidatieproces voltooid is, is de beschikbaarheid van die herinneringen (de retrograad episodisch geheugen), om later bijvoorbeeld op te halen, niet afhankelijk van de hippocampus. ® De betekenis van woorden en begrippen, opgeslagen in het semantische geheugen, is vastgelegd in de cerebrale cortex ® Het ophalen van informatie wanneer het consolidatieproces nog op gang is, is nog wel afhankelijk van de hippocampus. Tijdens dit proces worden herinneringen geleidelijk overgenomen door de prefrontale cortex, thalamus en striatum, en hun onderlinge verbindingen. Zodra het consolidatieproces voltooid is, is het ophalen van informatie dus niet meer hippocampus afhankelijk. Iemand heeft een delier als hij/zij plotseling verward is, contact verliest met wat er om hen heen gebeurt. Dit gebeurt door een verstoring in het lichaam. Hoe kwetsbaarder de hersenen, hoe groter de kans op een delier. ® Bij een delier is er een inprentingsstoornis, vooral op het gebied van aandacht en concentratie, hierdoor is het werkgeheugen aangetast Aantasting van het werkgeheugen en hoe snel het ontstaat na een laesie: ® Contusio cerebri = acuut ® Het syndroom van Korsakov = subacuut ® Ziekte van alzheimer = sluipend ! De inprentingsstoornis bij een contusio cerebri, het syndroom van Korsakov en de ziekte van Alzheimer ontstaat doordat er een laesie zit aan beide kanten van de hippocampus Bij een delier, contusio cerebri, het syndroom van Korsakov, en ziekte van Alzheimer kunnen patiënten geen nieuwe mensen en nieuwe omgeving leren kennen. Ook onthouden ze niet wat ze recentelijk mee hebben gemaakt. Ook ontstaat er na verloop van tijd een stoornis in het langetermijngeheugen, omdat de gebeurtenissen tijdens de inprentingsstoornis verloren raken of niet meer worden herinnerd. ® Deze patiënten hebben dus eerst een anterograde amnesie, en even later een retrograde amnesie (want er is een ‘gat’ in het geheugen van iemand) ® Bij een delier en contusio cerebri herstelt de anterograad geheugenstoornis ® Bij de ziekte van Alzheimer en het syndroom van Korsakov herstelt de anterograad geheugenstoornis niet, en wordt het ‘gat’ in het geheugen steeds groter Bij het syndroom van Korsakov ontstaat er hersenschade doordat er voor een lange tijd een ernstig tekort is van vitamine B (thiamine). Mensen met een zware en langdurige alcoholverslaving hebben deze hersenziekte. Beschadigde hersencellen herstellen niet, maar andere delen van de hersenen nemen de rol over van beschadigde hersencellen en er worden nieuwe verbindingen in de hersenen gemaakt, daardoor kunnen patiënten weer dingen doen die eerst niet lukken. Bij de ziekte van Alzheimer breidt het ziekteproces (het kapotgaan van zenuwcellen in de hersenen) zich van de hippocampus uit naar de temporopariëtale cortex. Daardoor is er in het verdere beloop van deze aandoening sprake van retrograde geheugenstoornis. ® Hierdoor weten patiënten bijvoorbeeld niet meer op welke adres ze wonen, wie hun collega’s waren, of wie de koning is. De ooit opgeslagen en geconsolideerde informatie door de corticale schade is kwijt. Temporopariëtale cortex (rood omcirkeld) is een soort informatieknooppunt dat helpt bij het verwerken van wat er om ons heen gebeurt, de functies zijn: ® Helpt informatie (prikkels) die we zien en horen, te combineren met elkaar ® Belangrijk voor begrijpen van taal (het semantisch geheugen) ® Belangrijk voor het begrijpen van sociale context (sociale omgang) ! Bij corticale dementie (dementie van de cerebrale cortex), zoals de ziekte van Alzheimer, kan het semantische geheugen aangetast zijn ! Bij frontale of subcorticale dementie zoals de ziekte van Parkinson of vasculaire dementie, is de geheugenstoornis te merken aan de traagheid of het onvermogen in het ophalen van informatie à Deze patiënten hebben een ophaalstoornis en geen inprentingsstoornis, want als ze woorden of plaatjes moesten herinneren, en het later weer op moeten halen, lukt dit niet. Maar wanneer de al geziene woorden of plaatjes tussen andere nieuwe woorden of plaatjes geplaatst worden, dan herkennen de patiënten het wel. Subcorticale cortex = delen van het brein onder de cerebrale cortex, dat geassocieerd wordt met emotie, motivatie, geheugen en motorische controle 18.2.4 Bij een stoornis in het gebruik van taal vallen de problemen met het spreken (afasie) het meest op. Verder hebben alle patiënten met deze conditie ook stoornissen in het begrijpen van gesproken taal, lezen (alexie) en schrijven (agrafie). ! Afasie (niet spreken) is dus geen spraakstoornis maar een taalstoornis, want je kan nog wel geluid maken, maar het begrijpen en gebruiken van de taal is verstoord Mutisme = het zwijgen van een wakkere en alerte patiënt, zoals na een trauma capitis (vooral bij kinderen) of bij psychosen (iemand die de realiteit kwijt is). Iemand kan wel denken en begrijpen, maar niet kunnen of willen niet praten, er is dus een stoornis in de initiatie van de spraakmotoriek. Het centrum van Broca ligt net voor het deel van de gyrus precentralis, en is verantwoordelijk voor de motorische expressie van taal in de vorm van spraak en schrift. Het centrum van Wernicke ligt in de gyrus temporalis superior, naast de primaire auditieve cortex en is verantwoordelijk voor de analyse van gesproken taal, en wordt met het centrum van Broca verbonden door de fascilus arcuatus (een bundel van axonen). De centra van Broca en Wernicke werken samen, hierbij zijn cortexgebieden die in de buurt liggen ook betrokken, met namen de temporale en pariëtale cortex. ® Hierin is er tijdens de ontwikkeling van een persoon de betekenis van woorden vastgelegd door verbanden te leggen van visuele, auditieve en tactiele prikkels. ® Bij een laesie in het centrum van Broca is er een ernstige spraak- en schrijfstoornis, terwijl het begrip voor gesproken en geschreven taal intact is. Toch is er in de praktijk ook sprake van begripsstoornissen, maar wel is het minder ernstig dan de expressieve stoornis. ® Bij een laesie in de temporale cortex is niet alleen het taalbegrip verstoord, maar ook de spraak maar op een andere manier als bij een frontale laesie ® Bij een laesie in de frontale cortex heeft de patiënt moeite met spreken (zinnen formuleren/gedachtes duidelijk uiten), problemen met plannen en organiseren, veranderingen in gedrag en emoties en moeite met aandacht en concentratie Herseninfarcten komen het meest voor in het stroomgebied van de a. cerebri media, hierbij kunnen verschillende types afasie ontstaan. Patiënten die aan de buitenste delen van de a. cerebri media een laesie oplopen, kunnen hierbij vaak nog goed iets nazeggen, dit komt doordat het circuit Wernicke-fasciculus arcuatus-Broca intact is gebleven. Motorische afasie (afasie van Broca = Broca afasie = niet-fluent afasie): ® Schade in de frontale cortex ® Begrijpt andere mensen en weten wat ze willen zeggen ® Spreekt in korte zinnen, kost moeite voor ze ® Parese (gedeeltelijk/onvolledige verlamming) of paralyse van rechterarm en been Sensorische afasie (afasie van Wernicke = Wernicke afasie = fluent afasie): ® Kan nog praten, maar de woorden kloppen niet (is hier niet van bewust), lastig te begrijpen voor andere mensen ® Kan moeilijk woorden begrijpen of woorden na zeggen Andere types afasie: ® Globale afasie = er is schade in het hersengebied dat over taal gaat. Ernstige spraakproblemen. Heel veel moeite met begrijpen van simpele woorden/zinnen ® Conductieafasie = Moeite met herhalen van woorden en zinnen, ookal begrijpen ze het en kunnen ze vloeiend spreken ® Amnetische afasie = woordvindingsproblemen, weet het woord en de betekenis ervan wel, maar kan er niet opkomen. Kunnen de woorden die ze bedoelen tekenen/gebaren. Patiënten met de ziekte van Alzheimer hebben vooral woordvindstoornissen (amnetische afasie). Dit komt doordat de locatie waar de hersencellen aangetast zijn, zich bevinden in de temporale en pariëtale cortex (figuur 18.6c) 18.2.5 Er is een onderscheid tussen het uitvoeren van handelingen of acties: ® Initiatie en regulatie van de acties ® De uitvoering ervan Initiatie en regulatie: een stoornis van initiatie en regulatie komt bij patiënten met frontale laesies. Patiënten ervaren dan de volgende symptomen: ® Apatisch en initiatiefloos, met mentale en motorische traagheid ® Seksueel of agressief ontremd zijn, en hun gedrag is bot en egoïstisch ® Handelingen kunnen soms uitgelokt worden door bepaalde situaties (utilisatiegedrag = het impulsief hanteren van irrelevante objecten, zoals iemands anders schoenen aantrekken of je bril over die van je eigen opdoen) ® Een proces zoals koken gebeurt het bijvoorbeeld niet in de juiste volgorde, wat leidt tot een inefficient proces ! Patiënten die een frontaalsyndroom hebben, kunnen zich met verschillende symptomen presenteren. De presentatie ligt aan de plaats van het hersenletsel in de frontaalkwab. Het niet goed kunnen uitvoeren van een handeling kan worden verklaard door verschillende stoornissen. Voorbeelden van deze handelingen en de oorzaken: ® Kledingapraxie (jasje achterstevoren, arm in verkeerde kant van de mouw etc.) = combinatie van stoornissen in het lichaamsschema en ruimtelijk inzicht ® Problemen met een legpuzzel oplossen of tafeldekken = een stoornis in het ruimtelijk inzicht ® Halfzijdige verwaarlozing (een patiënt vergeet zijn linkerhand, ook als deze niet verlamd is, te gebruiken voor bijv. het fixeren van papier) = een stoornis in de aandacht, er is een ‘knik’ in de kabel bij het beschikbaar maken van de zintuigelijke informatie in de hersenen De verschillende stoornissen bij het niet kunnen uitvoeren van een handeling zijn: ® Motoriek ® Perceptie ® Ruimtelijke oriëntatie ® Aandacht ® Taalbegrip Een handelingsstoornis niet gerelateerd aan bovengenoemde stoornissen heet een ‘zuivere’ handelingsstoornis en wordt apraxie genoemd (kledingapraxie is geen apraxie). Oorzaak van apraxie: er is een stoornis in het plannen en combineren van de verschillende stappen van de handeling, waardoor ze de handeling niet goed kunnen uitvoeren. ® Bijvoorbeeld = iemand weet dat voor het maken van een boterham brood, boter en beleg nodig is, maar hebben moeite met het volgen van die stappen. Ze zijn bijvoorbeeld vergeten hoe boter te smeren of vergeten brood te snijden 18.2.6 Bij een gestoorde ruimtelijk inzicht hebben patiënten problemen met: ® Het vinden van de weg in hun vertrouwde omgeving, hierdoor verdwalen ze. ® Uitleggen hoe ze van hun slaapkamer naar het toilet moeten lopen ® Het aflezen van de tijd van een wijzerplaat (van de digitale klok lukt vaak wel) ! De stoornis in ruimtelijk inzicht komt voor bij laesies in de pariëtale cortex rechts, dit is soms moeilijk te onderscheiden van een stoornis in het waarnemen 18.2.7 Bij een laesie in de cerebrale cortex (corticale laesie) kunnen stoornissen ontstaan in vrijwel alle zintuigen zoals; zien, horen, voelen, ruiken en proeven. Dit komt doordat de cerebrale cortex een belangrijke rol speelt in het verwerken van zintuigelijke prikkels. Hierdoor kan iemand minder goed of helemaal niet meer prikkels waarnemen of interpreteren. Zeer zeldzame stoornissen door hersenschade: ® Het ruiken van vreemde of onaangename geuren tijdens een epileptische aanval in de temporale kwab (temporale focale epileptische aanval) ® Het niet meer geluiden goed kunnen horen of verwerken, ondanks dat de gehoororganen nog functioneel zijn, bij een schade aan beide zijden van de temporale cortex ® Het niet meer op de tast kunnen herkennen van voorwerpen bij schade aan de pariëtale kwab Bij patiënten met hersenschade komen vaak visuele waarnemingsstoornissen (de hersenen kunnen de visuele informatie niet goed of anders verwerken) voor. ® Van een hemianopsie dat veroorzaakt wordt door een occipitale laesie, is de patiënt zich vaak niet bewust van zijn of haar visuele beperkingen. Hierdoor kunnen patiënten dingen niet meer vinden en tegen meubels of mensen aanlopen. ! Het gebrek aan inzicht van diens visuele beperkingen geldt ook voor de zeldzame corticale blindheid door een dubbelzijdige hemianopsie, de patiënt ontkent blind te zijn; het syndroom van Anton. Soms richten patiënten met een hemianopsie hun ogen op bewegende objecten in het gezichtsveld terwijl ze stilstaande objecten niet zien. ® In het blinde gezichtsveld kunnen patiënten soms dingen zien die er niet zijn, als; kleuren, bewegende patronen (streepjes en vlekken) en soms gevormde waarnemingen zoals een huis. ! Ze zijn zich wel meestal bewust van deze pseudohallucinaties. Bij temporo-occipitale laesies is er soms sprake van een visuele agnesie: het niet kunnen herkennen van voorwerpen terwijl deze wel gezien kunnen worden (patiënten kunnen het wel tekenen) Prosopagnosie is een bijzondere vorm van visuele agnosie: het niet kunnen herkennen of uit elkaar kunnen houden van vertrouwde gezichten, familieleden kunnen wel herkend worden aan hun stem of kleding ! Visuele agnosie = het niet kunnen herkennen van objecten Visuele hallucinaties (het zien van dingen die er helemaal niet zijn), illusies (het misinterpreteren van dingen die wel te zien zijn) zonder gezichtsvelddefecten (zonder dat er visusstoornissen zij) komen vooral voor bij een delier (een acute, tijdelijke verstoring (verwarring en desoriëntatie) in de hersenfunctie, er is meestal geen duidelijke laesie aan de hersenen). 18.2.8 Bij abstract denken gaat het niet om een specifieke functie die verbonden is met een bepaalde locatie in de cerebrale cortex. Vooral bij patiënten met een globale cognitieve achteruitgang (verslechtering van cognitieve functies als; geheugen, aandacht, taal en probleemoplossend vermogen) is het abstract denken gestoord. ® Dit kan getest worden door te vragen naar een uitleg van specifieke spreekwoorden, overeenkomsten/verschillen aan te geven tussen woorden of logische reeksen laten afmaken. ! Wanen (een onjuiste overtuiging die niet overeenkomt met de realiteit; achtervolgingswaan, grootheidswaan) komen vooral voor bij een delier en dementie; deze zijn meestal paranoïde of erotisch van aard. 18.2.9 Emotionele labiliteit, zoals het snel huilen zonder een duidelijke reden, is een algemeen symptoom en kan niet alleen aan 1 specifieke ziekte worden gekoppeld. ® Emoties van patiënten met dementie kunnen hierbij snel wisselen, ze kunnen dan ineens huilen en kort daarna weer lachen, het is meestal oppervlakkig en niet langdurig. Dit geldt ook voor ziektes als MS, Parkinson, depressie, etc. Vasculaire dementie komt voor bij 20% van de gevallen van alle mensen met dementie: hier is sprake van meervoudige stoornissen in cognitie, stemming of gedrag, dit komt door schade aan de bloedvaten van de hersenen. ® Door schade aan de bloedvaten krijgt het aangedane deel hersenen te weinig zuurstof en voedingsstoffen, dit veroorzaakt schade. ® Pseudobulbaire ontremming kan bijdragen aan dwanghuilen en dwanglachen Patiënten die apatisch (geen zin hebben in activiteiten en gebrek aan interesse in wat er om je heen gebeurt) zijn en mentaal en motorisch traag door hersenletsel kan de indruk geven alsof ze depressief zijn. Ze vertonen geen andere gebruikelijke symptomen die bij depressie wel het geval is zoals: sombere stemming, anhedonie (het niet meer kunnen ervaren van vreugde), schuldgevoelens of suïcidale gedachten ! Bij patiënten met een laesie (weefselschade) in de rechterhemisfeeer zou iemand kunnen denken aan depressie door de aprosodie (het ontbreken van melodie en intonatie in de spraak, gaat vaak samen met moeite hebben met herkennen wat andere mensen voelen of bedoelen met hun stem). Hierdoor maken ze een emotieloze indruk.