Filosofie samenvatting januari 2022^J Prof Judith Martens[1].docx

Full Transcript

Inhoud Hoofdstuk 1: Ethiek en het goede leven 3 1.1. Waarden en normen 3 1.1.1. Waarden 3 2.1.1. Normen 3 3.1.1. Moreel/amoreel/immoreel : 4 4.1.1. Beschrijven, verklaren en rechtvaardigen 4 1.2. Objectivisme vs Relativisme 4 1.2.1. Objectivisme: 4 1.2.2. Relativisme: 4 1.3. soorten waarden (alle 3...

Inhoud Hoofdstuk 1: Ethiek en het goede leven 3 1.1. Waarden en normen 3 1.1.1. Waarden 3 2.1.1. Normen 3 3.1.1. Moreel/amoreel/immoreel : 4 4.1.1. Beschrijven, verklaren en rechtvaardigen 4 1.2. Objectivisme vs Relativisme 4 1.2.1. Objectivisme: 4 1.2.2. Relativisme: 4 1.3. soorten waarden (alle 3 intrinsieke waarde) 5 1.3.1. Vrijheid 5 1.3.2. Authenticiteit 5 1.3.3. Geluk 5 Hoofdstuk 2: God, religie en natuur 6 2.1. Metafysica 6 2.2. Religieuze taal: 7 2.3. Waarneming: Waarvan en hoe? 7 2.4. De Ultieme Werkelijkheid: de ware aard van het goddelijke 7 2.5. Kwaad en lijden 8 Hoofdstuk 3: De rechtvaardige samenleving 8 3.1. Fundamentele vragen 8 3.2. Doel van politiek 8 3.2.1. Hobbes 9 3.2.2. Aristoteles, naturalisme 9 3.2.3. Conventionalisme 9 3.3. Rechtvaardigheid 9 3.3.1. Verdelende/distributieve rechtvaardigheid: 9 3.3.2. Vereffenende rechtvaardigheid: 10 3.4. Toepassing op rechtvaardigheid 10 3.4.1. Rawls 10 3.4.2. Nozick 10 Hoofdstuk 4: Rationaliteit, lichaam en geest 11 4.1. Lichaam en geest 11 4.1.1. Descartes, dualistisch interactionisme: 11 4.1.2. Fysicalisme 11 4.1.3. Idealisme 11 4.2. Bewustzijn en subjectiviteit 11 4.3. Rationaliteit 12 4.3.1. Rationaliteit 12 4.3.2. Persoonlijke autonomie 12 Hoofdstuk 5: Identiteit en cultuur 12 5.1. 5.1. Cultuur: definitie 12 5.2. Idee van maakbaarheid 13 5.2.1. Hermeneutiek 13 5.3. Cultuur geschiedschrijving 13 5.3.1. Door wie en voor wie: 13 5.4. Romantisch idee tss natuur en cultuur van organisch samenhang 14 5.4.1. Cultuurgeschiedenis pas in de 19e eeuw geïntroduceerd 14 5.5. Standpuntepistemologie: protocultuur 14 Hoofdstuk 6: De opvoedbare mens 15 6.1. Antropologie 15 Hoofdstuk 7: Aard en grenzen van kennis 16 7.1. Kennis 16 7.2. Fundamentalisme 17 7.2.1. Rationalisme (Descartes) 17 7.2.2. Empirisme 17 7.2.3. Verzoening van rationalisme en empirisme: Kant 17 7.3. Feilbare kennis 18 7.3.1. Coherentisme/holisme 18 7.3.2. Pragmatisme 18 7.3.3. Post-Truth 18 Hoofdstuk 8: Over wetenschap en evolutie 19 8.1. Evolutietheorie 19 8.1.1. Variatie, selectie en reproductie 19 8.1.2. Cumulatief selectieproces 19 8.2. Verificatie 19 8.2.1. Verificatieprincipe 19 8.2.2. Inductieprobleem 20 8.2.3. Theoriegeladenheid 20 8.3. Falsificatie 21 8.3.1. Trial and error 21 8.3.2. Falsificatieprincipe 21 9.1. Paradigma verschuivingen 22 9.1.1. Paradigma 22 9.1.2. Gestalt-switch 22 9.1.3. Incommensurabiliteit 23 Hoofdstuk 9: Redeneren en argumenteren (inhalen) 23 9.1. Argumenteren: 23 Hoofdstuk 10: Wetenschap, technologie en samenleving 25 10.1. Historisch perspectief 25 10.1.1. Oude Griekse samenleving 25 10.1.2. Industriële revolutie 25 10.1.3. Wetenschappelijke revolutie 25 10.1.4. Uitvinding van internet 25 10.2. Filosofische kaders 25 10.3. Hedendaagse voorbeelden 26 10.4. Toepassing/historische analyse 26 Hoofdstuk 11: Verbindingen en conclusie 26 11.1. Ideeëngeschiedenis 26 11.2. Het moderne cultuurconcept: 27 Hoofdstuk 1: Ethiek en het goede leven Waarden en normen Waarden = voorkeuren van een individu/groep/samenleving met betrekking tot doeleinden of gedragingen. Waarden kunnen intrinsiek of instrumenteel zijn. = andere vorm van juist, normatieve vraag komt naar boven. Hoe we denken dat het zou moeten zijn. = verwijzen doorgaans op meer algemene wijze naar aspecten die we belangrijk vinden Bv.: gelijkheid, loyaliteit, eerlijkheid, vrijheid Normen = concrete gedragsregels om die waarden na te streven = kan moreel of amoreel zijn, een plicht (moet), verbod, permissie (mag doen), … = impliceert als normaal -> dwz dat je je ook zo hoort te gedragen Moreel/amoreel/immoreel : Een morele uitspraak heeft 2 interpretaties: Een uitspraak waar een norm of waarde aan vasthangt/naar verwijst, moeten we het niet per se mee eens zijn bv. Lieg altijd <--> amorele uitspraak, die niet naar een norm of waarde verwijst bv. De zon komt op in het oosten, je hebt een rood t-shirt aan: noch goed en noch slecht Een uitspraak van een norm of waarde waar we mee AKKOORD gaan, waar we achter staan bv. Eet niet te veel vlees <--> immorele uitspraak, waar we NIET mee akkoord gaan, een slechte moreel bv. Vermoord iedereen. !Opmerking! Als norm volgt of een feit en geen waarde, dan is dit ALTIJD aan amorele uitspraak Beschrijven, verklaren en rechtvaardigen Descriptief: welke waarden/normen er ZIJN = beschrijven (wat, hoe) en verklaren (causaliteit) Prescriptief/normatief: welke waarden/normen er zouden MOETEN zijn = rechtvaardigen (waarom accepteren) Funderingsprobleem: kloof tussen ‘is’ en ‘ought’. Wat ‘zou moeten’ moet je verdedigen, daar heb je een feit en een waarde/norm voor nodig, die waarde/norm moet je dan weer verder verdedigen, opnieuw met een feit en een waarde/norm ,… eindeloos Steeds verdedigen en uitleggen ‘waarom’ Objectivisme vs Relativisme Objectivisme: = We kunnen dé waarden en normen die we moeten accepteren, kennen, dé waarheid kennen. (niet per se nu, maar we KUNNEN dat) = onderzoek naar waarden en normen is mogelijk, betekent niet dat we ze nu al kennen = waarheid kunnen we kennen Relativisme: = De waarheid is onkenbaar (= in ellke cultuur of samenleveing is die waarheid anders) Cultuurrelativisme: Andere culturen en periodes hebben andere normen/waarden Subjectivisme: Normen en waarden zijn voor elk individu anders, omdat elk individu anders IS. Dit geldt ook voor feite en waarde uitspraken = Opmerking: we kijken de wereld door een bepaalde kader = Bv.: het is als mensen verboden om slaven te verkopen ‘volgens de morele code van’ = geen enkel wereldbeeld kan beoordeeld worden = funderingsprobleem is dus geen relativisme. Misschien is grens tss normen en waarden toch niet zo strik 3 soorten begrippen Beschrijvende begrippen: beschrijven hoe de wereld eruitziet (rond) Dunne begrippen: evalueren slechts door af- of goedkeuring (goed, slecht) Dunne begrippen: beschrijven en evalueren (deugden en ondeugden, eerlijk, grof,) =waarheid is nooit te kennen Misschien een tussenweg tussen objectivisme en relativisme? De waarden: Geluk, vrijheid en authenticiteit = waarden die voor ons nu belangrijk zijn = subjectief, die we kunnen kaderen, zien waarom we die belangrijk vinden, eventueel in een objectief perspectief verdedigen? soorten waarden (alle 3 intrinsieke waarde) Vrijheid = Morele verantwoordelijkheid vooronderstelt vrije wil, vooronderstelt keuzeopties. Vrije wil (free will): controle over je eigen handelen Meer verantwoordelijkheid => vrije wil => meer keuzeopties (=>) impliceert/vooronderstelt Vrijheid (liberty): Negatieve vrijheid: de afwezigheid van belemmeringen, restricties en obstakels om vrij te kunnen handelen bv.: verplichte aanwezigheid bij lessen intern Positieve vrijheid: de aanwezigheid van keuzemogelijkheden, opties om vrij te kunnen handelen extern Vrijheid: intrinsiek (door die vrijheid andere waarden kunnen realiseren) of instrumenteel (vrijheid zelf als waarde, te hebben van die vrijheid/keuze)? Authenticiteit = kunnen zijn wie je wilt zijn, doen wat je wilt doen = dit roept vragen op: wie ben ik?, Wat als 2 dingen elkaar tegenspreken?,… Geluk Wordt vaak gezien als de belangrijkste waarde, maar IS dat zo? Nozicks ervaringsmachine stelt dat mensen niet in een machine zouden willen zitten die constant gelukkig maakt, omdat het gevoel dan niet authentiek is. I Bv. Is ‘vriendschap’ waardevol OMDAT het ons gelukkig maakt? Of, Maakt ‘vriendschap’ ons gelukkig OMDAT het waardevol is? Het juiste leven: Consequentialisme: Je moet kijken naar de gevolgen (= gevolgenethiek)van je daden, het nut = utilitarisme: welke handeling brengt het grootste geluk, dàt is de juiste handeling volgens utilitarist Bentham. (‘Grootste geluk’, is dat kwaliteit of kwantiteit? Daar krijgt Bentham wel kritiek op). Je moet dus ook soms dingen doen die voor jou niet per se fijn zijn, omdat ze meer netto-geluk opleveren. EN je handelingen OP ZICH zijn niet juist of fout, het zijn de gevolgen ervan die je handeling juist of fout maken. MAAR: problemen: je kan de gevolgen van je daden niet altijd voorzien je kan de uitkomst niet met andere hypothetische mogelijke uitkomsten vergelijken je kan niet bepalen wat “meer” netto-geluk op heel de wereldbol geeft je moet je eigen authenticiteit en geluk (en soms zelfs het geluk van anderen!) opzij zetten voor het algemeen nut, is dat wel juist? Deontologische ethiek, Kant: iets is juist of fout, niet op basis van de gevolgen, die maken niets uit voor de handeling zelf. Je moet handelen volgens plichten, absolute geboden = regels, categorische imperatieven volgens het Categorische Imperatief. Waarvan je wilt dat het een wet wordt + anderen als doel met een doel zien, niet gebruiken.) Er zijn namelijk volgens Kant hypothetische geboden, die je moet doen om een bepaald doel te bereiken (bv. Chinees lezen om Chinees te leren) EN absolute geboden, die altijd van kracht zijn (bv. lieg nooit). Dat is héél rationeel, Kant laat zich NIET leiden door emoties, volgt ALTIJD die absolute geboden, zijn ratio.= handel alleens volgens het maxime (grondregel) waarvan je zou willen (acceptabel en logisch consistent) dat het een algemene wet (altij en voor iedereen geldig)wordt. Deugdethiek: Als je goed WIL zijn en doen voor anderen, bén je goed en dan VOEL je je ook goed, word je gelukkig. Goed zijn kost tijd en moet je oefenen Kritiek Ze moeten altijd geldig zijn (wat onmogelijk is) Er ontstaat een gat van wat rede ons voorschrijft en de rol die de emoties moeten spelen Hoofdstuk 2: God, religie en natuur Westerse kritische blik Metafysica = filosofisch onderzoek naar de realititeit/echte werkelijkheid 4 basisproblemen Wat is God? 4 mogelijke theorieën: Theïsme (God bestaat): Almachtig/omnipotent: de mogelijkheid/kracht om alles te doen wat gedaan kan worden Alwetend/omniscient: kennis van alle uitspraken (proposities) Omnibenevolent: perfect betrouwbaar, moreel ook betrouwbaar (goed, en persoonlijk betrokken) Deïsme (God als opperste wezen): Almachtig Aletend Schepper Pantheïsme (God = universum) Alles is goddelijk en is god God gaat dan niet verder dan het universum, want God is het universum Dit is niet echt een westerse blik, eerder hindoeitisch/boedhistisch Penetheïsme (Alles is in God) Religieuze taal: Vanaf de 20ste eeuw is er kritiek op religieuze taal door de logisch positivisten. Zij zeggen: “Religieuze taal is vaag en niet verifieerbaar, dus zinloos.” Zorgt voor nieuwe stromingen: (verifieerbaar wilt zeggen: empirisch en waarneembaar) Waarneming: Waarvan en hoe? Denotatie: objectieve betekenis (bv je ziet een boom) Connotatie: intersubjectieve associaties (bv je associeert bomen met bepaalde gevoel: zomer is dit schaduw, of je denkt aan vertraging door bladeren die op treinspoor staan) Non-realisme: Religie is een menselijke constructie, ons beeld van God is gebaseerd op ONZE ervaringen, gedrag, … =reductionisme. We kunnen niet bewijzen dat God bestaat. Want als ik denk: “God”, gaat dat om MIJN idee van God, niet de objectieve entiteit God waar ik naar verwijs. In dit kader kunnen we ons afvragen of het rationeels is om over deze overtuigingen te praten Gaat niet om wat we weten, maar wat we geloven Realisme: Ten eerste heeft religie helemaal geen bewijs NODIG, en ten tweede: dat wij een eigen beeld hebben van God, Hem niet objectief ZIEN, wil niet zeggen dat er geen objectieve entiteit God BESTAAT. = Anti-reductionisme De Ultieme Werkelijkheid: de ware aard van het goddelijke Er is heel veel religieuze verscheidenheid, alleen al het concept God: er zijn: Theïstische godsdiensten: God/goden als (antropomorfe) persoonlijke schepper (bv. christendom, islam, jodendom, …) Niet-theïstische godsdiensten: het goddelijke is geen persoonlijke schepper, maar een absolute staat van zijn, God is in alles. (bv. boeddhisme, taoïsme, …) Hoe omgaan met religieuze verscheidenheid? Religieus pluralisme: We zijn allemaal epistemisch blind, we hebben misschien allemaal wel een deeltje van de waarheid. Het gaat ook om de religieuze ervaring, niet om het conflict. Alle visies over de Ultieme Werkelijkheid zijn dus even valide. Probleem 1: Zijn er dan helemaal géén concepten die naar dé ultieme werkelijkheid verwijzen? =religieus scepticisme Probleem 2: Dan zouden we allemaal samen misschien het totaalbeeld moeten krijgen? Maar dat kan niet want we zijn epistemisch blind? Religieus relativisme: geen enkele religie is universeel waar, wat ‘juist’ is aan een godsdienst hangt af van de cultuur, plaats, periode het wereldbeeld van de gelovigen! Je visie wordt bepaald door je sociale omgeving, geen enkele religie is universeel waar! Probleem: gelovigen zien hun visie wél als objectief waar, zijn van wtf Religieus exclusivisme: de doctrines van 1 godsdienst zijn juist, de doctrines die NIET overeenkomen met die ene godsdienst zijn dus fout. Probleem: Welke godsdienst is dan ‘juist’? Een beetje arrogant ook trouwens Kwaad en lijden Als God almachtig en goed is, waarom bestaat er dan kwaad in de wereld? Is god machteloos? Is god slecht? Vanwaar het kwaad? =Logisch Probleem Maakt god een wereld met slechte dingen in omdat hij daar zin in heeft/uit wraak/ als waarschuwing/ …? EN zijn dingen slecht omdat God ze slecht vindt of vindt God ze slecht omdat ze slecht ZIJN? Zelfstudievraag: kun je een non-realist zijn en geloven in God? Zie de laatste les, daar legt Judith dat nog eens uit Hoofdstuk 3: De rechtvaardige samenleving Fundamentele vragen Waarom zouden we een staat moeten accepteren? Beste geschikte regeringsvorm? Wat willen we met politiek bereiken? Funderingsprobleem (beschrijven vs voorschrijven) Wat politiek is (hoe macht over samenleving uitgeoefend wordt) Wat politiek moet zijn (hoe macht over samenleving uitgeoefend zou moeten worden) Telkens een reden/uitleg geven, gaat zo verder en verder Doktersanalogie (argument dat gaat over democratie) Voor belangrijke zaken ga je naar een expert voor advies (zoals dokter of architect) Voor politiek is dit ook. Advies aan experts vragen Politiek aan volk overlaten is dus niet slim De perfecte/ goede of juiste/ rechtvaardige samenleving: HB p. 37 Is de mens individualistisch of groepsgericht? En is dat iets wat we ZIJN of WORDEN? Waarom leven we precies samen? Doel van politiek Relatie tss mens en politiek achterhalen: Is mens individualist of gefocust op groep? Als we individualistisch zijn, is dit doordat we zijn geboren, of komt het door de sociale ontwikkeling? = zijn we van nature zo? Doel van samenleven = overleven Goed leven Naturalisme conventionalisme Hobbes We zijn super individualistisch, gericht op eigenbelang. In tijden van schaarste is iedereen dus elkaars natuurlijke vijand, concurrent (conclusie 1) = oorlog van allen tegen allen! Dat leidt tot zelfvernietiging, bloedige anarchie willen we niet, en afspraken en regels maken is niet mogelijk, want er is geen onderling vertrouwen, DUS de enige oplossing is een absolute vorst (conclusie 2) die alle macht heeft waar het volk zich volledig aan moet onderwerpen! De vorst moet boven elke wet staan en moet die met niemand delen: zijn wil is wet = absolute despotie. Niet zo optimistisch dus… Aristoteles, naturalisme De mens is een politiek dier, we willen niet enkel ‘overleven’, we willen ook creëren, samen rationeel en constructief zijn in een politieke omgeving. Naturalisme: “Het goede leven ligt besloten in de natuur van de mens of in de natuur van het universum” Het goede leven, het natuurlijke is in een samenleving. Alles heeft een natuurlijke doel Voor mens: werk (overleven, zoals dieren) -> arbeid (gereedschap)-> creatie (verschilt ons van dieren, vormt wie je bent als persoon, eigen identiteit en cultuur, we worden politiek dier) Mens is politiek dier. Samenleving is geen noodzaak, maar natuurlijk Conventionalisme Politiek is een menselijk maaksel, een product van afspraken, niet ‘natuurlijk’ ofzo politieke visie op het goede leven berust op conventies = contracttheorieën =(hypothetische) afspraken van onderlinge verplichtingen. Rousseau: twee contracttheorieën: Er is sociale ongelijkheid omdat dat ooit ontstaan is, terwijl natuurlijke verschillen/ongelijkheid GEEN sociale ongelijkheid rechtvaardigt Een eerlijker alternatief voor 1. is om het privébezit op te geven, alles collectief te maken en samen te besturen volgens de Algemene Wil = wat iedereen zou willen als men de ratio volgt met volledige kennis van zaken en objectieve redeneringen. DUS zowel Aristoteles als Rousseau: Het goede leven valt niet absoluut te definiëren, maatschappelijke idealen kunnen per tijd en plaats verschillen. MAAR: Aristoteles: Zolang we de menselijke natuur volgen, kunnen we afspreken wat we willen. <--> Rousseau: Zolang we de rede, ratio volgen, kunnen we afspreken wat we willen. Zie notities HB voor verdedigen democratie p. 48-49 Rechtvaardigheid Verdelende/distributieve rechtvaardigheid: van de overheid naar het volk, ‘bezit’ van de gemeenschap dat wordt uitgedeeld, bv. onderwijs, gezondheidszorg, … =publieke domein Vereffenende rechtvaardigheid: tussen individuen onderling, privébezit = private sfeer = Ruilend: Dienst --> wederdienst, een vrijwillige, bewuste en eerlijke ruil tussen gelijken Retributief/straffend: na een onbewuste/oneerlijke/onvrijwillige ruil, bv. diefstal is er een straf/vergoeding/compensatie nodig. Hoeveel/wat/aan wie mag de overheid verdelen? Op basis waarvan? Drie types van distributieve rechtvaardigheidsprincipes: Verdelen op basis van gelijkheid: in principe ga je er altijd van uit dat je gelijk verdeelt, TENZIJ er goede redenen voor zijn om dat NIET te doen. Bv. Wat als sommige mensen ergens meer behoefte aan hebben? Wat als mensen zelf verantwoordelijk zijn voor wat ze doen met hun capaciteiten? Verdelen op basis van behoefte: door te verdelen aan wie er (meer) nood aan heeft? Maar soms is dat heel moeilijk te zeggen! En reken je dan de eigen verantwoordelijkheid mee? Bv longkanker door roken of door pech, behandel je dan degene door pech eerder? Verdelen op basis van verdienste: door de bijdrage van mensen aan de maatschappij dmv hun eigen capaciteiten gebruiken? Maar is dat ZELF gekozen/bereikt, of geleerd door opvoeding of meegekregen met de geboorte? EN is de bijdrage op een GOEDE manier tot stand gekomen? (Doel heiligt niet altijd de middelen?) DUS: alle drie NIET eenduidig! Toepassing op rechtvaardigheid Hoeveel inmenging van de staat? Veel/weinig collectieve pot? Op basis van behoefte/verdienste? Rawls Sociaal liberalisme: De staat mag veel inmengen, verzorgen = verzorgingsstaat, met een grote collectieve pot zorgen voor ondersteuning. The Veil of Ignorance: gelijk verdelen door een sluier van onwetendheid, hoe jij graag, in alle mogelijke toestanden/situaties waar je geen invloed op hebt, in de wereld terecht zou komen. (=Volgens maximin principe en moreel pluralisme) Verdeling op basis van behoefte, met maximale positieve vrijheid (principe 1), zolang dat de vrijheid van anderen niet beperkt. Er mag ALLEEN sociaal-economische ongelijke verdeling (principe 2)zijn ALS dit in het voordeel van de minder bedeelden is EN als ALLE maatschappelijke opties voor IEDEREEN openstaan. (Rawls twee Rechtvaardigheidsprincipes zijn dus die Maximale positieve vrijheid en de Ongelijkheid enkel toegestaan als en als.) Nozick Libertarisme: De staat mag minimaal inmengen, = nachtwakersstaat, want iedereen heeft talenten, het is de eigen verantwoordelijkheid van het individu om capaciteiten te GEBRUIKEN. Daarom ook een focus op negatieve vrijheid, zo weinig mogelijk belemmeringen, en een verdeling op basis van verdienste. Geld via belastingen afnemen en zelf herverdelen naar eigen inzicht is diefstal, echt niet goed! Laat de mensen gewoon doen met hun geld wat ze willen. Sociale ongelijkheid is onvermijdelijk en zelfs rechtvaardig en wenselijk, iedereen heeft zijn plek in de maatschappij verdiend, zelf gekozen. Hoofdstuk 4: Rationaliteit, lichaam en geest Lichaam en geest Descartes, dualistisch interactionisme: Er is een Res extensa (uitgebreide substantie, fysieke)en een Res cogitans, (denkende substantie, ziel) de res extensa is het lichamelijke, tijdelijke, niet zo speciaal. De res rogitans is wat ons onderscheidt van de dieren, onze geest/ratio/ziel, het eeuwige. Zo heb je actieve gedachtes en passieve gedachtes (=emoties, gevoelens). Denken is niet ruimtelijk, maar komen wel voor in een persoon Cogitair (denkend): Actieve gedachten Passieve gedachten Er is dus interactie tussen lichaam en geest, maar de mens is VOORAL res cogitans. (want dieren voelen ook sensatie, maar denken niet zoals wij) Maar: Probleem: de geest kan NIET direct ingrijpen op fysische gebeurtenissen, elke fysische gebeurtenis is toe te schrijven aan een fysische oorzaak = fysische wereld is causaal gesloten. Dat probleem wordt vanaf de 17e eeuw opgelost door: Fysicalisme Alles is fysisch, bestaat uit materie Ze denken dat leven na de dood niet bestaat Epifenomenalisme: Het lichaam beïnvloedt wel de geest, maar de geest NIET het lichaam, de geest is de ‘afterthought’ (bv Libet experiment) Identiteitstheorie: eliminatief materialisme, uiteindelijk kunnen we alles verklaren dmv fysische processen, kunnen we het mentale elimineren (ons brein een beetje zoals een computer?) = elementaire zijn fysieke kenmerken Functionalisme: mentale toestanden zijn gerealiseerd door fysieke toestanden en hebben een functionele rol --> de functie is het belangrijkste. Eén gedachte kan ook door meerdere fysische processen ontstaan = superveniëntie. Bv. Als ik vuur zie, denk ik: “Vlucht voor je leven!” --> dat is een nuttige gedachte, dan ga ik niet dood, jeej. Als ik een Vlaams Belanger zie, denk ik ook: “Vlucht voor je leven!” --> dezelfde nuttige gedachte, bij een andere fysieke toestand. Identiteit qua functionele eigenschappen, meervoudige realisatie mogelijk Idealisme Alleen de geest bestaat Bewustzijn en subjectiviteit Bewustzijn: heeft dat een functie? Is het een culturele evolutie of een bijverschijnsel van evolutie? We kunnen trouwens nooit weten HOE bewust anderen zich zijn, we kennen alleen onze eigen binnenwereld vanuit ons 1e persoonsperspectief. (Zelfs niet vanuit een objectief 3e persoonsperspectief kunnen we dat van anderen niet kennen). (What is like tob e a bat). Objectieve studie laat ons nooit een subjectieve kant tonen (bv echolocatie van vleermuizen) Bewustzijn heeft meerdere betekenissen dus overkoepelende term Rationaliteit Rationaliteit volgens Aristoteles is onze ratio uniek aan de mens. Wij kunnen onze beslissingen/daden verantwoorden met logische redeneringen/motieven/… Wij handelen met persoonlijke autonomie, DOEN iets, het OVERKOMT ons niet zomaar. Persoonlijke autonomie zelfvoorzienend, bewust kiezen wat je wil/moet/kan doen. Je persoonlijke autonomie wordt beperkt door: Procedurele theorieën: je moet kiezen tussen 2 dingen (dan kies je hiërarchisch, maar dat beperkt je autonomie) Substantieve theorieën: je moet je houden aan bepaalde morele regels, normatieve verplichtingen (je kan niet zomaar mensen vermoorden als je daar zin in hebt, dat beperkt je autonomie) Relationele theorieën: je keuzeopties en je verlangens zijn sociaal gedefinieerd, hangen af van je sociale achtergrond. (WAT je wil en of je het KAN wordt (mee) beïnvloed door je sociale omgeving) Descartes: Ik denk, dus ik ben vs. Birhane: Ik ben omdat wij zijn Descartes twijfelt aan alles, behalve het feit dat hij twijfelt en dus moet bestaan. Hij weet niet of anderen bestaan/bewustzijn hebben/twijfelen. Twijfel is hét vertrekpunt Birhane vindt dat hij als ‘ik’ ontstaat UIT ‘wij’ en niet kan bestaan zonder ‘wij’. Het ‘ik’ is volgens hem heel afhankelijk van de omgeving, is veranderlijk. (bv. bystander-effect/in isolatie/… daar gedragen we ons heel anders) Hoofdstuk 5: Identiteit en cultuur 5.1. Cultuur: definitie de zaken/praktijken/gebruiken en instituties waarmee individuen en groepen betekenis geven aan zichzelf en hun omgeving/wereld. Dat wat een groep ‘maakt’, wat vanzelfsprekend lijkt voor hen, wat hen typeert. Maar ook een geheel aan gedragsregels en gewoonten. Gebaseerd op conventies. Is ook wat samenleving/groep ‘maakt’ en ‘voortbrengt’ Dorpscultuur (bv van toepassing) Sterke sociale cultuur Beslotenheid Dorpelingen kennen elkaar Over meerdere generaties vaak sociaal contact gehouden Traditie staat hoog Cultuur als sociale laag van de natuur geeft betekenis aan; Objecten Collectieve samenhang Jezelf Zijn wel verschillende interpretaties over: cultuur als sociale laag boven de natuur? Cultuur als subjectief en voor iedereen anders? Bv. Linguistic Turn: “Taal bepaalt mee je visie op de wereld, verschillen in concepten/betekenis veranderen hoe we naar de wereld kijken DUS je kennislees (epistomologie)/visie wordt bepaald door sociale/culturele achtergrond, bv taal” Probleem: Als alles cultureel gevormd is, dan is er toch geen objectieve kennis mogelijk? Idee van maakbaarheid dat cultuur géén natuurlijk gegeven is, maar gemaakt, en daardoor altijd veranderlijk! (niet natuurlijk, want dan zou er een ‘natuurlijke/ideale/oorspronkelijke’ cultuur zijn) Hermeneutiek Fusions of de horizon: vanuit onze blik op de wereld, maar ook verbreding van de blik Traditie maakt kritisch denken mogelijk, ook over die traditie Taal als gereedschap Taal als ruimte waarbinnen we kunnen denken Hermeneustische cirkel = ons begrijpen is altijd context afhankelijk. Begrip is altijd holistisch Elk deel van de tekst beinvloedt het geheel en het geheel op haar beurt elk deel Cultuur geschiedschrijving Interpretatie is altijd kleurig (subjectief) Bewustwording is minimale eerste stap Door wie en voor wie: Cultuur van en voor de elite: dan is cultuur elitair, voor een beperkt publiek en is er een verschil tussen ‘beschaafde’ en ‘primitieve’ cultuur Bildung: het doorgeven van de ‘beschaafde’ cultuur van de elite AAN de rest van het volk, top-down, bv. door onderwijs = Beschavingsoffensief. De elite bepaalt WAT de cultuur is of wat voor het volk beschikbaar is. Massacultuur: cultuurindustrie en massaproductie zorgt voor heel veel beschikbaarheid van cultuur, voor bijna iedereen. Dat zorgt wél ook voor een passievere houding tov cultuur, als consument, ipv het actief en kritisch te bestuderen. Er ontstaan ook subculturen = bottom-up en een snellere evolutie van cultuur door nieuwe stromingen/groepen. Kijken naar cultuur/het verleden: Via het idee van vooruitgang (bv kolonialisme: beschavingsoffensief van westerse witte mannen naar de ‘primitievere’ bevolkingen). Geschiedenis als een groot ontwikkelingsproces Cultuurgeschiedenis: het culturele leven van bepaalde samenlevingen Kennistheorie=epistemologie: de oorsprong, reikwijdte en voorwaarden van kennis onderzoeken: verklaren en interpreteren Hermeneutiek: interpretatie van bv cultuur verandert tijdens het onderzoeken, je kan altijd blijven herinterpreteren = hermeneutische cirkel Romantisch idee tss natuur en cultuur van organisch samenhang Holistisch idee Geen tegenstelling tss cultuur en natuur Cultuur in verlengde van natuur Gedacht als organisch samenhangend Natuur en cultuur samen gedacht in 1 groot ontwikkelingsproces Gericht op nooit-veranderend idee van het goede/mooie/Estische ‘zelftontvouwing’ van God Cultuurgeschiedenis pas in de 19e eeuw geïntroduceerd Bv Kolonialisme Toen deel gerechtvaardigd van het idee om cultuur binnen te brengen dmv beschavingsmissies Vooronderstellingen: elite weet het beter, idee van werking naar betere cultuur Samen rechtvaardigt dit onderdrukking en uitbuiting Cultuur wordt gezien als menselijke eigenschap Wittgenstein Bv een steen kan geen cultuur hebben Bv apenrots: hiërarchie Taal is een van de vele gereedschappen die we tot beschikking hebben Met gereedschap kunnen we ook praktisch omgaan Standpuntepistemologie: protocultuur je inzicht is altijd bepaald door eigen standpunten/subjectiviteit. Je kan wél een zo groot mogelijk beeld krijgen = het objectieve benaderen, door heel veel standpunten te combineren Dieren: hebben zij een cultuur? Protocultuur? ! elke stap in de wetenschap/cultuur is altijd vooruitgang, maar in de grote lijnen uiteindelijk moet er er vooruitgang zijn Hoofdstuk 6: De opvoedbare mens Antropologie onderzoek naar de mens op basis van biologie en ethologie (=fysiek en mentaal gedrag van mensen) --> Wijsgerige antropologie bestudeert het antropologisch verschil: dat wat de mens onderscheidt van andere dieren. Deze verschil is her antropologisch verschil Mensen zijn minder gespecialiseerd Minder instinctief Langer afhankelijk van de zorg van de ouders Individuen van de mensensoort worden gekenmerkt door historische en culture context waarin de leven -> Noodzakelijke voorwaarde: voorwaarde zonder welke het relevante gevolg/fenomeen optreedt -> voldoende voorwaarde: een voorwaarde die zonder andere voorwaarden op zich al leidt tot een relevante voorwaarde/fenomeen -> deze gevolg/fenomeen hoeft niet per se causale verband te hebben, maar kan ook een logische connectie zijn Bv.: zuurstof is noodzakelijke voorwaarde want we kunnen niet zonder, en is geen voldoende voorwaarde want niet alleen zuurstof is voldoende. We hebben ook eten en drinken nodig. De wijsgerige filosofie heeft 2 stromingen Bewustzijn is het antropologisch verschil: enkel mensen zijn zich bewust van zichzelf (en soi en pour soi). Zonder bewustzijn hebben fenomenen geen betekenis (bv blikseminslag), door bewustzijn zijn ervaringen, interpretaties, kennis, betekenis, … mogelijk. Iedereen heeft een eigen innerlijke ervaringswereld, een binnenwereld van interpretaties door bewustzijn. DAT is uniek aan de mens. Object -> bewustzijn -> zelfbewustzijn: hiërarchisch structuur <--> Sollipsisme: Nee, bewustzijn is NIET het antropologisch verschil, want je kan alleen je EIGEN binnenwereld zien, je weet niet of anderen er ook een hebben, misschien hebben helemaal niet alle mensen bewustzijn of hebben sommige dieren wél een binnenwereld! Vrije wil is het antropologisch verschil. Vrije wil is het bewust handelen, ANDERS kunnen doen dan we doen, met keuzemogelijkheden. Je moet achter je eigen handelingen kunnen staan, alternatieven hebben. Je kan bovendien handelen volgens je verlangens van de eerste orde (ik wil dit nu) of van de tweede orde (ik wil dit op langere termijn bereiken/voor mezelf/omdat het goed is voor mij/…) Reflexiviteit: verantwoordelijkheid is primair een moreel notie (gaat niet om keuzevrijheid Er is geen spreke van toeval bv een vulkaan barst of barst niet uit. Die heeft geen keus. Maar: moet je je bewust zijn van een situatie, zelfbewustzijn en reflexiviteit hebben om uit vrije wil te handelen? Of kan je ook bv op automatische piloot wél uit vrije wil handelen? Zelfbepaling is bepaling door EN van het zelf. Bepalen is blootleggen en vastleggen Morele emoties We hebben zelf emoties, persoonlijke eigenschappen bv. schuldgevoel, verantwoordelijkheid, zorg, empathie, …) die we ook toeschrijven op andere mensen. Door er van uit te gaan dat bv. iedereen zorg wil dragen, creëer je een moreel normatieve interactie tussen mensen die dus zorg voor elkaar dragen, met elkaar omgaan mét die morele emoties. Die normatieve interactie/ dat normatieve domein wordt een PRAXIS genoemd, een soort cultureel gebonden regel HOE interactie moet verlopen. Dat schept sociale orde. Die praxis, wat wel en niet mag in interacties, leren we ook aan aan onze kinderen = nurture is our nature!: de mens is opvoedbaar! Simone de Beauvoir Gedragingen die worden toegeschreven aan ‘sekseverschillen’ bestaan eigenlijk door: Opvoeding Tradities Verinnerlijkte verwachtingen Door mannen bedachte rechtvaardigingen voor hun alfagedrag De vrouw wordt door man én vrouw als object, ANDERS gezien. De man is de norm, het subject. “Ik weet niet of vrouwen per definitie gelukkig worden van emancipatie, maar we moeten ze tenminste de VRIJHEID geven om zelf te beslissen wat ze willen, wat HEN gelukkig maakt. DUS negatieve vrijheid geven! We kunnen voor anderen niet zeggen wat hen gelukkig maakt, dus we moeten spreken in termen van vrijheid, niet geluk.” Hoofdstuk 7: Aard en grenzen van kennis Kennis ‘Justified True Beliefs’, je hebt de overtuiging dat iets waar is en het is gerechtvaardigd dat je dat vindt. Ik mag dus zeggen: “Ik WEET dat…” als ik geloof dat … waar is en het gerechtvaardigd is om dat te geloven, omdat het waar is. In de middeleeuwen: Scholastiek: “Overtuigingen zijn KENNIS, als ze gesteund zijn door alledaagse waarnemingen OF door de opvattingen van kerkvaders of Aristoteles.” (De Copernicaanse wending: het heliocentrisme spreekt dat tégen, want is NIET gebaseerd op alledaagse waarnemingen OF Aristoteles’/Augustinus’ opvattingen). Vanaf de 17e eeuw komt er ook veel kritiek op die ‘kennis’ van de kerk. Er zijn drie soorten kennis: Praktische kennis, weten HOE je iets moet doen Knowledge by acquaintance, vertrouwdheid MET iets hebben Propositionele kennis, weten OVER/DAT iets … De eerste en tweede vorm van kennis zij veel basaler, belangrijker! Bv. Je hebt praktische kennis en vertrouwdheid met het concept lopen nodig om te kunnen lopen, je moet daar geen propositionele kennis voor hebben, daar ben je niets mee. Fundamentalisme zij zijn op zoek naar de basis, het fundament van de kennis, dat ONFEILBAAR en ONBETWIJFELBAAR is. Daarop kunnen we dan verder bouwen. (Fundamentalisme is vooral gericht op propositionele kennis) Rationalisme (Descartes) Het fundament zijn onbetwijfelbare axioma’s, die moeten we zoeken (=een stelling die we voor waar aannemen tot we een ander bewijs/tegenbewijs zouden vinden). DUS kennis zoeken begint bij de wiskunde, NIET bij zintuigen/emoties, want die zijn onbetrouwbaar en kunnen door kwade demonen geïnspireerd/beïnvloed zijn. Over onze zintuigen (die onbetrouwbaar zijn volgens Descartes) moeten we dus Logische Twijfel hebben. Om wél zekere kennis te kunnen vinden, moet je: Aan alles twijfelen, behalve aan het feit dat je twijfelt (cogito, ergo sum: ik denk, dus ik ben) Erkennen dat je ‘heldere AANGEBOREN ideeën hebt, die God je heeft meegegeven. God is goed, dus hij heeft ons goede, juiste ideeën/deeltjes van zijn kennis gegeven. HIJ heeft onfeilbare kennis, dus dan hebben WIJ dat ook voor een stukje! Zo’n helder aangeboren idee is bv. God zelf. MAAR: probleem mee: dat laatste is circulair: God bestaat en geeft mij heldere ideeën een helder idee van mij is dat God bestaat God bestaat. Empirisme Nee, er zijn GEEN aangeboren ideeën! De geest is een tabula rasa (schone lei). Onze zintuigen gebruiken is dus de enige manier om kennis te verwerven, onze enige BRON van kennis! Zintuigen zijn dus wél heel belangrijk en betrouwbaar (ze zijn enigste bron van kennis)! Er zijn natuurlijk beperkingen aan de kennis die we zo kunnen verwerven, onze zintuigen geven alleen de WAARNEMING van een verschijnsel, niet het volledige verschijnsel op zich (bv. causaliteit, dat kunnen we niet ZIEN ofzo) DUS sommige complexe gehelen zijn gewoon niet te vatten. EN je moet ook oppassen voor vervormingen, want wat je ziet of denkt te zien/gelooft is niet per se dé waarheid. DUS: overtuigingen op basis van waarnemingen zijn wel niet per se KENNIS, maar WEL onze enige mogelijkheid TOT het vinden van kennis Verzoening van rationalisme en empirisme: Kant “Waarnemen én begrijpen is allebei noodzakelijk! Bv. Er zijn a priori synthetische uitspraken mogelijk (A priori=logische uitspraken, zonder directe waarneming die er direct aan voorafging, synthetische uitspraken=uit waarnemingen ondervonden bv. “Iedere gebeurtenis heeft een oorzaak” is een a priori synthetische uitspraak bv.: 2+2=4)1. Ons begripsvermogen EN waarnemingsvermogen STRUCTUREREN de werkelijkheid. “Gedachten zonder inhoud zijn leeg, indrukken zonder begrippen zijn blind”. MAAR onze menselijke kennis kan de grenzen van onze zintuiglijke ervaringen NOOIT overschrijden, dus heeft grenzen, bepaalde dingen zullen we nooit écht kennen (Bv. kennis over God is onmogelijk, we kunnen alleen in Hem geloven en over hem speculeren, NIET kénnen). DUS ECHT onfeilbare, ultieme kennis kunnen we nooit hebben… Misschien beter een zoektocht beginnen naar feilbare kennis? 2 soorten waarnemingen Analytisch: bepaald door de betekenis van de woorden en hun logische connectieven (ze zijn waar) Bv.: je kan geen vrijgezel en getrouwd zijn Synthetisch: biedt info over de werkelijkheid (kan betwist worden) Bv.: vrijgezellen leven langer dan getrouwde mannen Brillenmetafoor! Zie HB Empirisch: we zien de wereld door een bepaalde kleur Rationilistisch: bril geeft bepaalde kleur + een vorm Feilbare kennis Popper en Quine: “Nee, onfeilbare kennis bestaat niet, kunnen we echt niet hebben.” Popper: “Onze waarnemingen zijn NIET passief of neutraal, maar altijd gestructureerd door ons begripsvermogen, theoriegeladen! EN theorieën zijn NIET universeel of onveranderlijk, we weten nooit wat de beste theorie is, zijn nooit zeker!” Theorieën worden ook beïnvloed door sociale interactie, cultuur, taal, … DUS ipv de rationalisten die zeggen dat we kennis kunnen zoeken in het autonome subject (onze eigen bewustzijnstoestanden, zoals Descartes dat vond), zegt men nu dat kennis, overtuigingen en wensen beïnvloed worden door de omgeving, OOK theoriegeladen zijn, een sociale omgeving en taal vereisen. De verwerving én de rechtvaardiging van kennis is een SOCIAAL PROCES. Als fundamentalisten hun huis van kennis op een stevige rotswand (fundering) denken te kunnen zetten, zegt Popper dat ons huis in een moeras staat. Coherentisme/holisme we moeten naar het totaalplaatje kijken ipv losse theorieën er is geen zekere kennis onze waarnemingen zijn niet passief en neutraal meerdere theorieën mogelijk Pragmatisme kennis als instrument met een functie: de betekenis van dingen wordt bepaald door taal en gebruik van concepten, dat verschilt per gemeenschap, wordt ANDERS gebruikt, heeft dus een andere FUNCTIE. Dus de functie van taal en taalhandelingen verschillen per gemeenschap/context/plaats/… (bv. je kan met taal op zich al zo veel verschillende dingen doen: vragen, uitleggen, bevelen, … = allemaal een andere functie!) Post-Truth De laatste tijd wordt de waarheid/dé kennis minder belangrijk gevonden, omdat ‘alles zo subjectief is’, we moeten sceptisch zijn over ‘kennis’. Post-Truth Politics: Er wordt meer aandacht besteed aan het inspelen op emoties van het publiek dan aan “echte” waarheid verkondigen. Dat is gevaarlijk, want zo ontstaan er epistemische bubbels of echokamers. We krijgen in de media info die onze overtuigingen BEVESTIGEN: Epistemische bubbels: je (onbewust of bewust) afsluiten van bepaalde informatiebronnen, steeds dezelfde kanalen/bronnen raadplegen info wordt weggelaten. (We zitten allemaal wel een beetje in zo’n bubbels) Echokamers: actief (en dus bewust) ondermijnen van feiten/mensen/bronnen/…, hen echt in diskrediet brengen (“fake news”) (=extremer dan de bubbels) We kunnen niet op één persoon/bron vertrouwen, er zijn ZO veel onderzoeken/stemmen. Vertrouwen hebben in je bronnen is essentieel, maar ook gevaarlijk, je moet kritisch blijven en zo veel mogelijk verschillende bronnen blijven raadplegen. Hoofdstuk 8: Over wetenschap en evolutie Evolutietheorie Variatie, selectie en reproductie Wat is bv een goede wetenschap? Hoe weten we of we vooruitgang hebben geboekt? Hoe boeken we die vooruitgang? Verschil tss descriptief en normatief (prescriptiek) Bv: vinken Grote verscheidenheid in snavelvorm Verklaarbaar door voedselaanbod Moet betrekkelijk snel en onder invloed van de omgeving kunnen veranderen Conclusie: Binnen dierensoorten evolueert men, maar ook in mensensoorten Bepaalde diersoorten in bepaalde werelddelen voorkomen Mechanisme achter evolutieproces (van Lamarck) Evolueren door ineerlijk sterven Intensief gebruik kan de orgaan veranderen Nieuwe eigenschappen worden zo overerfbaar Mechanisme achter evolutieproves (van Darwin) Populaties groeien vaak sneller dan hun levensruimte en voedselaanbod kunnen opvoeden Struggle for existence (strijd voor overleven) Natuurlijke selectie: voordelige variatie blijft bewaard in deze strijd Erfelijkheidstheorie en evolutietheorie komen samen (van Mendel) Voorspelling van eigenschappen bij (kruis)bestuiving Mutaties: kleine afwijkingen die af en toe optdreden in erfelijk materiaal Eind 1920: Neo-Darwinisme Cumulatief selectieproces Cumulatief selectieproces middels de drietrapsraket Vicuele cirkel 1. Reproductie van specifieke variaties 2. Mutatie van toevalliuge variatie 3. Specifieke variaties 4. Terug reproductie van de specifieke variaties Combinatie tss specifieke en toevallige variaties Verificatie Verificatieprincipe Logisch Positivisme: Verificatieprincipe: logisch positivisten maken een onderscheid tussen analytische uitspraken (van logica en wiskunde) en synthetische uitspraken (van empirische wetenschappen). De SYNTHETISCHE uitspraken zijn niet per definitie waar, hangen af van de werkelijkheid, dus moeten eerst onderzocht worden. Een synthetische uitspraak is zinvol als ze empirisch verifieerbaar is, dus als we echt kunnen NAGAAN of ze waar is of niet. Dus geen empirisch bewijs = geen verificatie = de theorie is zinloos.: Het belang van taal: de logisch positivisten vonden -onder invloed van Wittgenstein- dat TAAL alle filosofische problemen kan oplossen, ze zochten orde, verheldering en overzichtelijkheid met behulp van de taal. = linguïstische wending. Wetenschappelijk reductionisme: alles is uiteindelijk via de fysica te verklaren, alle andere disciplines kunnen gereduceerd worden tot fysica, zijn géén autonome disciplines. Sysnthetische uitspraken Analytische: bepaalt door betekenis van de woorden en hun logische connectieven (een vrijgezel is een ongetrouwde man) Synthetische: biedt info over de werkelijkheid (vrijgezellen leven langer, of kat zit op de deurmat = uitspraak) = verificatieprincipe Inductieprobleem MAAR: Kritiek op het logisch positivisme: Het verificatieprincipe is een veel te strenge eis, want er is een INDUCTIEPROBLEEM: natuurwetten zijn empirische generalisaties, we gaan ervan uit dat alle raven zwart zijn omdat we alleen zwarte raven zien. MAAR: inductieprobleem: er kan altijd toch nog een uitzondering zijn, die heel je theorie dan onderuit haalt! Het alternatief dat de logisch positivisten hierop verzonnen, was het confirmatieprincipe, maar DAT was dan weer veel te zwak! Het confirmatieprincipe = dat een wetenschappelijke theorie empirisch bewijs en bestaan bevestigd moet KUNNEN worden (bv. zeggen: "alle raven zijn zwart”, dan moet je toch minstens alle zwarte raven hebben gezien). Dat is veel te gemakkelijk, EN hoe vager je je theorie dan maakt, hoe gemakkelijker die op een of andere louche manier te “bevestigen” is, DUS confirmatieprincipe is een beetje een f(l)opje. Het wetenschappelijk reductionisme is echt een gemene theorie tegenover andere disciplines. Theoriegeladenheid Onze waarneming is niet passief (=niet neutraal) Ons denkraam kadert de vragen die we stellen Logisch positivisten vinden precies dat wetenschap en de waarnemingen van wetenschappers objectief en neutrale feiten zijn, terwijl Popper met zijn theoriegeladenheid van observatie zegt:” Wow, néé! Onze waarnemingen zijn NIET passief en neutraal, de verwachtingen, denkramen, achtergrondkennis, … van wetenschappers BEPALEN mee WAT die wetenschapper WAARNEEMT en kaderen de wetenschappelijke vragen die men zich stelt! Je observaties zijn altijd gekleurd door je theoretische vermoedens, denkraam, persoonlijke overtuigingen, … ” Twee dogma’s van het logisch positivisme zijn vrij problematisch: het idee dat: Uitspraken en theorieën strikt IN ISOLATIE te onderzoeken (IS NIET ZO!) Analytische en synthetische uitspraken strik van elkaar gescheiden zijn Falsificatie Trial and error Falsificatieprincipe Karl Popper: Wetenschap begint NIET bij het verzamelen van objectieve feiten, maar bij PROBLEMEN: we zoeken niet per se waarheid (want subjectiviteit is toch een ding), maar we zoeken VOORUITGANG (die staan centraal, niet de waarheid). Want wetenschap is een dynamisch proces dat steeds nauwkeurigere theorieën voortbrengt (door gissing weerlegging nieuwe theorie/gissing weerlegging … =TRIAL-and-ERROR PROCESS met steeds nieuwe hypothesen die verworpen en verbeterd worden = selectieproces.) De WAARHEID zélf is ONBEREIKBAAR, we kunnen alleen maar dichter en dichter bij een ‘ware’ theorie komen = verisimilitude! Bv. nu hebben we de theorie voor zwaartekracht en vinden we dat een goede wetenschappelijke theorie, maar wie weet vinden we later nog een bétere versie! Een theorie is goed als die weerlegbaar, falsifieerbaar is. DAN is het een wetenschappelijke theorie. Als de theorie NIET weerlegbaar is, is het een pseudowetenschappelijke theorie. Pseudowetenschap is geen betekenisloze/slechte wetenschap, maar gewoon nog wat vaag en aan verbetering toe. De falsifieerbaarheid onderscheidt wetenschap van pseudowetenschap. (Popper dacht bijvoorbeeld ook een tijd dat Darwins theorie pseudowetenschappelijk was, want hij vond “diegenen die overleven zijn het best aangepast” hetzelfde als diegenen die overleven zijn diegenen die overleven.) Falsificatieprincipe is NIET zoals het verificatieprincipe. WANT: het verificatieprincipe wil nagaan wat WAAR is, het falsificatieprincipe wil nagaan wat ONWAAR is (omdat “waarheid” dus niet te vinden is volgens Popper) Nieuwe vragen zoals Wat is pseudowetenschap? Antwoord via falsificatieprincipe Kritiek tegen Popper: steeds ‘oude, minder goede’ theorieën of niet-falsifieerbare theorieën elimineren, is misschien niet zo nuttig. Kan je niet beter gewoon sleutelen AAN die theorieën dan, ipv ze meteen af te schrijven? EN Hoe streng moeten we het falsificatieprincipe dan maken?? Diegene die overleven, zijn beste aangepast (Popper) Fout in zijn gedachtengoed want: Niet alles in evolutietheorie is afhankelijk van toevallige variatie Selectie en reproductie is er ook en is belangrijk! Oiutput van selectieronde dient als input voor volgende selectierone (vizicieuze cirkel) Problemen voor falsificatie als wetenschapsfilosofie Elimineren komen we niet verder Wetenshcap bedrijven zonder notie van empirisch succes is moeilijk voorstelbaar. Wat is ons doel? Hoe streng moeten we deze principe toepassen en wie bepaalt dat? Vanuit een holistisch perspectief is niet meteen duidelijk welk deel van ons ‘web’ moet worden aangepast Paradigma verschuivingen Paradigma Thomas Kuhn: Zijn invalshoek is niet normatief, maar descriptief en zijn onderzoek gaat over paradigma’s. Paradigma’s zijn denkramen waarbinnen we de wetenschap kunnen bespreken. De ontwikkeling van wetenschap is volgens Kuhn bepaald door sociologische processen. Er BESTAAT geen objectieve, kenbare werkelijkheid. De wetenschap wordt besproken in een gedeeld paradigma, het kader waarin wetenschappers alleen nog maar invulwerk moeten doen. Er zijn 3 mogelijke fasen van de wetenschap: De voorwetenschappelijke periode: er is géén gedeeld paradigma, geen consensus; enkel chaos De normale wetenschap: (bv. nu). Wél een gedeeld paradigma Abnormale wetenschap: theorieën blijken niet te kloppen, dus vertrouwen in het paradigma wordt geschaad en afgestoten. Dan moeten er OPLOSSINGEN IN het bestaand paradigma gevonden worden, OF een NIEUW paradigma ontstaan om TERUG een normale wetenschap te krijgen. Gestalt-switch Zo’n paradigmawisseling is zeldzaam en heftig, als een aardverschuiving. Het is een Gestalt-switch, je verandert van paradigma, en paradigma’s zijn nooit verzoenbaar, ze zijn incommensurabel: je kan NOOIT door beide paradigma’s zien en je paradigma bepaalt de werkelijkheid, DUS mensen in verschillende paradigma’s hebben serieuze communicatieproblemen. WANT een verschillend paradigma is een heel verschillende wereld: de enige kenbare werkelijkheid is hoe die zich aan ons voordoet via ons denkraam, het conceptuele kader waarin WIJ de wereld ervaren. Kritiek op Kuhn: Je kan wel op zich nog praten/onderhandelen met mensen uit een verschillend denkraam. Bv. met Darwin, wetenschappers luisterden wel naar hem en veranderden zelf ook wel van denkraam DOOR Darwins goede argumenten. Dat KAN. Lakathos: onderzoeksprogramma bestaat uit: Harde kern Hulphypothesen Bij tegenspreek moeten er eerst meerdere hulphypothesen verworpen Hoe lan kun je enkel hulphypothesen opofferen? Democratieprincipe Goed wetenschapsprogrammen moet theorethisch en empirisch progressief zijn Incommensurabiliteit Hoofdstuk 9: Redeneren en argumenteren (inhalen) Argumenteren: Een kwestie is een stelling die een gedachte-inhoud weergeeft (bv. Ik ben er van overtuigd dat, ik denk dat, volgens mij, …) in een propositie waar je “Ja, dat is zo” of “Nee, dat is niet zo” op kan antwoorden. Een enkelvoudig geschil: één kwestie is aan de orde (bv. Hij gaat buizen => daar dan een gesprek over hebben) Meervoudig geschil: meerdere kwesties zijn aan de orde (bv. Hij gaat zwaar buizen => daar dan een gesprek over hebben) Gemengd geschil: -Persoon 1 zegt: “A” -Persoon 2 zegt: “B” Beide personen hebben verdedigingsplicht Niet-gemengd geschil: -Persoon 1 zegt: “A” -Persoon 2 neemt geen positie in, betwijfelt A/vraagt waarom/weet het niet/ …. Alleen persoon 1 heeft dan verdedigingsplicht/bewijslast We willen in een discussie altijd graag tot een akkoord komen: de ander overtuigen/zelf overtuigd worden/een compromis sluiten/… vriendjes blijven Deductief correct: Alle A zijn B => C is een A => DUS: C is B Bv. Alle mensen zijn sterfelijk => Socrates is een mens => DUS: Socrates is sterfelijk Om deductief correct te zijn, moeten de premissen (=inhoud) juist zijn en de inferentie (=conclusie) moet juist zijn. Bovenstaand argument is correct op basis van de vorm, dat IS ook niet altijd zo. Soms is een argument INDUCTIEF correct: het is waarschijnlijk dat het dan wel juist gaat zijn, want de premissen én de vorm zijn juist, maar uitzonderingen zijn altijd mogelijk inductieprobleem! Je kan argumentatiebomen maken in een discussie: daarbij vertrek je vanuit een standpunt en bouw je zo verdere argumenten uit die je standpunt versterken. Drogredenen: Drogredenen zijn argumenten die stiekem de regels van een goede discussie overtreden. Ontduiken van de bewijslast/verdedigingsplicht (als iemand vraagt: “waarom?” en jij antwoordt “Waarom niet?” = drogreden die alle ouders van de wereld toepassen) Autoriteitsargument= de competentie ipv de redenen van een ander als basis nemen om een standpunt over te nemen. De consequent bevestigen (“als ik koffie drink (ansedent), lig ik wakker (consequent))” = juist, maar “als ik wakker lig, heb ik koffie gedronken” = fout) Stroman (iemands argument verdraaien zodat het jou beter uitkomt, bv. 50 procent van de zinnen die mijn omi zegt) -> karikatuur maken van het argument Ad hominem (de persoon aanvallen, bv. de andere 50 procent van omi’s zinnen) Een variant van Ad Hominem: Tu quoque (“je had dit vroeger al fout, dus nu ook”) Base rate fallacy: je gaat ergens vanuit op basis van heel specifieke info, negeert andere dingen (bv. ik ben verlegen, DUS mensen gaan ervan uit dat ik een bibliothecaris ben ipv sales person, terwijl de statistics uitwijzen dat er veel meer sales people zijn, dus dat het waarschijnlijker is dat ik wél een sales person ben) Correlatie met causaal verband verwarren = cirkelbreden is aangeboden redenen nemen de conclusie al voor waar aan, bv: ik ben de baas omdat ik het hier te zeggen heb Impliciet en expliciet Heel veel dingen spreken we niet uit, blijven in de ‘background’, omdat het evident is/lijkt of omdat we niet weten hoe we het kunnen benoemen/verwoorden. Dat is zo bij gesprekken/discussies, maar ook bij onszelf: intern = in onze hersenen! Ons brein wordt vaak vergeleken met een ijsberg: 90% van onze herseninhoud is IMPLICIET, onbewust/onbekend/automatisch/snel. Maar 10% is expliciet, bewust/bekend/traag. Bv. impliciete racistische attitudes zitten in de background van héél veel mensen. Die impliciete attitudes spreken we dus niet uit, maar verklaren wel veel over ons gedrag, onze emoties, onze gedachten, … Bv. Als vrouwen in het donker niet door de Brederodestraat willen lopen, is dat niet noodzakelijk uit bewust racisme, maar geïnstitutionaliseerde, impliciete racistische attitudes. Theorie vh goede hart. Expliciet is belangrijk dan impliciet Ook in gesprekken komen die impliciete racistische dingen soms boven, bv. in politiek worden er soms (bewust wel) impliciet racistische dingen gezegd, die daardoor niet iedereen opvangt = dog whistles. Dat is dus een soort ‘codetaal’ die extra informatie geven aan een bepaalde doelgroep. Bv. de “boreale wereld” zoals Thierry Baudet het noemt, is gewoon de “witte wereld moet terug dus eigen volk eerst en alle mensen met niet-witte huidskleuren weg”-kaka, maar dat merk je op het eerste gezicht dus niet. Minder subtiele versies van dog whistles worden figleaves genoemd, bijvoorbeeld wanneer Trump alle Mexicanen *impliciet* verkrachters en drugshandelaars noemde. Zo’n figleaves zijn meestal à la “ik ben geen racist, maar…”, “ik zeg niet dat…”, “ik heb goede vrienden die…zijn, maar…” Zo’n uitspraken maken het mogelijk om niet oké dingen ineens op een toelaatbare manier te zeggen. =vorm van indekken Hoofdstuk 10: Wetenschap, technologie en samenleving Historisch perspectief Oude Griekse samenleving Gebruik van schrift Goed voorbeeld van uitvinding en vooruitgang Laat kennis en wijsheid tonen Zou menselijk geheugen en diep denken verzwakken Industriële revolutie Verschuiving van handarbeid naar machine productie Laat zien hoe mensen werken Verandering van werkwijze en levenstijl Nieuwe klassendynamiek, structuur Laat zien hoe technologie impact kan hebben oop hoe we met elkaar leven en omgaan Wetenschappelijke revolutie Plaats vd mens in de wereld en kosmos Bv nadenken over bovennatuurlijke Verschuiving van vormen naar empirisch wereldbeeld Rationeel en empirisch wereldbeeld op de voorgrond Uitvinding van internet Communicatiemethoden zijn getransformeerd Redelijk jonge uitvinding In volle groei Toegang tot info en anderen verandere drastisch In hoeverre beïnvloedt internet het menselijk geheugen? Filosofische kaders Ont-dekken van de wereld Essentie vd technologie Gestell (enframing) -alles als resource Vervreemding Actor-network theorie Mensen en objectien en technologieën zijn actoren in netwerken Netwerken vormen onze sociale realiteit Wetenschap en politieke/morele keuzes kunnen niet los worden gezien Technologie als actieve deelnemer Complexiteit en interdisciplinariteit omarmen Weg van de macrobeschrijvingen uit ons modernistisch gedachtegoed Natuur (bewust met hoofldetter), Cultuur, Economie,... Cyborg Manifesto Verrwarring van grenzen (we verschuiven die zelf) Nieuwe identiteiten We zijn lichamelijk en mentaal versmolten met techniek Crisis-en doemdenken Geen toevlucht in technologisch optimisme noch in apoccalyptisch doemdenken: Geen toevlucht in onverschilligheid Optimisme en pessimisme zijn beide vormen van ontkenning We moeten denken wat er op dit moment gebeurt Grensvervaging en de globale netwerksamenleving Onlosmakelijke verweven zijn Mens en machine Men en ICT Steeds minder gescheiden domeinen Velen rollen per individu Allemaal tegelijkertijd Hedendaagse voorbeelden Artificiële intelligentie en ethiek Beschouw bv de ethische implicaties van gezichtsherkenningstechnologie Hoe wegen we privacy en veiligheid tegen elkaar af? Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de samenleving? Heidegger waarschuwt dat AI onze traditionele begrippen van menselijkheid en onze realtie emet de wereld kan veranderen Voor Latour kan AI gezien worden als actor in ons sociaal netwerk, ... C Privacy en Digitale Surveillance C C Toepassing/historische analyse Onderliggenden filosofische en culturele dynamieken Niet alleen kijken naar technologische en wetenschappelijke ontwikkeling Ook onderliggende dynamieken bestuderen Filosofische dynamiek Culturele dynamiek Hoofdstuk 11: Verbindingen en conclusie Ideeëngeschiedenis onderzoek naar de geschiedenis van ideeën, wat denkbaar is. Vaak is filosofie een reactie op vroegere gedachtes, een poging tot verbetering daarvan. Het is dus belangrijk te weten wat er in het verleden “gedacht is”, zo kan je kritische vragen stellen over de fundamenten van kennis, over filosofie an sich en over jezelf. Er wordt gezegd dat filosofie ontstaan is uit een begeerte om te weten, dat de vragen over kennis, geluk, het goede, … eeuwig zijn, maar de antwoorden per periode/context/cultuur/plaats/… verschillen. Er zijn twee grote tijdsvakken waarin we de (Europese) antwoorden kunnen opsplitsen: Het klassiek-middeleeuws cultuurconcept van de 5e tot de 16e eeuw: De mens is een redelijk wezen, onze ratio is ons unieke kenmerk Die ratio hebben we gekregen van God en is NIET autonoom, maar afhankelijk van de orde van de natuur/de kosmos. De mens is een klein deeltje (microkosmos) dat is ingeschakeld in de grotere instantie van de natuur en het goddelijke. De kosmos is een levend organisme, geen mechanisch ding God staat aan het begin en het einde van de schepping Het hoogst mogelijke dat we KUNNEN denken is het goddelijke, dus denken aan God is ons hoogste doel God is het sluitstuk naar ware kennis: dankzij God zijn wij rationeel, hebben we toegang gekregen tot zijn kennis: hij laat ons meekijken door zijn ogen. Het moderne cultuurconcept: God is niet hét sluitstuk naar ware kennis, dat zijn WIJ, want Gods kennis is almachtig en perfect, terwijl onze menselijke cognitie beperkt is. Wij hebben geen inzicht tot dé werkelijkheid, dus mogen niet meekijken door de ogen van god. We moeten dus zélf kennis vergaren, experimentjes doen In plaats van bewondering voor de natuur in het vorige cultuurconcept, heeft men nu twijfel over de natuur en hoe die werkt de mens ziet zichzelf niet meer als één met de natuur, maar wil de natuur BEHEERSEN. Meetbare kennis verwerven over de natuur geeft ons MACHT, maakt ons AUTONOOM. Realisme <<---->> Relativisme What you see is what you get Dingen zijn afhankelijk van bv de situatie, cultuur Wat je waarneemt is ook écht Dé realiteit/waarheid is RELATIEF Er IS een échte waarheid/ één “Het goede” is afhankelijk van de context, dus = ding is ECHT hét goede veranderlijk/verschillend per plaats/tijd/… Objectivisme <<---->> Subjectivisme De werkelijkheid is zoals ze is, De werkelijkheid én het “goede” is super persoonlijk onafhankelijk van interpretaties en per individu anders, dus NIET te bespreken samen “Goed” is een eigenschap van Subjectivisme is een extreme vorm van relativisme de realiteit

Use Quizgecko on...
Browser
Browser