Examen Geschiedenis Middeleeuwen PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Dit document bevat een inleiding tot de middeleeuwen als onderdeel van het Ancien Régime. Het bespreekt de periode van 500 tot 1789 en onderzoekt de continuïteit en veranderingen tussen de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het belicht historische ontwikkelingen op lange termijn en focust op de Romeinse erfenis, Germaanse invloeden en het christendom als wortels van de middeleeuwse beschaving.
Full Transcript
Geschiedenis: middeleeuwen 0 Inleiding op het Ancien régime 0.1 De cursus ‘middeleeuwen als deel van het ancien régime Ancien régime = de periode van 500 tot 1789 (middeleeuwen + vroegmoderne tijd) 0.2 Benaming en inhoud van het ancien régime Ancien régime: « nouveau régime - Ontstaan tijdens...
Geschiedenis: middeleeuwen 0 Inleiding op het Ancien régime 0.1 De cursus ‘middeleeuwen als deel van het ancien régime Ancien régime = de periode van 500 tot 1789 (middeleeuwen + vroegmoderne tijd) 0.2 Benaming en inhoud van het ancien régime Ancien régime: « nouveau régime - Ontstaan tijdens Franse revolutie ® verwijzing naar irrationele prerevolutionaire toestanden - 20ste eeuw: ® verruiming van het begrip naar gezamenlijke periode middeleeuwen + nieuwe tijd ® onder invloed van Franse historische school rond geschiedenistijdschrift Annales 0.3 Middeleeuwen en nieuwe tijd onder de noemer ‘ancien régime’ Historische school rond Annales wijst er na de tweede wereldoorlog op dat veel middeleeuwse toestanden verderleven in nieuwe tijd (of er hun oorsprong vonden) ® eerder continuïteit tussen de twee perioden dan een breuk ® nieuwe tijd = derde middeleeuwen? Continuïteit: ononderbroken en geleidelijke ontwikkelingen Discontinuïteit: abrupte veranderingen die cesuren mogelijk maken Historische ontwikkelingen op de lange termijn (de longue durée), Fernand Braudel: - Gelaagdheid van het historisch gebeuren (drie niveaus) o Evenementiële geschiedenis: § Korte termijn § Evenementen § = golfslag van de zee: iedereen kan deze waarnemen o Conjuncturele geschiedenis: § Halflange of middellange termijn § Evoluties § = eb en vloed: waarneembaar na een tijdje wachten 1 o Structurele geschiedenis: § La longue durée / Le temps géographique § Mentale denkkaders en quasi constanten § = onderstromingen: niet waarneembaar, maar wel van grote impact - Voortdurende wisselwerking tussen de drie niveaus ® een evenement op korte termijn kan een verandering op halflange termijn inluiden of zelfs aan de basis liggen van een structurele verandering 0.4 het ancien régime in het leerplan Het ancien régime wordt bijna altijd opgesplitst in middeleeuwen in het 3de en vroegmoderne tijd in het 4e jaar. 0.5 Het ancien régime in de opleiding 2 1. inleiding op de middeleeuwen 1.1 instap Negatieve beeldvorming middeleeuwen: - idee van historisch proces als rechtlijnig o van primitief naar beschaving o verdere verleden kan nooit beter zijn o negatieve eigenschappen van ancien régime worden gereduceerd tot de middeleeuwen - sterke clichés - eigentijdse antikerkelijke houding wordt uitgewerkt op middeleeuwen 1.2 benaming en waardering Negatieve connotatie: middeleeuws = barbaars ® komt in gebruik in de 14e-15e eeuw, wanneer humanisten het voorbije millennium betreuren ® midden-eeuwen = duistere tussentijd Interesse voor middeleeuwen verruimd weer in romantiek: - restauratie van Notre-Dame in Parijs en Carcassonne door Viollet-Le-Duc - bouw van kathedraal van Keulen (gotisch) - literatuur (Sir Walter Scott en Victor Hugo) gaat terug op middeleeuwse verhalen ® De leeuw van Vlaanderen, Hendrik Conscience ® tegenreactie op rationalisme en verlichting - middeleeuwse ambachtsgilden leek ideale verzoening voor tegenstelling kapitaal/arbeid Middeleeuws verleden wordt ingekleurd volgens voorkeuren van de daaropvolgende eeuwen. 1.3 afbakening: ruimte en tijd Middeleeuwen = louter West-Europees begrip ® tot 1453: Oost-Romeinse rijk Ruimtelijke situering middeleeuwen: - Middellandse Zee - West-Europa - Gebieden ten noorden en oosten van bovenstaande regio’s die met bovenstaande regio’s in contact kwamen. ® geen homogeen gebied door die Ungleichzitigkeit des Gleichzitgen 3 Het zwaartepunt van de Europese geschiedenis verschuift in de loop van de nieuwe tijd van de Middellandse Zee naar Noordwest-Europa en de Atlantische ruimte. Symbolische gebeurtenissen in het begin van de middelleeuwen: - Sociaaleconomisch: o Einde antieke economie o Opkomst en expansie islam - Religieus: o Edict van Milaan: godsdienstvrijheid Romeinse rijk (311/313) o Christendom staatsgodsdienst romeinse rijk (394) - Politiek: o Eerste verwoesting van Rome (410) o Afzetting van laatste West-Romeinse keizer (476) Symbolische gebeurtenissen op het einde van de middeleeuwen: - Sociaaleconomisch: o Begin Europese expansie (15e eeuw) o Columbus landt in Amerika (1492) o Portugese zeeweg naar Indië (1498) - Cultureel: o Boekdrukkunst o Humanisme o Renaissance - Religieus: o Begin van de reformatie met Luther (1517) - Politiek: o Val van Constantinopel (1453) o Einde Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland De data 1453, 1492 of 1517 zijn willekeurig aangezien de feiten van die jaartalen deel uitmaken van historische processen die zich over langere perioden uitstrekken. ® vb. turken waren al van voor 1453 bedreigende factor voor Europa en ook nadien zorgen zij voor ingrijpende gebeurtenissen Symbolische gebeurtenissen op het einde van het ancien régime: - Sociaaleconomisch: o Begin industriële revolutie in Engeland (1770) - Cultureel: o Cultuurbeweging van verlichting (18e eeuw) - Politiek: o Amerikaanse revolutie (1776) o Franse revolutie (1789) 4 1.4 De middeleeuwen: anders en eenders Anders Europa in de middeleeuwen: - Geen duidelijke grenzen - Lokale leefwerelden - Huidige landen en naties bestonden nog niet - Christendom geeft zin aan alle aspecten van dagelijks leven - Europa is minder ontwikkeld dan andere cultuursferen (vb. Islamitische beschaving) Eenders Europa in de middeleeuwen: ® fundamentele verbondenheid met eigen tijd (geen cultuur die volledig los staat van de onze) ® grondslagen van huidig Europa, gelegd in de middeleeuwen: - Verspreiding christendom - Vestiging taalgebieden - Nationaal bewustzijn - Urbanisatie - Rationeel-empirisch wetenschappelijk denken - Politieke structuren berustende op medezeggenschap - Expansie van commerciële netwerken 5 2. Wortels of componenten van de middeleeuwen Men onderscheidt drie wortels of componenten van de middeleeuwse beschaving: - Romeinse erfenis - Germaanse input - Christendom 2.1 De erfenis van een Romeins Rijk in verandering (4e – 5e eeuw) Romeins rijk: ® eenheid - Een keizer over één staat - Leger zorgt voor controle van limes - Heirbanen + cursus publicus zorgen voor communicatie - Uitgebreid ambtenarenapparaat - Romeins recht zorgt voor zekere rechtszekerheid Desintegratie van het Romeinse rijk: ® na crisis 3de eeuw ® desondanks hervormingen Diocletianus en Constantijn de Grote - Imperial overstretch: het rijk overschreed de grenzen van zijn beheersbaarheid - Confrontatie met externe moeilijkheden - Politiek: o Loyauteit tegenover staat brokkelt af ® ontsnappen aan legerdienst ® ontsnappen aan belastingen o Opvolgingsproblematiek o Gefragmenteerde macht - Economisch: o Coloni (boeren en pachters) en mancipia (slaven) worden erfelijk gebonden aan de grond die ze bewerken o Beroepsdwang voor ambachtslieden (verplicht van vader op zoon) o Bevolkingen ontvluchten steden o Economie in natura herleeft o Minder belastinginkomsten o Minder handelsverkeer - Sociaal: o Afhankelijkheid van vrije boeren van grootgrondbezitters neemt toe wegens veiligheidsproblematiek Na de dood van Theodosius I de Grote (395) blijft het rijk in twee helften verdeeld ® het westelijk deel verandert van vorm in de 5e eeuw door Germaanse volksverhuizingen 6 Relatie Romeinen – barbaren is dubbel: - Bevechten van Germaanse stammen tot 1e eeuw - Foederati: Germanen worden in het rijk toegestaan als bondgenoten en hebben als opdracht het rijk mee te verdedigen tegen andere Germaanse volkeren ® ‘de dwaasheid om wolven als waakhonden te gebruiken’ 476: de val van het West-Romeinse rijk - Eerder symbolisch (Rome werd eerder reeds twee keer verwoest) - Laatste West-Romeinse keizer (Romulus-Augustulus) afgezet door Odoakar - Isigna (keizerlijke waardigheidstekenen) worden naar Constantinopel gezonden Impact en erfenis van het Romeinse rijk: - Aantrekkingskrachtop de verbeelding - Latijn wordt kerkelijke bestuurstaal - Gecodificeerd Romeins recht is belangrijke inspiratiebron voor centralisatie van koningen - Rationele bestuursstructuur en bestuurslogica blijft bestaan binnen de kerk - Imperiumgedachte (Karel de Grote, Napoleon, Mussolini, Hitler) - Fascinatie voor soevereine keizerschap - Infrastructuur (toegepaste landmeetkunde en monumentale architectuur) spreken tot de verbeelding - Geneeskunde 2.2 de Germanen en hun volksverhuizingen (400 – 600) Probleem van geschiedenis-/historiebeelden: - ‘Volksverhuizing’ doet denken aan massale invallen van woeste barbaarse stammen ® vb. Edward Gibbon: ‘the downfall of the roman empire can be attributed to barbarism (Germanen) and religion (Christendom)’ - Taalproblematiek: o Germanische Völkerwanderungen ® volksverhuizingen o Invasions germaniques ® invallen Germanen: - Barbaren (= niet-Latijn sprekenden) voor de Romeinen - Oorspronkelijk uit Noord-Europa - Leven van landbouw en veeteelt - Permanente nederzettingen (« Euraziatische nomaden, zoals de Hunnen) - Koning, edelen, vrijen en onvrijen - Technologisch praktisch gelijkwaardig aan Romeinen - Etnisch verschillende groepen = stammen of volkeren (gentes) ® vb. Goten, Vandalen, Franken, Angelen, Saksen … ® taalkundig verschil tussen Kelten en Germanen ontdekt in 18e eeuw 7 Verschillende Germaanse volken aflijnen als etnische groepen is moeilijk: - Alle informatie komt van buitenstaanders - Etnische groepen waren zeer dynamisch tijdens volksverhuizingen ® ethogenese: confederaties van twee groepen die uitgroeien tot een nieuw volk met een eigen identiteit - Materiële cultuur weerspiegelt nooit één etnische identiteit De Germanen waren geen vreemden meer voor de Romeinen: - Toelating tot het rijk als foederatie - Germaanse boeren worden toegelaten om Romeins land te ontginnen (= hospites) - Germanen in Romeinse legioenen ® barbarisering van Romeinse legers - Germanen buiten limes nemen aspecten van Romeinen over - Levendige handel tussen Romeinen en Germanen Drie verschillende typen migraties: 1. Invallen van barbaarse confederaties 2. Hospites 3. Foederati Push- en pullfactoren: - Pushfactoren: ® emigratie uit een gebied o Demografische druk o Verslechterde klimaatcondities o Druk van hunnen - Pullfactoren ® emigratie naar een gebied o Romeinse rijkdom o Mediterraan klimaat o Foederatibeleid De Visigoten in Rome: - Oorspronkelijk foederatie aan de Donau (door druk van Hunnen) - Opstand onder leiding van Alarik ® plunderen Rome in 410 - Romeinse legioenen worden teruggetrokken van de limes om zich te beschermen tegen de Visigoten ® creëerde kansen voor andere groepen om het rijk binnen te dringen o Alemannen en Bourgondiërs: Gallië o Sueven en Vandalen: Iberisch schiereiland en Romeinse provincies in Noord- Afrika 8 ® Vandalen veroveren onder leiding van Geiserik de westelijke Middellandse Zee en plunderen Rome (455) o Angelen, Saksen, Juten, Friezen, Denen en Franken: Brittannië ® Britten houden stand in Wales, Cornwall en westelijk Schotland o Longobarden: Noord- en midden Italië De hunnen vallen in 450 Gallië binnen en in 452 Italië. Ostrogoten maken Oost-Romeinse rijk onveilig (vanaf 453) onder leiding van Theodorik. ® Theodorik verovert Italië op Odoakar (tot heroveringen van Justinianus (552)) Minderheden: Invallende Germanen vormen altijd een minderheidsgroep ® autochtone elite erkend ‘Barbaars’ leiderschap i.p.v. Romeins gezag omwille van bescherming, veiligheid, lagere belasting etc. Impact en erfenis van de Germaanse volksverhuizingen: - Desintegratie van het Romeinse eenheidsrijk ® Imperium Romanum maakt plaats voor verschillende regna ® Oost-Romeinse rijk wordt byzantijnse rijk - Personaliteit van de macht - Huidige Europese taalgrenzen 2.3 Het Christendom Christendom: - Ontstaan: Dissidente stroming rond jezus van Nazareth binnen het jodendom ® leek op andere mysteriegodsdiensten - Aantrekkingskracht door: o Ethiek: mededogen, naastenliefde, caritas - Christenen wouden keizer niet als een god erkennen 311/313: godsdienstvrijheid (Constantijn de Grote) 394: christendom staatsgodsdienst (Theodosius de Grote) Succesvolle verspreiding van het christendom: - Leidende rol van keizer en paus - Snelgroeiende rijkdom van de kerk - Strakke kerkelijke organisatie ® gebaseerd op civitates (burgerlijk bestuur) 9 Verhouding kerk-staat: - Keizer en paus voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk ® toch caesaropapistische taakopvatting o Wereldlijk gezag boven kerk o Rex et sacerdos (» pontifex maximus) - Tweezwaardenleer: o Compromis voor caesaropapisme o Duidelijke scheiding van de twee machten die autonoom opereren binnen eigen invloedssfeer o Dualisme ® God staat boven zowel kerk als staat! Materiële rijkdom: Kerk speelt sleutelpositie in maatschappelijke herverdeling van inkomen a.d.h.v. onder andere schenkingen van aristocraten (in functie van zielenheil) Kerkelijke organisatie: Kerk neemt bestuursinfrastructuur van Romeinse Rijk over ® wordt ook drager van Latijnse geletterde cultuur ® ontwikkeling tot stabiele organisatie met vaste territoriale indeling De jonge Kerk verwerft privilegium fori (eigen kerkelijke rechtspraak) en privilegium immunitatis (fiscale en militaire vrijstellingen) ® dankzij professionele, hiërarchisch geordende clerus Indeling clerus: - Priesters: o Toediening sacramenten (= verbindingstekens tussen god en gelovigen) ® aanvankelijk: § Eucharistie § Doopsel § Biecht o Kennen ingewikkelde rituelen en formules van de liturgie o Bijbelteksten uitleggen o Canones ® kerkelijke gedragsregels waaraan priesters zich houden wanneer ze gaan samenwonen o Kanunniken ® priesters die samenwonen in een kapittel ® leggen geen kloostergeloften af (mogen bezit hebben, niet in gesloten kloosters) 10 o Celibaat ® heilige handelingen mogen niet bezoedeld worden door onreine handelingen (seksualiteit) (vb. Vestaalse maagden) ® werd zeker in het westen los mee omgegaan tot aan Gregoriaanse hervormingen - Bisschoppen: o Aan het hoofd van lokale kerk o Diocees/bisdom § Stedelijke kern met landelijk gebied § » Romeinse civitas § Dichtheid in mediterraans gebied groter dan in West-Europa o Uit Gallo-Romeinse families o Weerspiegelen glans van desintegrerend West-Romeins rijk § Drinken wijn § Volgen Romeinse mode § Geschoren § Lezen en schrijven o Sleutelfuncties: § Religieus gezag ® vertegenwoordigen van kerk en haar waarden Waken over orthodoxie Controle op kerkelijke regels en voorschriften Nieuwe voorschriften uitvaardigen Wijdingen van geestelijken Rechtspraak over zaken van de kerk ® bijgestaan door aartsdiakens Beheren vermogens van kerk (= liefdadigheid) § Politiek gezag ® wereldlijk bestuur in desintegrerend Romeinse rijk § Culturele elite ® dragers van antieke culturele waarden in desintegrerend Romeins rijk Metropolitanen: Bisschoppen van grote belangrijke steden Aartsbisschop: Bisschop van aartsbisdom (= hoofden van kerkprovincies van verschillende bisdommen) ® aanvankelijk eretitel 11 Patriarchen (aartsvaders): Voor Rome, Constantinopel, Jeruzalem, Antiochië en Alexandrië (ingesteld door concilie van Nicea (325)) - Paus: o Bisschop en patriarch van Rome (primus inter pares/eerste onder gelijken) ® prestigieuze hoofdstad van Romeinse rijk ® plaats van marteldood apostel Petrus (eerste bisschop van Rome) (Jij bent Petrus en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen) ® graf van Petrus wordt Sint-Pieters basiliek o Tot 11e eeuw rijkte hun macht niet verder dan Rome en enkele omringende bisdommen Gregorius de Grote: - Aanvankelijk gezagsdrager in dienst van Oost-Romeinse keizer - Menging in staatszaken (had bestuurservaring) o Verdediging van Rome na invallen Longobarden o Vredesonderhandelingen o Organisatie van voedselvoorzieningen o Beheer van kerkelijke landgoederen ® heel openbaar leven in handen van paus ® basis voor de Pauselijke staat - Kerstening van Engeland - Dialogen: o Succesvol werk o Verzameling van heiligenlevens o Geliefde lectuur in middeleeuwen Concilies: - Kerkvergaderingen - Religieuze dissidenten (ketters) worden veroordeeld en verbannen - Vb. concilie van Nicea (325) o De Kerk is Una, sancta, catholica et apostolica ® één, Heilig, katholiek (universeel) en apostolisch (teruggaand op apostelen) Synoden: - Regionale concilies - Voor kerkelijke discipline en organisatie 12 Kerkvaders: - = grootste christelijke denkers - Definieerden de ‘ware’ geloofsleer t.o.v. de goddelijke drie-eenheid - Verbonden klassieke literaire en filosofische erfenis met geloof De vier Latijnse / Westerse kerkvaders: - Ambrosius: o Bisschop van Milaan - Hiëronymus: o Samenstelling Latijnse Bijbelvertaling (Vulgaat ® “volkse versie”) - Augustinus: o Bisschop Hippo (Noord-Afrika) o Bekendste werken: § Confessiones (belijdenissen) ® hoe hij van losbandige zondaar opklom tot dienaar van God § De civitate Dei (De stad Gods) ® geschreven na plundering van Rome door Visigoten ® heilsgeschiedenis ® het lot van de kerk was niet aan dat van het Romeinse Rijk verbonden - Paus Gregorius I de Grote Monnikwezen ® ontstaat door verwachting van de ‘Dag des Oordeels’ (3e – 4e eeuw) ® kluizenaars in Egypte en Syrië zonderen zich van de wereld af voor ascese (vb. Antonius de Heremiet) Cenobitisme (4e eeuw): In plaats van solitair bestaan, leven monniken samen ® leven in klooster (claustrum) ® mogelijk door regel (Pachomius) met onderlinge hulp, teamgeest, stipte tucht en gehoorzaamheid ® wildgroei van monnikengroepen en kloosters met verschillende regels in 4e eeuw Regel van Sint-Columbanus: - Sterke verstervingen - Extreme vasten en kastijdingen - Peregrinatio pro christo (bedevaart voor Christus) - Vrijwillige ballingschap ® soort martelaarschap 13 Benedictus van Nursia (480 – 560): - Leeft eerst als kluizenaar - Sticht kloostergemeenschap van Monte Cassino - Regel van Benedictus o Dominant geworden vorm van westers monnikenwezen o Drie geloften: § Individuele armoede § Celibaat § Gehoorzaamheid aan de abt o Ora et labora ® werken en bidden ® handenarbeid is niet langer het werk van slaven ® zorgt voor ontwikkelingen in landbouwtechnieken, bouwkunde en voedselbewaring (vb. bier en kaas) o Stabilitas loci (in het klooster blijven) o Gekenmerkt door evenwichtigheid en gematigdheid o Intellectuele vaardigheden: lezen en schrijven § Bijbel lezen en kopiëren § Abdij = centrum die antieke cultuur, wetenschap en waarden doorgeeft o Wordt met steun van Lodewijk de Vrome veralgemeend Impact en erfenis christendom: - Fundamentele component van middeleeuwse beschaafdheid ® specifieke waarden (o.a. mededogen en caritas) - Hoedster van antieke geletterde cultuur ® zorgt voor dominante positie in middeleeuwse samenleving 14 Eerste middeleeuwen: agrarische middeleeuwen (500 – 1000) Veranderingen in West-Europa in de 5e en 6e eeuw: - West-Romeinse rijk vervangen door nieuwe rijken ® Frankisch rijk blijkt krachtigst - Cultuur van de oudheid enkel in kerkelijke kring voortgezet - Antieke, christelijke en Germaanse cultuurelementen raken met elkaar versmolten 3 werelden na het uiteenvallen van de Romeinse wereld: - Oost-Romeinse wereld / Byzantijnse wereld / Grieks-orthodoxe wereld - Arabisch-islamitische wereld - Germaanse rijken 3. Het Byzantijnse rijk (395 – 1453) 3.0 inleiding Byzantium: Griekse naam van bescheiden stad aan de Bosporus ® nieuwe hoofdstad Oost-Romeins rijk vanaf Constantijn de Grote (Constantinopel) Constantinopel: - Ligging: ® verschillende overwegingen o Strategische ligging op grens tussen continenten o Groeiend demografisch en economisch gewicht o Wens van keizer om letterlijk afstand te nemen van Italiaanse senatorenstand - Tweede Rome o Ambitieus bouwprogramma ® kenmerkend Romeins: badhuizen, theaters, renbanen ® christelijk: monumentale gebouwen - Inwonersaantallen o Tegen 6e eeuw: 500 000 ® nooit zo groot als Rome ooit was o In Rome dalen inwonersaantallen van 800 000 (4e eeuw) naar 30 000 (6e eeuw) 15 3.1 politieke geschiedenis Oost-Romeins keizerrijk ontstaat vanaf de splitsing van het Romeinse rijk door Theodosius I in 395 en verdwijnt met de inname van Constantinopel door de Ottomanen in 1453. Verspreidingsgebied (verdeeld over drie continenten): - Europa: Balkan - Azië: Klein-Azië, Syrië, Palestina - Noord-Afrika: Egypte, Libië Lange geschiedenis opdelen in 5 perioden: Tot en met de regering van keizer Justinianus (527 – 565): - Renovatio imperii: o Herstel en vernieuwing van het keizerrijk o Vier pijlers van renovatiopolitiek § Herovering van verloren gebieden ® imperium mare nostrum wordt hersteld (tijdelijk) § Zuivering en codificatie van het Romeinse recht ® corpus iuris civilis (grondslag privaatrechtelijke rechtsorde Europa) ® keizer is enige bron van recht en wet § Vestiging van godsdiensteenheid ® keizer = religieus leider (caesaropapisme) ® religie is staatsaangelegenheid § Economische politiek gericht op militair apparaat ® renovatiopolitiek is duur ® stijgende belastingdruk ® centrale administratie door hoge ambtenaren o Aanvankelijk succesvol, vanaf 550 bergaf 16 De moeilijkheden na Justinianus (565 – 867): ® moeilijkheden van religieuze en politieke aard - Conflicten over troonopvolging ® regelmatige paleisrevoluties - Territoriale inkrimping o Italië: Longobarden o Iberische schiereiland: Visigoten - Nieuwe vijanden: o Arabieren nemen delen van het rijk in Azië en Noord-Afrika in o Avaren, Bulgaren en Slaven nemen samen met de Hunnen de Balkan in - 8e eeuw: Oost-Romeinse rijk is gevoelig ingekrompen - Beeldenstrijd: o Kwestie der beeldenverering leidt tot interne machtsstrijd § Tussen Rome en Constantinopel § Tussen zij die van beeldenverering in christelijke godsdienst een eind wilden maken en zij die die verwerping van een eeuwenlang gebruik als heiligschennis beschouwden o Ontketend door keizer Leo III de Isauriër die de verering van beelden verbiedt (726) § Religieuze motieven § Politieke motieven (greep op kerk behouden) o Iconodoulen / iconofielen § Beeldenvereerders § Volksmassa, monniken, hoge geestelijken o Iconoclasten § Beeldenstormers § Regeringskringen, ambtenaren, leger o Wanneer de paus zich hiertegen verzet, worden Byzantijnse delen van Italië aan zijn gezag onttrokken ® paus en Byzantijnse keizer vervreemden ® paus doet beroep op andere wereldlijke beschermer om zich tegen de Longobarden te verdedigen (samenwerking Franken) o Constantijn V (zoon Leo III) voert dit beleid nog strenger door ® hevige vervolgingen van beeldenvereerders 17 o Einde beeldenstrijd: § Dankzij keizerin Irene § Tweede oecumenische concilie van Nicea (787) Afbeeldingen weer toegestaan ® als hulpmiddel bij het gedenken van de afgebeelde ® afbeeldingen niet op zichzelf aanbeden o Leo V: § Beeldenvereerders opnieuw bloedig vervolgd ® aanleiding: kerk buit overwinning van 787 uit om geestelijk gezag volledig te onttrekken aan keizer o Definitief einde: § Synode Constantinopel (843) § Beslissingen van 787 krijgen voorgoed geldigheid § Uitbeelding van Christus, Maria en heiligen moet gebeuren volgens specifieke regels ® leidt tot idealiserende afbeeldingen en kunsthistorische continuïteit o Paus Gregorius de Grote (590 – 604): “wat het geschreven woord is voor de lezer, is de afbeelding voor de ongeletterde” ® leidt tot streven naar realisme en enorme evolutie in Westerse schilderkunst Het Oost-Romeinse rijk transformeerde tot het Grieks-Byzantijnse rijk van de middeleeuwen ® Byzantium vergriekst meer en meer (7e eeuw: Grieks officiële taal i.p.v. Latijn) ® titel voor keizer: Basileus Bloei onder de Macedonische dynastie (867 – 1056): ® begint met keizer Basilius I op de troon - Territoriale expansie en consolidatie o Offensieve strategie tegen Arabieren (bijna Jeruzalem herovert) o Onderwerping van Bulgaren § Balkanschierieland § Kerstening in het Bulgaars gebied Apostelen Cyrillus en Methodius Cyrillische schrift voor Slavische talen (huidig alfabet) Vertaling van Bijbel uit Grieks naar Oud Bulgaars § Baslilius II (laatste Macedonische keizer) maakt aan de hand van bloedige oorlogen einde aan Bulgaarse rijk ® bijnaam: Bulgarendoder o Russisch gevaar § Verdwijnt met huwelijk tussen Vladimir (grootvorst Kiev) en Anna (zus Basilius) 18 § Snelle verspreiding van Byzantijnse cultuur ® Rusland maakt vandaag nog steeds deel uit van Oost-Orthodoxe cultuur - Politiek-religieuze relaties met het westen: het Oosters schisma (1054) o Definitieve breuk met Rome o Paus wordt niet langer als geestelijk hoofd van christenheid erkend door Grieks oosten o Latijnse Kerk « Grieks-Orthodoxe Kerk - Economische welvaart o Drukke handelsbetrekkingen tussen Byzantium en Zuid-Italië o Byzantium was draaischijf mediterrane handel o Bezant § Byzantijnse gouden munt § Overal erkend betaalmiddel Desintegratie en Latijns keizerrijk (1056 – 1261): ® periode van territoriale afbrokkeling van het rijk, eindigt met de eerste val van Constantinopel (1204) - Normandiërs verslagen Byzantijnse leger en nemen Zuid-Italië over (1071) - Seldjoeken: o = Turken die afstammen van Midden-Aziatische herdersvolkeren ® voorlopers Osmaanse Turken o Verslaan Byzantijnen bij Manzikert o Roemsultanaat (Roem = grondgebied der Romeinen) houdt stand tot 1300 - Bulgaren herwinnen zelfstandigheid (1200) - Kruistochten o Vierde kruistocht § Constantinopel veroverd ® deel voor Venetiaans rijk ® deel voor Latijnse keizer § Latijns Keizerrijk onder Vlaamse graaf (Boudewijn van Constantinopel) o Opdeling in afzonderlijke rijkjes § Epirus (Balkan) § Nicea § Trebizonde (Klein-Azië) 19 - Venetiaans kwartier o Aparte staat binnen de staat Constantinopel o Grote rol in Byzantijnse economie § Drie aanlegplaatsen in haven § Opslagplaatsen in de stad § Vrije handel in heel het rijk § Volledige vrijdom van belastingen o Veruit mooiste stadsdeel De ondergang van het Byzantijnse rijk (1261 – 1453): - Territoriale verschrompeling o Keizer van Nicea (Michael VIII) Paleologus herovert Constantinopel op de Latijnen ® dynastie van Paleologen blijft tot einde van het rijk aan het bewind o Keizerrijk omvat: § Constantinopel + Thracië § Thessaloniki + deel Macedonië § Grondgebied voormalig keizerrijk Nicea o Genuezen krijgen geprivilegieerde positie op de handelsmarkt ® tot dan toe voorbehouden voor Venetianen ® in ruil voor hulp bij machtsgreep ® stichten handelskolonies op kusten Klein-Azië ® verkrijgen handelsmonopolie in de Zwarte Zee ® moeilijk verdragen door Venetianen (machtsstrijd in Byzantijnse wateren) o Osmanen of Ottomanen: § Maakt van invallen van Mongolen gebruik om zich permanent te vestigen in noorden Klein-Azië § Breidt macht uit op Balkanschiereiland en Klein-Azië - 5 april 1453: o Osmaans-Turkse leider Mehmed II Fatih begint beleg van Constantinopel o Laatste Byzantijnse keizer sneuveld o Constantinopel vanaf dan Istanbul § Hoofdstad Ottomaans imperium § Cultureel centrum islam - Culturele bloei: o Ondanks politieke en economisch tegenslagen, toch culturele bloei ® belangstelling klassieke oudheid (letterkunde, wijsbegeerte, wetenschap) o Breuk met lange traditie door vestiging van Turks gezag o Antiek erfgoed naar Europa (ontstaan Europees humanisme) o Orthodoxe kerk verhuist naar Moskou (derde Rome) 20 3.2 De Byzantijnse kunst ® vermenging van verschillende cultuurstromingen - Christelijk (laat-Romeins) - Oosters (laat-Hellenistisch) Byzantijnse architectuur: koepelkerken - Vroegchristelijke kerken (twee typen) o Basilica § Langwerpig § Grote rechthoekige ruimte met bogenrijen op zuilen om zijbeuken af te scheiden. § Hoge middenbeuk ® lichtopeningen § Atrium: open voorhof met zuilengang § Narthex: overdekte voorhal § Apsis: halfrond priesterkoor § Toren naast kerkgebouw o Centraalbouw § Ronde of achthoekige ruimte § Koepelgewelf § Blik wordt naar koepel (hemel/god) getrokken - Aanvankelijk beide typen in westen en oosten ® nadien polarisatie o Westen: § Latijnse kerk § Basilicavorm o Oosten: § Orthodoxe kerk § Cirkel en koepel 21 - Byzantijnse koepelkerken (drie bouwvormen) o Koepelbasiliek § Vb. Aya Sophia (Justinianus) § Heel groot § Bouwkundig probleem: opvangen van gewicht ronde koepel op vierkant grondvlak ® oplossing: pendentief (hoekzwik) Sferische driehoek Begint in hoek van vierkante onderbouw en gaat langs beide bogen omhoog tot hoogste punt Baldakijn: cirkel die ontstaat door de verbinding van de vier pendentieven ® Koepel rust op deze cirkel ® Soms verhoogd door tamboer (voorzien van vensters) o Centrale koepelbouw § Vb. San vitale, Ravenna § Rond, vier-, zes- of achthoekig grondplan o Kruiskoepelkerk § Vb. San Marco, Venetië § Grondplan van Grieks kruis § Koepels op of tussen armen van kruis § Centrale koepel vaak verhoogd Mozaïeken: - Typische schepping van Byzantijnse kunst - Bekende voorbeelden: mozaïeken in Ravenna - Tesserae: kleine glazen mozaïekblokjes ® moeilijk te prepareren ® gebruikelijke methode: omhullen van stukje glas met bladgoud en dun laagje glas overheen bakken - Sterk lichteffect - Gebruik van goudglas - Figuren: o Christus, heiligen, wereldlijke heersers, hoogwaardigheidsbekleders o Statisch, hiëratisch, strengfrontaal, strakke lijn, grote ogen, uitgelengd o Vaak aureool o Geen schaduwen ® wijst op onlichamelijkheid / spiritualisering o Veel in kerken § Koepels van apsis § Bovenmuren middenbeuk 22 Iconen: - Komen voort uit laatantiek portret - Geschilderd op houten paneel - Profane icoon doet keizer alom tegenwoordig zijn - Religieuze icoon stelt het uitgebeelde werkelijk aanwezig ® behoort tot liturgie ® streng lineair en volgens vaste kleuren - Bloeitijd na beeldenstrijd ® vooral in Italië en Rusland ® Russische iconenschilderkunst blijft tot in 18e eeuw bloeien Bloeiende kunstambachten: - Beeldhouwkunst: o Ivoorsnijwerk, kapitelen, bronsgietwerk - Ivoorbewerking: o Vooral diptieken en triptieken - Emailwerk (émail cloisonné) o Gesmolten en gekleurde glaspasta o Kelken, kruisen, reliekhouders, boekbanden en sieraden - Boekverluchting o Bevorderd door hof o Herleving na beeldenstrijd 23 4. De islamitische wereld (7e – 16e eeuw) 4.0 Samenvatting en krachtlijnen Arabische expansie (Arabisch schiereiland, Palestina, Syrië, Egypte, Irak en Perzië) wordt gedragen door een nieuwe religie: de islam (= “onderwerping”) ® raken vervlochten met optreden van Mohammed een halve eeuw vroeger Ontstaan islam: - Mohammed († 632) ® roept op tot geestelijke vernieuwing en onderwerping aan de wil van god ® geopenbaarde goddelijke boodschappen - In Mekka - 650: Koran ® voor de rest weinig zekerheid over eerste eeuw van islam Circa 660 was er een nieuw rijk: het Arabische kalifaat Politiek-religieuze centrum: Mekka ® Medina ® Damascus (Omaijadische kaliefen) ® als gevolg van interne politiek-religieuze twisten Arabische expansie is ondanks interne conflicten duurzaam ® 750: van Pyreneeën tot Centraal-Azië ® islamisering blijft aanvankelijk achterwege 8e eeuw: politiek-religieus centrum naar Bagdad (Abbassieden) ® islamisering doorgezet ® Arabisch cultureel-religieuze eenheidstaal ® Joden en christenen tweederangsburgers (mogen hun geloof belijden wanneer ze islamitische soevereiniteit erkennen en extra belasting betalen) 8e – 13e eeuw: islam verspreidt zich verder via Aziatisch handelssysteem 24 10e eeuw: - Kalifaat valt uiteen in rivaliserende kalifaten in Egypte en Spanje - Islamitische beschaving ® gekenmerkt door openheid t.o.v. vroegere en andere culturen ® ondanks politieke onenigheid, wel cultureel-religieuze eenheid ® Arabische taal = voertaal - Samenhangend handelssysteem ontstaat tussen Middellandse Zee en Indische oceaan ® verandering landbouw en ambachten ® groei van steden met eigen stedelijke cultuur 13e eeuw: - Dynamiek gaat verloren door Mongoolse expansie (verstarring) ® ‘poorten van interpretatie’ worden gesloten ® islam vouwt zichzelf terug op Na 15e eeuw: - Nog bloei in periferie oorsprongsgebied: o Osmaans rijk: Klein-Azië en Balkan o Safawidische rijk: Perzië o Mogolrijk: Indië 4.1 Arabië voor Mohammed Arabisch schiereiland: - Landmassa die omringd wordt door: o Rode zee (westen) o Perzische golf (oosten) o Arabische zee, Indische oceaan (zuiden) ® enkel via noorden toegankelijk langs land - Verschillende geografische zones: o Landbouw: Mekka en Jahtrib (westen) o Extensieve veeteelt: daarbuiten ® nomadische levenswijze - Bevolking: o Nomadische bedoeïnenstammen in woestijn o Kooplui en ambachtslieden Midden- en Noord-Arabië o Boeren in oasen Zuid-Arabië Politiek gezag: - Bij stamhoofden ® familiehoofden in raad die stamhoofd/sjeik kiest 25 Religie: - Iedere stam zijn goden - Polytheïsme of invloeden van jodendom/christendom - Allah (‘de god’): overkoepelende stamgod - Evolutie naar Arabische religie ® politieke en godsdienstige verdeeldheid 4.2 het ontstaan van de islam (7e eeuw) Mohammed: - 570: geboren in Mekka - Ontvangt berichten van engel Gabriel ® boodschappen in het openbaar als profeet uitdragen - Stelt zich op één lijn met profeten uit jodendom en christendom - Voor god gebruikte naam: Allah (was reeds in gebruik) - Moslims: zij die zich aan de wil van god onderworpen - Islam: naam van de godsdienst Verhuizing van Mekka naar Medina (“stad van de profeet”): - Aanhang Mohammed groeit ® slechte relatie met oligarchen in Mekka - Hidjra: uittocht naar Medina ® verkozen als begin van islamitische jaartelling (622) - Leer van de profeet: o Rituele verplichtingen van de godsdienst o Maatschappelijke leefregels Heilige oorlog: - In eerste instantie tegen mekka (gestart door Mohammed) - Directe confrontaties + economische blokkade ® Mekka moet noodgedwongen Mohammed als leider erkennen ® verguld door Ka’aba Verovering van het Arabische schiereiland + consolidatie waren het werk van de kaliefen (= opvolgers Mohammed) Opmerkelijk dat islam gemakkelijk ingang kon vinden, ondanks: - Geloof vooropstellen aan bloedverwantschappen / clan - Onvoorwaardelijk monotheïsme - Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eisen i.p.v. stamoverleg 26 Umma: ® religieuze verplichtingen ® 5 zuilen / pijlers van het geloof: - Shahada: o “Er is geen god buiten Allah en Mohammed is zijn profeet” o Dagelijks herhaald in gebeden - Salat: o Ritueel gebed o Vijf keer per dag - Zakat: o Aalmoezen aan armen en behoeftigen - Saum: o Vasten in de negende maand (ramadan) ® maand waarin de Koran was geopenbaard o Alle moslims boven 10 jaar moeten zich onthouden van eten, drinken en seksuele omgang van zonsopgang tot zonsondergang - Hadj: o Pelgrimstocht naar Mekka o Iedere moslim die daartoe in staat is moet de tocht minstens één keer in zijn leven maken Koran: - “wat voorgedragen moet worden” - 114 hoofdstukken / soera’s Hadith: - Mondelinge overlevering met betrekking tot de profeet - Enkel gevolg door de soennieten ( « sjiieten: striktere interpretatie van de leer) Jihad: - Niet genoemd in Koran, enkel omschreven in Hadith - Vaak vertaald als heilige oorlog (letterlijk: inspanning om rechten van Allah op aarde te verspreiden) ® wapengeweld is een van de gebruikte middelen om daartoe te komen 27 4.3 De islamitische wereld na Mohammed (632 – 10e eeuw) Mohammed treft geen regeling voor opvolging ® crisis in de religieuze staat ® oplossing: kiezen uit vier kaliefen (bevelhebbers der gelovigen) - Aboe Bakr: schoonvader Mohammed - Omar: schoonvader Mohammed - Oethmaan: schoonzoon Mohammed - Ali: schoonzoon Mohammed ® de rechtgeleide kaliefen Burgeroorlog binnen geloofsgemeenschap: - Moord op Oethmaan: na weerstand om leden van eigen clan tot provinciaal gouverneur te maken ® begin van burgeroorlog - Tweevoudige oppositie Ali: o Aanhangers Oethmaan o Anderen die de geldigheid van zijn verkiezing betwisten ® Ali wordt vermoord in Koefa (Irak) ®Moeawiya (stadshouder Syrië) roept zichzelf tot kalief uit Soennieten: zien Abu Bakr als rechtmatige opvolger Sjiieten: zien Mohamed als rechtmatige opvolger (sji’at Ali ® partij van Ali) Enorme Arabische expansie onder de vier eerste kaliefen (Arabië onder controle). Moeilijk te verklaren: - Relatieve zwakte van tegenstanders ® Byzantijnse en Sassanidische rijk verzwakt door pest en oorlog - Nomadenstammen verenigd onder succesvol leider zijn tot krachtsontplooiing en gebiedsuitbreiding in staat - Islam bevordert samenhorigheidsgevoel ® o.a. door jihad: wie in heilige oorlog sterft, heeft bijna per definitie plaats in paradijs - Weinig verzet vanuit veroverde gebieden o Troepen die in veroverde gebieden gestationeerd werden, bleven gescheiden van oorspronkelijke bevolking o Plaatselijke bestuursinstellingen blijven gehandhaafd o Arabische veroveraars tolerant ten aanzien van ‘volkeren van het Boek’ 28 Het kalifaat van Damascus (661 – 750) Omaijaden: erfelijke dynastie van kaliefen ® gesticht door Moeawija, die zich tegen de sjiieten van Mekka keert ® nieuwe fase: - Kalifaat vanaf nu erfelijk - Dynastie van Omaijaden - Bestuurscentrum verplaatst naar Damascus o Centralere ligging o Dicht bij de grens met Byzantijnse rijk - Macht over havenindustrie Alexandrië ® bouw van zeevloot ® verovering eilanden Egeïsche zee ® driemaal belegering Constantinopel (telkens tevergeefs) Verdere Arabische expansie: - Westen: o Gibraltar § Door Tarik § Berg van Tarik (jabal Tarik) o Iberisch schiereiland o Bourgondië o Nederlaag bij Poitiers tegen Karel Martel stopt Arabische expansie in het westen - Oosten: o Indus o Nederlaag tegen Chinezen bij Talas Kaliefen ontwikkelen zich van Arabische stamhoofden tot vorsten. Arabische legers worden vervangen door geregelde, betaalde strijdkrachten ® Omaijaden verstevigen fiscale en militaire basis van hun heerschappij 749-750: Omaijaden worden in een reeks veldslagen verslagen ® Aboel-Abbas wordt tot kalief uitgeroepen (nieuwe dynastie) 29 Het kalifaat van Bagdad (750 – 1258) Abbassieden ® nieuwe dynastie naar Aboel-Abbas ® na uitmoorden van vorige kaliefendynastie Zwaartepunt van de macht verschuift naar Bagdad. - Diplomatieke contacten tussen Bagdad (Haroen al Rasjied) en het westen (Karel de Grote) Kalifaat van Cordoba: - Gesticht door ontsnapt lid van de Omaijaden in Spanje - Cordoba als machtscentrum - Gespannen relatie met Abbassieden en Karolingisch rijk Doeltreffend leger door werving uit Turkssprekende herdersstammen (Midden-Azië). Politieke versplintering: - Gouverneurs in afgelegen provincies o In de gaten gehouden door inlichtingendienst o Eigen positie uitbouwen o Macht binnen familie houden ® lokale dynastieën ® onafhankelijke vorstendommen (emiraten) - Steeds minder belastinggeld naar Bagdad - Legeraanvoerders worden machtiger ® familie van legeraanvoerders grijpt in 945 de macht in Bagdad 10e eeuw: drie aparte kalifaten - Kalifaat van Cordoba: o Kalifaat der Omaijaden o Islamitisch Spanje (el Andaloes) - Kalifaat van Cairo: o Fatimiden (sjiieten) ® naar dochter van de Profeet o Van Marokko tot Syrië o Stichter: zogezegd afstammeling van Ali en Fatima ® roept zichzelf tot kalief uit - Kalifaat van Bagdad: o Abbassieden ® konden nauwelijks gezag in oosten bestendigen 30 Economische eenheid: - Verbinding middellandse Zee en Indische Oceaan - Groei van sterke regeringen, grote steden, internationale handel, welvarend platteland - Langeafstandshandel: o Peper, specerijen, edelstenen, kostbare stoffen, porselein (Indië en China) o Huiden (noordelijke landen) o Koraal, ivoor, geweven stoffen (Arabische wereld) - Steden in Midden-Oosten zijn producenten van nijverheidsgoederen - Belangrijkste handelsroutes: zeewegen` - Woestijnroutes naar Syrië en Egypte, of door Anatolië naar Constantinopel o Lange afstanden: kameel, karavanen o Korte afstanden: muilezel - Transport op wielen verdwijnt in het grootste deel van het Midden-Oosten met opkomst van islamitisch rijk o Verval romeinse wegen o Belang in kamelenfokkerij o Kameel is goedkoper dan wagen - Handel middellands zeegebied is aanvankelijk beperkt Landbouw: ® sterke regeringen en steden hebben het platteland nodig en andersom ® nieuwe landbezittende klasse - Productie op peil door ambtenaren/legeraanvoerders die belastingen innen en aanspraken kregen op agrarisch overschot - Nieuwe gewassen: o Rijst o Suikerriet o Katoen o Watermeloenen o Aubergines o Sinaasappelen o Citroenen ® vereisen irrigatie en landverbetering § Noria: emmertjes aan ketting om water op te halen § Qanaat: ondergronds kanaal § Wisselbouw - Vergroot belang van geld in economie ® ontstaan internationaal monetair systeem + kredietsysteem 31 Eenheid van geloof: - Stadia van islamisering: o 750: nog geen 10% van de bevolking van Irak, Iran, Syrië, Egypte, Tunesië, Spanje is islamitisch o 1000: merendeel bevolking is islamitisch - Volkeren van het boek: o Zij die een geopenbaarde schrift bezitten o Christenen en joden o Beschermingsovereenkomst met moslims o Geen gedwongen bekering, maar bepaalde beperking: § Speciale belasting § Uiterlijk teken van andersheid § Niet trouwen met islamitische vrouwen ® moslim mag wel trouwen met joodse/christelijke vrouw § Niet-moslim kan niet erven van een moslim § Getuigenis in gerechtshoven niet aanvaard § Geen nieuwe gebedshuizen bouwen/restaureren zonder toestemming § Bekering van moslims tot andere godsdiensten streng verboden § Uitgesloten van machtsposities ® striktheid van regels hangt af van situatie ter plaatse ® soms vervolgingen (niet gepropageerd/niet gerechtvaardigd) o Joden: § Buiten Arabisch schiereiland § Kooplieden en ambachtslieden in andere islamitische gebieden o Christenen: § Positie varieert van plaats tot plaats Soms uitgestorven Soms minderheid Spanje: aanzienlijk deel behoort tot rooms-katholieke kerk Elders behoorden ze vaak tot dissidente kerken o Monofysieten o Nestorianen Eenheid van taal: - Arabische taal kent gelijktijdige verspreiding met islam ® soms zelfs voorafgaand - Spreektaal: o Voornaamste verspreidingsvorm o Lokale dialecten o Grens in Iran - Schrijftaal: o Gewaarborgd door koran o Geen grenzen 32 o Godsdienst nam taal met zich mee o Verspreiding bevorderd door invoering papier - Arabisch wordt in sommige oosterse kerken taal van eredienst en literatuur - Joden in Spanje gebruiken Arabisch in filosofie, wetenschap en poëzie ‘Arabier’ en ‘Arabisch’ ® ruimere betekenis - Wie/wat afkomstig is van Arabische schiereiland - Iedereen die Arabisch als spreektaal heeft aangenomen - Degenen voor wie het Arabisch het belangrijkste uitdrukkingsmiddel van hoogstaande literaire cultuur is Een islamitische wereld ® ontstaan in 9e – 10e eeuw Bouwwerken: - Religieuze gebouwen o Moskeeën § Eerste grote in Damascus, Aleppo, Medina, Jeruzalem en later Cordoba § Kenmerken: Binnenplaats met overwelfd portiek Gebedsnis naar Mekka Minbar rechts van gebedsnis Waterbekken Minaret - Publieke werken: o Karavanserai § Gelegen aan belangrijke handelsroute § Huurkamers, bergruimten, stallen o Paleizen § Omringd door muren § Afgelegen ligging § Besloten paradijs § Wanddecoratie (tegels, stucwerk, hout) Decoratieve figuren Complexe patronen Kalligrafie o Schoonschrijfkunst o Door ambtenaren in vorstelijke kanselarijen o Eén van de belangrijkste islamitische kunstvormen o Eeuwigheid van god verkondigen Symbolische afbeeldingen van waarheden uit de religie of vorstelijke macht (bomen, bloemen, woorden, dieren, heersers) 33 De vorming van de islam Religieus materiaal: - Koran: o Uitdrukking van Gods wil § Algemene principes § Specifieke geboden en verboden - Soenna ® het gedrag of de handelwijze van de Profeet o Leidraad in zaken waarover de Koran zweeg - Hadith o Getuigenissen over zijn handelingen en woorden o Niet enkel mondeling doorgegeven o Twee delen § Tekst met verslag van uitspraak/actie van de profeet § Overzicht van keten van getuigen die terugging tot metgezel van de profeet die de woorden / daden gezien had Stromingen binnen de islam ® probleem voor moslims: gezag (opvolging Mohammed) - Soennieten: o Meerderheid o Erkennen eerste vier kaliefen als legitiem en deugdzaam ® latere kaliefen niet altijd even rechtvaardig o Kalief = leider die tot taak had vrede en recht in de gemeenschap te handhaven o Allah’s wil is definitief en volledig geopenbaard in de koran en soenna - Sjiieten: o Erkennen aanspraken van eerste drie kaliefen niet o Ali is enige rechtmatige opvolger van Mohammed o Onderlinge verdeeldheid: § Zaydieten: Dichtst bij de soennieten Iedere afstammeling van Ali en Fatima kon imam zijn ® voorwaarde: kennis en vroomheid ® de andere bewegingen: “immamaat wordt doorgegeven via imam van dat moment” ® benoemde imam was onfeilbaar § Ismailieten: Lijn van imams met de zevende geëindigd 34 § Twaalvers: Opvolging via afstammelingen van Ali, tot de twaalfde spoorloos verdwijnt (9e eeuw) ® zou in het verborgene leefde Zou terugkeren als de Mahdi (‘hij die geleid wordt) ® tot dan: mujtahids o Geleerde mannen die tijdelijk de leiding overnamen o Niet onfeilbaar o Niet rechtstreeks geleid door god o Sjiitisch recht dat afwijkt van vier soennitische scholen Sharia: ® islamitische wet - Kadi’s (rechters) putten hieruit bij het vellen van vonnissen - Omvat ook privéhandelingen ® normatieve code voor alle menselijke handelingen ® meer dan een wet - Sommige delen die in andere wetstelsels voorkomen ontbreken in de sharia volledig ® vb. strafrecht, bestuursrecht, handelskwesties ® minder dan een wet - Niet alle zaken komen voor de kadi ® vorst beslist zelf welke zaken hij doorverwijst en welke hij zelf behandelt Bronnen voor juridische uitspraken: vooreerst Koran en Soenna Methoden voor problemen waar de Profeet niet mee in aanraking was gekomen: - Consensus van een bepaalde groep religieuze deskundigen - Redenering bij analogie ® geleerden zoeken element in de situatie dat vergelijkbaar is met element in een situatie waar al een uitspraak over bestond Vier soennitische rechtsscholen + één sjiitische ® verschillen met elkaar van mening op bepaalde essentiële punten van het recht 35 4.4 Moslimstaten en -dynastieën Vanaf de 10e eeuw: rivaliserende kalifaten en nieuwe dynastieën die hun macht ontlenen aan andere etnische elementen. De islamitische wereld opgedeeld op basis van politieke gebeurtenissen: - Oostelijk gebied: o Irak en Iran o Bagdad blijft lange tijd belangrijkste machtscentrum - Tweede gebied: o Egypte, Syrië, West-Arabië o Machtscentrum Caïro - Westelijk gebied: o Maghreb en el Andaloes o Verschillende machtscentra ® politieke geschiedenis van alle drie gebieden kan in drie perioden opgedeeld worden De eerste periode (11e – 12e eeuw): - Oostelijk gebied: o Heerschappij Seldjoeken ® Turkse dynastie o Vestigen zich in 1055 in Bagdad o Feitelijke heersers, geen aanspraak op kalifaat o Gebruikelijke titel: Sultan ® ‘drager van macht’ - Egypte: o Fatimiden (sjiieten) in 1170 van de troon gestoten door Saladin (Koerd en soenniet) o Dynastie der Ajoebiden o Europese kruisvaarders worden verslaan - Westelijk gebied: o Omaijadisch kalifaat valt uiteen in kleine rijkjes o Christelijke expansie richting zouden o Twee succesvolle dynastieën ® ontlenen macht aan militaire kracht van Berbervolken (Marokko) § Almoraviden: Zuid-Marokkaanse woestijn § Almohaden: Steunen op Berbers in Atlasgebergte 36 De tweede periode (13e – 14e eeuw): - Oostelijk gebied: o Invallen van niet-islamitische dynastie van Mongolen ® leger van Mongoolse en Turkse nomaden ® maken einde aan Abbassidische kalifaat van Bagdad o Werden meer westwaarts tegengehouden door Egyptisch leger - Egypte: o Ajoebiden worden door legeraanvoerders afgezet ® dynastie der Mammelukken (1250 – 1517) ® heersen ook over Syrië en heilige steden in West-Arabië - Westelijk gebied: o Almohaden maken plaats voor groot aantal rijkjes 37 In tweede periode veranderen grenzen van moslimwereld aanzienlijk: - Terreinverlies: o Bijna heel Iberisch schiereiland verloren (behalve Granada) - Expansie: o Kruisvaarderstaten in Syrië en Palestina teruggewonnen door Mammelukken o Noord-Indië o Afrika: zuidelijke hand van Sahara ® door handelsroutes Derde periode (15e en 16e eeuw): - Oostelijk gebied: o Nieuwe dynastieën § Dynastie ter Timoeriden (onder leiding van Timoer) § Dynastie der Safawiden ® duurzamer o Groeiende macht Turkse Ottomanen § Stichter Osman § Verslagen Mammelukken § Ottomaanse rijk wordt belangrijke mogendheid ® conflicten met Portugezen en Spanjaarden ® Indammen Spaanse expansie § Een van grootste politieke structuren sinds uiteenvallen Romeinse rijk Moslims worden geconfronteerd met dreigingen uit Europa: - Productie en handel van Europese steden groeiden - Herovering van Spanje door de christenen voltooid in 1492 met vernietiging van Granada - Zuid-Europese zeerovers in oostelijk deel Middellandse Zee 4.5 De Arabisch-islamitische cultuur Arabisch-islamitische wereld omvatte oude hellenistische gebieden, maar ook Indië en China. ® deze beschaving geeft in de 11e en 12e eeuw enorme wetenschappelijke impulsen ® wetenschappelijk erfdeel van oudheid door moslims overgeleverd - Eerst: vertalen van wetenschappelijke traktaten - Later: origineel/oorspronkelijk werk Geneeskunde: - Grondbeginselen der geneeskunde, Ibn Sina (Avicenna) o +/- 1000 uiteengezet o Blijft tot 16e eeuw belangrijkste handboek van Europese geneeskunde - Praktische beoefenaren heelkunde - Ontwikkeling chirurgische technieken 38 - Observatie en beschrijven van verloop van ziekten - Bestuderen vervaardigen geneesmiddelen uit geneeskrachtige planten ® wetenschappelijke farmacie is een islamitische uitvinding Astronomie: - Griekse wetenschappelijke traditie via Arabische taal gekoppeld aan die van Iran en Indië o 9e eeuw: vrij nauwkundig omtrek van aarde berekenen o 1100: kalender berekend ® juister dan huidige Gregoriaanse kalender uit het westen (16e eeuw) Wiskunde: - Arabische cijfers ® uitdrukken van alle hele getallen door middel van 9 cijfers en nul - Handboek algebra, Mohammed ibn Musa ® tot 16e eeuw belangrijkste handboek in Europa - Breukenstelsel en vierkants- en kubieke wortel bekend Geografie: - Combinatie van Griekse, Iraanse en Indische geschriften - 1200: eerste aardrijkskundig woordenboek ® nooit tot in Europa geraakt Grammatica van het Arabisch: - Om godsdienstige en administratieve redenen - Veel woorden uit onze taal hebben Arabische oorsprong: suiker, alcohol, koffie, soda, benzine, cijfer, algebra, amalgaam … Wijsbegeerte: - Gebaseerd op vertalingen van Aristoteles en Plato 39 5. De Frankische wereld (350 – 850/900): Merovingers en Karolingers 5.0 Inleiding op politieke verhoudingen Groot politiek probleem: Probleem van macht en geweld in een agrarische, geldarme en onveilige maatschappij met moeizaam transport en communicatie ® kenmerken: - Economische, institutionele en culturele achterlijkheid ® Europa was toen de derde wereld - Germaanse rechtsgevoel en christendom - Solidariteit van bloed en persoonlijke trouw ® leidt tot feodaliteitsysteem - Wereldlijke en kerkelijke leden van adel beheersen het leven - Staatsgezag = rudimentair ® weinig ontwikkeld bestuursapparaat - Hogere clerus in werking monarchie ingesteld Politieke evolutie van de eerste middeleeuwen: 1. Merovingische tijd (5e – 8e eeuw) 2. Karolingische tijd (8e – 10e eeuw) 3. Post-Karolingische tijd (10e – 11e eeuw) 5.1 De Frankische wereld in Merovingische periode: Merovingische rijk(en) (5e – midden 8e eeuw) Merovingers: Naam van koninklijk geslacht, afgeleid van stamvader Merovech Frankisch rijk van Merovingers: ® atypisch, maar duurzaam ® drie grote verschillen met andere Germaanse rijken in het voormalige West-Romeinse rijk: - Franken niet massaal verhuisd o Blijven meerderheid in hun stamland o Machtsbasis bestand tegen politieke woelingen o Enkel ook in Engeland behoorden meeste bewoners tot dezelfde stam als hun koning - Machtsuitbreiding naar het oosten o Gebieden die nooit geromaniseerd waren ® voor hen waren de Franken geen barbaren 40 o Hernnsiedlung in het zuiden ® migratie krijgt het karakter van machtsovername door krijgsheren ® nieuwe elite blijft etnische minderheid - Katholicisme: o Clovis is de eerste Germaanse koning die zich bekeert (Reims) ® zorgt voor toenadering tussen Franken en Gallo-Romeinen o Voorheen: Germaanse vorsten zijn heidens/arianen ® kloof tussen heersers en geromaniseerde bevolking Frankisch rijk wordt gegrondvest door Clovis (late 5e – vroege 6e eeuw) ® grootste bloei met Karel de Grote (late 8e – vroege 9e eeuw) Frankisch bestuurssysteem: - Centraal gezag - Regionaal gezag - Lokaal gezag ® centraal en regionaal gezag waren omgekeerd evenredig ® versterking van centrale macht = verzwakking van regionale macht - Centralisatie: sterke eenheid in en sterke samenhang van het rijk - Decentralisatie: meer autonomie voor regionale onderdelen van het rijk Bronnen met betrekking tot vroege geschiedenis van Frankisch rijk ® voornamelijk Historiae (of Histioria Francorum), Gregorius van Tours ® gebaseerd op christelijke wereldbeschouwing (feiten zijn aan die visie aangepast) Verschillende Frankische rijkjes: - Door Germaanse volksverhuizingen - Keerkönige: tijdelijke stamhoofden die militaire operaties leidden ® gaven zichzelf de titel van koning, hoewel hun machte niet ver reikte Salische Franken - O.l.v. Childerik en zonen, in het bijzonder Chlodovech/Clovis (466-511) - Nemen leiding over alle franken - Machtscentrum: aanvankelijk Doornik - Clovis opereert aanvankelijk in dienst van het Romeinse gezag - Reeks succesvolle veldtochten: o Soissons (486) schakelt hij een Romeins legeraanvoerder uit o Alemannen in Noordoost-Frankrijk en Rijnland (496) o (tijdelijk?) tegen de Bourgonden o Visigoten in Zuidwest-Frankrijk (507) - Nagenoeg heel Gallië veroverd - Machtscentrum verschuift naar Parijs 41 Bourgondiërs worden tijdelijk duurzamer geannexeerd ® andere buren gedwongen tot vorm van afhankelijkheid - Frankische satellietstaatjes - Tribuutbetaling als herkenning van Frankische overherigheid - Soms korte fasen van Frankische invloed afgewisseld met autonomie Frankisch koningschap: - Gemonopoliseerd door Merovingen - Beschouwd als patrimoniaal bezit o Privé-/familiebezit o Alle mannelijke erfgenamen kunnen aanspraak maken - Salisch erfrecht: o Bezit van vader moet na zijn door gelijk verdeeld worden onder zijn zonen ® Clovis’ rijk wordt na zijn dood verdeeld over zijn vier zonen o Leidt nooit tot extreme territoriale fragmentatie, wel nooit meer één koning ® 6e eeuw: altijd twee, drie of vier Merovingische rijken o Versnippering gaat gepaard met strijd, vetes en oorlogen ® Merovingische anarchie ® aanhangers verwerven door grond uit te delen (toplaag van grootgrondbezitters, waaronder Karolingers) ® leidt tot vadsige koningen: verarmde en machteloze schijnkoning Politiek-religieuze ontwikkeling: ® Clovis laat zich dopen ® alliantie tussen kerk en Merovingische staat - Clovis krijgt steun van kerk en Gallo-Romeinse elite en bevolking ® toenadering tussen Franken en Gallo-Romeinen ® vooraanstaande families uit beide bevolkingsgroepen versmelten tot één rijkaristocratie - Religieus-ideologisch voorwendsel / legitimatie voor de territoriale expansie - Kerk krijgt steun en bescherming van feitelijke machthebbers in Gallië ® Clovis (+ opvolgers) voorzien bisschoppen van land en immuniteit 42 Politieke structuren: - Merovingische koning o Zwaartepunt van de macht o Tiranniek ® vb. vaas van Soisson o Frankische koning had voordien nooit zulke macht uitgeoefend o Gezag ontleend aan succesvol militair leiderschap en trouw van volgelingen ® machtsbasis bij getrouwen en volksvergadering van vrije mannen ® in ruil: grond uitdelen o Romeinse opvattingen: § Koningschap is blijvend (niet enkel tijdens oorlog) § Geld voor een heel rijk (niet enkel eigen stam) § Overerfbaar - Plaatselijk bestuur o Graaf (comes) § Beheert koninklijke domeinen (fisci) § Bestuurlijke en rechtsprekende vergaderingen § Leger samenstellen en aanvoeren § Gouwen (administratieve districten) o Hertog (dux) § Gezag over verschillende graven tegelijk o Bisschoppen § Gedeelde macht met graven § Organisatie van openbaar leven § Schriftelijke administratie ® Latijnse, schriftelijke administratie in Germaanse rijken = een van belangrijkste aanpassingen aan Romeinse bestuurscultuur Codificatie van de verschillende gewoonterechten: - Romeinse recht: o Codificaties van Justinianus o Voor alle inwoners van het Romeinse rijk o Sommige delen blijven gelden in Frankisch rijk - Germaanse recht: o Mondeling overgeleverde gewoonten o Verschillend van stam tot stam ® zelfs Salische en Ripuarische Franken hebben eigen wetten o Personaliteitsbeginsel: welke wet van toepassing is, wordt bepaald door de afkomst van de persoon 43 o Inhoudelijk: vooral strafrecht § Opsomming van misdrijven en daarvoor geldende weergeld ® weergeld afhankelijk van status slachtoffer Misdrijf tegen koning kost het meest, tegen halfvrije het minst Misdrijf tegen slaaf = aantasting van andermans eigendom Benadelen van eigen stamlid wordt zwaarder beboet dan benadelen van Romein ® ingesteld om vetes tussen families van dader/slachtoffer te voorkomen Evoluties in vergelijking met periode volksverhuizingen: - Germaans recht in het Latijn - Koning laat wetten optekenen - Nieuw recht voor geestelijken Twee procedures voor vaststellen van schuld ® indien rechtsgedingen geen uitkomst bieden: - Aangeklaagde legt eed van onschuld af (met eedhelpers) - Godsoordeel o Enkel bekend bij Franken en Ieren o Vb. heetwaterproef, vuurproef, koudwaterproef ® ‘daarvoor steek ik mijn hand in het vuur’ o Enkel als er geen andere vormen van bewijsvoering waren Verschil met Romeins recht: Germaans recht kende geen folteringen ® vb. getuigenissen van slaven enkel geldig wanneer ze op de pijnbank werden afgenomen Common law: De Angelsaksische wetten worden vanaf de 7e eeuw in volkstaal opgetekend Conflictbeheersing vroege middeleeuwen: eer en schaamte Conflictbeheersing late middeleeuwen: straf en schuld 44 5.2 De Frankische wereld in de Karolingische periode: het Karolingische rijk (midden 8e – 10e eeuw) Merovingische anarchie ® verdeling van Merovingisch rijk leidt tot familievetes en burgeroorlogen Grondbezittende aristocratie: - Feitelijke machthebbers - Hofmeier (major domus): hoofd van vorstelijke huishouding ® eigenen zichzelf koninklijke macht toe ® treden op de voorgrond Karolingers: ® wisten ambt van hofmeier in verschillende Merovingische rijken te monopoliseren ® stamvader: Pippijn I van Landen (Pippiniden) - Pippijn II van Herstal: o Kleinzoon Pippijn I o wordt hofmeier Asutrasië en Neustrië o probeert rijk nieuw leven in te blazen - Karel Martel: o Bastaardzoon Pippijn II o ‘de strijdhamer’ o Onderwerpt verloren gebieden over de Rijn en de Loire ® Bourgondië, Aquitanië, Provence o Terugdringen Arabieren in slag van Poitiers (Tours) o Maakt van Merovingische koningen marionetten ® hebben enkel ceremoniële macht ® durfde Merovingische koningen toch niet geheel aan de kant te schuiven, ondanks militaire macht en prestige ® toont dat Frankisch koningschap meer inhoudt dan alleen maar overwicht door fysiek geweld (sacrale legitimiteit) o Militaire successen § Tribuut in onderworpen gebieden ® o.a. kerkelijke goederen ® volgens kerk: rover van kerkelijke inkomsten 45 - Pippijn de Korte: o Wilde gronden die Karel Martel aan de kerk ontnam, teruggeven ® onuitvoerbaar in praktijk ® compromis met kerk: § Begunstigden mogen land blijven gebruiken, maar betaalden belasting aan de kerk § Kerk krijgt het recht overal tienden te heffen ® belasting die heel de middeleeuwen en vroegmoderne tijd van kracht blijft o Vraagt aan paus wie de koning was ® hij die de titel droeg of hij die de macht uitoefende § Antwoord paus: feitelijke machthebber § Pippijn zet laatste Merovingische koning Childerik III af (751) en laat hem in klooster opsluiten § Voor staatsgreep hadden Karolingers reeds steun verworven van adel en kerk o Pippijn laat zich door de edelen in Soissons tot koning uitroepen ® kroning Reims ® zalving Bonifatius (Angelsaksische aartsbisschop) o Koningszalving: § Nieuw ritueel § Om Karolingisch koningschap meer prestige te geven § Gelegitimeerd en geheiligd door zalvingsritueel met heilige olie ® voorbeeld uit Oude Testament § Functie: Verheft Karolingers boven concurrerende hertogen/graven Keurt beslag dat hofmeiers op kerkelijke goederen hadden gedaan goed Legitimeert Karolingische dynastie o Pauselijke / Kerkelijke staat § Donatio Pippini (756) ® sluit dicht aan het vervalste Donatio Contantini ® in ruil voor kerkelijke legitimatie van de staatsgreep ® reactie op dreiging Longobarden § Exarchaat (bestuurlijk gebied) van Ravenna wordt door Pippijn aan de Paus geschonken § Paus heerst nu over territorium Midden-Italië als wereldlijke vorst § Pipijn krijgt in ruil eretitel ‘Patricius Romanus’ o Opvolging door zijn zonen: Karloman en Karel (later Karel de Grote) 46 Karel de Grote (768 – 814): - Maakt diepe indruk: o Legendevorming o Positieve imagovorming o Belangrijkste bron (Vita Caroli, Einhard (secretaris Lodewijk de Vrome)) ® gebaseerd op biografieën Romeinse keizers - Territoriale expansie: ® resultaat van haast constante agressieve oorlogsvoering o Longobarden § Noord-Italië § Laat zich tot koning der Longobarden kronen o Saksen § Jarenlange strijd, gelegitimeerd als heilige oorlog § Legt met geweld christendom op ® massamoorden en deportaties § Capitulare Saxonum ® gewelddadige bekeringspolitiek (doodstraf) o Beieren § Verslaat het volk § Annexeert gelijknamig gebied o Avaren § Pannonnië § Volk verdwijnt uit de geschiedenis § Oostelijke mark o Perifere gebieden § Bretagne § Septimanië § Aquintanië o Arabieren § Mislukte operatie in Spanje § Op terugweg aangevallen door Basken ® Chanson de Roland § Later: mark in Noord-Spanje als buffer tegen emiraat Cordoba ® ook in andere grensgebieden markgraafschappen/marken - Bestuur / politieke structuren: ® moet gezien worden tegen de achtergrond van een agrarisch, geldarme wereld met trage communicatie en transport o Koning: § Opperbevelhebber leger ® groot gezag wegens militaire successen en expansie van het rijk ® vrede was dus eigenlijk een gevaarlijke toestand 47 § Universele aanwezigheid ® bepaald samen met krijgstochten machtsuitoefening ® eigentijdse bronnen: vagabundus Carolus ® machtsbereik = territorium dat hij kon bereizen § Van palts naar palts ® palts = centraal gebouw op koninklijk domein = afgeleid van Palatium (® paleis ® Mons Palatinus) ® gemakkelijker rond te reizen dan alles naar centrale plek proberen te brengen o Geografisch zwaartepunt: § In stamland Peppiniden ® tussen Maas en Rijn ® rijke ijzerertslagen voor wapens en maliënkolders o Bestuurlijk zwaartepunt: § Bij belangrijkste adellijke grootgrondbezitters § Regionaal en plaatselijk bestuur Door graven (comites), hertogen (duces) en markgraven In naam van de koning § Karel doet beroep op feodale verbanden ® garantie aanhankelijkheid en trouw ® in ruil: uitgebreide gronden in leen + deel van koninklijke inkomsten § Missi dominici / zendgraven Aangesteld door Karel Hoge edelen en geestelijken Corruptie tegengaan o Rondreizen per duo o Toezicht uitoefenen op regionaal/plaatselijk bestuur o Sleutel voor samenhang en cohesie v/h rijk § Karel had grote autoriteit en voldoende controle o Wetgever: § Karel enorm actief als wetgever § Capitularia: Koninklijke verordeningen Genoemd naar indeling in hoofdstukken (capitula) § Voor zijn dood voelde Karel zich genoodzaakt volgend voorschrift uit te vaardigen: “dat het volk prompt moet gehoorzamen aan de bevelen van de keizer” 48 o Rijksdag § Elk jaar in maart (marsveld) (later in mei (meiveld)) § In vooruitzicht komende veldtocht § Rijksgoten en aanhangers verzamelen Ambtseed afgenomen/vernieuwd Capitularia mondeling afgekondigd Graven, markgraven, hertogen, missi dominici aangesteld/krijgen orders o Karolingische staat: § Begrippen niet anachronistisch opvatten! § Toen: “dorpshoofdmanschap dat zich uitstrekte tot de grenzen van het universum” o Machtsverhoudingen: § Persoonsgebonden, concreet, direct § In principe private aangelegenheid § Niet mogelijk duurzame bestuurlijke eenheid op te leggen ® door veelheid van volkeren die behoren tot verschillende culturen/ ontwikkelingsstadia - Keizerskroning: o Gebeurtenis: § 799: Paus Leo III vraagt steun aan Karel tegen Romeinse aristocratie § 800: Karel naar Rome om Paus te helpen § Kerstnacht 800: Paus kroont Karel tot keizer der Romeinen Karel onaangenaam verrast o Pauselijke enscenering suggereert superieure positie van kerkelijke over wereldlijke macht o Vrees dat keizer in Constantinopel geen ambtsgenoot duldde o Betekenissen: § Heraanknopen keizerlijke traditie van het (West-)Romeinse Rijk ® officiële titel: imperator Romanum § Religieuze inkleding ® macht hanteren in dienst van God, het geloof en de kerk § Nieuw keizerrijk was tweehoofdig rijk ® twee opperste gezagsinstanties: paus en keizer ® leidt tot veel conflicten tussen beide partijen § Westen werpt zich op als gelijkwaardige naast Byzantijnse rijk ® translatio imperii 49 o Duidelijk voor onderdanen a.d.h.v. nieuwe muntstukken: § “renovatio imperii Romanorum” § Aan de ene zijde kruis of klassieke tempel, aan de andere zijde keizer (met toga en lauwerkrans) en de woorden “Carolus imperator Augustus” Opvolging en verdeling van het rijk 814: Karel de Grote dood ® opgevolgd door enige overlevende zoon: Lodewijk de Vrome - 813: door Karel gekroond tot (mede-)keizer Lodewijk de Vrome: - Sterk onder invloed van kerkelijke raadgevers o Rijk is aan hem door God toevertrouwd bezit ® mocht na zijn dood dus niet volgens Salisch erfrecht verdeeld worden - Ordinatio imperii: o Oudste zoon, Lotharius, wordt enige erfgenaam van het rijk o Andere twee zonen (Lodewijk en Pippijn) worden onderkoningen - Karel de Kale: o Zoon uit tweede huwelijk o Ook tot onderkoning gemaakt Conflicten en verzet tegen ordinatio imperii: - Begint met onderkoningschap Karel de Kale - Andere zonen in opstand - Lodewijk de Vrome tot aftreden gedwongen - Pippijn (838) en Lodewijk (840) overlijden ® geen einde aan conflict - Lotharius probeert rijk als keizer bijeen te houden ® Lodewijk de Duitser en Karel de Kale verzetten zich ® Eden van Straatsburg o Beide koningen gebruiken volkstaal van elkaars onderdanen o Verbinding tussen beiden - Door oorlogsuitputting: Verdrag van Verdun (843) Verdrag van Verdun (843): ® Karolingisch rijk wordt ondanks weerstand toch verdeeld - Lotharius behoud keizerstitel en krijgt Middenrijk - Karel de Kale krijgt West-Frankische rijk - Lodewijk II de Duitser krijgt Oost-Frankische rijk 50 Middenrijk: - Strategisch bij elkaar te houden - Valt uiteen na de dood van Lotharius I o Lotharingen o Bourgondië o Italië - Inzet van eeuwenlange strijd tussen Frankrijk en Duitsland - Latere verdragen met kleine aanpassingen o Verdrag van Meerssen (870) o Verdrag van Ribémont (879) - Gebieden één voor één bij Oost-Frankisch rijk gevoeg Karel de Dikke: - Zorgt voor éénmalige theoretische eenheid van Frankisch Rijk (884) ® wanneer hij door reeks sterfgevallen enig heerser wordt - Tot aftreden gedwongen in 887 ® kortstondige eenheid weer verloren Gevolgen van opeenvolgende rijksdelingen: - Karolingisch Europa geraakt verdeeld tot op heden - Grens tussen Frankrijk en Duitse rijk wordt de Schelde ® ‘onze gewesten’ raken verdeeld ® Vlaanderen bij Frankrijk 51 6. De agrarische samenleving en de domaniale economie Socio-economische evolutie in de vroege middeleeuwen (5e – 10e eeuw) 6.0 Inleiding op de socio-economische evoluties en verhoudingen Fundamentele problemen in de socio-economische evolutie: - Waar leefden mensen van? - Hoe verhielden ze zich tot elkaar? Drie socio-economische middeleeuwse perioden: - Contractie (stagnatie): 4e – 10e eeuw - Expansie: 10e – 13e eeuw - Crisis en transformatie: 14e – 15e eeuw Kenmerken eerste middeleeuwen: ® ten gevolge van ondergang West-Romeinse rijk en bijbehorende economische gevolgen - Demografische inzinking - Vervallen steden en landwegen - Van wereldeconomie naar kleinere economieën - Achteruitgang markproductie van gebruiksartikelen ® gesloten economie / economische autarkie - Achteruitgang handelscontacten - Inkrimping geldcirculatie ® agrarische samenleving met slechte infrastructuur en transport Eerste middeleeuwen ® periode van schaarse agrarische productie ® gevolg: rem op verdere ontwikkeling van commerciële/artisanale activiteiten ® zwaartepunt van economische leven ligt wel in agrarische sector (specifiek autarkische landbouwuitbatingen) 6.1 Bevolking (demografie) en stedelijke centra Sinds demografische inzinking in laat Romeinse tijd geen bevolkingstoename voor 750 ® oorzaken - Laag geboortecijfer - Pestepidemieën - Hongersnood 52 Voor, na en tijdens Germaanse volksverhuizingen/invallen verschrompelen meeste Gallo- Romeinse steden. (o.a. door verstoorde voedselaanvoer) ® gunstig gelegen steden met residentieplaats van bestuurlijke/kerkelijke macht hielden belang ® wel krijgen door de invallen sommige dorpsgemeenschappen, die in de laat-Romeinse tijd afzagen van het grootgrondbezit, nieuwe kansen Vanaf 8e eeuw: trage demografische ontwikkeling, maar te snel voor bestaansmiddelen ® na Karel de Grote: demografische inzinking ® Malthusiaans verklaringsmodel 53 6.2 De landbouw Vroegmiddeleeuwse economie bijna geheel agrarisch ® landbouw en visvangst = primaire economische sector ® resterende nijverheid in functie van de landbouw ® handel sterk op landbouw afgesteld: overschotten verkopen op plaatselijke markten Malthusiaans verklaringsmodel: ® toont nauwe relatie tussen bevolkingsverloop en mogelijkheden van de landbouw, het prestatievermogen van de landbouw ® zie grafiek vorige pagina Zowel opbrengsten (agrarische productie) als rendement (agrarische productiviteit) waren laag in de vroege middeleeuwen ® indicatie rendement: opbrengstcijfers - Verhouding oogstopbrengst / ingezaaide graan ® meeste schattingen: 2/1 ® betekent dat de helft gehouden moest worden voor volgend zaaigoed ® betekent dat maar de helft geconsumeerd kan worden Verklaringsfactoren lage opbrengstcijfers: - Oppervlakkige, weinig intensieve grondbewerking met primitieve werktuigen o Houten hak-/haakploeg o Niet genoeg ijzer voor ijzeren keerploeg die beter was - Schaarse bemesting o Door kleine veestapel § Niet genoeg gronden om vee te houden ® meeste gronden nodig voor broodgranen o Snelle uitputting van grond o Slachtmaand: § November § Dieren worden geslacht wanneer voedselschaarste verwacht wordt - Algemeenheid tweeslagstelsel o Akker na een teeljaar minstens één jaar braak ® helft van akkers kan worden benut o Overgang naar drieslagstelsel gebeurt traag Productiestijging vanaf 750: - Uitbreiding akkerland - Technische verbeteringen - Gewassen met hoog voedingsgehalte (bonen en erwten) ® mede dankzij drieslagstelsel 54 Domaniale stelsel of hofstelsel: ® typisch vroegmiddeleeuwse landbouwexploitatievorm Romeinse rijk: - Kleine zelfstandige landbouwuitbatingen - Grote domeinexploitaties (villae) ® steunend op slavenarbeid - Latifundia: verzameling van meerdere villae Gallië: - Grootgrondbezit overheerst Coloni: - = aan grond gebonden ‘vrije’ boeren - Na daling aantal slaven, was pachtsysteem nodig ® pacht = huur en deel van oogst betalen aan eigenaar van land Germanen: - Nemen latifundia over - Geen direct einde aan grote domeinexploitaties - Coloni vervangen door parallelle Germaanse bevolkingsgroep ® horigen / halfvrijen - Nieuwe domeinen ontstaan o Bossen en heidegrond in cultuur brengen o Landnahme - Opsplitsing ® invallen en erfenisrecht zorgen voor opsplitsing oorspronkelijke eenheden ® grote domeinen bestaan meer uit los van elkaar liggende stukken grond Twee nieuwe typen grootgrondbezitters (vanaf 6e eeuw): - Kerkelijke grootgrondbezitters: o Bisschopskerken, kloosters en abdijen o Dankzij schenkingen landvorsten/aristocratie o Landen vrij van belastingen - Rijksaristocratie: o Landgoederen in ruil voor steun en trouw aan vorst ® Merovingisch / Karolingisch o Gebruiksrecht evolueert tot bezitsrecht 55 Daarnaast verdere aantasting van klein onafhankelijk grondbezit of toenemende grondconcentratie. ® kleine boeren maken land over aan grootgrondbezitters ® arbeidskrachten zijn afhankelijke boeren i.p.v. slaven ® geen sprake meer van latifundia, maar van domeinen ® domaniale economie / domaniaal stelsel / hofstelsel Structuurindeling van domeinen gekend uit polyptieken ® polyptieken: beschrijvingen van goederenbezit van grote abdijen en kloosters in Karolingische tijd Driedelige structuur van grote domeinen: ® teruggaand op laat Romeinse villa - Terra indominicata / heerlijke reserve: o Vroonland / saanland o 1#3 – 1#4 van domein o Exclusief uitgebaat ten voordele van grootgrondeigenaar ® door horigen en/of lijfeigenen die karweidienst hadden o Kern van het vroomdomein = curtis § Omwald vroonhof / residentie § Voorloper van burcht - Terra mansionaria: o Groep van kleine hoeven, voorzien van stukken land (mansi / tenures) o Boeren mogen deze voor eigen baat bewerken § Moeten wel erfpacht betalen In geld (vaste cijns) In natura § Karweidiensten doen § Banaliteitsrechten: Tenurehouders moeten tegen betaling beroep doen op installaties van het vroonhof voor zaken als het malen van graan, bakken van brood, fokken van dieren etc. o Kerngezin primeert ® enkel man, vrouw en kinderen - Terra communia / gemene gronden: o Meestal bossen, heide, moerassen en waters o Mogen door gebruiksgemeenschap tegen vergoeding gebruikt worden De gronden van eenzelfde domein vormen vaak geen aaneengesloten geheel. Rentmeester / meier: Toezichthouder en vertegenwoordiger van het domein bij afwezigheid van heer. 56 Bovenstaande indeling was het klassieke patroon, maar blijft wel een theoretisch model. ® in de praktijk veel verschillen (grond)heerlijkheid: De heer van een domein ontwikkeld na een tijd politieke macht over de inwoners van het domein Domaniale stelsel ≠ feodaliteit / leenstelsel ® leenstelsel: systeem tussen sociaaljuridische gelijken ® domaniale stelsel: economisch exploitatiesysteem tussen maatschappelijk ongelijken qua bezit Domeinen worden autarkisch (economische zelfvoorziening) ® door verwaarlozing heerbanen ® domeinen raken geïsoleerde, gesloten systemen ® vooral tijdens Karolingisch periode ® twee nuanceringen - Bronnen allemaal afkomstig van koninklijke villae, abdijen en kloosters - Domeinen waren misschien toch niet zo autarkisch als klassiek werd voorgesteld ® overschotten spelen belangrijke rol in handelscircuit Autarkisch systeem ligt aan de grondslag van de economische, sociale en politieke macht in de Karolingische en post-Karolingische periode. Domeinen vallen stilaan uiteen in de 10e eeuw door economische heropleving. 6.3 Handel en nijverheid Vroege middeleeuwen: Enkel landelijke nijverheid (geen stedelijke ambacht), meestal binnen kader van domaniale exploitatie. ® karweidiensten (noodzakelijke goederen: vb. kleding) ® beperkte vorm van industriële activiteit Handel en transport: - Transport verzekerd door tenurehouders ® vervoer van oogst naar lokale markt / domaniaal centrum - Onafhankelijke handelaars ® in dienst van o Wereldlijke leiders (vb. Karolingisch hof) o Kerkelijke leiders o Grote domeinen 57 - Over water en landwegen (heerbanen) ® romeinse wegennet blijft grondslag voor landtransport (in bijzonder voor luxegoederen) ® toenemend belang van bevaarbare rivieren ® kustvaart ® Noordzee: stapelplaatsen aan stroommondingen in nieuwe handelsruimte Stelling van Pirenne (Belgische historicus): (Economische) eenheid van de mediterrane wereld wordt niet aangetast door volksverhuizingen ® wel door Arabische veroveringen ® leidt tot nieuw type rijksvorming Middellandse zee blijft nog tijdlang handelsknooppunt tussen de drie continenten ® speciale aandacht voor rol van joden en Syriërs (die transport op land voor hun rekening nemen) Handel tussen oost, west en Afrika: - Uit oosten en Afrika: luxeproducten ® papyrus, specerijen, olie ® hoge toegevoegde waarde door lange afstand - Uit westen: ® wijn, zout, textiel, wapens, hout - Belangrijk in vroege middeleeuwen: slavenhandel ® in trek bij moslims ® Verdun als grootste marktplaats Nederlanden op de handelsmarkt: - Vooral Friezen (veeboeren en vissers) ® hun rol wordt later overgenomen door Maaslanders en Vlaamse kooplui - Friese lakens, edelmetalen, luxeproducten, specerijen, slaven, zout Algemeen verval van Romeins handelsnetwerk: - Ondanks tekenen van commerciële activiteit - Merovingische en Karolingische perioden: focus op autarkische nijverheid ® internationale en regionale handel worden sterk teruggedreven - Nefast door oorlogen ® Germanen, Arabische expansie, strooptochten Noormannen ® Noormannen nochtans ook positieve impact: gestolen goederen worden opnieuw in omloop gebracht 58 6.4 Sociale verhoudingen Maatschappelijke groepen ® op basis van: rechten (standen) en/of bezit (klasse) ® factoren: geboorte / functie / grondbezit Agrarische samenleving: overgrote deel van bevolking haalt inkomen uit landbouw ® twee manieren: - Bezitten van grond (grootgrondbezitters) - Bewerken van grond (boeren) ® duidelijke sociale geledingen Germaanse maatschappij: - Edelen o Beschikken over eigenlijke macht o Adelstand door geboorte o Grootgrondbezitters en leidende functies o Vroege middeleeuwen: misschien beter om het over ‘aristocratie’ te hebben - Vrijen o Hebben enige inspraak o Moeilijk te definiëren ® wanneer ‘onvrij’ gedefinieerd wordt als grote afhankelijkheidsgraad (materieel) en ondergeschiktheid (juridisch), moet het grootste deel van de bevolking de status van onvrije toegewezen krijgen - Slaven Drie verschillende taken ® drie verschillende groepen met eigen rechtstoestand: - Levensonderhoud (boeren) - Veiligheid (adel) - Zielenheil (clerus) ® standensamenleving Basiskenmerken standensamenleving: - Rechten en plichten afhankelijk van stand - Rechten en plichten van standen niet gelijk ® sociaaljuridische discriminatie De kerk versterkt de sociale ontwikkeling door ze te expliciteren en er een ideologisch model van te maken. 59 Traditionele post-Karolingische voorstelling ® een door God gewilde standensamenleving met wederzijdse afhankelijkheid 1. Clerus: o Groot verschil hoge en lage § Hoge clerus: Bisschoppen & abten Geletterden Landsbestuur als prinsbisschoppen en prinsabten § Vallen onder eigen kerkelijk recht Vb. tienderecht Belangrijk grootgrondbezitter 2. Adel: o Groep van grootgrondbezitters en/of krijgers ® nobiles ® voorheen: