Deeltentamen 2 samenvatting boek PDF

Summary

Deze samenvatting vat de hoofdstukken over de nieren en spieren samen, geschikt voor een tentamen.

Full Transcript

**De nieren**\ De nieren bestaan uit drie basis renale processen: 1. Glomerulaire filtratie bloed door capillairen en wordt gefiltreerd om primaire urine te vormen 2. Tubulaire reabsorptie elektrolyten en water worden gereabsorbeerd naar het bloed 3. Tubulaire secretie ongewilde stoffe...

**De nieren**\ De nieren bestaan uit drie basis renale processen: 1. Glomerulaire filtratie bloed door capillairen en wordt gefiltreerd om primaire urine te vormen 2. Tubulaire reabsorptie elektrolyten en water worden gereabsorbeerd naar het bloed 3. Tubulaire secretie ongewilde stoffen vanuit het bloed uit de tubulairen [Glomerulaire filtratie]\ Glomerulaire filtratie vindt plaats in de renal curpascle.\ Het glomerulair is een cluster van aderen\ bloed komt binnen via de afferente route\ bloed verlaat de glomerulus via de efferente route De glomerulus is omringt door de kapsel van Bowman bevat cellen die de filtratie van het bloed regelen De filtratiebarrière bestaat uit drie delen: 1. Endotheel laag 2. Basement membraan 3. Podocyte Glomerulaire filtratie is een vorm van passief transport. Kleine moleculen, ionen en water kunnen door de barrière heen, maar rode bloedcellen en plasma-eiwitten kunnen er niet doorheen. De capillaire hydrostatische druk is de grootste factor voor de filtratie van het bloed in de glomerulus. Deze 2^e^, iets minder belangrijke factor, is osmotische druk. Vasodilatatie van afferente routes meer filtratie\ Vasoconstrictie van afferente routes minder filtratie\ Vasodilatatie van efferente routes minder filtratie\ Vasoconstrictie van efferente routes meer filtratie [Tubulaire reabsorptie]\ Reabsorptie is noodzakelijk om de homeostase te behouden. Reabsorptie vindt plaats in: - Proximal convoluted tubule bijna alle organische nutriënten worden gereabsorbeerd (ong 75%) - Loop van Henle (ong 25%) - Descending limb verdere reabsorptie van water - Ascending limb alleen reabsorptie van ionen - Distal convoluted tubule finetunen van reabsorptie van water en ionen Werking van de proximal convoluted tubule:\ In de proximal convolutes tubule is de concentratie Na+ buiten de cel hoger dan in de cel dit zorgt voor een concentratiegradiënt\ De concentratiegradiënt wordt gebruikt bij de transport Als Na+ transporteert neemt het gelijk glucose en aminozuren meer richting het bloed vorm van Co-transport\ De glucose en aminozuren komen in de peritubulaire vloeistof terecht m.b.v. carriers over het membraan van de tubulaire cellen.\ Naast carriers bevat het membraan van de tubulaire cellen ook Na+/K+ pompen, deze pompen maken gebruik van ATP Vanuit de peritubulaire vloeistof worden glucose, aminozuren en water weer opgenomen in het bloed bulk flow De ascending limb van de lus van Henle is niet permeabel voor water, maar wel voor ionen (ionen zoals Cl- worden d.m.v. kanalen opgenomen in de peritubulaire vloeistof en gereabsorbeerd in het bloed Transport van water vind plaats door middel van osmose (passief transport)\ concentratie stoffen in de peritubulaire vloeistof gaat omhoog, waardoor de concentratie daar hoger is dan in de tubulaire vloeistof. Water verplaatst via de aqua poriën in het membraan van de tubulaire cellen De werking van de poriën in de distal convoluted tubule en de collecting duct worden geregeld door hormonen, op basis van wat het lichaam nodig heeft [Renin-Angiotensine-Aldosterone systeem]\ = regulator van bloeddruk, bloedvolume en natrium concentratie\ De juxtaglomerulaire cellen produceren renine (enzym) Er zijn drie manieren om de bloeddruk te beïnvloeden: 1. Lage bloeddruk: a. Baroreceptoren in de aorta en carotic sinus nemen daling van bloeddruk waar b. Sympathetic nervous system wordt getriggerd c. De productie van renine wordt gestimuleerd 2. Hoge bloeddruk: d. Juxtaglomerulaire cellen functioneren als baroreceptoren en nemen verhoging van de bloeddruk waar e. De prodcutie van renine wordt gestimuleerd 3. Macula Densa f. Lage bloeddruk leidt tot een lagere concentratie van Na+ in de distal convoluted tubular g. Macula Densa cellen worden geactiveerd h. Stimulatie van de juxtaglomerulaire cellen i. Stimulatie van de renine productie Als renine in het bloed terechtkomt, knip renine het actieve Angiotensinogen in Angiotensine I (inactieve vorm).\ Vervolgens bindt Angiotensine I aan angiotensine-converting enzym (ACE), wat Angiotensine I ombouwt tot Angiotensine II (actieve vorm). Hoe helpt Angiotensine II? - Is een vasoconstrictor - Reabsorbeert Na+ en water door de sodium-hydrogen exchanger te stimuleren - Stimuleert de hyopthalamus dorst en trek in zout\ de hypothalamus stimuleert vervolgens de posterior pituitary voor de productie van vasopressine (stimuleert vasoconstrictie en de reabsorptie van water) - Stimuleert de productie van aldosteron vanuit de adrenal cortex. Aldosteron stimuleert de reabsorptie van Na+ in de distal convolutes tubule. GFR is een waarde die aangeeft hoeveel bloed de nieren per min kunnen filtereren/zuiveren. De GFR kan op 2 manieren worden bepaald: 1. Experimenteel m.b.v. inuline klaring 2. Klinisch m.b.v. creatine klaring **\ ** **De spieren** Er zijn drie soorten spieren 1. Skeletspieren 2. Gladde spieren 3. Hartspieren Skeletspieren zitten vast aan botten mbv pezen en zorgen ervoor dat het skelet kan bewegen, maar de spieren ondersteunen het skelet ook Skeletspierweefsel is samengesteld uit cilindrische spiervezels (dit is een celsoort). Deze vezels bestaan uit een patroon van Z- en M-lijnen.\ Z-lijnen zijn de dikke lijnen\ M -- lijnen zijn de dunne lijnen\ Tussen de lijnen bevinden 2 soorten filamenten: actine en myosine [\ Bouw van een skeletspier:]\ Bot pees spierweefsel spiervezelbundel sarcolemma myofibril (kleinste spiervezel) sarcomeer (1 contractiele eenheid) Actinefilamenten zitten vast aan Z-lijnen, myosinefilamenten zitten vast aan de M-lijnen\ De vrije uiteindes van de filamenten overlappen deels in de A-band in het midden van het sarcomeer. Het dikke filament bestaat uit myosinemoleculen met daarop zogenaamde crossbridges\ crossbridges bestaan uit twee bolvormige koppen met een bindingsplaats voor actine en een voor een enzym dat ATP kan splitsen Skeletspiervezels hebben een uitgebreid membraansysteem:\ Het plasmamembraan (sarcolemma) stuurt buisvormige stekels (t-tubuli) door de dwarsdoorsnede van de cel t-tubuli interacteren met terminale ciste [\ Moleculair mechanismen van skeletspiercontractie]\ 1 motoreenheid = het geheel van één motorische zenuw; de motorische eindplaatsjes van de zenuw en de spiervezels waar de motorische eindplaatjes contact mee maken Bij een actiepotentiaal wordt acetylcholine vrijgelaten bindt aan receptoren op de motorische eindplaat van het spiermembraan ion-kanalen gaan open (doorgang van Na+ en K+ mogelijk) eindplaatmembraan depolariseerd [Spiersamentrekking:] 1. Ca2+-ion bindt troponine vervorming van tropomyosine, waardoor de bindingsplaatsen op actine vrijkomen 2. Myosinekop bindt met actinefilament\ - de myosinekop wordt geactiveerd door Mg2+-ionen 3. Actinefilamenten verplaatsen in de richting van myosine 4. Mg2+ en ADP + Pi komen los van de myosinekop - Einde contractie van de myosinekop 5. Myosine komt los van actinefilament (bij binding van ATP) 6. Ca2+ op actine komt los en tropomyosine bedekt weer de bindingsplaatsen van actine De Ca2+-ionen komen vrij uit het sarcoplasmatisch reticulum [\ Mechanica van enkelvoudige vezelcontractie:\ ]Er zijn 3 vormen van vezelcontractie 1. Isometrische contractie = spier genereert kracht zonder dat de lengte van de spier verandert 2. Dynamische contractie = lengte van de spier verandert a. Concentrische contractie = samentrekken van de spier b. Excentrische contractie = verlengen van de spier Het verhogen van de frequentie van de actiepotentialen verhoogt de mechanische respons (verkorting/verlenging) tot het niveau van maximale tetanische spanning\ Maximale tetanische spanning wordt geproduceerd bij een optimale lente van het sarcomeer Te korte/te lange sarcomeerlengtes vermindert die geleverde spanning, omdat de overlapping dan niet meer optimaal is. De snelheid van verkorting van spiervezels neemt af bij toename van belasting; maximale snelheid is dus bij 0 belasting [\ Energiemetabolisme\ ]Spiervezels vormen ATP door ADP +Pi door oxidatieve fosforylering van ADP in mitochondriën en door fosforylering van ADP op substraatniveau in glycolyse Bij samentrekking wordt als eerst glycogeen in de spieren verbruikt naarmate samentrekking vordert zijn glucose en vetzuren uit het bloed de grootste energiebron Factoren die bijdragen aan spiervermoeidheid: - Afname van ATP concentratie - Toename van ADP + Pi, Mg2+, H+ en O2-vrije radicalen - Toename van deze stoffen hebben een effect op de Ca2+ opslag en zorgen ervoor dat Ca2+ minder goed wordt opgenomen. Ook daalt de gevoeligheid voor Ca2+ van de dunne filamenten en een remming op beweging van de crossbridges Kenmerken van vermoeide spieren zijn: langzamere verkortingssnelheid en langere tijd over relaxatie. [Typen spiervezels:\ ]Er zijn drie typen vezels op basis van verkortingssnelheden en de manier waarop ATP gevormd wordt: 1. Langzaam-oxidatieve vezels (type 1 vezels) 2. Snel-oxidatieve-glycolytische vezels (type 2a vezels) 3. Snel-glycolytische vezels (type 2x (2B) vezels) Snel-glycolytische vezels hebben een grotere diameter, waardoor er meer spanning geleverd kan worden. Maar tegelijkertijd zijn deze vezels ook sneller vermoeid.\ Snel-glycolytische vezels hebben ook een groot aantal vezels per motoreenheid De verschillen in verkortingssnelheden komt door verschillende myosine-enzymen met een hoge of lage ATPase activiteit Alle spiervezels in één motoreenheid behoren tot hetzelfde vezeltype. [\ Hele spiercontractie]\ Spieren met fijne/delicate bewegingen hebben een klein aantal vezels per motoreenheid; grote krachtige spieren hebben een groot aantal vezels per motoreenheid. Toename in spierspanning is mogelijk door het aantal actieve motoreenheden in een spier te verhogen. Dit proces wordt rekrutering genoemd.\ Rekrutering van de spieren gebeurt op een bepaalde volgorde: - Eerst ondergaan de langzaam-oxidatieve vezels rekrutering - Vervolgens de snel-oxidatieve glycolytische vezels - En als laatste de snel-glycolytische vezels Toenemende rekrutering verhoogt de snelheid waarmee een spier een last zal verplaatsen. Spieroefeningen: - Langdurige, lage intensiteit oefeningen: vergroten de capaciteit van een vezel voor oxidatieve ATP-productie meer mitochondriën en bloedvaten - Kortdurende, hoge intensiteit oefeningen: vergroten de vezeldiameter, waardoor er een verhoogde synthese van myosine en actine plaatsvindt grotere kracht leveren Beweging rond een gewricht bevat groepen antagonistische spieren de ene spier trekt samen, de tegenovergestelde spier ontspant **\ ** **Sensorisch systeem** [Sensorische receptoren]\ Receptoren vertalen informatie uit externe en interne omgevingen naar gegradeerde potentialen.\ Gegradeerde potentialen = verandering in membraanpotentiaal over een relatief klein deel van het membraan. Receptoren reageren het best op de adequate stimulus, maar kunnen ook op verschillende stimulus reageren als de stimulusintensiteit abnormaal hoog is.\ activering van een receptor kan daarentegen alleen leiden tot activering van één type sensatie Transductie in alle sensorische receptoren omvat het openen/sluiten van ionkanalen ionen stromen membraan in receptorpotentiaal\ De transductie van direct of indirect zijn. De grootte van een receptorpotentiaal en de frequentie nemen toe naarmate de stimulussterkte toeneemt.\ De grootte van een receptorpotentiaal kan variëren in: - Stimulussterkte - Snelheid van verandering van de stimulustoepassing - Temporele optelling (= korte opeenvolgende stimuli) - Adaptatie [Primaire sensorische codering]\ Het type stimulus dat wordt waargenomen is afhankelijk van de geactiveerde receptor\ alle receptoren van een bepaalde sensorische eenheid reageren op dezelfde stimulusmodaliteit (= type stimulus) De stimulusintensiteit is afhankelijk van de frequentie van de prikkels, afkomstig van individuele sensorische eenheden (maar ook door aantal geactiveerde sensorische eenheden) Een stimulus wordt gelokaliseerd met behulp van: 1. Receptieve veld (= zintuigelijk gebied dat door zenuwcel gedetecteerd wordt) a. Groot gebied minder nauwkeurige lokalisatie b. Klein gebied preciezere lokalisatie 2. Laterale inhibitie ( = scherpte van waarneming verhogen) Zenuwcellen om de geactiveerde zenuwcel krijgen een inhiberend signaal, waardoor de respons van de geactiveerde zenuwcel relatief sterker is hierdoor is er een preciezere lokalisatie van de geactiveerde zenuwcel [\ Opstijgende neurale paden in sensorische systemen]\ Sensorische eenheid = 1 enkele afferente neuron met al zijn receptoruiteinden Neuronen die meer dan 1 receptor (van dezelfde soort) hebben, zijn de eerste neuronen in sensorische routes. Neuronen in 1 specifieke route geven informatie over slechts 1 type stimulus door aan specifieke primaire ontvangende gebieden van de hersenschors. Niet-specifieke routes van de zenuwen naar de hersenen geven informatie door van meer dan één type sensorische eenheid aan de reticulaire formatie van de hersenstam en regio's van de thalamus die geen deel uitmaken van de specifieke afferente routes. [\ Associatiecortex en perceptuele verwerking]\ De primaire sensorische corticale gebieden verwerken basisinformatie van de zintuigen. Deze informatie wordt doorgegeven aan de corticale associatiegebieden. In de corticale associatiegebieden wordt de informatie gecombineerd met andere prikkels van andere zintuigen. De verwerking in de associatie cortex (corticale associatiegebieden) omvat input van de hersenen die andere sensorische modaliteiten bedienen: - Opwinding - Aandacht - Geheugen - Taal - Emoties [Somatische sensatie]\ Informatie over somatische sensatie komt binnen via specifieke en niet-specifieke afferente paden.\ Niet-specifieke paden kruisen elkaar naar de tegenovergestelde kant van de hersenen. Onder somatische sensatie valt: - Druk - Zintuigen van houding en beweging - Temperatuur - Pijn Snel-aanpassende mechanoreceptoren van de huid geven aanleiding tot sensatie van trilling, aanraking en beweging\ Langzaam-aanpassende mechanoreceptoren van de huid geven aanleiding tot sensatie van druk. Spierspoelreceptor is verantwoordelijk voor de zintuigen van de houding en kinesthesie (= het vermogen om positie en beweging van ledematen en romp te voelen) Koude receptoren signaleren dalende temperaturen; warmte receptoren signaleren stijgende temperaturen Weefselschade en immuuncellen produceren stoffen die receptoren activeren voor een pijngevoel. Er zijn 3 factoren die pijn controleren door transmissie en pijnroutes te blokkeren: - Stimulatie-geproduceerde analgesie - Transcutane elektrische zenuwstimulatie (TENS) - Acupunctuur Voorbeelden van sensorische systemen zijn: - Zien - Ruiken - Proeven - Aanraking - Temperatuur - Pijn - Horen - Evenwicht - Proprioceptie Het sensorisch systeem bestaat uit sensorische receptoren, neurale routes en het centraal zenuwstelsel Er zijn verschillende soorten sensorische receptoren: a. Gespecialiseerde receptorcel (afferente neuron) b. Gespecialiseerde/gemodificeerde neuronen c. Gespecialiseerd zenuwceluiteinde (bv. Nociceptoren zijn vaak ongemyeliniseerd) Onder membraangebonden receptoreiwitten vallen 2 soorten: 1. Ionotrope receptoren (membraan-gebonden receptor is zelf een ionkanaal) 2. Metabotrope receptoren (membraan-gebonden receptor beinvloedt indirect ionkalen) Bij somatosensorisch systeem wordt een stimulus gelijk uitgevoerd op een afferente neuron, bij special senses zit er eerst nog een sensorische receptor tussen de stimulus en de afferente neuron die het signaal doorgeven met behulp van neurotransmitters. Elk type stimulus komt leidt tot de activering van specifieke neurale routes richting het centraal zenuwstelsel. Deze routes leiden tot de activering van specifieke primaire sensorische gebieden in de hersenen. Referred pain is een soort pijn waarbij de pijn tot uiting komt op plekken waar het niet afkomstig van is. Dit komt doordat de sensorische weefsels van ingewanden terechtkomen op dezelfde hoogte in het ruggenmerg als oppervlakkig weefsel. In het ruggenmerg schakelt de zenuw over op dezelfde zenuwcel, waardoor de hersenen het signaal verkeerd interpreteren. Receptoren van het sensorisch systeem kunnen geclassificeerd worden op basis van modaliteit: 1. Chemoreceptoren ( = verandering in chemicaliën) a. pH b. ionen c. metabolische veranderingen 2. Thermoreceptoren d. Warm e. Koud 3. Mechanoreceptoren f. Aanraking i. Druk ii. Trilling 4. Fotoreceptoren ( bevinden zich in de retina van het oog) g. Licht (ook wel fotonen) 5. Nociceptoren (= pijnwaarneming) h. Chemo i. Thermo j. Mechano Signaal moet worden omgezet in een stimulus: - Chemoreceptor: signaalstof bindt op receptor van neuron waardoor kanalen open gaan en Na+ de cel in kan actiepotentiaal - Thermoreceptor: temperatuur verandert de permeabiliteit van het membraan, waardoor de kanalen open gaan en Na+ de cel in kan actiepotentiaal - Mechanoreceptoren: fysieke disoriëntatie van het membraan opent de kanalen, waardoor Na+ de cel in kan actiepotentiaal **Zintuigen**\ [Zicht]\ De kleur van het licht is afhankelijk van de golflengte of frequentie van de lichtgolf. Als het licht op het oog valt, zijn de lens en het hoornvlies belangrijk voor het scherpstellen van het beeld.\ accommodatie van het oog zorgt voor vervorming van de lens, waardoor het beeld juist op de netvlies wordt gefocust.\ Verstijving van de lens verstoort de accommodatie, dit wordt presbyopie genoemd. Bij een ontspannen lensspier is de lens plat, hierdoor heeft de lens een grotere diameter\ Bij een aangespannen lens is de lens boller, hierdoor heeft de lens een kleiner diameter\ bolling van de lens zorgt voor breking van het licht In sommige gevallen is de oogbal te kort of te lang: - Te kort = hypermetropie; oogbal is te kort, waardoor het beeld achter de retina terechtkomt oplossen met een positieve lens - Te lang = myopie; oogbal is te lang, waardoor het beeld voor de retina terechtkomt oplossen met negatieve lens Fotopigmenten van de staafjes en kegeltjes bestaan uit de eiwitten opsine. De staafjes en elk van de drie kegeltypen hebben verschillende opsines elk van de 4 receptortypes zijn gevoelig voor verschillende lichtgolflengtes, waardoor we verschillende kleuren kunnen waarnemen. Als het licht op de netvlies komt, verandert de vorm van het licht cascade van gebeurtenissen die leiden tot hyperpolarisatie van fotoreceptoren en verminderde afgifte van neurotransmitters door de fotoreceptoren. Bij duisternis worden staafjes en kegeltjes gedepolariseerd en geven dan meer neurotransmitters af. Vanwege verschillen in de synaps met bipolaire cellen, verhoogt fotoreceptorhyperpolarisatie de actiepotentialen van ganglioncellen in het ON-pad en verlaagt de actiepotentialen van ganglioncellen in het OFF-pad. Axonen van ganglioncellen vormen de oogzenuw\ oogzenuwvezels van mediale helft van elk netvlies kruisen naar de tegenovergestelde kant van de hersenen in het chiasma opticum. De vezels van de oogzenuw eindigen in de laterale geniculate kernen van de thalamus, die vezels naar de visuele cortex sturen. Codering in het visuele systeem vindt plaats lang parallelle routers waarin aspecten zoals kleur, vorm, beweging en diepte van elkaar gescheiden worden gehouden. Drie kegel-fotopigmenten variëren in sterkte van hun reactie op licht over verschillende golflengtes.\ Bepaalde ganglioncellen worden geprikkeld van één type kegelcel en geremd door de input van een ander kegeltype.\ Kleurwaarneming is afhankelijk van de output van verschillende vijandige kleurcellen en de verwerking van de hersenen.\ Kleurenblindheid komt door afwijkingen van de kegelpigmenten als gevolg van genetische mutaties. 6 skeletspiercellen bewegen de oog om: - Gezichtsveld te scannen - Fixatiepunt gefocust te houden op de fovea centralis - Adaptatie van de fotoreceptoren te voorkomen Transductieverwerking in de ogen:\ De retina bevat 2 typen fotoreceptoren: kegeltjes en staafjes. Beide receptoren bevatten een outer segment dat fotopigmenten bevat.\ Fototransductie is het proces waarbij cel licht absorbeert en daarop een respons genereert.\ De respons is het vrijlaten van meer neurotransmitters op de target neuronen. In staafjes is het fotopigment rhodopsine. Rhodpsine vormt het transmembraan eiwit opsine met daarin retinal. De conformatie van retinal is verantwoordelijk voor de verschillende golflengtes die worden opgenomen door verschillende staafjes. Als licht wordt geabsorbeerd door opsine wordt de conformatie van retinal aangepast, wat leidt tot een cascade aan reacties. Het G-eiwit transducin is in inactieve staat gebonden aan GDP. Transducin bindt aan rhodopsine waardoor GDP vervangen kan worden door GTP, waarna het alfa subunit de fosfodiesterase activeert.\ Fosfodiesterase hydrolyseert cGMP in GMP, waardoor de concentratie cGMP daalt.\ cGMP houdt ionkanalen open, GMP kan niet binden op de ionkanalen. Bij een hoge concentratie GMP sluiten de ionkanalen dus. In het donker: ionkanalen staan open - Na+, Ca2+ en K+ kunnen vrij door de kanalen bewegen\ depolariserend effect op de staafjes dus veel vrijlaten van neurotransmitters In het licht: ionkanalen gaan dicht - K+ gaat de cel uit, sneller dan Ca2+ en Na+ de cel in gaan\ hyperpolarisatie van de staafjes dus er worden minder neurotransmitters vrijgelaten [Gehoor]\ Geluidsenergie wordt overgedragen door drukgolfbewegingen\ De frequentie bepaalt de toonhoogte\ Amplitude bepaalt de geluidssterkte Geluidsoverdracht: 1. Geluidsgolven komen de gehoorgang binnen 2. Geluidsgolven drukken tegen het trommelvlies 3. Trommelvlies gaat trillen 4. Gehoorbeentjes gaan trillen 5. Stijgbeugel trilt tegen het ovale venstermembraan 6. Drukgolven in de scala vestibuli 7. Trillingen in de wand van slakkenhuis 8. Drukgolven in de vloeistof 9. Trilling in het basilaire membraan 10. Haarcellen van orgaan van Corti bewegen ten opzicht van het tectoriaal membraan, waardoor ionen door de haarcellen stromen. 11. Glutamaat komt vrij uit de haarcellen 12. Receptoren op de perifere uiteindes van de afferente zenuwvezels worden geactiveerd Hoge frequenties worden bij het ovale venster waargenomen\ Lage frequenties aan het uiteinde van de slakkenhuis [\ Vestibulair systeem]\ Vestibulair orgaan bestaat uit 3 halvecirkelvormige kanalen, een utriculus en een sarculus. De halvecirkelvormige kanalen gevuld met enfolymfe detecteren de hoekversnellingen tijdens rotatie van het hoofd buiging van stereocilia op hun haarcellen. Wanneer de endolymfe in de halvecirkelvormige kanalen verplaatst, wordt er een signaal doorgegeven naar de oogspierkernen. Dit signaal veroorzaakt draaiing van de ogen, in de richting die tegengesteld is aan de draaibeweging van het endolymfe in het vestibulaire systeem.\ Wanneer de draaibeweging doorgaat, zullen de ogen niet blijven steken in de uiterste stand, maar steeds terugschieten naar de rustpositie van het oog. Deze ritmische beweging van het oog wordt de nystagmus genoemd (richting van nystagmus wordt benoemd naar de richting van de snelle component). De richting van de nystagmus die optreedt bij draaiing van het hoofd wordt bepaald door de draairichting van het hoofd (wanneer het hoofd linksom draait, beweegt het endolymfe door de traagheid rechtsom ogen bewegen langzaam naar rechts en snel naar links, dus nystagmus is naar links). Op het moment dat het hoofd met eenzelfde snelheid draait, zal er geen prikkeling van deze cellen meer optreden en treedt er geen nystagmus meer op. [\ Smaak en reuk]\ Smaak valt, samen met reuk, onder de chemische zintuigen.\ Reuk en smaak werken samen (reuk bepaalt voor groot deel de smaakbeleving)\ Als je kauwt komen geurmoleculen vrij in de neusholte die aan de muscus gaan plakken en zo geregistreerd worden in de hersenen (verdere uitleg hieronder). Op deze manier wordt aan het brein doorgegeven wat er wordt gegeten Reukorgaan bevat olfactorische receptorcellen (= receptoren bovenin de neus die geuren omzetten in elektrische signalen) Reuk:\ geur begint bij het opnemen van geurmoleculen vanuit de buitenomgeving in je neusvleugels. De lucht wordt gefilterd en komt dan terecht bij het olfactorische epithelium. De olfactorische epithelium bestaat uit olfactorische receptorcellen. De olfactorische receptorcellen zijn omgeven door een laag, de mucus, waarin de geurmoleculen blijven hangen. Als de geurmoleculen oplossen in de mucus, binden ze aan de olfactorische receptor, die een signaal stuur via de olfactorische tract naar de hersenen. Geur komt via een directe route aan in het deel van de hersenen dat voor geur bedoelt is, terwijl gehoor en zicht eerst naar een centraal deel in de hersenen komen en vanuit daar worden gestuurd naar een gespecificeerd deel van de hersenen.\ Op deze manier kan de fight-or-flight respons getriggerd worden De grootte van het olfactorische epithelium is verantwoordelijk voor hoe goed het organisme kan ruiken. Geuren onderscheiden: de hersenen hebben 40.000.000 verschillende olfactorische receptorneuronen elke verschillende geur activeert verschillende combinaties van olfactorische receptorneuronen Olfactorische neuronen worden elke 4 tot 8 weken vervangen, dat zijn de enige neuronen in ons lichaam die dat doen. Niet iedereen ruikt dezelfde dingen, dat wordt anosmia genoemd. Smaak:\ De meeste smaakpupillen bevinden zich op de tong, maar een aantal bevinden zich in de mond en keelholte. Er zijn 5 soorten smaakpupillen: 1. Zoet (glucose en simpele suikers) 2. Zout (NaCl en andere zouten) 3. Zuur (acids) 4. Bitter (toxische stoffen zoals alkaloïden uit planten) 5. Umami (moleculen zoals monosodium glutamate) Alle smaken worden op alle delen van de tong waargenomen. Smaakreceptor neuronen bevinden zich in de smaakpupillen. De bultjes op de tong zijn papillae, gespecialiseerde epithelial structures. De smaakpupillen bevinden zich in de papillae.\ Per papillae zitten zo'n 5.000 tot 10.000 smaakpupillen die bundels bevatten van smaak receptor neuronen. In elke smaakpupil zitten zo'n 50 tot 150 smaak receptor neuronen. Smaak receptor neuronen vallen onder de chemoreceptoren en binden chemicaliën die opgelost zijn in de speeksel. De smaak receptor neuronen worden geactiveerd door binding van de voedselmoleculen aan de receptoren. De geactiveerde smaak receptorneuronen leiden tot een actiepotentiaal dat wordt verstuurd langs sensorische neuronen en uiteindelijk terechtkomen in de hersenen. De smaak en geur van het eten wordt waargenomen bij de cerebral cortex in de hersenen. Smaakreceptoren hebben een hoge turnover. 1. **\ ** **Afweer**\ Er zijn twee soorten afweer: 1. Afweer tegen lichaamsvreemde stoffen 2. Afweer tegen antigenen van ons lichaam auto-immuunziekte Een auto-immuunziekte ontstaat als er bij het opruimen van cellen een fout optreedt, waardoor ook gezonde cellen worden opgeruimd door het lichaam. Afweer tegen lichaamsvreemde stoffen werken tegen stoffen zoals; - Bacteriën - Virussen - Schimmels - Protozoa (eencelligen) - Wormen Het immuunsysteem werkt op 2 manieren: 1. Aspecifieke afweer herkent aantal algemene kenmerken a. Herkinning van 'non-self' via algemene kenmerken b. Werkt met behulp van fagocyten en NK-cellen Fagocyten zijn een type witte bloedcellen doe lichaamsvreemde of zieke cellen opruimt door middel van fagocytose.\ NK-cellen (Natural Killer cellen) zijn een type witte bloedcellen die lichaamsvreemde cellen doden. 2. Specifieke afweer herkent specifieke kenmerken c. Werkt met behulp van lymfocyten Onder lymfocyten vallen B-lymfocyten (B-cellen) en T-lymfocyten (T-cellen).\ T-lymfocyten worden in de thymus gevormd en bestrijden virussen door aan de cel te binden.\ B-lymfocyten worden in het beenmerg gevormd en produceren antistoffen die koppelen aan een ziekteverwekker vorm van humorale respons Alle type witte bloedcellen worden leukocyten genoemd. Via het bloed kunnen leukocyten overal terechtkomen. De specificatie van leukocyten vind plaats in de lymfeknopen verdikking van lymfeknopen bij ziek zijn, want celdeling van leukocyten vindt plaats in lymfeknopen en bij ziek zijn worden veel leukocyten geproduceerd om de ziekteverwekker te kunnen bestrijden. De afweer in het lichaam maakt gebruik van drie soorten om ziekteverwekkers buiten te houden: 1. Fysieke barrière: - Huid - Slijmvliezen - Deze twee factoren zijn de eerste lijn van bescherming 2. Transport - Niezen - Hoesten - Overgeven - Diarree 3. Chemische afweer - Maagzuur - Talg - Slijm - Speeksel - Traanvocht [Ontstekingen]\ Bij ontstekingen gaan mestcellen aan de slag. Kenmerken van een ontsteking zijn: - Lokale zwelling (tumor) - Lokale roodheid (rubor) - Lokale warmte (calor) - Lokale pijn (dolor) - Functieverlies (functio laesa) Bij bacteriele infecties wordt antibiotica gegeven; antibiotica doden bacteriën\ Nadelen van antibiotica: toxiciteit, allergische reactie, resistentie [Bloedgroepensysteem]\ Type A antilichamen tegen B\ Type B antilichamen tegen A\ Type AB geen antilichamen (algemene ontvanger)\ Type O antilichamen tegen A en B (algemene donor)

Use Quizgecko on...
Browser
Browser