Deel I Cursus Grondwettelijk recht 2023-24-2.docx

Full Transcript

GRONDWETTELIJK RECHT ==================== ALGEMENE INLEIDING: SITUERING EN OMSCHRIJVING VAN HET GRONDWETTELIJK RECHT ========================================================================== A. **Het onderscheid tussen het publiekrecht en het privaatrecht.** - de verhouding tussen de overheid...

GRONDWETTELIJK RECHT ==================== ALGEMENE INLEIDING: SITUERING EN OMSCHRIJVING VAN HET GRONDWETTELIJK RECHT ========================================================================== A. **Het onderscheid tussen het publiekrecht en het privaatrecht.** - de verhouding tussen de overheid en haar onderdanen, - de interne organisatie van de overheid, - de verhouding tussen de onderscheiden overheden, - en de verhouding tussen staten. Privaatrecht. ============= - burgerlijk recht (gemeen recht) - gerechtelijk privaatrecht - verbintenissenrecht - handelsrecht -- economisch recht - sociaal recht: arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht - internationaal privaatrecht 2. **Publiekrecht *sensu lato.*** - grondwettelijk recht (publiekrecht *sensu stricto*; staatsrecht; constitutioneel recht) - administratief recht - budgettair recht (m.i.v. de regels betreffende de rijkscomptabiliteit) - strafrecht - strafprocesrecht - fiscaal recht - internationaal (publiek)recht (dit is grotendeels recht dat besloten ligt in internationale verdragen) Onderscheid privaatrecht en publiekrecht: nuancering. ===================================================== Het grondwettelijk recht*.* =========================== Voornaamste beginselen. ======================= - Een rechtsstaat -- bescherming van de mensenrechten - Een federale staat - Een representatieve democratie -- de nationale soevereiniteit - Een parlementaire monarchie - Een parlementaire democratie - De scheiding van de machten -- de onafhankelijke rechterlijke macht - De scheiding van kerk en staat - Het principe van de exclusieve bevoegdheden en de uitzonderingen daarop in het kader van de bevoegdheidsverdeling - Het territorialiteitsbeginsel - Het beginsel van de federale loyauteit Grondwettelijk recht en politieke wetenschap. ============================================= - de kloof tussen de verdragen over mensenrechten die de USSR had ondertekend en de feitelijke sovjetpraktijken - de Belgische Grondwet gaat nog steeds uit van de juridische voorrang van de wetgevende macht. Door het toenemende overheidsoptreden en de nood aan een efficiënt bestuursoptreden heeft de uitvoerende macht evenwel de feitelijke voorrang verworven. - de uitholling van de nationale soevereiniteit door de toenemende internationalisering en de opkomst van subnationale bewegingen. - de tijdelijke uitschakeling van de eerste twee fasen van de herzieningsprocedure voor specifieke grondwetsbepalingen in het kader van de Zesde Staatshervorming (zie de bespreking van de procedure tot herziening van de Grondwet en de tijdelijke uitschakeling daarvan in het kader van de Zesde Staatshervorming). - de zgn. Pacificatiewet van 9 augustus 1988 dat de communautaire problemen die ontstaan waren na de [S](https://nl.wikipedia.org/wiki/Staatshervorming_(Belgi%C3%AB))taatshervorming van 1980 moest wegwerken (de kwestie 'Voeren' -- burgemeester Happart). Deze wet bevestigde het speciaal statuut van de [faciliteitengemeenten](https://nl.wikipedia.org/wiki/Faciliteitengemeente) en voerde unieke bepalingen in voor de faciliteitengemeenten, vooral voor [Voeren](https://nl.wikipedia.org/wiki/Voeren), [Komen-Waasten](https://nl.wikipedia.org/wiki/Komen-Waasten) en de zes [Brusselse Rand](https://nl.wikipedia.org/wiki/Brusselse_Rand)gemeenten. HISTORISCHE INLEIDING. ====================== Periode vóór 1831: ================== B. Belangrijkste tendensen in de periode vanaf 1831. ================================================= 1. **Proces van democratisering.** Taalstrijd en --wetgeving. ========================== Evolutie van de nachtwakersstaat naar een verzorgingsstaat. =========================================================== Federalisering. =============== - de koningskwestie - de eenheidswet Internationalisering. ===================== - Ontstaan en evolutie van de Europese Unie: zie cursus Inleiding tot het recht - [Internationale bescherming van de mensenrechten]: Toenemend belang dat gehecht wordt aan de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid. ============================================================================================ DE BRONNEN VAN HET GRONDWETTELIJK RECHT. ======================================== A. **Overzicht.** - internationale en de supranationale normen (vb. EVRM, BUPO-Verdrag) - Grondwet - de Bijzondere wetten (houdende staatshervorming) -- bijzondere decreten -- bijzondere ordonnanties - de wetten (vb. de Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State), decreten en ordonnanties - de koninklijke besluiten en de besluiten van de regeringen van de deelstaten - de ministeriële besluiten - de verordeningen van gedecentraliseerde besturen en van openbare instellingen - rechtspraak (vb. het zogenaamde Smeerkaasarrest) - rechtsleer De hiërarchie van de rechtsnormen. ================================== - Artikel 108 Gw. bepaalt dat de koninklijke besluiten de wetten nooit mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering mogen verlenen. - Artikel 159 Gw. bepaalt dat de hoven en rechtbanken de algemene, provinciale en plaatselijke verordeningen en besluiten alleen toepassen in zoverre zij met de wetten overeenstemmen. - Artikel 188 Gw. bepaalt dat met ingang van de dag waarop de Grondwet uitvoerbaar wordt, alle daarmee strijdige wetten en andere akten worden opgeheven. - Normen die lager gerangschikt staan op de hiërarchische ladder (die dus een geringere juridische waarde hebben) moeten de hoger gerangschikte normen respecteren.^16^ Lagere normen mogen de hogere normen enkel uitvoeren, specificeren of verduidelijken;^17^ - Op de lagere regelgever rust de principiële verplichting volgens de hogere rechtsnorm te handelen; - Bij een conflict tussen twee normen moet de rechter de voorrang geven aan de hiërarchisch hogere norm. De hiërarchie is in principe juridisch afdwingbaar. In beginsel mag de rechter de lagere norm slechts toepassen wanneer die norm in overeenstemming is met de hogere norm; - Wanneer een norm onduidelijk is, dient deze op zo een wijze te worden geïnterpreteerd dat hij in overeenstemming is met de hogere norm (bv. een wet moet grondwetsconform worden gelezen). Kan de lagere norm op verschillende manieren worden geïnterpreteerd dat moet voor die interpretatie worden gekozen die in overeenstemming kan worden geacht met de hogere norm. Internationale en supranationale normen. ======================================== Begrip 'verdrag'. ================= 1. Het dient te gaan om een overeenkomst.^24^ 2. Een letterlijke lezing van de definitie in het WVV vereist tevens een schriftelijke neerslag van wat overeengekomen is. 3. Vervolgens dient deze overeenkomst rechtsgevolgen teweeg te brengen. *Gentlemen's agreements^26^* en politieke beslissingen zijn bijgevolg geen verdrag. 4. De overeenkomst dient gesloten te worden tussen subjecten van het internationaal recht. Dit zijn staten en internationale organisaties, zoals bv. de VN, de EU. 5. De overeenkomst dient beheerst te worden door het internationaal recht. Het internationaal recht kent bijgevolg eigen bronnen (nationale regels zijn niet toepasselijk). Het verdrag is hierbij de belangrijke formele rechtsbron bij uitstek.^31^ Begrippen 'internationale' en 'supranationale' normen. ====================================================== Het begrip 'directe werking' (ook 'rechtstreekse toepasselijkheid').^34^ ======================================================================== Verdragen zonder directe werking: ================================= - Verdragen zonder directe werking scheppen enkel rechten en verbintenissen tussen de staten of internationale organisaties die ze hebben afgesloten. - De partijen bij dergelijke verdragen verplichten er zich toe bepaalde zaken te regelen. - De partijen voldoen slechts aan hun verdragsverplichtingen wanneer zij een bepaalde wettelijke regeling in hun eigen rechtsorde hebben getroffen. - Verdragen zonder directe werking zijn niet van toepassing op de rechtsonderhorigen zolang de inhoud van het verdrag niet door een wetgevende akte in de interne rechtsorde van de staat werd opgenomen. Verdragen met directe werking: ============================== - Verdragen met directe werking hebben rechtstreeks uitwerking in de interne rechtsorde. - Ze zijn toepasselijk op de rechtssubjecten wanneer zij door een wet of een decreet werden goedgekeurd en in het *Belgisch Staatsblad* werden bekendgemaakt. - Verdragen met directe werking kennen rechtstreeks rechten en plichten toe aan de burgers, zonder dat ze door een nationale wet zijn omgezet in de rechtsorde; de burgers kunnen zich op deze rechten en plichten beroepen voor de nationale rechter, die er toepassing van zal maken. Hoe het onderscheid maken? ========================== - De verdragsbepaling moet rechten of verplichtingen tot stand brengen ten aanzien van de burgers die onder het gezag van de verdragsluitende partij staan; - De verdragsbepaling moet voldoende precies, duidelijk en onvoorwaardelijk zijn, zodat ze rechtstreeks toepassing kan vinden in het intern recht; - De verdragsbepaling moet in overeenstemming met de Belgische Grondwet zijn tot stand gekomen en goedgekeurd; - De verdragsbepaling moet op regelmatige wijze zijn bekendgemaakt (*i.e.* in België in het Belgisch Staatsblad samen met de goedkeuringswet). 4. Het sluiten van verdragen volgens het internationaal recht^38^: =============================================================== a. **Begrip.** Procedure. ========== Wilsuiting- bekrachtiging/ratificatie. ====================================== Voorbehouden of reserves (artikelen 19-23 WVV) ============================================== 1. dit voorbehoud verboden is door het verdrag; 2. het verdrag slechts bepaalde voorbehouden toelaat, waaronder niet het voorbehoud in kwestie 1. het voorliggend verdrag anders bepaalt; 2. uit het beperkt aantal staten dat aan de onderhandelingen heeft deelgenomen en uit het voorwerp en doel van het verdrag blijkt, dat de toepassing van het verdrag in zijn geheel tussen alle partijen een wezenlijke voorwaarde is voor de instemming van allen om door het verdrag gebonden te worden. In dit tweede geval dienen alle verdragsluitende partijen het voorbehoud te aanvaarden. 3. Indien een verdrag een oprichtingsakte is van een internationale organisatie, en indien niets terzake is geregeld, dient het bevoegd orgaan van het internationaal orgaan het voorbehoud te aanvaarden. 4. In de andere gevallen en wanneer het verdrag terzake zwijgt, geldt dat (a) de aanvaarding van een verdragsluitende staat maakt dat de staat die het voorbehoud heeft gemaakt, partij is bij het verdrag t.a.v. deze andere staat; (b) het bezwaar van een andere verdragsluitende partij t.a.v. het voorbehoud de inwerkingtreding van het verdrag tussen beide staten niet verhindert, behoudens bij "gekwalificeerd" bezwaar (d.w.z. tegengestelde bedoeling is uitgedrukt door niet aanvaardende staat), (c) een voorbehoud wordt bij stilzwijgen -- geen reactie binnen twaalf maanden na kennisgeving van het voorbehoud- geacht te zijn aanvaard (artikel 20 WVV). Inwerkingtreding (artikel 24 WVV).^46^ ====================================== Bekendmaking. ============= 1.5. Het sluiten van een verdrag in het federale België. ======================================================== - verdragen die uitsluitend betrekking hebben op ofwel federale, ofwel gemeenschapsbevoegdheden ofwel gewestbevoegdheden - gemengde verdragen: hebben betrekking op zowel federale, gemeenschaps- als gewestbevoegdheden Eenheid in de buitenlandse betrekkingen: ======================================== - de leiding van de buitenlandse betrekkingen blijft bij de Koning berusten^54^ - informatiemechanismen - het recht van verzet van de federale overheid op basis van objectieve criteria - de interministeriële conferentie voor het buitenlands beleid (hierna ICBB) - samenwerkingsakkoorden^55^ Verdragen die uitsluitend betrekking hebben op federale, gemeenschaps- of gewestbevoegdheden:^56^ ================================================================================================= 1. informatieplicht: gemeenschaps- en gewestregeringen informeren de Koning over het voornemen om onderhandelingen aan te vatten en over elke daaropvolgende rechtshandeling 2. betekening door de Ministerraad van bezwaren tegen het voorgenomen verdrag binnen 30 dagen aan de betrokken regering en aan de Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid → voorlopige schorsing van de voorgenomen procedure 3. beslissing van de Interministeriële Conferentie binnen 30 dagen over de zaak → procedure van de consensus -- indien consensus kan de procedure tot het sluiten van een verdrag worden verdergezet 4. geen consensus: einde aan de voorlopige schorsing 60 dagen na het betekenen van de bezwaren - de verdragspartij is niet door België erkend - België onderhoudt geen diplomatieke betrekkingen met de verdragspartij - uit een beslissing of een handeling van de staat blijkt dat de betrekkingen tussen België en de verdragspartij zijn verbroken, geschorst of ernstig in het gedrang zijn gekomen - het voorgenomen verdrag is in strijd met internationale of supranationale verplichtingen van België - instemming / goedkeuring door de wetgevende macht: door de betrokken parlementen - op federaal niveau: indiening van ontwerp houdende goedkeuring van het gesloten verdrag in de Kamer van volksvertegenwoordigers^57^ - ratificatie: door de betrokken regeringen Gemengde verdragen: hebben betrekking op zowel federale, gemeenschaps- als gewestbevoegdheden: ============================================================================================== - Samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen - Onderhandelingen en sluiten van het verdrag: betrokken regering informeert de ICBB over het voornemen om onderhandelingen aan te vatten - Ondertekening: door de minister van buitenlandse zaken en door minister, aangewezen door gemeenschaps- en gewestregering - Instemming/goedkeuring door de WM: instemming door de betrokken parlementen - Ratificatie: door de Koning - Opzegging: door de Koning (met instemming van alle betrokken partijen in het kader van de ICBB) 3. Verhouding tussen het internationaal recht en het nationaal recht: ===================================================================== D. De Grondwet. ============ 5. **Definitie.** Belang. ^67^ ============ Oorsprong.^69^ ============== Onderscheid grondwet in de formele zin en grondwet in de materiële zin.^71^ =========================================================================== - Formele grondwet -- geschreven grondwet: hoe krijgt de grondwet vorm. ======================================================================= - Materiële grondwet (het materieel grondwettelijk recht): welke inhoud heeft de grondwet. ========================================================================================== Kenmerken van de Grondwet.^72^ ============================== - Algemeenheid - Hoogste rechtsnorm - Stabiliteit 1. Algemeenheid (zie ook verder de bespreking van de interpretatie van de Grondwet): ================================================================================= Hoogste rechtsnorm: =================== Stabiliteit: ============ De plaats van de Grondwet in een meergelaagd rechtssysteem: de plaats van de Grondwet in de hiërarchie van de rechtsnormen -- de hiërarchische verhouding tussen de Grondwet en de internationale normen. ========================================================================================================================================================================================================= 1. *Het feit dat de instemming van een Staat door een verdrag gebonden te worden, is gegeven in strijd met een bepaling van zijn nationale recht betreffende de bevoegdheid tot het sluiten van verdragen, mag door die Staat niet worden aangevoerd ter ongeldigverklaring van die instemming, tenzij die strijdigheid onmiskenbaar was en een regel van fundamenteel belang van het nationale recht van die Staat betrof.* 2. *Een strijdigheid is onmiskenbaar indien zij bij objectieve beschouwing duidelijk is voor iedere Staat die zich ten dezen overeenkomstig het gangbaar gebruik en te goeder trouw gedraagt."* - Artikel 195 Gw. : regelt de procedure van de grondwetsherziening, zie verder. - Artikel 187 Gw.: "*De Grondwet kan noch geheel, noch ten dele worden geschorst*." - Het Hof van Cassatie heeft in een aantal meer recente arresten duidelijk standpunt ingenomen en uitdrukkelijk gesteld dat een verdrag met rechtstreekse werking, zoals het EVRM, voorrang heeft op de Grondwet. ^78^ Het Hof van Cassatie neemt deze voorrang aan zowel wat het EU-recht betreft, als wat het overige internationaal recht aangaat.^79^ - Het Grondwettelijk Hof lijkt zich op het standpunt te stellen dat de Grondwet boven het internationale recht staat.^80^ Behalve dan wat het Europese Unierecht betreft: het Grondwettelijk Hof lijkt de principiële voorrang van het Unierecht op de Grondwet wel te aanvaarden.^81^ - Wat specifiek het recht van de Europese Unie betreft, heeft het Hof van Justitie duidelijk gesteld dat dit recht voorrang heeft op de grondwetten van de verschillende lidstaten.^84^ - Duidelijke en onvoorwaardelijke bepalingen van EU-recht hebben directe werking en maken automatisch deel uit van de nationale rechtsorde (arrest Van Gend & Loos, 1963) - Absolute en onvoorwaardelijke voorrang van het Europees recht op het interne recht van de Lidstaten (arrest Costa t. ENEL, 1964) - Ook voorrang van het Europees recht op de nationale Grondwet (arrest Internationale Handelsgesellschaft, 1970) - Elke nationale rechter moet strijdig nationaal recht buiten toepassing kunnen laten (arrest Simmenthal, 1978) De (normale) procedure van grondwetsherziening. ^85^ ==================================================== De drie fasen van een grondwetsherziening overeenkomstig artikel 195 Gw. ======================================================================== Beperkingen aan de mogelijkheid om de Grondwet te herzien. ========================================================== Beperkingen in de tijd aan de mogelijkheid om de Grondwet te herzien: ===================================================================== 1. [Een ontslagnemende regering:] er blijft discussie bestaan of een ontslagnemende regering die met de lopende zaken is belast, een ontwerp tot verklaring tot herziening van de Grondwet mag indienen.^93^ Meer recent wordt eerder aangenomen dat een ontslagnemende regering -- minstens beperkt -- terzake bevoegd is. 2. [Artikel 196 Gw.:] er mag geen herziening van de Grondwet worden ingeleid of voortgezet [in] [oorlogstijd] of wanneer de Kamers verhinderd zijn [vrij bijeen] te [komen] op het federale grondgebied. 3. [Regentschap (art. 197 Gw.)]: geen enkele constitutionele wijziging mag doorgevoerd worden betreffende de grondwettelijke bevoegdheden van de Koning, zijn statuut en zijn opvolging tijdens een regentschap. Ook een herziening die betrekking heeft op het regentschap is uitgesloten. Beperkingen qua voorwerp aan de mogelijkheid om de Grondwet te herzien: ======================================================================= 1. [Algemene beperking qua voorwerp:] 2. [Uitdrukkelijke uitsluiting van bepaalde aangelegenheden]: de Grondwetgever heeft bepaalde aangelegenheden uitdrukkelijk uitgesloten van de mogelijkheid tot herziening. 2012: de afwijking van de normale procedure tot herziening van de Grondwet - de tijdelijke uitschakeling van de eerste twee fasen van de herzieningsprocedure voor specifieke grondwetsbepalingen. ================================================================================================================================================================================================== Voorstellen tot hervorming van de herzieningsprocedure. ======================================================= De grondwetsherzieningen sinds 1831.^114^ ========================================= - vervanging van het censitair stemrecht door het algemeen meervoudig stemrecht. Het algemeen meervoudig stemrecht hield in dat iedere kiezer minstens 1 stem had, maar dat sommige kiezers omwille van hun vermogen of door de gevolgde opleiding meerdere stemmen konden uitbrengen. - mogelijkheid voor België om koloniën te verwerven. - vervanging van het algemeen meervoudig stemrecht door het algemeen enkelvoudig stemrecht voor alle mannen ouder dan 20 jaar. (= grondwettelijke verankering van de regel die reeds met de gelegenheidswet van 9 mei 1919 was ingevoerd). - mogelijkheid van het vrouwelijk stemrecht (pas uitgevoerd in 1948). - aanpassing van de samenstelling en de verkiesbaarheidsvereisten voor de Senaat. - de indeling van België in vier taalgebieden werd vastgelegd in de Grondwet. - de oprichting van gewesten (Waals, Vlaams en (in theorie) Brussels Gewest). - de oprichting van cultuurgemeenschappen. - het principe van de taalpariteit werd formeel geïnstitutionaliseerd (alarmbelprocedure, taalgroepen in het federaal Parlement, ministerraad). - de organisatie van de arbeidsrechtbanken. - de oprichting van twee nieuwe hoven van beroep. - het voorzien van agglomeraties en federaties van gemeenten. - de provinciale en de gemeentelijke bevoegdheden. - huidig artikel 34 Gw. ("*De uitoefening van bepaalde machten kan door een verdrag of door een wet worden opgedragen aan volkenrechtelijke instellingen*.") - de bescherming van ideologische en filosofische minderheden. - Egmontpact -- 24 mei 1977 - effectieve inrichting van de gewesten. - uitbreiding van de bevoegdheden van de gewesten (o.m. bevoegd voor de plaatsgebonden aangelegenheden). - de vervanging van de cultuurgemeenschappen door de Franse en de Vlaamse Gemeenschap (bevoegd voor cultuur en persoonsgebonden aangelegenheden). - de financiering van de nieuwe entiteiten. - oprichting van de executieven (voorlopers van de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten). - de oprichting van het Arbitragehof (later omgedoopt tot het Grondwettelijk Hof) bevoegd om conflicten tussen wetten en decreten en tussen decreten onderling op te lossen. - uitbreiding van de bevoegdheden van het Arbitragehof - overheveling van de onderwijsbevoegdheden naar de gemeenschappen - de Vlaamse en de Franse Gemeenschap worden bevoegd voor het sluiten van verdragen in de culturele-, onderwijs- en persoonsgebonden aangelegenheden - de faciliteiten worden "gebetonneerd": een bijzondere meerderheidswet is vereist om wijzigingen aan te brengen in de bepalingen betreffende het gebruik van de talen in bestuurszaken, het onderwijs en de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel in de rand- en taalgrensgemeenten - grondige wijziging van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten - de inrichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest → Bijzondere wet 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen - schrapping van het onderscheid tussen grote en kleine naturalisatie - afschaffing van de Salische wet: troon kan overgaan op een vrouw - artikel 1 Gw.: België is een federale staat, samengesteld uit de gewesten en de gemeenschappen - uitbreiding van de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten, o.m. de bevoegdheid om internationale verdragen te sluiten in alle aangelegenheden die tot hun bevoegdheden horen - artikel 35 Gw.: het principieel toekennen van de residuaire bevoegdheid aan de gemeenschappen en de gewesten (zie evenwel de overgangsbepaling) - rechtstreekse verkiezing van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad - de hervorming van het federaal parlement (taakverdeling tussen Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, vermindering van het aantal parlementsleden, legislatuurparlement en legislatuurregering) - provincie Brabant houdt op te bestaan en wordt opgesplitst in Vlaams-Brabant en Waals- Brabant - invoering van de beperkte constitutieve autonomie voor de Waalse Gewestraad, de Franse Gemeenschapsraad en de Vlaamse Raad - overdracht van bevoegdheid aan de gewesten inzake de organieke wetgeving op het vlak van de gemeenten en provincies - wijzigingen in de bevoegdheidsverdeling betreffende het landbouwbeleid, de buitenlandse handel, ontwikkelingssamenwerking en de controle op de verkiezingsuitgaven - ruimere fiscale autonomie voor de gewesten - wijzigingen in de werking en de samenstelling van de Brusselse instellingen - uitbreiding van de bevoegdheid van het Arbitragehof, wijziging van de werking - afschaffing van de militaire rechtbanken in vredestijd - uitbreiding van de bevoegdheid van het "Arbitragehof" - benaming van de raden van de gemeenschappen en de gewesten wordt parlementen - Arbitragehof wordt Grondwettelijk Hof - politieke vernieuwing -- politieke ethiek - hervorming van het tweekamerstelsel (o.m. hervorming van de Senaat -- zie verder) - aanpassing van de organisatie van de verkiezingen (o.m. samenvallende verkiezingen) - uitbreiding van de constitutieve autonomie van de deelstaten; toekenning van constitutieve autonomie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap - versterking van het samenwerkingsfederalisme en de federale loyauteit - splitsing van de kieskring en het gerechtelijk arrondissement BHV - geschillen m.b.t. de 6 Brusselse randgemeenten en de natuurlijke personen of de rechtspersonen die er gevestigd zijn, vallen onder de bevoegdheid van de Algemene Vergadering van de Raad van State; zo ook de geschillen betreffende de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten - oprichting van een Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap - (beperkte) intra-Brusselse vereenvoudiging en wijzigingen betreffende de Brusselse instellingen - overheveling van bevoegdheden van de federale overheid naar de deelstaten - wijziging van de financieringswet De coördinatie van de Grondwet. =============================== - de nummering van de artikelen en de onderverdelingen van artikelen van de Grondwet, - de onderverdeling van de Grondwet in titels, hoofdstukken en afdelingen aanpassen, - de terminologie van de niet aan herziening onderworpen bepalingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de terminologie van de nieuwe bepalingen en - de Nederlandse, de Franse en de Duitse tekst van de Grondwet met elkaar in overeenstemming brengen*.* De gecoördineerde Grondwet van 1994 (de Grondwet in zijn huidige vorm). ======================================================================= De grondwetsconforme interpretatie van wetgeving. ================================================= De interpretatie van de Grondwet. ================================= Is er behoefte aan interpretatie van de Grondwet? ================================================= Wie interpreteert de Grondwet? ============================== - artikel 159 Gw. -- exceptie van onwettigheid (zie verder in het hoofdstuk over rechtsbescherming) - toezicht van het Hof van Cassatie op de gewone hoven en rechtbanken dat deze de Grondwet eerbiedigen - toezicht door de Raad van State: afdeling Wetgeving voert een preventieve grondwettigheidscontrole uit op voorstellen en ontwerpen van wetten, decreten en ordonnanties en - leer van het Smeerkaasarrest: de rechter is verplicht de normen met directe werking uit internationale en supranationale verdragen tie te passen waardoor *de facto* op een indirecte manier bepaalde aspecten van de Grondwet kunnen worden geïnterpreteerd.^124^ - de interpretatie van de Grondwet door het Grondwettelijk Hof -- interpretatie van de mensenrechten onder invloed van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Verschillende interpretatietechnieken. ====================================== Verschillende methoden van constitutionele rechtsvinding: ========================================================= - artikel 25, tweede lid Gw.: *"Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd."* - Art. 6, §1, VII BWHI: "(De gewesten zijn bevoegd voor (eigen aanvulling)): *Wat het energiebeleid betreft : De gewestelijke aspecten van de energie, en in ieder geval : (...) De federale overheid is echter bevoegd voor de aangelegenheden die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven, te weten : (...)."* E. De wet. ======= 11. **Algemeen.** De taakverdeling tussen de Kamer en de Senaat.^140^ =================================================== 2.2. 1993-2014: =============== 2.3. 2014-Zesde Staatshervorming: nieuwe taakverdeling tussen Kamer en Senaat: ============================================================================== Normatieve functie van de Senaat: ================================= - de procedure voor aangelegenheden die verplicht bicameraal zijn. - de procedure voor optioneel bicamerale aangelegenheden. - de procedure voor monocamerale aangelegenheden (het éénkamerstelsel). Adviserende functie van de Senaat: ================================== Bemiddelende rol van de Senaat: =============================== De rol van de Senaat inzake een aantal voordrachts- en benoemingsprocedures: ============================================================================ De politieke controlefunctie van de Senaat: =========================================== De internationale functie van de Senaat: ======================================== De parlementaire overlegcommissie. ================================== De wetgevende procedure.^147^ ============================= Initiatiefrecht. ================ Initiatief van de Koning -- verplichting tot raadpleging van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. ========================================================================================================= Parlementair initiatief -- raadpleging van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. ======================================================================================= - wanneer ten minste één derde van de leden van de betrokken wetgevende kamer erom verzoekt (art. 2, §2 RvS-Wet); - wanneer de meerderheid van de leden van een taalgroep in de betrokken wetgevende kamer erom verzoekt (art. 2, §3 RvS-Wet); - wanneer tenminste 12 leden van de parlementaire overlegcommissie erom verzoeken ingevolge een bevoegdheidsconflict tussen de Kamer en de Senaat (art. 2, §4 RvS-Wet). De monocamerale procedure. ========================== i. **Inoverwegingneming van een wetsvoorstel.** De verzending naar en de bespreking in de bevoegde parlementaire commissie. =========================================================================== - commissie Sociale zaken, Werk en Pensioenen - commissie Grondwet en Institutionele vernieuwing - commissie Landsverdediging - commissie Economie, Consumentenbescherming en Digitale agenda - commissie Energie, Leefmilieu en Klimaat - commissie Financiën en Begroting - commissie Binnenlandse zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken - commissie Justitie - commissie Mobiliteit, Overheidsbedrijven en Federale instellingen - commissie Buitenlandse betrekkingen - commissie Gezondheid en Gelijke kansen - de initiatiefnemer (de Koning (bedoeld wordt de materieel bevoegde minister) of een parlementslid) licht bondig de betekenis en de bedoeling van de tekst toe. - daarop volgt een algemene bespreking. - dan de bespreking artikelsgewijs. Bij elk artikel heeft elk lid van de commissie evenals de federale regering het recht amendementen in te dienen. Deze amendementen strekken tot de inhoudelijke wijziging, de aanvulling of de schrapping van het voorgesteld artikel. - artikelsgewijze stemming over de amendementen, gevolgd door de stemming over het eventueel gewijzigd artikel. - na de stemming over alle amendementen en artikelen volgt de stemming over het geheel van de tekst. Behandeling en stemming in de plenaire vergadering. =================================================== - de algemene bespreking; - de artikelsgewijze bespreking; - de artikelsgewijze stemming; - en de stemming over het geheel (eventueel na een tweede lezing in de Kamer van volksvertegenwoordigers). De overzending aan de Koning. ============================= Bekrachtiging en afkondiging door de Koning. ============================================ Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. ======================================== Inwerkingtreding. ================= De verplicht bicamerale procedure. ================================== De optioneel bicamerale procedure: ================================== - akkoord met de wijzigingen van de Senaat - verwerpen van de amendementen van de Senaat - nieuwe wijzigingen van de tekst. Voorkoming en regeling van de belangenconflicten. ================================================= De grondwettelijke alarmbel. ============================ - in 1985 naar aanleiding van de integratie van de Economische Hogeschool Limburg in het Limburgs Universitair Centrum; - in 2010 naar aanleiding van een voorstel tot splitsing voor de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Op 20 april 2010 werd de alarmbel geluid na een eenzijdige stemming van een voorstel tot splitsing van de Nederlandstalige leden van de bevoegde Kamercommissie. De federale Regering was op dat moment reeds ontslagnemend zodat de parlementaire behandeling van het gewraakte wetsvoorstel werd opgeschort tot er een nieuwe regering kon worden gevormd. (*Hand*. Kamer 20 april 2010 en 29 april 2010) De verschillende wijzen van stemmen. ==================================== - de regel: bij volstrekte meerderheid - twee uitzonderingen: 1. dubbele tweederdemeerderheid 2. bijzondere versterkte meerderheid [Bij volstrekte meerderheid:] Er is dus steeds een aanwezigheidsquorum van de helft plus één vereist: - 76 van de 150 leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers - 31 van 60 senatoren - de herziening van de Grondwet (art. 195 Gw.); - de benoeming door de Koning van zijn opvolger als er geen nakomelingen zijn. De instemming van beide Kamers is vereist (art. 86 Gw.); - de instemming van de beide Kamers waarbij de Koning toegelaten wordt tegelijk hoofd te zijn van een andere staat (art. 87 Gw.); - een wijziging van de nummering en de onderverdelingen van de Grondwet (art. 198 Gw.). - de meerderheid van de leden van elke taalgroep in beide Kamers aanwezig zijn; - de meerderheid van de leden in elke taalgroep de tekst aanneemt (helft plus één van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep); - het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen tweederde van de uitgebrachte stemmen bereikt (twee derden in beide taalgroepen samen). - het onttrekken van bepaalde gebieden aan de indeling in provincies (art. 5, derde lid Gw.); - de verandering of correctie in de grenzen van de vier taalgebieden (art. 4, derde lid Gw.); - de vaststelling van de samenstelling en de werking van de Gemeenschapsparlementen en hun Regeringen (art. 115, §1 en art. 121, §1 Gw.); - de vaststelling van de samenstelling, de bevoegdheid en het functioneren van het Grondwettelijk Hof (art. 142, vierde lid Gw.). 8. Specifieke soorten wetten: ========================== 5. **Interpretatieve wetten:** Wetten aangenomen met een bijzondere meerderheid: ================================================= Programmawetten: ================ Opdrachtwetten: =============== - gewone opdrachtwet - kader- of raamwet - bijzonderemachtenwet - buitengewonemachtenwet (drie wetten van 1939, 1944 en 1945) Besluitwetten.^167^ =================== Het wetsbegrip in de Grondwet. ============================== Aan de wetgever voorbehouden materie -- legaliteitsbeginsel. ============================================================ Bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten. =================================================================== F. Het decreet. ============ 13. **Algemeen.** Waar gelden de decreten geografisch gezien? =========================================== Rechtskracht van het decreet.^173^ ================================== Soorten decreten: ^174^ ======================= 1. **Bijzondere (meerderheids)decreten:** Gewone decreten: ================ Procedure van totstandkoming van het decreet: ^176^ =================================================== Recht van initiatief: ===================== Raadpleging van de afdeling Wetgeving van de Raad van State: ============================================================ Behandeling in het gemeenschaps- of gewestparlement: ==================================================== - systeem van de tweede lezing - in het Vlaams Parlement: reflectietermijn De ideologische alarmbel. ========================= Bekrachtiging en afkondiging: ============================= Bekendmaking en inwerkingtreding: ================================= De ordonnantie (zie ook verder Hoofdstuk De Brusselse instellingen). ==================================================================== Ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in gewestelijke aangelegenheden (gewestelijke ordonnanties): ================================================================================================================ Toezicht van de rechter: ======================== - de Grondwet, met uitzondering van de bepalingen waaraan de ordonnanties kunnen worden getoetst door het Grondwettelijk Hof: dit betekent dat de ordonnantie kan worden getoetst aan alle andere grondwetsbepalingen dan die van titel II en de artikelen 143, §1, 170, 172 en 191 Gw. en aan andere dan de bevoegdheidsverdelende regels; - de niet-bevoegdheidsverdelende regels uit de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen. Toezicht door de federale overheid: =================================== Ordonnanties van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (communautaire ordonnanties): ========================================================================================== Procedure van totstandkoming van een ordonnantie. ================================================= Bijzondere ordonnanties (artikel 28 Bijzondere Brusselwet). =========================================================== Samenwerkingsakkoorden. ======================= - de materiële coördinatie: de gezamenlijke uitoefening van exclusieve bevoegdheden; - de procedurele samenwerking: de instelling van overleg- en geschillenbeslechtingmechanismen en de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen.^183^ Het gezamenlijk decreet en ordonnantie. ======================================= J. Wetskrachtige en gewone koninklijke besluiten. ============================================== 22. **Het begrip "Koninklijk besluit" (KB).** Schematische voorstelling. ========================== - Onderscheid reglementaire/verordenende -- individuele/beschikkende KB. - Onderscheid naargelang de grondslag van de verordeningsbevoegdheid. - artikel 108 Gw. : ter uitvoering van een wet → uitvoeringsbesluiten, van verordenende aard - artikel 105 Gw.: ter uitvoering van een opdrachtwet - gewone opdrachtwet → verordenende besluiten - kaderwet → verordenende besluiten - bijzonderemachtenwet → wetskrachtige besluiten (genummerde KB) - buitengewonemachtenwet → wetskrachtige besluiten (oneigenlijke besluitwetten) 24. Procedure van totstandkoming van een reglementair koninklijk besluit. ^191^ =========================================================================== Raadpleging afdeling Wetgeving Raad van State: ============================================== Overleg in de Ministerraad: =========================== Voorkoming en regeling van belangenconflicten. ============================================== Bekendmaking en inwerkingtreding: ================================= Besluiten van gemeenschaps- en gewestregeringen, besluiten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. ==================================================================================================================================== - uitvoeren van decreten en ordonnanties; - uitoefening van bevoegdheden die bij decreet of ordonnantie werden toegewezen. In dit kader kunnen ze besluiten met normatieve inhoud, dus rechtsregels, uitvaardigen. Ministeriële besluiten. ======================= De gewoonte. ============ - Ontslagnemende federale regering -- lopende zaken; - Benoeming van een formateur door de Koning en diens rol bij de regeringsvorming; - Het vertrouwelijke colloque singulier -- de Kroon mag niet ontbloot worden; - *Government making power* van het parlement - regeringsverklaring -- regeerakkoord: elke nieuwe federale regering legt een verklaring af wanneer zij zich aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voorstelt, gevolgd door een vertrouwensstemming; - Consensusregel en collegiale besluitvorming in de Ministerraad. N. Algemene rechtsbeginselen. ============================= - het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van de niet-retroactiviteit van de wetten; - de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter; - het beginsel van de gelijke toegang tot de openbare dienst; - het recht van verdediging. - ARB die niet als zodanig in de Grondwet zijn opgenomen, doch waarvan er wel sporen te vinden zijn in bijzondere bepalingen van de Grondwet om daaruit te besluiten dat het om een ARB met grondwettelijke waarde gaat. VELAERS noemt als voorbeeld o.m. artikel 190 Gw. dat luidt als volgt: - ARB die niet in de Grondwet zijn opgenomen of eruit kunnen worden afgeleid, maar die inherent zijn aan het constitutioneel systeem, omdat ze -- zoals de Raad van State dat omschrijft -- tot de algemene economie van de Grondwet behoren en de grondslag zijn van een aantal bepalingen. VELAERS noemt als voorbeelden onder meer het beginsel van de scheiding der machten, het vertrouwensbeginsel waarop ons parlementair systeem berust en een aantal beginselen waarop de bevoegdheidsverdeling in het federale België steunt (autonomiebeginsel, exclusiviteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel -- zie verder in de cursus bij de bespreking van de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten). - ARB die inherent zijn aan het hele rechtssysteem, waaronder het beginsel van de rechtsstaat en het rechtszekerheidsbeginsel.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser