Labo voor Technische en Wetenschappelijke Politie (LTWP) PDF
Document Details
Uploaded by RiskFreePalmTree
Campus Vesta Politieopleidingen APB
Tags
Summary
This document provides an overview of the role of the Technical and Scientific Police Laboratory (LTWP) in the Netherlands. The document details tasks, roles, and procedures of the LTWP in relation to forensic science, criminalistics, and crime scene investigation.
Full Transcript
Labo voor Technische en Wetenschappelijke Politie (LTWP) Rol van de politie in de rechtspleging Opsporing misdaden/wanbedrijven/overtredingen + inzamelen bewijzen + levert daders over aan RB voor bestraffing o Bewijzen inzamelen → kwaliteit van afstapping is belangrijk!!...
Labo voor Technische en Wetenschappelijke Politie (LTWP) Rol van de politie in de rechtspleging Opsporing misdaden/wanbedrijven/overtredingen + inzamelen bewijzen + levert daders over aan RB voor bestraffing o Bewijzen inzamelen → kwaliteit van afstapping is belangrijk!! o “one shot” evenement! = je krijgt maar 1 kans om de sporen te vrijwaren! Proberen intentie van dader te achterhalen: opzettelijk? voorbedachtheid? Forensisch onderzoek Principe van Locard = elk contact tussen voorwerpen en / of personen laten sporen na = principe van spooroverdracht Verschillende actoren / partners: LTWP (Labo’s Technische & Wetenschappelijke Politie), NICC (Nationaal Instituut Criminalistiek & Criminologie), DNA-labo’s (5 geaccrediteerd), wetsgeneesheer, branddeskundige, ballisticus, forensisch antropoloog, odontoloog, DOVO, verkeersdeskundige, civiele bescherming, douane, … Taken LTPW: dactyloscopie, schoenspooronderzoek, oorspooronderzoek, werktuigonderzoek / braaksporenonderzoek, brandonderzoek, overlijdens, documentonderzoek, drugs (oriënterende test) Deskundigen: haar- en vezelonderzoek, glas en verfonderzoek, ballistisch onderzoek, DNA-onderzoek, drugsanalyse, toxicologie Het Labo Technische en Wetenschappelijke Politie Realiteit: analyse vraagt tijd!, verschillende actoren, versnippering van deskundigen, sporenverwerking duurt veel langer dan opname o Politiemensen + burgerpersoneel met wetenschappelijke of technische opleiding o Nieuwe functie: FIC = Forensic Incident Commander → OGP van fedpol die verantwoordelijk is voor LTWP die bij grote incidenten in actie komt, taken: ▪ Motorkapoverleg = communicatie met andere disciplines! ▪ Risicoanalyse van PD (voor politiepersoneel) ▪ Coördineert labo-gerelateerde taken Fictie: onmiddellijk resultaat, alles in eigen beheer, specialist in elk domein, polyvalent (tact. & tech.) 1 Cluster 10.2.3 Labo LTWP CSI (= Crime FPL (= Forensic Scene Police Investigation) Laboratory Antwerpen, In alle Brussel, Gent, provincies Charleroi, Luik Dringende tussenkomst (24u/24u) waarbij de fysieke integriteit wordt geschaad! o Bv. diefstal gewapend / geweld / bedreiging, carjacking, homejacking, opzettelijke slagen + verwondingen, schietpartij/steekpartij, gijzeling / ontvoering, verkrachting, brand met doden, bommelding / explosie / verdachte pakjes met poeder (met DOVO + Civiele Besch), dodelijk VKO met vluchtmisdrijf (onderzoek: kledij, onderdelen voertuig, berm/modder, …), o Ook: verdacht overlijden/zelfmoord/onopzettelijke doding/doodslag/moord (zélfs als doodsoorzaak vrijwel zeker gekend is!) → verhanging, verdrinking, elektrocutie, … o Bij verdachte gevat: VF doen (Wapen? Mes? Vuurwapen?), handen vrijwaren van sporen (papieren zakken) + handen NIET laten wassen, NIET van kledij laten wisselen maar ‘tyvek’ aandoen na handboeien (= wit pak!), géén toiletbezoek! Tussenkomst TIJDENS kantooruren: diefstallen gewoon/braak/inklimming/garage, o Brand zonder dodelijk slo of sterft niet op PD (accidenteel of opzettelijk, oorzaak zoeken (brandhaard?), stalen nemen, braaksporen?) o Onderzoek voertuigen = laten TAKELEN! → in overleg met labo (+ terreinondersteuner (TO)) → bv. teruggevonden gestolen voertuig, voertuig gebruikt bij verdovende middelen/ramkraak/moord/verkrachting/vluchtmisdrijf ▪ uitgebrande voertuigen = uitzondering! → wordt NIET getakeld o Onderzoek voorwerpen (“pakjesdienst”: voorwerpen worden overgebracht naar LTWP voor sporenonderzoek door PACOS (indien tussenkomst LTWP op PD géén meerwaarde is) o Nemen van referentieafdrukken (oor- en schoenafdrukken), o Plantages + synthetische drugslabo’s onderzoeken → planten weghalen + verluchten (schadelijke stoffen + gassen!) → risico’s: brandgevaar, boobytraps, gevaarlijke producten o Wedersamenstelling! → kan op verschillende uren op de dag (zo waarheidsgetrouw mogelijk) 2 Cluster 10.2.3 Labo SPOREN: zoeken, zichtbaar maken, fotograferen, opnemen, verpakken, analyseren/verwerken in labo, linken met elkaar, communicatie naar externe partners, vaststellingen akteren in PV Forensic Incident Commander (F.I.C.) Naar aanleiding van de aanslagen in Brussel en Maalbeek is er een nieuwe functie binnen het LTWP ontstaan, nl een F.I.C. (Forensic Incident Commander). Functie: o OGP van FGP-LTWP o Verantwoordelijk voor CSI o Grotere incidenten Verantwoordelijkheden: o Communicatie andere disciplines => motorkapoverleg (MKO) o Opstarten FIC-logboek o Risicoanalyse o Feedback verzorgen o Coördinatie labo-gerelateerde taken: ▪ Aanpassing (gerechtelijke) uitsluitingsperimeter(s) ▪ Indelen in zones en sectoren ▪ Aanduiden en spoorbewust verzamelen van Urgent Traces Taken: o Eerste evaluatie van de plaats van de feiten o Overleg Operation Command Center (OCC) / indelen in zones van plaats delict o Samenstellen CSI treams / middelen voorzien o Nazien op de uitvoering van anti-contaminatiemaatregelen door iedereen die de plaats van de feiten betreedt, beschermingskledij te laten dragen, delegatie van labocoordinatie ter plaatse o Aanbevelingen inzake deskundigen (DOVO, DVI, wetsdokter, …) o Aanbevelingen inzake de behandeling van slachtoffers en verdachten, met het oog op de verzameling van sporen en aanwijzingen op hun persoon en voorwerpen o Chain of custidy (PACOS) o Opstellen proces-verbaal 3 Cluster 10.2.3 Labo Plaats delict PD = bron van materiële elementen van misdrijf die bekentenissen soms overbodig maken “Primaire PD” = plaats waar misdrijf effectief plaats vond (bv. woning waar slo werd vermoord) “Secundaire PD” = andere plaatsen die in verband staan met misdrijf (bv. voertuig, bos, …) VHS = beveiligen + veilig houden van PD (assistentie nodig voor perimeter(s)?), hulp voor slo (bel ook SLAZO!), PD sporenbewust betreden! o Perimeter instellen, looppad, logboek → iedereen buiten (zowel getuigen, familie, samenwonenden, …) o NIET verhoren op PD → wel notities nemen o Let op voor tunnelvisie + ogen openhouden voor details o Medische tussenkomst op PD gaat VOOR, maar NIET TEN KOSTE VAN ALLES! ▪ Géén manipulatie van lichaam indien duidelijk overleden! → doc 3C zo snel mogelijk laten opmaken door arts! Algemeenheden o Onthoud de uitgevoerde handelingen o Wijzig de plaatstoestand niet nutteloos => niets manipuleren (verwarming, verlichting, ramen en deuren, gordijnen en rolluiken) o Ga of laat niet zoeken naar identiteitsdocumenten => lijk krijgt nummer, dat gecommuniceerd wordt met de politie om het terug te vinden = RIZIV-nr° o Geen gebruik van elektronische toestellen (gsm, vaste telefoon, laptop, …) o Manipuleer geen kranten, magazines, televisie en andere toestellen o Ga niet naar het toilet o Spoel geen water door (handen wassen: keuken, badkamer, toilet, …) o Gebruik geen vuilnisbakken van op de PD om eigen afval weg te gooien! o Niet roken, drinken of eten op de PD o Slachtoffer niet laten bedekken / afdekken >< tenzij buiten = tent erover of thermisch deken o Openbreken van ramen / deuren melden aan eerste vaststellers (aan brandweer vragen + verslag laten overhandigen) o Afsluiten van gas, water of elektriciteit zeker melden o De inboedel niet naar buiten gooien (bv. bij brand = bewijsmateriaal) o Brokstukken niet in voertuig gooien 4 Cluster 10.2.3 Labo Spoorherkenning Nuttige spooropname door: beoordeling 1e vaststellers + OGP, sporenvrijwaring, afspraken met benadeelde, inzetprincipes van labo, aanvraag sporenonderzoek! Labo inzet moet “meerwaarde” hebben (bij “nuttige sporen”) >< bij PZA komen bij ALLE feiten het labo ter plaatse! (zelfs als we weten dat labo géén meerwaarde heeft) TO DO tov sporen: onaangeroerd laten van voorwerpen, voorzorgen nemen (handschoenen, mondmasker, afschermen van sporen, atypische benadering van PD (weg van dader vermijden), … Tav benadeelde: maak géén uurafspraken ivm komst LTWP, geef correct telefoonnr°, sensibiliseer tot spoorbewust gedrag (NIET beginnen kuisen!), laat niets herstellen! Sporenonderzoek bij woninginbraken gebeurt OVERDAG, ALLE dagen 8-17u (ook zon- + feestdagen) → DUS bij woninginbraak in namiddag = direct op PD het labo bellen!! >< 24/7 permanentie voor feiten waarbij fysieke integriteit in het gedrang + na contact met parket! SPORENWIJZER (beslissingsdiagram uit omzendbrief) Woninginbraken voertuig voorwerpen = checklist die naar labo Moet NIET bij pv! worden gestuurd! Dactyloscopie Vingerafdrukken = uniek – onveranderlijk - classificatie mogelijk! o = groeven (dal) + papillairlijnen (heuvels → hebben poriën die zweet doorlaten) o Spoor (aangetroffen op PD) >< afdruk (afgenomen van verdachte = referentie- afdruk, op blad) o Vingersporen = fragiel → neem géén voorwerpen vast zoals ‘gewoonlijk’ 5 Cluster 10.2.3 Labo o Verschillende grondvormen: boog – linker/rechter lus – kring o TYPICA: afwijkingen in lijnenpatroon → 12 ‘punten’ nodig om bruikbaar spoor te hebben Vijanden van vingerafdrukken: vocht, wrijving + overmanipulatie, warmte Vingerafdrukken die worden afgenomen bij verdachten → genereerd een “APFIS- nummer”!! = uniek nummer om alle vingerafdrukken te classificeren + vergelijken! o APFIS = Automated Palm & Finger Identification System → vergelijkt vingerafdrukken van verdachten + sporen die op PD gevonden zijn → maakt selectie van mogelijke matchen, maar dactyloscopist moet bevestifen! Lijkendactyloscopie: bv. van waterlijken worden ook vingerafdrukken afgenomen! → wordt vergeleken met vingerafdrukken in huis van mogelijke overledene… Taak LTWP: vingerafdrukken detecteren, zichtbaar maken, opnemen, verwerking in labo (fotografie), resultaat verwerken in pv Oorsporen Oorsporen = veranderlijk (groeit met de jaren) - wél uniek (typica) - classificatie mogelijk = afdruk van oor (bv. bij aannemen van ‘luisterhouding’ aan deur) Vijanden: ondergrond van deur, overprinting & shifting, slotenmaker, … Trefplaatsen: appartementsdeuren, meestal op 120-170cm hoogte! → zichtbaar door ‘vingersporenpoeder’ Referentieafdruk kan OOK genomen worden van verdachte! (door labo) Schoeiselsporen Schoeiselsporen = uniek (typica) – veranderlijk - classificatie mogelijk o = indruk/afdruk van schoeisel o Spoor >< in/afdruk Vijanden: weersomstandigheden, overprinting & shifting, andere voeten (ramptoeristen/PA’s) Trefplaatsen: “looppad” respecteren, beste sporen = op harde, gladde ondergronden + papier Schoensporen opnemen: foto’s (zwarte foto met witte schoenafdruk), dactyloscopisch poeder, gelatinelifting, afvorming met gips, … Schoenen = massaproductie (niet uniek) → MAAR info omtrent: merk, type, maat, profiel, slijtagepatroon, individuele kenmerken maken individualisatie mogelijk! 6 Cluster 10.2.3 Labo o Best verdachte onderzoeken mét schoenen aan: om zowel de schoenen als slijtagepatroon + afloopprofiel te onderzoeken (bv. meer druk op hiel, voet naar binnen, …) Werktuigsporen Werktuigsporen = uniek (typica) – veranderlijk - classificatie mogelijk o = indruk, afdruk of beschadiging door werktuig (bv. tang, schroevendraaier, koevoet, …) Vijanden: slijtage van werktuig zelf, inpassen van werktuig in het spoor Trefplaatsen: ramen, deuren, cilindersloten (bv. braak) → beste sporen = op harde, vaste ondergrond Biologische sporen DNA = vrij uniek (maar hetzelfde bij 1-eiige tweeling!) – onveranderlijk – classificatie mogelijk o DNA = aanwezig in elke cel → enkel labo kan dit ‘verzamelen’ o Opgepast: specifieke regelgeving! Vijanden: zonlicht/UV-straling, Trefplaatsen: overal Vormen biologische sporen: o lichaamsvloeistoffen (bloed, speeksel, sperma, vaginaal vocht, …) → géén uitwerpselen gebruiken voor onderzoek! (ondanks hier wél DNA inzit) ▪ bloed detecteren: met blote oog, met forensische lichtbron (blauw) of chemische detectiemiddelen ➔ sneltest (menselijk/dierlijk bloed?) + bloedspatanalyse (BP (patroon) A) 7 Cluster 10.2.3 Labo ▪ speeksel onderzoek: dmv. forensisch licht, oriënterende test, DNA- analyse ➔ gevonden op: sigaretten, glas, kauwgom, postzegel/envelop, maskers, … ▪ sperma detectie: met blote oog, forensisch licht, oriënterende test, microscopisch onderzoek (spermacellen?), PSA-test (spermavloeistof?), DNA-analyse, … ➔ gevonden op: kledij, beddengoed, condooms, lichamen slo/verdachte (enkel door arts), SAS-kit (door arts: schede-uitstrijkjes, referentie monster van schaam/hoofdhaar, kledij, anus, mond, nagelvuil, … o haren, best mét haarwortel ▪ structuur van haar (menselijk?), natuurlijke eigenschappen (kleur, pigmentverdeling, vorm, dikte, lengte, …), haarbehandelingen (verven, geweld, beschadigin, …) ▪ autosomaal DNA-onderzoek (mét haarwortel) >< mitochondriaal DNA- onderzoek (géén haarwortel, minder onderscheidend! → familie = hetzelfde) ▪ LTWP: opname dmv Tape Lifting Kit (of pincet) → morfologisch onderzoek (extern labo, bv. NICC) → DNA-analyse (extern labo, bv. NICC, UZA, …) o Contactsporen = ONZICHTBAAR! ▪ ++ gebruikssporen (frequent + intensief: bv. autogordel, pen, handschoenen, …) ▪ +- greepsporen (éénmalig + intensief gebruikt: bv. afgescheurde tape, touw, … ▪ -- aanraaksporen (vluchtig + eenmalig: bv. deurbel, lichtschakelaar, klink, …) Probleem: DNA-analyse van contactsporen = wisselend succes (vaak pover bij aanraaksporen) + contaminatie mogelijk, vaak weinig DNA, ONZICHTBAAR! o DNA ▪ Doel: kijken of het profiel van het DNA-spoor overeenkomt met profiel van verdachte! LTWP doet opname van DNA-spoor Dan lok/fedpol of LTWP doet afname wangslijmvlies bij verdachte DNA-analyse gebeurt door DNA-labo (5 geaccrediteerde DNA- labo’s in BE) 8 Cluster 10.2.3 Labo Bewakingsbeelden Naar waar moeten de beelden? Beschrijf wat je wenst! (persoon? beschrijving? modus operandi?) Beperkingen: kwaliteit (donker, licht, pixels), software? Tijd: let op: tijdsvork, tijdscontrole en tijdsaanduiding Sporenonderzoek bij verdacht overlijden Bij overlijden = géén manipulaties! Altijd uitgaan van worst case scenario! “sporenbeeld” intact behouden Modus operandi = handelswijze van een verdachte Soorten MO Diefstallen: LTWP overdag: Cilinderbraak, ruitbraak, openbreken, valse sleutel, gaatjesboorders, garagediefstal, diefstallen met list, lading / cabinediefstallen vrachtwagens LTWP niet: bijslaapdiefstallen, grijpdiefstallen, zakkenrollerij, tyre-jacking LTWP 24 / 24: ramkraken, diefstallen gewapenderhand, Fort Chabrol, homejacking, tiger kidnapping Soorten: Cilinderbraak = afbreken van cilinder in slot van de deur (als cilinder uitsteekt!) o Werktuigen: (verstelbare) tang → IBN + zie braaksporen!!! Uitboren van slot met boormachine (ook cilinderbraak) Diefstal met valse sleutels = met hulpmiddel deur openen zonder zichtbare braak te plegen o ‘Lockpicking’ = pinnen in slot naar beneden peuteren door met eerste metalen pin het eerste pinnetje naar beneden te houden (als contragewicht) o Plastic kaart (‘flipperen’) = om ‘gewone’ slot naar beneden te krijgen (“dagschoot”) Diefstal met braak = met koevoet/breekijzer/… ‘Gaatjesboorders’ = gaten boren in bv. deurlijst om deur te openen via metalen draad 9 Cluster 10.2.3 Labo Diefstal met list: bv.: o Aanmatiging van ambten (politie, gemeentepersoneel, sociale ambtenaar), o Textielverkoop – gordijnen, tapijten,.. (dikwijls vrouwelijke daders → zigeuners), o Valse bediende gas/water/elektriciteit, o Inzamelaars voor goede doelen/liefdadigheid, o Smoezen voor een telefoontje/water/toiletbezoek, o Valse arbeiders (tuiniers, dakwerkers, glazenwassers, stratemakers) Diefstal gewapenderhand = overvallen van handelszaken, personen Fort Chabrol = één of meerdere gewapende personen verschansen zich binnen in een gebouw o Taak van de speciale eenheden ! o >< gijzeling: eerst onderhandeling + gijzelaar stelt voorwaarden! Homejacking (overval in woning) + car-jacking (overval in wagen) o >< tigerkidnapping (persoon die werkt in bank/juwelier/… + wordt gevolgd, familie + persoon onder schot waarbij men eist iets te doen/geven, meerdere daders!) Joyriding (zot rijden met wagen, resulteert vaak in accident) Andere: ramkraken (rijden door vitrine/steen gooien), ruitinbraak (steen door raam), garagediefstallen, grijpdiefstallen + zakkenrollers, ladingdiefstal of diefstal uit cabines van camion, diefstal met list (ouderen), bijslaapdiefstal (inklimming + in huis blijft tot nacht), Branden Vuurdriehoek: Er zijn drie elementen nodig om vuur te laten ontstaan (als één van de drie wegvalt, dooft het vuur): o Zuurstof - aanwezig in de lucht o Brandlast - (gas, vloeistof of vast), dit is een brandbare substantie die warmte (energie) genereert bij verbranding o Vonk, vlam, temperatuur Oorzaken: o Menselijke aard: onvoorzichtigheid, … o Natuurlijke aard: bliksem, zelfopwarming (bv. mest), … o Andere aard: elektrisch (slechte connectie, slechte bedrading, overbelasting), chemisch, … Evolutie van een brand: o Ontstaan: door samenkomst zuurstof + brandstof + warmtebron (vonk, vlam) o Ontwikkeling: 400° à 500° → brandbare gassen mengen met aanwezige lucht = vlamoverslag (gassen zullen ontsteken) o Verspreiding/uitbreiding 10 Cluster 10.2.3 Labo o Uitdovingsfase: onvoldoende zuurstof, brandlast is op, tussenkomst van brandweer Brandhaarden: o Primaire brandhaarden → waar brand is ontstaan (meerder mogelijk bij opzettelijke brand) o Secundaire brandhaarden → door overdracht via convectie, conductie, radiatie Brandpatronen: o In vrije ruimte krijgt men een vlam, vuurkolom, waardoor de warmte uitbreiding zich in alle richtingen voordoet maar hoofdzakelijk naar boven o Bij een vlam in de buurt van een verticale wand zal de warmte uitbreiding zich voordoen naar boven langsheen/tegen deze wand o Indien er zich een brandhaard ontwikkelt in een hoek van twee verticale wanden zal de vlam nog sneller stijgen. De snelheid van de uitbreiding is afhankelijk van de grootte van de hoek o Clean burn: gebeurt wanneer de temperatuur zo hoog is dat de roetdeeltjes ook zijn opgebrand → vaak in V- of U-vorm! Indicatoren brandversnellers: o Regenboogkleurige waas op bluswater (indicator: benzine) o Meer brandschade op vloer bij contactpunten van voorwerpen bv. tafelpoot (iets uitgegoten!) o Door brand aangetaste vloerbedekking onder zware meubels (iets uitgegoten!) o Intense en lokale roestvlekken op metalen apparaten/objecten, o Brandpatronen onder deuren en plinten, o Lagere brandpatronen onder losliggende vloerplaten en dorpels, o Ontstaan (lokaal) van grotere naden in vloeren door branden van vloeistoffen, o Combinatie van verschillende (lichte en zware) brandpatronen op dichte niet poreuze vloeren Elektrische apparaten: statisch, stofophoping, … o Zeker bij damkappen, droogkasten, koelkasten, diepvriezers, … Electrische branden: slechte connectie, kapotte bedrading, overbelasting, … Explosie gevolgd door brand: door gebruik van producten → bevatten vluchtige stoffen aanwezigheid van waakvlam = explosie! Voertuigbrand: vaak moeilijk om na te gaan of er al dan niet brandversnellers gebruikt zijn! 11 Cluster 10.2.3 Labo Taken van eerste vaststellers bij brand: Nuttige info verzamelen bij brandweer: o Hun eerste indruk (wat hebben ze gezien bij aankomst) o Acties om in pand te geraken (open moeten breken?) o Veiligheid gebouw (instortingsgevaar?) → bel stadsingenieur alvorens de plaats te betreden! o Personen aanwezig of gezien? Gerechtelijke perimeter aanleggen, inclusief de uit het pand gehaalde voorwerpen en brokstukken (zodat ruimdiensten dit NIET proper maken!) Steundiensten = verbonden aan fedpol + externe steundiensten BIS = Biometric Identification Service → afdrukkensysteem o 2 soorten nazicht: ▪ Fiches = vingerafdrukken (TP (ten prints (vingerafdrukken)+ PP (palm prints) controle) ▪ Vinger- en palmsporen (consulatie/onderzoek) o Fiche TP = 3 vergelijkingen → met andere fiches, met niet geïdentificeerde vingersporen /palmsporen o De vergelijking gebeurt automatisch en het antwoord gaat terug naar de livescan (of FIT-station) met een APFIS-nummer en een incidentnummer als refertes ▪ APFIS = batchnummer! (Automated Palm and Finger Identification System) Dienst expertise (+ Facial), ‘Strategie & Beleid’ → beheren van nationale databanken met sporen (alles behalve vingersporen! → BIS!) o Taken: verbanden leggen tussen schoensporen, handschoensporen, bandensporen, oorsporen, werktuigsporen! ▪ Werktuigsporen (bv. cilindersloten): vergeleken op aanwezige sporen in databank + referentiesporen én vergelijking tussen allerhande werktuigen ▪ Lichamenonderzoek: bv. bij moord met hamer ▪ Souche-onderzoek: vaste objecten die gescheiden worden, proberen met elkaar te linken → kan eender welk voorwerp/materie zijn! (voorwaarde: heeft tijd nodig!) ▪ Schoeiselsporen: identificatie model schoen, referentieafdruk maken, vergelijkingen ref.afdrukken en sporen of sporen onderling ▪ Oorsporen: databank checken, afname + afnemen van referentieafdruk, … 12 Cluster 10.2.3 Labo ▪ Bandensporen: identificatie model band, ref.afdrukken maken + vergelijken, sporen vergelijken, opnemen bandensporen op speciale ondergrond (bv. sneeuw), beperking mogelijke voertuigen obv bandenmaat & spoorbreedte ▪ Plastiek zakken: onderzoek van striaties & typica (vingerafdrukken?) ▪ Robotfoto’s opstellen: obv getuigenverklaringen ▪ Document onderzoeken: onderzoek op echtheid, schriftvervalsing, … ▪ (Lederen) handschoensporen: vergelijking sporen onderling, maken ref.afdrukken, vergelijking ref.afdruk + spoor ▪ Gelaatsvergelijking: vergelijking foto’s/beelden voor identificatie, schedelreconstructie (bij onbekende dode) NICC = Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (2 aparte diensten in 1 instituut!) o Criminologie: overleg met overheid omtrent aanpassing strafrechtelijk beleid o Criminalistiek: voert op vraag van bevoegde gerechtelijke overheden forensische deskundigenonderzoeken uit, én: ▪ Opstellen en beheren van criminalistische databanken ▪ Zorgen voor opleiding van de gerechtelijke actoren ▪ Meewerken aan de wetenschappelijke coördinatie van de LTWP's ▪ Zorgen voor bijstand en advies aan de gerechtelijke autoriteiten o DNA-databanken met DNA-profielen van verdachten / veroordeelden / vermiste personen (gevuld met DNA van familieleden) o Werken in 4 pijlers: ▪ Algemene analytische scheikunde: a. Verf (VKO, vandalisme), glas (inbraak), veiligheidsinkten (bankautomaat) b. brand & vluchtige componenten (brandversnellers, ontvlambare vloeistof) c. vezels & textiel (achterhalen of er ‘contact’ is geweest, beschadiging, vloeistof) d. kruitsporen → schotresten op handen, kledij, objecten ▪ Ballistiek & digitale informatie: inslagen van patroon (trekken zien in loop + op kogel) of restauratie weg gevijlde nummers, vgl uit nationale ballistische gegevensbank → versnipperde documenten weer samenstellen, video verbeteren + analyseren ▪ Biologie: genetische identificatie (sperma) + microsporen (dieren/mensenharen) + entomologie (insecten die levend aan NICC worden gegeven) 13 Cluster 10.2.3 Labo ▪ Drugs & toxicologie: bv. bij rijden onder invloed van drugs, seksuele delicten en geweldplegingen (bloed, urine, haar), post-mortem en entomotoxicologie (insecten ond.) DVI = Disaster Victim Identification → bij onbekende overledene: identificatie, stalen, … o Opsporingsmethoden om plaatsen te vinden waar lijken en diverse voorwerpen begraven liggen (Necrosearch) o Coördinatie van de onderzoekstechnieken die er worden toegepast o Opgraven van lichamen volgens archeologische methodes o Vergaren van ante- en postmortem gegevens van de slachtoffers ter identificatie >< labo neemt foto’s + vingerafdrukken, DVI doet AL DE REST! Cel Vermiste Personen: coördineren van opsporingsinspanningen (tactische kant), verwerving van expertise → opsporing van vermisten + bijbehorende maatregelen DACH = dienst hondensteun o Soorten honden: honden menselijke resten + levende mensen, brandhaarddetectie-honden, drugshonden, explosievenhonden, hormonenspeurhonden, geldspeurhonden, zedenhond, … DAFA = dienst luchtsteun → RAGO (helikopters), drones, … o Zoeken verdwenen personen/VW’en, beheersen onoverzichtelijke situaties, achtervolging, opsporing inbreuken, bescherming personen/G’en, doorstralen videobeelden, … TST = Technisch Steunteam van SPN (onderdeel van Scheepvaartpolitie) → hebben duikers! o Toezicht op haven + vaartuigen, grenscontrole, IBN schip, bestuurlijke politie te water + gerechtelijke politie aan boord van vaartuigen, … o Scannen containers, hond zoekt naar transmigranten, sonar om naar bodem te kijken, … CRU = Clanlab Response Unit → ontmanteling illegale labo’s (samen met Civiele Bescherming) o Bv. drugs/chemisch labo → blijf er nooit binnen staan! = gevaarlijke stoffen! DOVO = Dienst voor Opruiming van Vernietigingswapen en Ontploffingstuigen → defensie: ontmijning van bepaalde plaatsen + vernietiging wapen. o Externe steundienst: geven een cursus (sensibilisatie van explosieven) o Taak: politie bijstaan op PD → niet ontplofte granaten vervoeren + ontmantelen! ▪ EOD-opdracht: Explosive Ordnance Disposal → bv. bom, granaat ▪ IED-opdracht: Improvised Explosive Device Disposal → in eender welk voorwerp! ▪ Lading kan “shapnels” bevatten = bv. schroeven, nagels, … → meer schade! 14 Cluster 10.2.3 Labo o Andere opdrachten: opruimen van munitie WOI en II, ‘verdachte pakjes’, militaire vliegtuigcrash, duikopdrachten, munitie verplaatsen en vernietigen van particulieren, opruimen van munitie in forten, sweeps (doorzoeking grote gebouwen) met fedpol op feestdagen, … o Alle delen van een bom = PIECES: power (batterij) – initiator – explosives – container – enhancement (wat erin zit: bolletjes, bouten, nagels) - switch o Sinds 2005 is er een protocolakkoord tussen DOVO en het LTWP Civiele Bescherming = beschermt de bevolking in vele contexten o Ondersteuning van de federale politie + internationale hulpverlening bij rampen ▪ Chemische/biologische/radioactieve/nucleaire stoffen, redden van personen uit puin/water, grootschalige overstromingen of branden in tunnels/bossen /industriële gebouwen o Bv. onderzoek van verdacht pakje met ‘poeder’ = NIET voor labo!! Douane o Staan in voor de bewaking en controle in havens o Strijd tegen fraudefenomenen OVERLIJDEN EN VERWONDINGEN Levensfuncties Stoppen van alle vitale functies: ademhaling (longen), bloesomloop (hart), sturing (hersenen) Levensfuncties: Onmiddellijke tekenen van de dood: o Veralgemeende spierslapte, geen reacties op prikkels (pijn, licht), diep coma, geen ademhaling noch bloesomloop, geen centrale reflexen (pupilreflex) Vaststellen van de dood: o Diepe coma: geen motorische reactie noch verbaal, geen spontane ademhaling + geen hartslag, afwezigheid van centrale reflexen Postmortale verschijnselen Daling lichaamstemperatuur → lichaam gaat omgevingstemperatuur aannemen o -1°C/uur in eerste uren → afhankelijk van omgevingstemperatuur, gewicht, kledij, ruimte o Temperatuur wordt gemeten door wetsgeneesheer (anaal: langst normale temperatuur) 15 Cluster 10.2.3 Labo o DUS géén veranderingen aanbrengen (zoals raam open zetten) → omgevingstemperatuur wordt ook gemeten! Lijkvlekken → zichtbare paars/rode plekken (op plaatsen waar je lichaam géén contact hebt met bv. de vloer of eender welk voorwerp, stel men verdrinkt = géén lijkvlekken (contact met water)) o Normale bloedstransport verdwijnt (hart is stilgevallen) → rode bloedcellen verlaten de bloedvaten + stapelen zich op in de laagst gelegen lichaamsdelen o Treden op onmiddellijk na de dood o Wegdrukbaar tot ongeveer 20u na overlijden (manipulatie??) → nadien blijvend! o Niet zichtbaar op drukplaatsen o Soorten: normaal gezien: paars ▪ Door koude: rood ▪ CO-intoxicatie: kersrood ▪ CN-(cianide)intoxicatie (chemisch): baksteenkleur ▪ Nitraten (meststoffen): bruinachtig ▪ H²S (waterstofsulfide, ruikt naar rotte eieren): grijsgroen Lijfstijfheid → alle spieren verstijven, startend in het gelaat o Start ongeveer 3u na het overlijden → volledige lijkstijfheid na ong. 8u o Na 3-tal dagen terug volledig verdwenen (dan start ontbinding) o Afhankelijk van temperatuur: warm = sneller >< koud = trager o Wetsgeneesheer gaat voelen of elk ledenmaat even stijf is (bij bv. 1 arm niet stijf = duidelijk dat iemand aan het lichaam is geweest na het overlijden) Uitdroging en urineverlies/ontlasting → lijk verliest vocht o Uiterlijke tekenen: troebele ogen (ogen blijven ontspannen open staan), pseudogroei van haren en nagels (huid krimpt zodat het lijkt dat het gegroeid is), bruine en perkamentachtige huid o Bij het overlijden of kort erna Ontbinding → factoren: temperatuur °C, vochtigheid en O² o Begint met groene vlek thv buikt (na 3-7 dagen) o Marbrering → adernetwerk uitwendig zien door rotting (na enkele dagen) o Zwarte fase van het hoofd (enkel het hoofd zwart!) (na 1-4 weken) o Rottingsblaren (opperhuid laat los en vult zich met vloeistof = zeer stinkende rottingsvloeistof) o Zwelling lichaam door gassen (CO², methaan, H²S) → suikers gaan gisten en alcohol vormen Mummificatie → natuurlijke bewaringsvorm o In zeer droge goed geventileerde warme omgeving o Harde lederachtige, bruine + donkere huid o Inwendige organen zijn uitgedroogd o Lange bewaring, schimmelkolonies 16 Cluster 10.2.3 Labo Acties op terrein Vaststelling van overlijden = door ARTS Stelt overlijdensformulier IIIC (3C) op, indien NIET natuurlijk overlijden: o Gerechtelijk – geneeskundig bezwaar tegen begrafenis of crematie! Overlijdensformulier IIID is voor kinderen onder de 1 jaar PROCUREUR DES KONINGS in kennis stellen! o LTWP verwittigen, recherchedienst verwittigen, wetsgeneesheer verwittigen Aard van het overlijden Natuurlijk: inwendige afwijking of ouderdom Niet-natuurlijk: LTWP gaat ter plaatse! o Uitwendige oorzaak, verwonding, vergiftiging o Accidenteel: val (van de trap), ongevallen (sport, arbeid, verkeer, in huis,..) o Intentioneel: zelfdoding, doding ▪ Zelfdodingen: meerdere methodes tegelijk (vergif, oversnijden polsen, medicatie, in bad, …), soms mislukte poging om aandacht ➔ Nagaan of actie door het slo ALLEEN kon worden uitgevoerd ➔ Nagaan of slo (met of tegen zijn zin) werd geholpen o Onverwachte overlijdens: hart- en vaatziekten, longaandoeningen, hersenaandoeningen, bloedingen, wiegedood van kind, … o Ook mogelijk als NIET-natuurlijk: onverwachte of onverklaarbare sterfgevallen, buitenlander die in BE sterft, overlijden in het (drugs/prostitutie) milieu, gevangenen, waterlijk, brandlijk, boslijk, ongeïdentificeerd lijk (rot, treinongeval, teruggevonden onbekend skelet), … Welke vragen stellen wij ons? o “Wat was de positie van het slo?” o “Was het slo nog in leven?” o “Was het slo onder invloed?” o “Identificatie van het slo?” Verstikking = belemmering van ademhaling (mechanische asfyxie) o Door obstructie van luchtpijp (‘bolusdood’) o Smoring (afsluiten van neus + mond met hand/kussen) o Versmachting (uitzetten van borstkast wordt verhinderd (ook traumatisch) ▪ Death by burking (bv. borstkas-zitten + neus/mond dichthouden) o Hypoxie (zonder zuurstof vallen bv. in kleine ruimte) o Strangulatie (snoerend voorwerp rond hals) o Wurging: met de handen (inwendige bloedingen – gebroken strottenhoofdbeentjes) 17 Cluster 10.2.3 Labo o Ophanging/verhanging → slijmsliert moet aanwezig zijn om zeker te zijn dat persoon niet dood was voor de verhanging! ▪ Typische verhanging = knoop in nek (achteraan) >< atypisch = in hals (vooraan) ▪ Volledige verhanging (lichaam hangt vrij) >< onvolledige verhanging (steunpunt) ▪ Kenmerken: ➔ Puntbloedingen in aangezicht ➔ Portrusie van de tong → wordt naar buiten geduwd (tongbeet) ➔ Lijkvlekken onderaan romp, benen en onderarmen ➔ Speekselsliert = vitaal teken! ➔ Schuin stijgende strenggroef: huid eronder = perkamentachtig, geschaafd en strenggroefbloeding (huid vertoont kleine bloedingen waar deze vast kwam te zitten tussen snoer → vitaal teken!) => Opgelet: vitale tekens bij ophanging = speekselsliert + kleine bloedingen met parkamentachtige huid (schuin stijgende strenggroef) o Bij aantreffen: nagaan van vitale functies: ▪ Aanwezig? = afhalen! ▪ Afwezig? = laten hangen (touw of knoop niet losmaken)! ➔ Uitz.: opzichtige plaats = toch eraf halen → touw halverwege tussen 2 aanhechtingspunten doorsnijden ➔ let op: speekselsliert uit mond kan verloren gaan! => Politie maakt gebruik van armgrepen of ‘restraint holds’ (vasculaire omstrengeling, respiratory hold = wél druk op luchtpijp!) o Traumatische asfyxie = dooddrukking (door druk niet meer kunnen ademen): ▪ Positionele asfyxie, geklemd geraken in machine, omgekeerde positie, instorting gebouw, drummende menigte, overlaying (op baby gaan liggen) ▪ Versmachting (uitzetten borstkas wordt verhinderd, ook mechanische mogelijk), ▪ Kenmerken: sterke cyanose, neusbloedingen, bijkomende kwetsuren o Auto-erotische asfyxie = ‘zuurstofsex’ → versterking van orgasme door kort moment van zuurstoftekort in hersenen ▪ Zelfreddingsmechanisme faalt → stoppen met handelingen indien: plotselinge bewusteloosheid + oppervlakkige of heel hevige ademhaling ▪ Vitale tekenen herkennen: gedoseerde verhanging, strangulatie, plastic zak, smoring, elektrocutie, ‘overdressing’ (excentrieke kledij), … 18 Cluster 10.2.3 Labo Intoxicatie: o CO-intoxicatie: reuk-, kleur- en smaakloos → verhindering O²-transport ▪ Oorzaak: onvolledige verbranding fossiele brandstof, slechte verwerking gasboilers, haardvuren, uitlaatgassen (vaak zelfmoord) ▪ Symptomen: duizeligheid, hoofdpijn, braken ▪ Kenmerken: kersrode lijkvlekken, rode nagelbedden, helrood bloed, zalmrode spieren, braaksel, schuimprop! o CN-intoxicatie: in insecticides, ontstaat bij branden → snellere dood dan bij CO ▪ Zorgt voor verhindering van afgave van zuurstof aan weefsels ▪ Kenmerken: baksteenrode lijkvlekken en amandelgeur + verdwijnt snel uit lichaam o Vergiftiging: moeilijk op te sporen (uitsluitsel door onderzoek van bloed + urine) ▪ Dmv: medicatie, drugs, giftige producten, alcohol, … Verdrinking: 5 fasen → NIET VANBUITEN KENNEN 1. Lucht happen 2. Adem inhouden 3. Krampachtig inademen ook al wil men dit niet (volle bewustzijn, maar geen controle!) = verdrinkingsfase (verschil met zoet en zout water (minder bloed in ons systeem, wat ons lichaam veel beter verdraagt en reanimatie een groter succes kent)) 4. Asfyxie (bewusteloos en spiertrekkingen) 5. Agonie (preterminale adempauze – naar adem happen) o Kenmerken: overal van water, antemortem verwondingen, weinig of ontbreken van lijkvlekken door waterdruk, verweken van huid, aanwezigheid algen of vuil, sporen van zelfreddingspogingen, drijfletsels (handen/voeten), letsels van diervraat /schepen, schuimprop rond mond + neus (vitaal!), persoon kan gedeeltelijk ontkleed zijn ▪ Adipocire: lijkenvet aan buitenkant lichaam → maanden in het water? ▪ Zoet/zout water o Droog verdrinken = verstikking → afsluiting van stembanden over de luchtpijp waardoor weinig/geen vloeistof in longen, maar indien stembanden niet ontspannen = O²-tekort o Secundary (delayed) drowning = kinderen! ▪ Inademen van water en dit terug uitproesten (bijna-verdrinking) ▪ Kenmerken: moeilijk ademhalen/spreken, irrationeel of ongewoon gedrag, hoesten, borstpijnen, weinig energie/slaperigheid na incident → ga naar de spoed! 19 Cluster 10.2.3 Labo Scherp of stomp trauma: o Scherp = mes o Stomp = trein aanrijding, uit een appartement springen ▪ Opgelet: altijd 2 plaatsen delict (vanwaar men gesprongen is + waar men is neergekomen) ▪ Kenmerken: botfracturen, schedelfracturen tot opensplijting van lichaam, afrukking ledematen, misvormingen VERWONDINGEN Welke vragen moeten wij ons stellen? o Door wat ontstaan ze? o Wanneer en hoe ontstaan ze? o Is er rechtstreeks verband? o Letsels afkomstig van feiten? o Zelf veroorzaakt of tussenkomst van derden? Snijwonden: bloederig! o Kenmerken: smal/lang/relatief ondiep, grote bloedingen, randen zijn rechtlijnig/glad /regelmatig, wondstaart (geeft snijrichting weer!) o Afweerwonden: tijdens gevecht ontstaan? → meestal op handen + armen Kneusletsels: (na klop) o 2 groepen: licht en zwaar stomp geweld (bv. trein: huid scheurt, breken + barsten van beenderen) o Aard + belangrijkheid van letsels hangen af van: wijze van inwerking, plaats van impact, intensiteit van geweld! o Lichte kneuzingen: licht blauwe plek, onderhuidse bloeding (dun), kan de vorm van kneuzend voorwerp aannemen, verkleuring van oppervlak (blauw tot groen/geel), o Zware kneuzing: duidelijk zichtbaar, sterk afgebakende bloedbuil of holte die zich gevuld heeft met bloed, huid kan openbarsten + breuken + verbrijzelingen ▪ Open kneuswonden door splijting van de huid Steekletsels: o Kenmerken: minder bloederig, bloedingen intern (gevaarlijker!), wondranden zijn glad en regelmatig o Wondrichting is moeilijk na te gaan → steekrichting ▪ Als je een ovaalvormige wond hebt: bij een ‘punt’ = snijzijde, is er eerder een ‘ronde wond’ = geen snijdende kant! (dan weten we of we een mes zoeken met 2 snijdende kanten of 1 snijdende kant) 20 Cluster 10.2.3 Labo Schotletsels: o Afhankelijk van: kwaliteit + kaliber van wapen, afstand waarop schot werd gelost (zeker bij hagel), getroffen lichaamsdeel, kwaliteit munitie (oud en versleten, gemanteld of ongemanteld, hollow points, …) o Inschotwonde én uitschotwonde aanwezig? (niet altijd!) ▪ Inschotwonde is doorgaans kleiner dan uitschotwonde o Wondkanaal rechtlijnig? Versplintering van projectiel in het lichaam? (soms meerdere uitschotwonden) Kruit aanwezig op lichaam? (dichtbij lichaam geschoten!) o Drukschot = stervormig, loop wordt tegen lichaam gezet → verbranding o Vlakbij de huid = zwart en kruitafzetting zichtbaar, rond maar groot gat o Afstandsschot = grotere afstand tussen huis en wapen, mooi rond en klein gat o Hagelimpact = bij enorm dichtbij = groot gat, bij verder dan 2m = verspreiding van de bolletjes! Brandwonden: (nog overtypen van cursus) o Rechtstreekse inwerking van hitte, zoals open vuur, een vloeistof, stoom, hete voorwerpen, chemische producten, elektriciteit, … o Zowel uitwendige brandwonden als inwendige mogelijk (longen verbranden door inademing hete lucht of stoom) o Gevolg: veel verlies van vocht, barrière tegen bacteriën is weg, snelle uitputting door de energie die nodig is voor de stofwisseling o Soorten: 1e GR (lichte brandwond, zwelling, pijnlijk), 2e GR (blaar), 3e GR (zwarte huid, ongevoelig, omringd door 2e GR), 4e GR (verkoling, tot op het bot afgebrand en vernietigd) => EXAMEN: herken op foto’s: wat voor een soort verhanging? Wat voor een soort schotwond (afstand, hagel?, kruit?), wat voor een soort snijwond? Wat kan je vertellen over het steek/snijvoorwerp (2 snijdende kanten, geen? (bolle randen), 1 snijdende kant?) Autopsies???????? Uitwendige lijkschouwing: - Letterlijk schouwen van een lijk - Afnemen van vochten - Opanme temperatuur Na vaststellingt dood: - Inwendige lijkschouwing = Sectio – Obductie o Inwendig onderzoeken van een lichaam van een overleden persoon om de doodsoorzaak vast te stellen Ziekenhuis Forensisch (lichaam wordt leeggehaald……… 21 Cluster 10.2.3 Labo