Sociologie en Rechtssociologie Past Paper PDF

Summary

This document is a course outline and materials for a course in Sociology and Legal Sociology. The course description includes topics such as what is legal sociology, the definition of law from different perspectives (jurists, philosophers, sociologists), and how law functions in society. It describes how the material will be assessed (written exam) and lists some academic readings..

Full Transcript

sociaal SOCIOLOGIE EN RECHTSSOCIOLOGIE Sociologie en Rechtssociologie Praktische zaken: ❖ Schriftelijk examen met meerkeuzevragen en een paar open vragen. ❖ Studiemateriaal: o Handboek "Dialogen tussen recht en sam...

sociaal SOCIOLOGIE EN RECHTSSOCIOLOGIE Sociologie en Rechtssociologie Praktische zaken: ❖ Schriftelijk examen met meerkeuzevragen en een paar open vragen. ❖ Studiemateriaal: o Handboek "Dialogen tussen recht en samenleving", Van Aeken et. al. (Red.), Acco, Editie 2019 [LET OP!: dit is de herziene uitgave, die niet geheel overeenkomt met de inhoud van de eerste druk uit 2012]. o Cursus "Sociologie en rechtssociologie". VUB. o Extra teksten worden via Canvas beschikbaar gesteld. o PowerPoint presentaties Agenda en thema’s van de cursus ❖ Wat is rechtssociologie? ❖ Sociologie, een wetenschap van de samenleving; deel 1 ❖ Sociologie, een wetenschap van de samenleving; deel 2 ❖ Regelgeving ❖ Handhaving ❖ Formele conflictbeslechting ❖ Sociologie van de Straf (Gastcollege) ❖ Informele conflictbeslechting ❖ Rechtshulp ❖ Juridische beroepen ❖ Legitimiteit van Recht (Justitie en burger) ❖ Recht en de Risicomaatschappij 1 College 1: Wat is rechtssociologie? Studiemateriaal voor dit college ❖ Dialogen tussen recht en samenleving, p. 11 e.v.: Inleiding (Deel 1.1. Dialogen) ❖ Dialogen tussen recht en samenleving, p. 69 e.v.: Van Aeken - Een rechtssociologische analyse van de juridisering van de samenleving (Deel 1.4. Dialogen) ❖ Canvas: N. Huls - Wat is rechtssociologie? (uit: Huls, Nick, 2008 Actie en reactie. Een inleiding in de rechtssociologie, Den Haag, Boom, pp 31-42.) ❖ Canvas: C.J.M. Schuyt - De Sociologie van het Recht. Ontwikkeling van de Rechtssociologie (uit: Schreiner, Agnes (ed.) 1994. Wegbereiders voor de sociaal-wetenschappelijke bestudering van het recht. Deventer: Kluwer, pp. 1-16) Wat is rechtssociologie? ❖ Maar eerst wat is Recht? o Definitie volgends Juristen: ▪ Geheel van regels die neerslag vinden in de bronnen van het recht (algemene principes, wetten, gewoonten, etc) ▪ Deze regels vinden toepassing in de praktijk van rechtspraak en rechtsleer (ook rechtsbanken). ▪ Recht heeft consistentie structuur en een hiërarchische ordening o Definitie volgends Filosofen (natuurrecht): ▪ Recht verwijst naar een ideaalbeeld als systeem van waarden en principes die het sociale leven moeten structuren ▪ Gaat meer over een moreel beeld wat het in de maatschappij moet zijn (geïdealiseerd beeld van een aantal normen en waarden) o Definitie volgends Sociologen: ▪ Gaat niet om de vraag wat geldend recht is, maar als een sociaal fenomeen ▪ Hoe functioneert recht in de maatschappij ▪ Op twee manieren: Nauw: maatschappelijke controle uitgeoefend door systematische aanwending van macht Breed: geheel van collectieve gedragingen en normen die het sociale leven structureren o Het is belangrijk om deze verschillende perspectieven uit elkaar te houden! ❖ Roscoe Pound (1870-1964) maakte een belangrijk onderscheid. o Law in the books: juridisch perspectief (regels die er gebruikt worden om een juridisch probleem op te lossen), recht als puzzel binnen een set spelregels. ▪ Juristen die puzzels oplossen volgens de rechtsbronnen o Law in action: het recht zoals het bestaat in de praktijk, niet alleen hoe de rechten in boeken zijn beschreven. Maar hoe functioneren juridische instituties dan precies? Wat zijn de praktijken van het recht? Welke actoren van het recht vinden we terug in de maatschappij? (Veel breder perspectief van recht) o Wederzijdse invloed van maatschappij op recht en omgekeerd Law in books Law in action Wetteksten Totstandkoming Vonnissen Functioneren juridische instituties Bevoegdheden Effecten Argumenten Praktijken Oplossingen Problemen 2 Definitie rechtssociologie ‘Rechtssociologie is een empirische discipline waarin het recht wordt opgevat als een sociaal verschijnsel, als product van menselijke interactie’ (Huls) ❖ Definitie ontleden: o Rechtssociologie is een empirische discipline waarin het recht wordt opgevat als een sociaal verschijnsel, als product van menselijke interactie ▪ Empirisch: in het veld (ervaring op te doen en effectief de zaken bestuderen), met blote oog onderzoek. ▪ Ze houden zich niet alleen aan de bronnen maar willen de ervaringen testen, gaan in het veld. ▪ Het recht wordt opgevat als een sociaal verschijnsel, het is niet een moreel verschijnsel. o Zoektocht naar hoe recht betekenis krijgt in de maatschappij, door te kijken naar achterliggende context bij totstandkoming en de effecten van recht ❖ Tweede belangrijk onderscheid tussen sociale productie en werking (komt terug op de wederzijds invloed van maatschappij op recht en omgekeerd) o Sociale Productie: invloed van samenleving op het recht (Hoe komt het recht tot stand?) o Sociale Werking: invloed van recht op de samenleving (Heeft het recht ook invloed op de maatschappij? Gaan mensen die wetten gehoorzamen?...) Sociale Productie van recht ❖ Sociale factoren en actoren zijn relevant voor totstandkoming van recht o Voor die productie van het recht o Maatschappelijke elementen die invloed hebben op hoe het recht tot stand komt. (Politiek, economisch, juridisch en burgers) ❖ Interne formele bronnen van recht: o Wetgeving o Rechtspraak o Doctrine o Gewoonterecht o Algemene rechtsbeginselen ❖ Maatschappelijke bronnen van recht (Huls onderscheid er 4): o 1) Politieke machtsverhoudingen ▪ Recht is in belangrijke mate product van bestaande politieke besluitvormingsprocessen in een land ▪ Publieke machtsfactoren: politieke partijen, ambtenaren (hebben een grote invloed), bestuurders. ▪ Private machtsfactoren: lobby (zeer voorkomend verschijnsel) bedrijfsleven, vakbonden, milieuorganisaties, consumentenorganisaties. Organisaties waarmee in dialoog wordt getreden en invloed kunnen hebben op het proces van wetten. ▪ Internationale politiek: België is deel van de EU dus vrijheid van de wetgever is deels beperkt, Europese commissies, … Maar organisaties zoals NAVO hebben ook invloed op onze wetgeving. Recht heeft een bepaalde onafhankelijkheid. o 2) Economische-technologische ontwikkeling (Klassieke sociologische kijk) ▪ De ondernemingsgewijze productie en technologische innovatie zijn sterk bepaald voor de inrichting van het rechtssysteem. ▪ Economie (kapitalistische productiewijze) heeft ook invloed op wetgeving Contract & eigendomsrechten, vrijemarkteconomie, multinationals 3 ▪ Wetenschap & technologie vergroot elk jaar meer en meer. Er zijn ook gevaren aan verbonden, deze moeten reguleert worden. Zoals bijvoorbeeld nucleaire technologieën, bepaalde chemische gebaseerde technologieën. Het recht probeert bij te benen wat er op dit vlak gebeurt in de samenleving. Er zijn ook digitale technologieën met sociale netwerken (sociale media) die een grote impact hebben op het recht. o Wat moet het recht precies doen met dat soort digitale technologieën? ▪ Rampen (GEEN UITLEG IN HOC KIJK BOEK) o 3) Juridische professionals (Sociologische kijk) ▪ A) rechtspraak: toepassing recht van rechters maar ook organisatie van de rechterlijke macht ‘Recht is wat rechters doen in de praktijk’ (Realisten) Abstracte wetten krijgen pas betekenis in hun toepassing door rechters. Organisatie: Hoe functioneert de rechtelijke macht, hoe is zij samengesteld en zijn haar werkzaamheden georganiseerd? (Hoge werklast is een groot probleem als te veel zaken voor het gerecht komen, zo ontstaan er langere wachtrijen, enz.) ▪ B) Advocatuur: Verzakelijking en Internationalisering. We hebben meer een Commerciëlere kijk op de advocatuur. Ook de rol van internationale kantoren zijn zeer belangrijk. ▪ C) Ambtenaren: Rechtsvormers en regelstoepassers bij de overheid. Rol in wetgeving. o 4) rechtsopvattingen burgers ▪ ‘Ieder wordt geacht de wet te kennen’ Quod non Dit is in de praktijk fictie, niet alles burgers kennen alle rechten. ▪ Rechtssociologisch onderzoek naar: Welke kennis burgers paraat hebben over het recht? Opvattingen over het functioneren van de instituties van de rechtstaat. Vertrouwen in recht als oplossing voor hun geschillen. ▪ Invloed van de burgers op het recht via opeisingen van rechten (vraagzijde), verkiezingen (klassieke mechanisme) en demonstraties (doorheen de geschiedenis denk aan PGB). ▪ Rechtscultuur Kijk naar de juridische instituties (aanbodwijze, hoe we met het recht omgaan in bepaalde instituties) Veergelijkingen in bijvoorbeeld Japan vergeleken bij ons in België. In welke zin hebben we het recht nodig om bepaalde conflicten op te lossen of doen ze het liever op andere wijzen? Sociale werking van recht ❖ Effecten van recht in de samenleving (bedoeld & onbedoeld) o Bedoeld: De wetgever heeft altijd een bepaald idee over wat hij wil bereiken met die wet. o Onbedoeld: Ook veel onbedoelde effecten. Dit komt omdat er andere interpretaties kunnen gegeven worden aan een wet. Mensen kunnen even zinnig zijn. Enz. ❖ Bestrijden van assumpties o 1 assumptie hebben we al gezien: Iedereen kent de wet. o Een 2de assumptie: Iedereen gehoorzaamt de wet. ❖ 2 belangrijke vragen in de sociologie: o Langs welke wegen neemt de burger kennis van het recht? Hoe komt de informatie van de wetten tot de burgers? o Wat is de rol van sociale verbanden en instituties op de effecten van het recht? 4 Onbedoelde gevolgen: Anti-instrumentalisme ❖ Tegen het intentionalisme van de wetgever o Wetten hebben vaak andere gevolgen dan wetgever bedoeld had. Gebruik door mensen om andere redenen dan wetgever voor ogen stond. o Sociologische analyse gaat de normatieve veronderstellingen van wetgeving na en vergelijkt deze met sociale werking. ▪ Op welke manieren beroepen sociale groepen op rechtsregels om hun belangen te helpen (mobilisering theorieën) ▪ Wat zijn de typen van handhaving die door ordehandhavers kunnen worden gehanteerd (handhaving theorieën) Hoe bereikt recht de burger ❖ Klassieke antwoord is dat de wet in het Staatsblad staat. Maar bijna niemand leest het staatsblad. ❖ Door contracten, bij aankoop van bepaalde producten. In een contract staat veel juridisch taalgebruik. Niet iedereen leest hun contracten volledig na. Een voorbeeld hiervan zijn de Terms & Conditions. (Als je gebruik maakt van een nieuwe dienst zoals op een nieuwe website). Een contract is dus ook geen goede wijze om zichzelf te informeren met nieuwe wetten. ❖ WEL goede bronnen is door de Media. Maar we moeten rekening houden dat ze hun eigen filter kunnen hebben van hoe ze die wet presenteren. Recht bereikt mensen via filterende instituties met eigen interpretatie van de boodschap van de wetgever. o Media: tv, radio, kranten, internet ❖ Intermediaire organisatie (Middenveldorganisaties): werkgever, vakbond, sportorganisatie. Regels worden geselecteerd en doorgegeven vanuit het organisationeel belang. Rol van sociale verbanden op het recht ❖ Mens als individu vs. leven binnen sociale verbanden: familie, vriendengroepen, club, organisaties o Hebben elk hun eigen normen en waarden, deze kunnen verschillen met de waarden en normen van de samenleving. ❖ Semi-autonome velden: belangrijke term o Spelen een hele belangrijke rol. Omdat het een laag is tussen wetgever en burger zit. Ze hebben hun eigen invloed. Wetgever wilt iets met een wet maar als het tegen de waarden en normen gaat van de burger of maatschappij dan komen die normen niet altijd goed door. o Het tegenovergesteld kan ook gebeuren is dat de wetgever contact opneemt met dat soort organisaties en een soort dialoog ingaat (wetgever en burger) waardoor de wet beter wordt gehandhaafd (extra effectief wordt). o Hebben eigen doelen en formuleren en handhaven eigen formele en informele normen voor leden. Deze hebben een hoge mate van autonomie, met beperkte invloed overheid. Bijvoorbeeld: studentencorps, tuchtrecht en extern recht. o Maatschappelijke middenvelden bemoeilijken centrale sturing van overheid (hinderpaal), maar zijn ook basis voor maatschappelijk draagvlak (partner) voor handhaving van recht. ❖ Sociologische conclusie: wetten zijn minder effectief dan verwacht. ❖ Voor een jurist geldt het recht, een socioloog kijkt of het verschil maakt. ❖ Recht is veel minder effectief als gedragssturing dan mensen denken. ❖ Hoe invloedrijk zijn landmark cases daadwerkelijk in de maatschappij? ❖ Bottom-up perspectief: sociale werking vanuit maatschappij ❖ Top-down perspectief: vanuit de bestuurder 5 Juridisten & Sociologen ❖ Quote van Huls over het verschil tussen juristen en sociologen. Sommige rechtssociologen hebben de neiging om juristen af te schilderen als wereldvreemde letterknechten, die slechts geïnteresseerd zijn in de oplossing van juridische puzzels en niets begrijpen van de samenleving waarin zij functioneren. Er wordt dan een onoverbrugbare tegenstelling gecreëerd tussen sociologen en politicologen enerzijds, die in sociaalwetenschappelijke theorieën en verklaringen geïnteresseerd zijn, en juristen anderzijds, die geen benul hebben van de sociale werkelijkheid. Omgekeerd reageren juristen vaak nogal arrogant en afwijzend op kritiek vanuit de sociale wetenschappen, die tekortkomingen in het juridisch denken aantoont. Dit type jurist ziet de sociale wetenschappen als een hulpwetenschap, waarvan hij gebruik kan maken als het hem toevallig uitkomt. Dit soort wederzijdse stereotypering is weinig vruchtbaar.’ ❖ Jurist: intern normatief gezichtspunt o Intern: Bewaken van de coherentie van het recht. Streven naar rechtseenheid en rechtsgelijkheid. Regels moeten passen in het hogere geheel o Normatief: wetten, verdragen en jurisprudentie gaan over normen die voorschrijven hoe normadressanten zich dienen te gedragen. o De geldigheid wordt niet in twijfel getrokken maar bevestigd vanuit law in the books. ❖ Rechtssocioloog: extern empirisch standpunt o Extern: niet bewaken coherentie. Recht is breder dan de geldende positieve recht. Formele ongelijkheid voor de wet wordt geconfronteerd met werkelijke ongelijkheid. o Perspectief vanuit een tweede wetenschappelijke discipline: sociologie o Empirisch: beschrijving van de samenleving volgens wat ‘is’, niet wat ‘zou moeten’. Belang van wetenschappelijke gegevensverzameling: veldwerk, surveys, statistiek o Kijkt naar law in action, van onderop Juristen & Sociologen ❖ Twee tegenstellingen o Afstandelijk vs. Betrokken o Kritisch vs. Constructief Afstandelijk. Extern Sociologisch Perspectief ❖ In een zuiver sociologische benadering staat het externe perspectief voorop (van buiten naar binnen) ❖ Recht wordt gezien als een maatschappelijk verschijnsel zoals godsdienst. ❖ Recht is hier een deelgebied van de sociologie. ❖ Voordeel: o Aansluiting bij de belangrijkste theorieën van de sociologie. Sommige grondleggers van de sociologie zoals Marx, Durkheim & Weber hebben bijvoorbeeld allen het recht bestudeerd. o Sociologie heeft een arsenaal aan empirische methoden en technieken, waarvan rechtssociologie kan profiteren. ❖ Nadeel: Sociologen staan vaak nogal vreemd tegenover de aard van recht, dat nu eenmaal sterk normatief en waardegeladen is. Weinig interesse in de inhoud van recht en moeilijk gesprek met juristen. Betrokken. Rechtsrealistische studies ❖ Legal realism & socio-legal studies (van binnen naar buiten) ❖ Recht is vertrekpunt. Van daar wordt gekeken naar de productie en sociale werking. 6 ❖ De toon wordt hier gezet door maatschappelijk betrokken juristen ❖ Voordeel: recht kan worden veranderd vanuit gewijzigde maatschappelijke omstandigheden (social engineering) ❖ Nadeel: Veel juristen hebben een beperkt beeld van de sociale wetenschappen, als hulpwetenschap. De studies zijn vaak pragmatisch, beleidsgericht, zonder veel theoretische diepgaand of afstandelijkheid Kritisch vs Constructief ❖ Kritisch o Vragen en bekritiseren van veronderstellingen van juristen als deze uitspraken doen over gedrag van mensen of instituties zonder empirische onderbouwing. ❖ Constructief o Beoogt het functioneren van het recht en de juridische instituties te verbeteren, door empirische inzichten aan te reiken waardoor een betere fit tussen recht en maatschappij kan ontstaan. ▪ Voorbeeld 1: Evaluatie van de (ongewenste) effecten van wetten. Wetgever moet rekening houden met socialde context ▪ Voorbeeld 2: De gevolgen van rechterlijke uitspraken verschillen in de praktijk met wat de rechter heeft bepaald (tenuitvoerlegging) Citaat ‘Rechtssociologie is een geestverruimend middel voor juristen. Het vak maakt black letter lawyers gevoeliger voor de context waarbinnen de woorden en begrippen van het recht functioneren.’ (Huls, p. 42) Juridisering ❖ Toenemende rol van recht in de maatschappij ❖ Relatie met opkomst en uitbouw van rechtstaat en verzorgingsstaat. o Eerste golf: rechtstaat = optreden van de straat is gebonden aan de regels van het recht, het kan niet zomaar willekeurig zijn in de staatacties. Macht moet gecontroleerd worden. Was vroeger niet zo met de absolute vorsten die mochten het recht schrijven zoals ze wouden. o Tweede golf: verzorgingsstaat = ander idee over de samenleving (niet alleen controleren), maar krijgt een actievere rol, moet ingrijpen en het welzijn van burgers verbeteren (werkgelegenheid, sociale zekerheid, onderwijs, gezondheid) Juridisering & rechtstaat ❖ Rechtstaat: Acties van de staat gebonden aan de wet ❖ Steeds meer zaken worden juridisch vastgelegd om staatsmacht te legitimeren (Weber ❖ Nationale rechtstaat als belangrijkste producent van recht: wetten, decreten, etc. o Produceert voor heel het land. ❖ Opkomst: Recht van private instellingen: contracten, polissen, veiligheidsvoorschriften Juridisering & verzorgingsstaat ❖ Opkomst verzorgingsstaat: Regulering van het welzijn van de burgers (werkgelegenheid, sociale zekerheid, onderwijs, gezondheid). Er komt een soort ander idee over wat de taak van de staat is in de samenleving. Het is niet alleen maar de overheid controleren. Maar de overheid zal ook gezien worden als een veel actievere rol. Die moet ingrijpen in een paar een aantal gebieden in de samenleving. Bijvoorbeeld het welzijn van de burgers te verbeteren. Als voorbeeld de fabrieksarbeiders hun toestand verbeteren. Maar over de jaren heen wordt dat meer uitgebreid naar bijvoorbeeld veiligheid, algemene veiligheid, consumentenbescherming, milieubescherming, enz. Het zijn allemaal gebieden waar de staat gaat ingrijpen 7 daarom moet er ook voor die gebieden regulering geschreven worden. Dus gebieden waar er deze regulering niet was betekent dat er nu wetten en nieuwe regelgeving komt voor die gebieden. o Positieve rol: Leid tot veel emancipatie van zwakke groepen, inperking private macht, etc. o Maar ook veel kritiek op juridisering: formalisme, veel commentaar over hoe die zaken worden aangepakt. kosten etc. ❖ Roep om deregulering Juridisering van de Samenleving ❖ Het belang van recht in de samenleving neemt toe ❖ Te bekijken vanuit een extern perspectief naar interactie recht en samenleving. ❖ Vooral regelgeving & procesvoering ❖ Sterkere juridische greep van de overheid op de samenleving en alle verschillende domeinen (welvaartstaat) Verschijnselen Structurele verschijnselen ❖ Toename (vanaf de jaren 60) van o Juridische actoren o Afgestudeerde juristen o Rechtszaken o Wettelijke regels o Verzet tegen overheidsbeslissingen o Regeldruk ❖ In de jaren 90: Explosie van hoeveelheid nieuwe wetten die geproduceerd worden. Factoren Variatie Juridisering tussen Landen ❖ Waar ligt dat nou aan dat de rol van het recht toeneemt? En kunnen we bijvoorbeeld kijken of we verschillende landen met elkaar kunnen vergelijken? En kunnen we dan bepaalde factoren aanduiden die belangrijk zijn? o Cultuur o Economie & Politiek o Juridische Infrastructuur Factoren Variatie Juridisering Cultuur ❖ Tegenstelling Japan – VS o Hoeveelheid rechters en advocaten veel hoger in VS. o Andere wijzen om met conflicten om te gaan. o VS is eerder individu gericht, Japen meer collectivistisch. o Japan heeft een schaamtecultuur. Geschillen worden niet openbaar afgehandeld (als je naar de rechtbank gaat voor een probleem dan wordt dit openbaar behandeld), leveren schaamte op. ▪ Dus veel van die conflicten willen ze zelf oplossen om die stap naar de rechter niet te maken. 8 Factoren Variatie Juridisering Economische Ontwikkeling ❖ Algemene peil van socio-economische en politieke ontwikkeling. ❖ Ontwikkelingslanden vs. post-industriele staten. Zijn er grote verschillen. o Overheid niet geëvolueerd tot herverdelende machine. ❖ Minder belangengroepen die wetgeving afdwingen ❖ Conclusie: Economische ontwikkeling werd in de sociologie ook aangedragen als een factor die te maken heeft met juridisering. Factoren Variatie Juridisering Juridische Infrastructuur ❖ Nederland vs Noordrein-Westfalen (Duitse deelstaat). (Bruinsma 2000) o Verschillen niet qua cultuur en economie (mochten dit niet als uitgangspunten gebruiken dus gingen ze opzoek naar een andere factor) o Maar toch zien we grote verschillen o In NED meer via alternatieve beslechtingen voor men naar de rechter gaat (dus op andere manieren een probleem oplossen inplaats van naar een rechtbank te gaan), in DU is dit minder het geval. ❖ Vergelijkbare culturele en ontwikkelingsfactoren…, maar laatste heeft veel meer civiele zaken. o NL 2.258/100.000 o NW 3.535/100.000 ❖ Juridische infrastructuur: o Toegang tot recht. o Rol ADR. o Verplichte bijstand advocaat. o Omvang rechtshulp. o Alternatieven wetgeving. Wat hebben we gezien: rechtssociologie met belangrijk fenomeen: juridisering en nu gaan we kijken naar de geschiedenis van rechtssociologie. Historische ontwikkeling van de rechtssociologie ❖ Voorgeschiedenis: o Natuurrecht & opkomst van absolute staten. ▪ Recht dat ons van nature is gegeven ▪ Verlichtingstype denken ▪ Natuurlijke rede met principe die voor iedereen gelden ▪ Onafhankelijk van de context o Rechtspositivisme & opkomst van de democratische, bureaucratische staat. ▪ Recht wordt bepaald door het juridisch systeem waar je je bevindt ▪ Geldend recht moet geen morele inhouden bevatten o (Natuurrecht en rechtpositivisme zijn 2 filosofische stromingen.) Natuurrechtsleer ❖ Ontwikkeling van absolute staten vanuit middeleeuwen (feodaal model) ❖ Afwezigheid geunificeerde rechtsinstellingen in middeleeuwen ❖ Tot 1750 versnipperd recht, daarna ontstaan van geseculariseerd natuurrecht o Natuurlijk rede als grondslag van het recht o Implementatie in beginselenverklaringen 9 ❖ Codificatiebeweging (1750-1813) ❖ Recht neemt de dominante vorm van de wet aan: o Monisme van de wet als rechtsbron gekoppeld aan monisme van de staat als machtsbron (met gewelds en belastingsmonopolie) ❖ Met de moderne code ontstaat een deductieve & lineaire rationaliteit waarin de delen van het rechtsysteem als onderling logisch verbonden worden gezien. ❖ Naturaliserende dimensie: recht wordt als autonoom voorgesteld van de sociale wereld ❖ Recht als abstract systeem van regels, conform aan de natuurlijke Rede en universeel ❖ A-historiciteit: Haar sociale genese blijft buiten beeld en wordt versluierd in haar metafysische gronding Rechtspositivisme ❖ Reactie tegen het natuurrecht o Er bestaat niets behalve het positieve recht o Verbreken van de band tussen recht en moraal o Nadruk op de formele geldigheid van rechtsregels o Nog sterkere nadruk op deductief dogmatische rechtswetenschap en abstract logisch systeem van regels dat sociaal gedrag regelt Rechtssociologie ❖ Demystificatie van het juridische ❖ Beeld op sociale genese van het recht: recht als sociale constructie ❖ Oog voor historiciteit als kern van alle juridische constructies ❖ Oog op waarden en belangenconflicten achter de façade van het rationale recht Sociologie van het recht: ontwikkeling van de rechtssociologie Historische Ontwikkeling van de Rechtssociologie Vier Invloeden door Gees Shuyt waardoor de rechtssociologie zich heeft ontwikkeld. 1. Kritische Rechtswetenschap 2. Ideologiekritiek 3. Algemene Sociologie 4. Naoorlogse Sociologie 1) Kritische rechtswetenschap ❖ Eind 19e Eeuw ❖ Kritiek op het Juridische Formalisme: de Normatief Deductieve Rechtswetenschap ❖ Jhering (Der Zweck im Recht, 1877): o Beschouw het recht vanuit de sociale doeleinden die aan regels ten grondslag liggen. ❖ Ehrlich (Grundlegung der Sociologie des Rechts, 1913) (wordt gezien als de vader van rechtsscociologie) o Officieel begin Rechtssociologie o Zwaartepunt van de rechtsontwikkeling ligt niet in wetgeving, rechtspraak of rechtsontwikkeling, maar in de maatschappij. o Het levende recht, de normen in de samenleving, moet het uitgangspunt worden voor rechtsontwikkeling & wetenschap. ❖ Debatten over de Methode van de Rechtswetenschap in verhouding tot de Sociologie. ❖ V Sociological Jurisprudence & Legal Realism ❖ Pound neemt Jehring over: o recht als strijdperk maatschappelijke belangen 10 o Kijken naar doelen van regels en hun effecten in de maatschappij ▪ Als we de doelen goed begrijpen dan kunnen we dat ook gebruiken. o Social engineering: recht als middel voor nastreven bepaalde waarden en belangen (het recht word gezien als instrument om die veranderingen in de maatschappij te maken) o Van law in the books naar law in action 2) Ideologiekritiek met Marx ❖ Volgens Marx is recht een soort afspiegeling van de politieke machtsverhoudingen in de maatschappijen volgens hem heeft dat te maken met de klassen. De klasse die op dat moment in die tijd aan de macht is zal dan ook het recht bepalen. o Kritiek op Klassebasis van het Recht. o Er is grote ongelijkheid in de samenleving zegt Marx. ❖ Marx 1842 Debatten over het Recht over Houtdiefstallen ❖ Ideologiekritiek op het Recht. Recht als een afspiegeling van eigensdomsverhoudingen in de samenleving. ❖ Relatie tussen recht en maatschappelijke ongelijkheid als blijvend thema rechtssociologie. ❖ Kritiek op Klassejustitie ❖ Gewoonterecht (commons) om hout te sprokkelen kwam in botsing met het positieve recht dat veranderd was in het belang van grondeigenaren 3) Algemene sociologie met Durkheim en Weber ❖ Worden beschouwd als de 2 Founding Fathers van sociologie. ❖ Durkheim: ziet het recht als een soort spiegel hoe de samenleving eruitziet (bijvoorbeeld: Op vlak van solidariteit, rechtssysteem, enz.) ❖ Weber: Het recht is belangrijk maar als we kijken naar het recht zien we veel hoe een maatschappij zich wilt organiseren. En niet hoe het werkelijk is. Weerspiegeling ❖ In het kader van een studie van de maatschappij besteden de wegbereiders van de sociologie vaak aandacht aan het recht. ❖ Centraal staat niet methodische kwesties of normatieve beslissingsprocedures, maar ontwikkeling van recht en samenleving. ❖ Durkheim: Recht als empirische indicatie voor de stand van maatschappelijke ontwikkeling ❖ Weber: Vergelijk organistatievormen van rechtssystemen op basis van rationalisering van besluitvorming en burocratisering (nodig voor rechtzekerheid en voorspelbaarheid, voor kapitalisme) 4) Naoorlogse sociologie ❖ Eerder was het theoretisch ❖ Meer verfijnde begrippen en methode van onderzoek en meer gespecialiseerde onderwerpen. o Is nu eerder empirisch ❖ Heeft een grote rol op de ontwikkeling van de rechtssociologie ❖ Surveys in testen opvattingen van burgers over recht ❖ Analyse van formele o Rechtbanken, o Advocatuur, o Wetgever, o Openbaar Bestuur, o Politie 11 Karakteristieken van de rechtssociologie volgens Kees Goudt Vier factoren: ❖ Effectuering van Regels en Rechten ❖ Rechtsverhoudingen en Machtsverhoudingen ❖ Recht en Organisatie ❖ Recht en Sociale Verandering Effectuering regels en Rechten ❖ Rechten hebben 2 soorten bestaan ze kunnen op de boekenplank liggen en kunnen perfect beschrijven hoe we ons zouden moeten gedragen. Maar rechten krijgt een helemaal ander bestaan als iemand ze uit de kast neemt en ze gebruikt (actualiseert) dan krijgen we anderen vragen. Zoals welke rechten worden heel vaak gebruikt en welke boeken blijven altijd op de plank liggen, boeken die perfect beschrijven hoe we ons zouden moeten gedragen maar die nooit in de praktijk gebruikt worden. Welke rechten en boeken worden nu wel gebruikt? Waarom is het zo dat sommige rechtsboeken meer gebruikt worden als anderen? Zijn er verschillen die belangrijk zijn daartussen? ❖ Subjectieve Rechten als boeken in de kast o Ideëel aspect: potentiele gebruik als nodig, verder slapend bestaan o Actueel aspect: toets regels aan hun gebruikswaarde ❖ Worden bepaalde Rechten stelselmatig niet/minder gebruikt? Welke correlatie met niet-juridische factoren (macht/klasse)? ❖ Welke omstandigheden zijn van belang voor effectuering? Werkt de regel gezien het doel? o Regels o Grondrechten o Juridische Idealen ❖ Wat zijn de sociale oorzaken van pervertering van het recht? Rechtsverhoudingen en machtsverhoudingen (denk aan Marx) ❖ Uitspraak filosoof: “rechtsvaardigheid is niets meer als het recht van de sterkste” o Socrates spreekt dit tegen ❖ Spanning Recht & Macht o In hoeverre is Recht een Verlengstuk van Maatschappelijke Macht? o In hoeverre kan Recht Macht onder Controle brengen? o Zijn beide empirische vragen ▪ Niet altijd even makkelijk om deze expliciete vragen te beantwoorden ❖ Opsporen buiten juridische invloeden op beslissingen of regels. ❖ Recht bepaalt macht. Recht als ideologische versluiering van belangen van machtige groepen (neo- Marxisme). Moeilijk bewijsbaar ❖ Klassejustitie & rechtsongelijkheid o Klassejustitie: bepaalde groepen worden meer bestraft dan andere groepen ❖ Statistische toetsing van beslissingen op verschillen met verband met sociale kenmerken o Weinig macht betekent vaak weinig recht ❖ In hoeverre kan recht bijdragen aan terugdringen ongelijkheid? Moeilijk, want moet in combinatie met actie van onderop 12 Recht en organisatie (denk aan Weber) ❖ Langs ene kant kunnen we het recht zien als de wijze waarop wij onze maatschappij organiseren. Heel belangrijke rol van recht in de organisatie van recht in de maatschappij. o Aan de andere kant moet het recht zich verhouden tot allerlei andere organisaties. o Semi-autonome velden ▪ We hebben het recht van de wetgever (officiële instituties) maar ook allemaal sociale verbanden in de maatschappij die hun eigen normen/regels stellen. ▪ Hoe verhouden die zich tot elkaar? ❖ Allebei prioriteit voor formele regels voor bepalen handelswijze of nemen beslissingen ❖ Recht als formele organisatie van samenleving door explicitering van normen ❖ Informele normen: alle andere regels die een organisatie in stand houden. Vaak niet expliciet, soms in strijd met de formele. o Vb stukloon arbeiders & informele ovk om niet teveel te werken o Vb politie spanning effectiviteit en bescherming rechtsbeginselen o Vb. Administratieve beslissingen en routines ❖ Organisatie & Individu Recht en sociale verandering 1. Law lag argument: recht zou achterlopen bij de maatschappelijke ontwikkeling. Regels zijn verouderd. ❖ Vb. Zedelijke normen. Recht vaak gezien als vastleggen normen van 1 generatie voor de volgende. o Maar kan leiden tot conflict aangezien niet alle generaties het met elkaar eens zijn o En wat is de rol van het recht daarin o Soms door sociale druk/veranderingen begint het recht te veranderen ❖ Als deze regels door verandering hun verbindende kracht verliezen komt het formele gezag van het recht in spanning met nieuwe informele normen in de samenleving. Aanpassen recht ❖ Vb. Technologie 2. In hoeverre kan Recht sociale verandering teweegbrengen? Kan recht verandering in Morele Normen bij Burgers bewerkstelligen? ❖ Kan het recht sociale veranderingen produceren? o De wetgever denk dit wel, maar het recht is ineffectiever dan we denken. ❖ Sumner: “Law cannot make mores, morality cannot be legislated” ❖ Alleen als de wetten overeenstemmen met dieperliggende morele normen hebben ze effect ❖ Vb Puriteinse drooglegging in VS & opkomst maffia. o Drooglegging: alcohol te verbieden (jaren 30) maar mensen houden zich er niet aan en opkomst van de maffiabeweging en begint alcohol te voorzien en dat heeft een blijvend effect gehad op de maatschappij. o Men probeert een sociale verandering door te voeren via het recht maar het is niet altijd evident dat die verandering ook teweeggebracht wordt. ❖ Zakelijke wetten kunnen beter dan emotionele wetten nieuw normbesef teweegbrengen (verkeersregels vs. abortus, softdrugs, prostitutie) 13 College 2: sociologie – wegbereiders Vorige week (Herhaling) ❖ Wat is rechtssociologie o Law in action VS law in the books o Sociale werking tegenover de sociale productie van het recht ❖ Specifiek thema dat de rechtssociologie bestudeert o Juridisering van de maatschappij o Rol van het recht is meer toegenomen ❖ Historische ontwikkeling van de rechtssociologie, 4 invloeden o Kritische rechtswetenschap ▪ Juristen zelf die kritisch waren op collega’s ▪ Je moet niet alleen binnen het recht kijken moet recht ook plaatsen in een grote context: wat is de rol in de maatschappij o Ideologiekritiek ▪ Onder invloed van Karl Marx: kritiek op recht ▪ Komt het wel voor? Contractvrijheid, gelijkheid voor de wet o Algemene sociologie ▪ Eind 19de eeuw – begin 20ste eeuw totstand ▪ Met Durkheim en Max Weber ▪ Zijn eerder algemeen maar kijken toch ook naar het recht Durkheim: solidariteit Weber: rationalisatie o Naoorlogse sociologie 3 wegbereiders van de rechtssociologie ❖ 3 denkers die het pad hebben gevormd o Karl Marx o Durkheim o Weber ❖ De sociologie ontstaat als discipline aan het einde van de 19de eeuw Sociologie als wetenschap ❖ Wetenschap heeft de opdracht een tip van de sluier op te lichten die over de realiteit heen hangt, eg. De natuur, de mens, de samenleving ❖ Weber: “wetenschappen draagt bij tot de ont-tovering van de werkelijkheid” ❖ Sociologie: betekent letterlijk: logica van de maatschappij ❖ Wetenschap helpt ons een stap verder te zetten dan wat we met onze ogen zelf zien. o Wat zit er nu achter? Wat zijn de oorzaken? Waarom gebeuren dingen zo? o Niet alleen op natuur maar ook op de mens, de maatschappij Onttovering ❖ Begint heel vroeg o Copernicus (1514): aarde draait rond de zon, niet omgekeerd o Wetten van Newton (1687), Linnaeus (1735), Durkheim (1893) (samenleving) en Freud (1900) (psyché: menselijke geest) ❖ Onttovering van een idee over onszelf door de wetenschap ❖ Waarom sociologie zo laat? 14 o Kunnen we vergelijken met de vis in het water. De samenleving is het water waar de vis in zwemt en als vanzelfsprekend ervaart ▪ Hij heeft niet door dat hij in water is, ziet wel alles in het water maar niet het complete plaatje ▪ Omgeving dat zo natuurlijk aanvoelt o Het vormt onze waarneming en identiteit o Samenleving moest worden gezien als niet noodzakelijk god gegeven, maar door mensen geraakt ▪ Als je het maakt kan je het veranderen Achtergrond: verlichting 18de eeuw ❖ Geloof in de vooruitgang door middel van kritische gebruik van ons denkvermogen en dat zetten we om in wetenschap ❖ Belangrijk in het overwinnen van religie en vooroordelen van de traditie ❖ Moest steunen op feiten en op gebruik van de rede ❖ Vooruitgang vooral in cultuur, geleerdheid en zelf-determinatie, zelfontwikkeling Sociaal contract theorie ❖ Thomas Hobbes’ Leviathan o Klassieke rechts filosoof. o Theorie: ▪ De staat (het lichaam van de koning) wordt gevormd door alle mensen uit de maatschappij bij elkaar. Voordat de staat bestaat, leven de mensen verspreid, zijn vaak in oorlog in de staat van de natuur. Mensen willen uit de staat van natuur en ze gaan zich verenigen om een staat op te richten die hun kan beschermen. Maar dan moeten ze hun macht overdragen aan een soeverein, die het zwaard van de wereldlijke macht in handen heeft. ❖ Belangrijk om te weten is dat deze theorie een manier van denken is over de maatschappij die focus zet op het individu. Het individu sluit het sociaal contract. ❖ Samenleving als verenging van individuen: o Individu komt eerst en heeft eigen karakter onafhankelijk van de samenleving o De samenleving is resultaat van deze vereniging en haar karakter wordt bepaald door het karakter van de individuen Achtergrond: verlichting (18de eeuw) ❖ Vrijheid, gelijkheid en broederschap is een belangrijke slogan van de verlichting ❖ Idealen van vrijheid en gelijkheid (motto revolutie) ❖ Rechtvaardigheid ❖ Rol van het recht ❖ Later ook link met idealen en het recht. “De droom van de Rede creëert Monsters” (GOYA) ❖ Goya: Kunstenaar eind 18de eeuw ❖ Men ziet een eerste vorm van kritiek o Rol van de rede (dat we zo alles kunnen oplossen) is niet alles zaligmakend, er zijn veel problemen zoals het over rationaliteit dat uit de verlichting komt. 15 Karl Marx (1818-1883) ❖ Ideeën van Hegel: Is belangrijk om te begrijpen dat hij nadenkt over hoe we ons door de geschiedenis heen ontwikkelen. Voor hem is het heel belangrijk dat het de menselijke geest is die de soort ontwikkeling door de geschiedenis bepaald. Het is de dialectiek van de geest die bepaald dat de geschiedenis vooruitgaat. Dat is een heel belangrijk idee. Marx’s neemt deze interesse over. Maar hij vindt het idee van de geest gaat hij tegenspreken. Hij is meer geïnteresseerd wat erachter ligt. De politieke en economische verhoudingen bijvoorbeeld. ❖ Economisch/filosofisch ❖ Achtergrond waarmee hij schrijft o Interesse in Engeland waar een beweging is met heel veel kleine boeren waar gronden die eerst gemeenschappelijk waren door GGB worden overgenomen o De boeren worden gedwongen om de landen te verlaten en trekken op naar de steden. ▪ Daar is op dat moment de industriële revolutie volop aan de gang Industriële revolutie (1760-1840 ) ❖ Producten van de verlichting, door het verlichtingsdenken hebben mensen alle apparaten en toestellen kunnen maken in de fabrieken om massaproductie te maken. ❖ Grote Historische omschakeling in modus van productie van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen. ❖ In dat proces waren er veel behoefte aan arbeiders. ❖ Veel Landonteigening in Engeland, mensen trekken op naar de steden. ❖ Leidde tot onvrede met sociale veranderingen van industriële maatschappij. o Arbeidsomstandigheden waren zeer intens: lange werkdagen & weken o Vervuiling o Levensomstandigheden waren slecht: voedsel, bewoning, … ❖ Begin van sociale bescherming met factory acts (1833-1890) Houtdiefstallen ❖ Arme mensen hadden de gewoonte om in de bossen te gaan en gevallen hout te verzamelen voor eigen gebruik. ❖ Maar dit werd strafbaar door de wet. Want Dit werd beschouwd als diefstal omdat het land waar het hout van kwam was eigendom van de GGB. ❖ 1842 Rheinishe Zeitung, artikel van Marx, tegen recht als vehikel private (bos)bezittende klasse. ❖ Eerste keer dat Marx het heeft over de rol van het recht o Recht in de macht van de heersers o Staat in dienst van de heersende klasse (Het recht is conservatief) 16 Industriële rol van het recht ❖ Door F. Engels gaat Marx’s zich meer richten op de industriële samenleving. En de rol van het recht daarin. o Absolute contractvrijheid: de fabriekseigenaar was vrij om de lengte van de werkdagen en werkweken te bepalen en arbeiders te ontslaan. o Kritiek op de rol van het recht, recht verdedigt de status que van de heersende klasse ▪ Relatie arbeiders en werkgevers leek mooi in het recht beschreven maar in werkelijkheid niet o Juridische constructen zoals eigendom en contractvrijheid staan ten dienste van de heersende klasse ▪ Zoals houtdiefstallen Das kapital ❖ Marx heeft een zeer kritische visie op het rol van de recht in de maatschappij. ❖ Sociologisch denken onderbouwd door filosofische reflectie van de samenleving o Arbeid: proces waardoor we onszelf worden en sociale groepen instandhouden. ❖ Arbeid is de eerste historische daad waarmee de natuur dienstbaar wordt gemaakt aan de mens ❖ Menselijk samenleven begrepen vanuit arbeidsproces ❖ Niet alleen productie materiele voorwerpen, maar ook van zichzelf en de sociale orde waarin ze leven Arbeidsproces ❖ Proces van omvorming van een voorwerp tot een product door menselijke arbeid met arbeidsmiddelen. o 1) Voorwerp: grondstoffen o 2) Arbeidsmiddelen: werktuigen, machines ▪ 1+2: productiemiddelen o 3) Arbeid: menselijke energie ▪ 1+2+3: productiekrachten (Alles tesamen noemen we de productiekrachten) o 4) Productie: met gebruikswaarde en ruilwaarde ❖ Als voorbeeld: Brood maken o 1: We h ebben grondstoffen nodig → granen nodig o 2: Ook werktuigen nodig → molens om graan te malen o 3: Anderen producten → om bv te bakken Meerwaarde ❖ Ontstaat uit het verschil tussen de door arbeiders geproduceerde waarde (die eigendom is van de fabrikant) en hun uitbetaalde loon o Alles wat de arbeiders gemaakt hebben in de fabrieken in eigendom van de fabrikant. En daardoor is het product ook eigendom van de fabrikant. o Er is competitie tussen fabrieken, mensen willen voor de goedkoopste prijs hun producten verkopen. Ze willen hun kosten drukken door de lonen van arbeiders lager te houden of gelijk te houden maar langer werken. Dat is wat Marx de meerwaarde noemt. Productieverhoudingen ❖ Technisch: organisatie van de productie, apparatuur die ervoor gebruikt wordt. ❖ Sociaal: Wat zijn de verhoudingen tussen de bezitters productiemiddelen en de producenten in productieproces? ❖ Relatie tot productiemiddelen o Feodale samenleving: heer-horige, meesterknecht, je had de landheer die eigenaar was van het veld. o Kapitalistische samenleving: kapitaalbezitter (kapitalist) en arbeider (proletarier). 17 ❖ Deze verhoudingen van productie in relatie tot productiemiddelen zijn maatschappelijke posities, onafhankelijk van, en soms tegen wil betrokkenen. (markwetten dwingen kapitalist tot uitbuiting arbeider) ❖ Productiekrachten, middelen en wijze vormen de infrastructuur of de benedenbouw van de samenleving o Belangrijk begrip o Marx tegen Hegel: De geest is de bovenlaag van de maatschappij, het is de infrastructuur die de motor is van de historische ontwikkeling en die heeft invloed op de geest. o Hij draait het plaatje om. Hij gaat weg van het idee van de verlichting. ❖ Steeds verdere arbeidsdeling nodig (Belangrijke term) o Je staat in een fabriek en krijgt één functie. o Productieproces wordt ingewikkelder. o Belangrijke factor van de ontwikkeling van onze maatschappij. ❖ Productiemiddelen komen steeds meer in handen van een kleinere groep van de bevolking o Als het steeds erger wordt, zal dit leiden tot een sociale revolutie ❖ Iemands macht hangt af van zijn of haar sociale klasse o Klasse van arbeiders die bezitloos is o Klasse van kapitalisten die eigendom hebben van de productiemiddelen zoals geld en machines ❖ Als productiekrachten en productieverhoudingen in contradictie met elkaar komen is het einde van een bepaalde productiewijze aangebroken. ❖ Omwenteling naar een nieuwe (sociale revolutie) ❖ De conflictueuze dynamiek tussen deze 2 klassen bepaalt de loop van de geschiedenis (klassenstrijd) ❖ Arbeidersklasse zal uiteindelijk kapitalisten omverwerpen. ❖ Historische verklaring periodes op basis van bezit van de productiemiddelen Maatschappelijke ordening ❖ Op de economische benedenbouw van productieverhoudingen van de samenleving, staat de superstructuur of bovenbouw. ❖ Infrastructuur/benedenbouw: de manier waarop de economie is gestructureerd dat is belangrijk, die staat naast de bovenbouw: o De ideologie: het ideologisch niveau van vormen van maatschappelijk bewustzijn. ▪ Dit dient om mensen te onderling te verbinden en in functie van de productietaken en ordenend zo de maatschappij. De verhouding kapitalist-arbeider wordt bv voorgesteld als gelijke ruil (in klassieke economische theorie) terwijl in werkelijkheid deze verhouding zeer ongelijk was ▪ Bewust zijn in de maatschappij en die heb je nodig zodat je niet inziet in welke situatie je zit. ▪ Kunst, cultuur, godsdienst, onderwijs, filosofische ideeën (gelijkheid, vrijheid…) o Juridisch-politieke niveau: de staat, zodat de situatie zo blijft doorduren. ▪ Dit apparaat verzekert de werking van dit geheel met geweldsmonopolie. De voornaamste functie is het behoud van de heersende positie van de machtige klasse ▪ Idealen van het recht, makers van de wetten 18 Bewustzijn & verlichting ❖ Arbeiders zijn niet eerder beginnen verzetten door het valse bewustzijn, ze zien niet dat ze uitgebuit worden. ❖ Wijze waarop we denken wordt gekleurd door de maatschappij ❖ We zijn begonnen met de ideeën van de verlichting (gelijkheid, vrijheid en broederschap) maar zijn ideologische termen o Maar in praktijk in die fabrieken zijn er grote ongelijk en dit heeft te maken met de economische verhoudingen ❖ Infrastructuur bepaalt superstructuur (en maar deels andersom) ❖ Verlichtingsidealen van vrijheid en gelijkheid blijven zwevende ideologische noties als ze niet gekoppeld worden aan gelijke economische verhoudingen Rol van het recht ❖ 3 aspecten (Volgens Marx) o Recht is een weerspiegeling van de economische machtsverhoudingen. o Recht is een instrument in de handen van de bezittende klasse om de arbeidersklasse te domineren of onderdrukken. o Recht is een ideologie en geeft vals bewustzijn van de werkelijkheid als diende zij algemeen belang. ❖ Kritiek op de klasse basis van het recht o Belangrijke geagendeerde sociologische thema’s ▪ Relatie tussen recht en macht ▪ Rol tussen recht en maatschappelijke ongelijkheid ▪ Klassenjustitie (andere behandeling van het recht) Frankfurter Schule ❖ Adorno & Horkheimer (1920) o Analyse van politiek, cultuur en recht volgens historisch materialisme, niet alleen industrialisatie zoals Marx o Kritiek op de Verlichting: de achtiende eeuwse verlichting brengt de industriële revolutie voort met economische expansie, met de cognitieve en materiele condities o Rationalisering wordt ver doorgedreven en denken wordt technocratie o Hoge cultuur wordt massacultuur, geproduceerd door de “cultuurindustrie” Huidige relevantie ❖ Westerse Verzorgingstaat o Rechten van werknemers verbeterd, o inkomens gestegen o werktijden verkort. o levensomstandigheden verbeterd ❖ Tegenstelling tussen arbeid en kapitaal is hiermee deels ‘opgeheven’ ❖ Thomas Piketty: ‘das kapital’ hedendaags waarbij er nog steeds een groot verschil is tussen de rijken en de armen. ❖ Maar in andere delen in de wereld is het anders, heeft industrie ook later plaatsgevonden en is het misschien nog bezig. ❖ In onze eigen wereld in andere gedaantes: o Internationaal kapitalisme. In internationaal geldverkeer is macht van kapitaal moeilijk in bedwang te houden (WTO, belastingparadijzen) o Modern kapitalisme: accumulatie van kapitaal gaat gepaard toenemende ongelijkheid i.p.v. sociale vooruitgang 19 o Informatie kapitalisme & surveillance kapitalisme: user content en persoonlijke data commodificatie ▪ Surveillance kapitalisme: u denkt gebruik te maken van gratis diensten maar bedrijven kunnen uw data omzetten in geld en is een nieuwe variant ▪ Deze analyses worden nog gebruikt maar worden aangepast aan de tijd zoals surveillance kapitalisme Emile Durkheim (1859-1917) Een Founding Father van de Sociologie ❖ Marx is geen klassieke socioloog maar biedt wel een manier van denken aan. ❖ Oprichter van de sociologie o Ook joodse rabbijnachtergrond o Eerst is hij bezig met wat is de methode (stat) en dan past hij deze toe op ▪ Zelfmoord ▪ Arbeidsdeling o Eerst die eerste sociologische tijdschrift maakte en eerste professor van de sociologie. Wat bestudeert die sociologie? (Wat is het object?) ❖ Object van de Sociologie: Het collectief bewustzijn (Consience Collective) o Hobbes zag het als een optelsom van individuen. o Maar Durkheim zegt: gemeenschap is geen verzameling van individuen. ❖ Zij heeft een zelfstandige werkelijkheid, onder herleidbaar tot individuele eigenschappen. ❖ Deze bovenindividuele entiteit is gebaseerd op sociale feiten. ❖ Gemeenschap heeft collectieve bewustzijn met dwingende invloed op individuele geweten. ❖ Maatschappij heeft eigen werkelijkheid los van de individuen en die effect heeft op individuen. o Durkheim maakt een omkering. Methode van de sociologie ❖ Regel 1: Beschouw sociale feiten als dingen. Dingen die je zelfstandig kan bestuderen ❖ Regel 2: Ban alledaagse begrippen uit. Niet alledaagse termen gebruiken, dus specifieke termen ❖ Regel 3: Neem verschijnselen met externe kenmerken. Bestudeer alleen wat gaat, die waarneembaar zijn, die data achterlaten. Zelfmoord ❖ Niet louter een individueel besluit maar sociaal verschijnsel. (leeftijd, gender, maand, godsdienst) o Staat verzamelt meer data die dan in stastieken gezet kunnen worden en kijkt naar zelfmoord. ❖ Kwantitatieve onderzoekspraktijk: statistische relatie tussen individuele psychologische motieven en te verklaren sociale verschijnsel en andere data. o Sociale cohesie/integratie in gemeenschap geeft comfort aan, mensen met stress en angst. 20 o Zelfmoordratio zijn het gevolg van onopgeloste stress en angst bij mensen. o Katholieken hebben grotere cohesie dan Protestanten. o Zelfmoordratio moeten hoger worden verwacht bij de laatsten dan bij de eersten. (vb Merton 1957) ❖ Sociale cohesie (Belangrijk begrip) o Bij katholieken meer sociale cohesie dus minder zelfmoorden dan de protestanten ❖ Maatschappelijk fenomeen en daar voorspellingen opdoen. o Dit is een wetenschappelijke methode. Arbeidsdeling ❖ Eerste grote verschil tussen Marx en Durkheim o Marx: Zijn theorieën zijn gebaseerd op conflict, spanningen en sociale veranderingen in de maatschappij. Conflict is een belangrijke term bij Marx. o Durkheim: Hij zegt dat sociale cohesie (onderlinge samenhang) de belangrijkste term is in de samenleving. ▪ Arbeidsdeling markeert transitie van primitieve naar complexe moderne samenlevingen. ❖ Industrie heeft invloed op sociale cohesie. ❖ Arbeidsdeling = Overgang van traditionele naar complexe samenleving. o Met notie van solidariteit. o In traditionele samenlevingen, is het een mechanische solidariteit. ▪ Mensen zijn niet verschillend, ook de behoeftes ook niet, iedereen is gelijk en ook in wat ze doen. Dus er is weinig arbeidsdeling. ▪ Collectieve bewustzijn is hoog, ook niet veel verschil met individuele bewustzijn. o In complexe samenleving, is het een organische solidariteit. ▪ Arbeidsdeling stijgt, mensen worden meer gespecialiseerd voor een bepaald type werk. Dan verandert de solidariteit. ▪ Er heerst ‘organische solidariteit’ gebaseerd op ongelijkheid en afhankelijkheid van mensen van elkaar voor taakuitoefening op elkaar. ▪ Mens als individu. ▪ Organisch: lopende band en men wordt goed in één taak, ze zijn afhankelijk van de taak voor hun taak. Organen in ons lichaam hebben andere functie maar we hebben ze allemaal nodig om ons lichaam op peil te houden. Rol van het recht ❖ Recht zegt veel over de maatschappij waarin je leeft volgens Durkheim. o Zoals over de solidariteit. o Recht wordt een diagnostische wijze om samenlevingen uit elkaar te houden. ❖ Recht reproduceert de belangrijkste vormen van solidariteit in de maatschappij en is daar het zichtbare symbool van. ❖ Vormen van recht als diagnostische instrumenten voor de classificatie van (de evolutie van) maatschappijen. 21 Primitieve samenleving ❖ Recht is om een wijze om je terug te pakken. ❖ Vooral repressief recht (eg. Strafrecht). ❖ Rechtsinbreuken worden gezien als inbreuk op het collectieve bewustzijn van de groep en haar voortbestaan. o Een inbreuk van én wordt gezien als een inbreuk op het geheel. o Omdat ze zich identificeren met die groep. ❖ Recht dient om mensen terug in gareel te krijgen en sociale cohesie intact te houden. (Geen correctie van individu) ❖ Expressie van mechanische solidariteit. Moderne samenleving ❖ Restitutief recht: herstellen en niet straffen. o Publiek recht ❖ Niet gebaseerd op straf door verlies of lijden. ❖ Regels (en inbreuk) worden niet noodzakelijk door allen gedeeld. ❖ Regulering van gespecialiseerde deelgebieden veroorzaakt door arbeidsdeling. ❖ Gericht op herstel van eerdere toestand. (civiel en administratief recht) ❖ Expressie van organische solidariteit. Moraliteit en recht (naast arbeidsdeling en zm) ❖ Moraal is een sociaal fenomeen, het is een objectief verschijnsel van gemeenschappen. ❖ Brug tussen individu en groep. ❖ Durkheims rechtsbegrip is niet positivistisch, maar nauw verweven met het collectieve bewustzijn en moraliteit. o Recht en moraliteit hangen samen. o Recht is een uitdrukking van bepaalde behoeftes. ❖ Moraliteit heeft een belangrijke functie in het vinden van het individu in de maatschappij. o Heeft ook een link met het recht. ❖ Rechtsregel is: o Een handelswijze volgens gemeenschappelijke verplichting. o Een Uitdrukking wezenlijke sociale behoefte. Misdaad ❖ Durkheim gaat ook kijken naar het fenomeen misdaad. ❖ Neiging om Misdaad als pathologisch, tegennatuurlijk en abnormaal gedrag te zien. Maar Durkheim zegt dat misdaad een zeer normaal maatschappelijk fenomeen is. o Iedere samenleving kent echter een bepaalde mate van criminaliteit. Misdaad is normaal, samenleving zonder misdaad is ondenkbaar, dan zouden het collectieve bewustzijn en individueel geweten samenvallen. ❖ Misdaad hangt samen met het recht. o Recht definieert wat misdaad is en wat niet in de maatschappij. o Recht is een neerslag van de waarde van een bepaalde generatie op dat moment in de samenleving. o Maatschappij is in verandering, dus recht ook. (Decriminalisering/criminalisering) ▪ Als er iets zou veranderen dat niet meer misdadig is dan wordt dit aangepast in het recht om dit als niet misdadig meer te zien. “Misdaad tot de sociologisch normale verschijnselen rekenen, is niet alleen zeggen dat het een onvermijdelijk (hoezeer ook betreurenswaardig) verschijnsel is; het is … een integraal deel van de gezonde gemeenschap’ (1895, 66)” 22 ❖ Misdaad is dus positief volgens Durkheim: o Heeft te maken met creativiteit van het individu en de morele verandering in de maatschappij. o Positief: gevolg van originaliteit individu en morele evolutie. Crimineel kan nieuwe moraliteit in aantocht tonen. Maakbaarheid van de samenleving ❖ Sociologie is meer dan de beschrijving van de sociale werkelijkheid van de samenleving, ze wil uiteindelijk sociale feiten veranderen. ❖ Programma Sociologie: o Bestudeer menselijk gedrag met behulp van wetenschappelijk rationalisme. o Laten zien dat menselijke gedrag tot oorzaak-gevolg relaties is te reduceren. o Transformeren menselijke gedrag in handelingsregels voor toekomst. ❖ We studeren sociale feiten, opzoek naar oorzaken. ❖ Kennis die we hebben verkregen om de problemen die we zien aan te pakken. ❖ Zoals bijvoorbeeld zelfmoord: o Altruïstisch: Een kamikazepiloot bijvoorbeeld tijdens de oorlog die zijn vliegtuig op een boot laat vallen. Hij zegt ja daar kunnen we weinig aan veranderen. Maar dat wordt anders als die zelfmoord bijvoorbeeld meer te maken heeft met meer sociale verschijnselen. We zeiden bijvoorbeeld dat de sociale solidariteit in groepen minder wordt, dat er meer stress komt op mensen waardoor de neiging op zelfmoord plegen groter wordt. Durkheim zei dat we hiervoor een oplossing moesten vinden. ▪ Maar hier is geen oplossing voor. o Egoïstisch als band groep individu te los wordt. ▪ Oplossing: solidariteit bevorderende organisaties zoals vakbonden. o Anomisch: mannen na echtsscheiding. ▪ Oplossing: echtscheiding bemoeilijken & vrouwen meer actieve rol buitenshuis stimuleren. Huidige relevantie (van Durkheim) ❖ Functionalisme: o Wat is de functie van ‘x’ voor de samenleving? o Het idee dat de maatschappij een soort systeem is met sociale activiteiten (misdaad) en die bijdragen bij het onderhouden van het systeem. o Alles heeft een functie. ❖ Uitgangspunten: o Gestandaardiseerde sociale activiteiten zijn functioneel voor het gehele sociale systeem. o Deze vervullen onmisbare positieve functies. ❖ Samenleving als organisme: 1 systeem waarin alle verbanden en onderdelen een bijdrage leveren aan het voortbestaan van het geheel. ❖ Afwijking van bestaande verhouding is disfunctioneel die het voortbestaan van de groep in gevaar brengt. (Luhmann) Huidige relevantie ❖ Zorgen om Sociale Cohesie, Integratie, Multiculturele samenleving. ❖ Is er nog voldoende normatieve overeenstemming binnen de samenleving om goed samen te kunnen leven? ❖ Digitale Anomie: (eg. Filter bubble) o Online bestellen: ▪ Alles wordt gepersonaliseerd, maar voor iedereen is dat anders. ▪ Niet meer gemeenschappelijk, is ook bij soorten nieuws. 23 Max Weber (1864-1920) ❖ Weber vindt dat de Sociologie moet vertrekken bij het individu. o Anders kunnen we de hogere niveaus niet verklaren. o Als we beginnen bij het individu en de gedragingen van die individu dan kunnen we later complexere fenomenen uitleggen. ❖ Sociologie is de wetenschap die sociaal handelen wil begrijpen (verstehen) en daardoor oorzakelijke verklaren, niet als object de samenleving als geheel. ❖ Durkheim en Marx kijken meer naar sociale structuren dan naar individueel handelen. ❖ Voor Weber zijn collective eenheden zoals staat of bedrijf niet reel bestaande dingen. Het zijn reconstructies van afgestemd handelen van individuen; Verstehende methode ❖ Sociologie is ‘de wetenschap die een interpretatief begrip van sociale actie beoogt, om daardoor tot een causale verklaring van oorzaak en gevolg te komen’. ❖ Methodologisch individualisme: betekenisvolle handelingen vinden alleen plaats op het niveau van het individu. ❖ Sociologen moeten de motieven en doelstellingen van mensen zelf begrijpen die hen tot handelen aanzetten (verstehen). ❖ Uit deze elementen kunnen alle onderdelen van de maatschappij, zelfs de meest complexe sociale worden geconstrueerd. ❖ Deze motieven en doelstellingen zijn zelf weer afgeleid uit de ruimere sociale context. Oorsprong kapitalisme ❖ Gedisciplineerd winststreven ❖ Protestantse (calvinistische) werkethiek o In landen met een protestantse werkethiek (leer van de voorbestemdheid): ▪ Succesvol zijn is een signaal. ▪ Met dat geld mag niet naar de persoon zelf te gaan, verbod om te veel te genieten. ▪ Winsten gaan terug naar bedrijven om te herinvesteren en die gaan groeien. ▪ Protestantisme heeft invloed op het kapitalistische productiesysteem. ❖ Door de predestinatieleer zochten calvinisten tekenen dat ze voorbestemd waren voor de hemel: succes in handel en werk. ❖ Winsten mochten niet naar aardse genoegens maar moesten geherinvesteerd worden. ❖ Ondernemerschap, noeste arbeid en ascetische levensstijl werden deugden ❖ Stimuleert het ontstaan van de industrieel kapitalistische samenleving 24 Rationalisering ❖ Cruciale term in bestuderen van de samenleving. (Voor Weber) o Durkheim ging het over solidariteit. o Zo kan men primitieve en complexe samenlevingen onderscheiden, ook met rationalisering. ❖ Weber begint bij individueel handelen o Kijkt naar organisaties, bedrijven… en hoe rationalisering daar plaatsvindt. o Alles wordt efficiënt. (streven naar efficiëntie, rationalisering) o Onttovering van de wereld ❖ Rol van rationaliteit in de transitie van traditionele naar moderne samenlevingen ❖ Op allerlei terreinen van de samenleving maakt de generalist plaats voor de specialist ❖ Ambtelijke organisaties (bureaucratieën) zijn machines waarvan de onderdelen in elkaar grijpen. Deze ontwikkeling noemt hij rationalisering. ❖ Doelstellingen in allerlei levensgebieden worden op een zo efficiënt mogelijk wijze gehaald op basis van gespecialiseerde kennis, o Ook de rechtbank. Onttovering van de wereld ❖ Doordat doelrationaliteit zo belangrijk wordt, verliezen waarden die hier niet bij passen hun betekenis. o Bijvoorbeeld: Het kunnen traditionele waarden zijn. o = Onttovering van de wereld, magische betekenis verdwijnt ❖ Onttovering van de wereld: de mens kan door berekening de wereld beheersen. Hogere krachten hebben geen plaats meer. ❖ Tweede belangrijke term is ijzeren kooi. o Individuen worden gevangen in de radarwerken van die rationele organisaties. Recht & rationaliteit ❖ 2 Vormen o Materieel: juridische beslissingen worden genomen aan de hand van algemene regels die getoetst zijn aan ethische, politieke of beleidsmatige doelen o Formeel: juridische beslissingen worden genomen aan de hand van algemene regels, onafhankelijk van de morele inhoud of mogelijke gevolgen van de beslissing Rationalisering van politiek ❖ Het politieke wordt gekenmerkt door capaciteit om anderen te doen gehoorzamen. ❖ Macht is niet voldoende, gezag moet legitimiteit hebben. ❖ Macht heeft traditioneel verschillende vormen van legitimiteit. o Waarom gehoorzamen wij? Dat heeft verschillende redenen. (3 Vormen van Legitimiteit) ▪ Traditioneel: Berust op traditie en sacrale waarden daarin (Vb: Paus, stamhoofd), traditie respecteren. ▪ Charismatisch = Berust op charisma van de persoon van de leider (Vb: Hitler, Gandi). Het gaat om de persoon die charisma uitstraalt, is onpersoonlijk. ▪ Wettelijk-rationeel (recht) = Berust op geldigheid van geheel van wetten die door ambtenaren op rationale wijze worden toegepast. Idee waar er een soort machine is ontstaan waar de persoon onbelangrijk is geworden. Dat wie die wetten maakt niet belangrijk is maar dat er goede wetten worden gemaakt door de procedures. 25 Rationele rechtsorde ❖ Wettelijk systeem dat gehoorzaamd wordt door burgers. ❖ Bestaand uit abstracte en algemene regels. ❖ Gezagsdragers zijn zelf onderworpen aan regels en zijn uitvoerders. ❖ Onpersoonlijk karakter & voorspelbaar. (vs charismatisch & traditioneel) o Recht in de moderne staat is de organisatievorm van de maatschappij geworden. ▪ Zorgt voor voorspelbaarheid. Recht & maatschappij ❖ Recht en de Moderne Bureaucratische staat vormen een symbiotische eenheid. ❖ In Europa ontwikkelde recht een formele logische rationaliteit. ❖ Nadruk op vormaspecten van het recht, niet de inhoud. o Algemene normen o Consistent systeem o Autonoom en Supreme. Mensen gehoorzamen allereerst aan dit systeem boven andere vormen van sociale ordening ❖ Dit systeem creëert voorspelbaarheid & reduceert economische onzekerheid. Droeg bij tot moderne kapitalistische staat. Samenvattend 26 College 3: Sociologie – Thema’s & Werkwijze Vorige week: 3 Wegbereiders van de Rechtssociologie ❖ De sociologie ontstaat als discipline aan het einde van de negentiende eeuw. ❖ Zij heeft drie klassieke wegbereiders: o Karl Marx o Emile Durkheim o Max Weber Spelmetafoor ❖ Verhouding tussen: o Speelveld: Staat voor de maatschappij. o Spelregels: wetmatigheden (Kunnen ook juridische wetmatigheden zijn) o Spelers: Zijn de maatschappelijke actoren, zijn niet altijd mensen kunnen ook organisaties zijn. ❖ Dit samen maakt dus het spel. Voetbal (Als voorbeeld van Spelmetafoor) ❖ Spelers o Op veld o Buiten lijnen (blessure, straf, vorm) ❖ Spelregels: o Reglementen (Hands, buitenspel, overtreding, etc.), expliciete regels die ergens opgeschreven staan. o Scheidsrechter (Is degene die in het spel de regels moet interpreteren): straffen o Informele regels, die niet altijd ergens geschreven staan maar wel gelden. (Fair play, zoals hoe je je moet gedragen) o Zones met specifieke regels, zoals buiten de lijnen staan. Er zijn regels die van toepassing zijn op bepaalde zones. (Eigen helft, strafschopgebied) ❖ Spelers met specificiteit: (De kernbegrippen van de sociologie) o Posities: Sommige spelers zijn verdedigaars, anderen hebben een meer aanvallendere positie. o Rollen: Mensen krijgen verschillende rollen toegediend zoals een manager. o Status: Spelers hebben een bepaalde status. Je hebt de topspelers waar alle aandacht naar gaat, en je hebt de onzichtbare spelers waar er minder aandacht naar gaat in de media. Of jongere spelers die nieuw zijn. Etc. o Interactie: Je hebt mensen die moeten communiceren met elkaar. Als het goed gaat spelen ze goed samen, gaat het niet goed dan worden spelers boos op elkaar of het andere team. Of ze zijn aan het anticiperen wat het andere team gaat doen. Etc. o Taakverdeling & hiërarchie: De coach benoemd iemand tot aanvoerder maar misschien zijn de andere spelers hiertegen. Iemand die beter past als aanvoerder, die een natuurlijk gezag hebben. o Nut: Is een speler nuttig voor een team? Een coach moet dit bepalen. Er zal gezien worden of die speler nuttig is voor de ploeg, zo niet dan zoeken ze nieuwe spelers. Wie kan iets bijdragen aan het team? o Motiveren: Dan is er het idee dat elke speler zijn motieven heeft. Dit kan soms zijn da ze zichzelf in de spotlight zet om zich te focussen op zijn carrière maar zijn team achter zichzelf zetten. Deze motieven kunnen verschillend zijn. o Buiten de lijnen (Zeer belangrijk in de sociologie): Buiten de lijnen is waar de coach zit, maar ook de directiekamer, waar er belangrijke besluiten worden genomen. Etc. o Tribune: Mensen die voor een bepaald team zijn. Mensen met een duidelijke interesse voor een of meerdere teams. De media en de neutrale toeschouwers zitten ook in de Tribune. 27 Maatschappij ❖ Het vorige voorbeeld van voetbal is een goed voorbeeld van een simpel model om zo ook de maatschappij te kunnen beschrijven. ❖ Posities: Beroep, Arbeidsdeling, Consumenten. (We leven in een maatschappij waar verschillende mensen een andere bijdrage geven aan de maatschappij door hun posities.) We zijn van elkaar afhankelijk. Om als geheel te kunnen functioneren moeten al die posities van die verschillende spelers in elkaar grijpen. Denk bv aan Durkheim die zei dat de samenleving als een organische solidariteit moet zijn. We hebben verschillende organen nodig om vooruit te kunnen komen als maatschappij. ❖ Rollen: verwachtingen omtrent gedrag (creatief, veilig, etc.) Bij sommigen mensen wordt er verwacht om op een aanvallende wijze te denken of creatief te denken, etc. Afhankelijk van de rol die men vervult zijn er andere verwachtingen in de maatschappij over wat mensen orden geacht te doen. ❖ Status: Aandacht & waardering vs. Maatschappelijke nood. (Ook een belangrijke sociologische term) Denk bijvoorbeeld aan tv series van doctors en advocaten. Er zijn ook functies die minder zichtbaar zijn maar niet minder belangrijk dan deze statussen. ❖ Interactie: Communicatie, we hebben allemaal wijze hoe we met elkaar communiceren. Als voorbeeld via media. Maar ook als we boos of blij zijn. ❖ Taakverdeling & hiërarchie: formele & informele leiders. Aan de ene kant hebben we de formele leiders zoals rechters. Maar aan de andere kant zijn er ook andere normenstructuren in onze maatschappij. Dit kunnen bepaalde organisaties zijn. Dit zijn informele normen. Maar niet minder belangrijk. Soms kunnen informele normen belangrijker zijn als formele normen. ❖ Nut: werkloosheid, pensioen. Nut hangt samen met nutteloos. Zoals bijvoorbeeld werkloosheid wordt bekeken als nutteloos. Dit kunnen mensen zijn die ziek zijn of arm en niks meer hebben. ❖ Motieven: Macht, winst, belangen. Als voorbeeld zijn er politieke partijen die willen winnen en er alles om zullen doen zoals campagnes maken, etc. ❖ Achter de Schermen. In de maatschappij is dit heel interessant. Alles gebeurt achter de schermen. Zoals in een voetbalstadium. Iedereen kijkt naar de wedstrijd en de voetballers maar zonder de coaches en assistenten en degene die alles klaargezet hebben zou het allemaal niet mogelijk kunnen zijn. Daarom is dit zeer interessant om in de sociologie te onderzoeken. ❖ Tribune: Supporters vs. Sociologen. De socioloog wordt geacht om geen partij te kiezen. Ze moeten altijd kijken naar het onderzoek zelf en wetenschappelijk denken in plaats van direct een partij te kiezen. Aan de ene kant zijn er veel thema’s waar er discussie over kan zijn maar de wijze waarop je die in kaart probeert te brengen moet van een kritisch en afstandelijk reflectie zijn. ❖ Maar de maatschappij is niet zo makkelijk als voetbal. De maatschappij is veel complexer. Dagelijks leven door de Bril van de Socioloog ❖ Heel veel van de dingen dat de sociologie bestudeert komen veel in de samenleving voor. ❖ Eerste waarneming vs. Observatie achterliggende werkelijkheid o De socioloog kijkt niet zomaar naar alledaagse waarnemingen, nee hij heeft een soort röntgenbril om te kijken wat erachter gebeurt. Hij wil verklaren waarom iets überhaupt van zelfsprekend is geworden. Het niet accepteren van dit zijn de vanzelfsprekendheden maar vragen waarom dit zo is. - Afstand nemen van vanzelfsprekendheden - Maar wetenschappelijk naar het waarom achter de verschijnselen en naar wetmatigheden. ❖ Plaatsen in Context ❖ Verklaring niet vanuit Gezond Verstand ‘What you see is what you get’. o Maar kijken naar het waarom. En waarom dingen zo zijn. ❖ Die wetmatigheden in het ideale geval zou de sociologen moeten helpen om zelfs voorspellingen te kunnen maken. ❖ We kunnen dit in principe toepassen met een paar alledaagse voorbeelden. (Eten & Drinken, …) 28 Eten & Drinken ❖ Wat is meer normaal als eten of drinken. ❖ Primaire Fysieke Behoefte? Of ook cultureel fenomeen? o Hoe mensen met voedsel en drank omgaan is door sociale en culturele context bepaald. - Als voorbeeld is het meer dominant om met mes en vork te eten of chopsticks in andere culturen. ❖ Opeenvolgende Kookboeken als Sociologische Bron? o Als je een paar decennia lang kookboeken bijhoudt dan kun je zien wat er allemaal veranderd over de jaren heen wat cultureel veranderd is. ❖ Relaties over eten en drinken zijn fysiek aan de ene kant maar ook een diep cultureel fenomeen. Sport & Lifestyle ❖ Goedkope & Dure sporten (Sociale status) o We zien grote verschillen tussen verschillende types van sporten. Onderzoek laat zien dat sport zeer gerelateerd is aan klasses. Bepaalde klasses vinden bepaalde sporten leuker zoals wielrennen en contactsporten. ❖ Finesse & Afstand (Geen lichamelijk contact, hulpmiddelen) o Degene met een hogere klassen zullen bijvoorbeeld liever afstand sport graag hebben zoals golf. ❖ Disciplinering van arbeidersklasse: Bokshandschoenen geen bare knuckle bloodsports. o Sport heeft ook te maken met disciplinering. Vroeger deden veel mensen aan bare knuckle fights maar over de jaren heen hebben ze regels gezet voor boksen. Nu zijn boksers verplicht om bokshandschoenen aan te doen. Daardoor doen veel minder mensen mee aan bloodsports. ❖ Elk fenomeen zoals eten en sport zijn al mogelijke studieobjecten waar je naar kan kijken met een sociologische bril. Dan zie je dat je het allemaal kan bestuderen en dat er patronen zijn op de wijze waarop mensen zich gedragen en dat je dat kan correleren met bepaalde factoren. Liefde ❖ Liefde is blind? o Een relatie zou blind moeten zijn. Maar zo blind is die niet. Er zijn factoren die invloeden of er kans is of je met iemand een relatie zou hebben. ❖ Huwelijk binnen zelfde sociale milieu: religie, etnisch, opleiding o Als je een relatie hebt met iemand zullen factoren zoals etniciteit en opleiding een invloed hebben. ❖ Groepsdruk (gearrangeerd, afkeuring) o Soms kan er groepsdruk zijn door bijvoorbeeld ouders of vrienden die de relatie afkeurt of het kan een gearrangeerd huwelijk zijn. Zo komt er druk te staan met wie je een relatie aangaat. ❖ Exposure Contingent, maar niet arbitrair ❖ Veel van die zelfsprekenheden (zoals het water voor de vis). Als je erin opgroeit dan wordt het als natuurlijk gezien. Wat de sociologie wil leren is dat veel dingen Contigent zijn. o Contingent: De manier waarop wij met al deze verschijnselen omgaan voelt ‘natuurlijk’ maar had heel anders kunnen zijn. Daarom is de sociologie zeer geïnteresseerd in de rol van de geschiedenis. Hoe zijn die praktijken die voor ons nu heel normaal zijn hoe hebben die zich historisch ontwikkeld? En waar zitten de cruciale omslagpunten waardoor dingen de ene kant zijn opgegaan in plaats van de andere kant. Dit kun je bij 1 maatschappij doen maar ook bij een andere maatschappij en dan vergelijken. - Dit soort fenomenen zijn contigent, dat wil niet zeggen dat ze arbitrair (Willekeurig) zijn. 29 ❖ Niet arbitrair: Er zijn goede redenen waarom deze vormen zo zijn ontwikkelen op een bepaalde tijd en plaats. Het was niet willekeurige waarom die vormen zich zo hebben ontwikkeld zoals ze zich hebben ontwikkeld in onze maatschappij. Maar het heeft anders kunnen zijn. ❖ Het zijn die factoren waar de Sociologie in geïnteresseerd is. Wat zijn de van zelfsprekenheden van onze maatschappij. Laat ons die bestuderen. Waarom zijn de dingen zo geworden? Dit zijn belangrijke vragen. Echtscheiding ❖ Lijkt op eerste gezicht persoonlijk net zoals bij liefde. Dit is extreem persoonlijk. o Leidt tot sociale gevolgen voor betrokkenen en tot nieuwe complexere vormen van samenleven. ❖ Iets dat op zich zeer persoonlijk is kan ook bekeken worden op een hoog niveau als een sociaal feit. En dan kunnen we kijken naar patronen en de oorzaken. Wat zijn de belangrijke factoren hierbij? o Heeft patronen als sociaal feit (Frequentie, variatie, omstandigheden) verbonden met de maatschappij. - Verminderde sociale druk & controle Redenen om met elkaar te blijven verminderen. - Economische onafhankelijkheid vrouwen Minder vrouwen die in die afhankelijke positie blijven. - Hogere levensverachting Mensen worden ouder. - Toename sociale contacten buiten gezin Veel meer activiteiten bijgekomen in hun vrije tijd. Meer andere mensen leren kennen. - Makkelijkere juridische procedure Ook het recht heeft hier invloed. Echtscheidingen zijn makkelijker geworden. - Huwelijk open voor homoseksuelen Meer groepen zijn open gesteld om met elkaar te trouwen. En kunnen ook scheiden van elkaar. o Het zijn allemaal andere factoren die een soort stimulus geven aan waarom de hoeveelheid echtscheidingen in de maatschappij toeneemt. Apart hebben de factoren niet veel te maken met elkaar maar allemaal daar wel aan bij dragen. Zelfdoding en Zelfmoord ❖ Lijkt meest persoonlijke keuze om uit het leven te stappen. Zeer zware psychologische keuze om deze keuze te nemen. ❖ Nu is de vraag kunnen we zelfmoord bestuderen als een sociaal feit? Hoe vaak gebeurt het? In welke omstandigheden? Kunnen we zo zien welke factoren van belang zijn? ❖ Heeft patronen als sociaal feit (frequentie, variatie, omstandigheden) verbonden met de maatschappij. o Lager opgeleid, werkloos - Heeft het bijvoorbeeld te maken met opleidingsniveau? Of bijvoorbeeld met het idee van werkloosheid? o Gescheiden, alleenwonend - Het vorige fenomeen heeft ook effect hier. o Leeftijd (< participatieve en communicatieve straftoemeting. ❖ ! Spijtbetuiging en berouw: morele benadering. (Heel belangrijk voor de rechter.) o Rechters moeten een oordeel geven en vaak is dit ook moreel en niet van een wetenschappelijk standpunt. Het gaat over de betekenissen. Door een straf op te leggen willen ze in de samenleving aantonen welke straffen ernstig zijn en welke minder. ❖ Tarifering >< individualisering. ❖ Alternatieven: moeizame doorbraak, uitzonderlijk karakter, tijdroven. o “Elke bijkomende strafmodaliteit is welkom”. o Quid autonome straffen? Structurele context: interne factoren ❖ Prejudiciërende werking van de VH (Voorlopige Hechtenis): o VH wordt graag gezien als voorschot op de straf. De rechter laat zich sterk leiden door de beslissingen die de voorgangers genomen hebben. o Beyens heeft vastgesteld dat die zeer sterk is voor de rechters. ❖ Pleidooi advocaat: o Geloofwaardigheid, vrij negatieve visie, aanreiken van persoonlijke en situationele elementen (cf. alternatieven). o De rechters zijn minder enthousiast over de advocaten. Het is duidelijk dat er goede en slechte advocaten zijn. En dat er meer slechte zijn dan goede. De geloofwaardigheid van de advocaat is zeer belangrijk voor de rechter en dus ook voor de verdachte wat zijn uitkomst zal zijn. Een advocaat die goed voorbereid naar de zitting gaat met de nodige documenten en de mogelijke wijzen heeft bekeken voor re-integratie zal een heel belangrijke impact hebben op de eindconclusie van die rechter. Dus een goede advocaat is zeer belangrijk. (Dit is jammer voor de mensen die niet de middelen hebben om er één te betalen.) o Over de parketmagistraten waren de rechters ook niet zo blij. Maar men vond dat de parketmagistraten zich er makkelijk vanaf maakten. Dit geeft geen steun aan de rechters, waar moet ik hier naar kijken? Wat is hier belangrijk? ❖ Klacht over te routinematige vordering van het parket. ❖ ! Vroegere straftoemetingsbeslissingen (cf. strafregister, beeldvorming) ❖ Maatschappelijke enquête: minder vertrouwen. Enquêtes die door justitie assistenten genomen worden en die de rechter zouden moeten informeren over de sociale toestand van de verdachte en die de rechter ook zou moeten helpen om naar een meer alternatieve straf te gaan. Maar Beyens hoorde dat de rechters hier niet zo hard rekening mee houden. Ze houden vooral rekening met de PV’s van de politie kijken en naar hun eigen idee dat ze hebben van een verdachte tijdens de rechtszitting. ❖ Strafuitvoering: ! niet-uitvoering KS, weinig kennis van de verschillende modaliteiten van invrijheidstelling. Hedendaagse penale context ❖ Interactie met samenleving. ❖ Toenemende mediatiseringen belang van de publieke opinie. ❖ Multiculturalisering samenleving. o Interculturele interactie in de rechtszaal. ❖ Onveiligheidsgevoelens, onbehagen, crisis. 87 Externe factoren: publieke opinie ❖ Beyens is ook gaan kijken naar: In welke mate wijkt het oordeel van een rechter af van het oordeel van de publieke opinie? o Is de rechter strenger of is die minder streng? ❖ Dit heeft ze gedaan d.m.v. een klein experiment. Maar ze vond dat het interessante resultaten opleverde. ❖ Welke straf acht u het meest geschikt voor een man van 21 jaar die voor de tweede keer schuldig is bevonden aan een inbraak? Deze keer heeft hij een televisie gestolen. (Geen echt zwaar misdrijf.) o Maar wat de magistraat niet leuk vond was dat dit een 2 keer was. ❖ Magistraten (Die aan die casus gewerkt hebben zouden): o 63% gevangenisstraf (17 op 27) tussen twee maanden en een jaar, meestal combinatie uitstel en effectief. o 30% dienstverlening. (Alternatieve straf.) ❖ Veiligheidsmonitor 1997: bevolking o Hier ziet men dat toch 50% een dienstverlening zou geven en dat er maar 20% een gevangenisstraf zouden geven. Conclusie empirisch onderzoek (Beyens, 2000) ❖ Belang penale cultuur en routines, praktisch bewustzijn. ❖ Gevangenisstraf blijft de eerste straf. ❖ ! Beeldvorming en perceptieprocessen. ❖ ! Onderzoek naar visie en discours van de rechter over zijn straftoemetingspraktijk. Kort uitstapje naar survey onderzoek uit 2006 Enkele stellingen: ❖ Beyens heeft dit niet overlopen door tijdstekort. (Ik veronstel dat dit minder belangrijk is.) ❖ Populatie van alle Belgische rechters: o N = 500; n = 180 o Algemene responsratio = 36% ▪ Mannen: 41% ▪ Vrouwen: 31% ❖ Taal: o 60% (n = 107): Nederlandstalig o 40% (n = 73): Franstalig ❖ Geslacht: o 68% (n = 121) = mannen o 31% (n = 56) = vrouwen 88 De samenleving oefent grote druk uit op de rechter om strenger te straffen Ik vind dat rechters te veel toegeven aan de druk van het publiek De rechter moet alleen op de zaak zelf letten en niet op wat het publiek ervan vindt 89 Algemene conclusie ❖ Rechter zit tussen rede en gevoel: o Rechter als middelpunt van vaak conflicterende belangen en rechtvaardigingen. o De rechter als ‘probleemoplosser’, die opereert vanuit een stilzwijgend, pragmatisch utilitarisme (Robertson 1998) (Maar als je aan rechters vraagt: Wat doe jij? Hoe omschrijf je, je eigen praktijk? Dan zal hij vooral zeggen dat het een soort van gevoel is en dat ervaring met de jaren heen komt.) ▪ ‘! Instinct, ervaring, feeling, mysterie’ ▪ ‘Straftoemeting als kunst’ (Artikel) o Eclecticisme in discours en praktijk → ! Vergelding en afschrikking o Rationalisering → verdrongen emotionaliteit, ! morele benadering ▪ Rationaliserende cosmetica, latent emotioneel aspect van de ST ❖ Rechtspreken als betekende praktijk: o Complexe sociale werkelijkheid wordt gereduceerd en gereconstrueerd in abstracte juridische categorieën. o ! Interpretatie en weging van de categorieën in wisselwerking met andere factoren en actoren (>< atomistische visie op rechter). o ! Manier van spreken over dader, visie op autoriteit van andere actoren, stereotypering. ❖ Straftoenemingscultuur: o Informeel socialisatie proces geeft betekenis aan handelen (terminologie, categorieën en symbolen). o Gemeenschappelijke professionele kennis en vaardigheden (professionele common sense, tacit knowledge). o ! Grote discretionaire beslissingsruimte. ▪ Geïndividualiseerde beslissingen, casus gerichte aanpak, uniciteitsdenken. o Straftoemeting als het ‘libido’ van de strafrechtspleging (Melai). ▪ Quid stuurbaarheid van de ST? Quid stuurbaarheid van de rechter? ▪ ! Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter? → ‘Betrekkelijk vrije hand van de rechter’. Er zouden straftoemetingsrichtlijnen moeten ingevoerd worden 90 Straftoenemingsrichtlijnen vormen een aantasting van de rechterlijke onafhankelijkheid Gelijkheid versus dispariteit? ❖ ! Gelijkheidsstreven ❖ Eenheidsstraffen of individualiseren? o Leidt individualisering tot ongelijkheid? o Leidt individualisering tot willekeur? o Beyens denkt de rechter die gaat individualiseren dat die tot de meeste rechtvaardige uitspraken zal leiden. Maar de grote vraag is dan: Hoe gaan we rekening houden met die factoren? En dit dat op een gestructureerde manier? En we zien dat, dat te weinig in België gebeurt. De rechter heeft te weinig handvaten heeft waardoor er ook die ongelijkheden komen. ❖ Wat is het meest rechtvaardig? o Star gelijkheidsbeginsel versus geïndividualiseerde afhandeling? ❖ Rekening houdend met bandbreedte ‘valt het wel mee met de dispariteit’. ❖ Beyens algemene conclusie was: In tegenstelling tot het onderzoek dat ze had geleden waar er heel grote focus was op de ongelijkheden en de dispariteiten dat ze heeft vastgesteld. Gegeven de grote ruimte waar de rechter uit kan kiezen uit de zaken die zij hem had voorgelegd dat de verschillen relatief klein waren. Daarmee haar uitspraak dat het wel meevalt met de dispariteit in België en dat heeft te maken met dat socialiseringsproces, met die straftoemetingcultuur en met dat wettelijke kader. Straftoemeting/ rechtspreken in maatschappelijk perspectief ❖ Straffen is meer dan het bestrijden van criminaliteit o Gevangenisstraf werkt niet! o Waarom blijft ze dan de hoek steen van de bestraffing? o Verder kijken dan instrumentele doel-middel rationaliteit o Welke maatschappelijke functies zou de bestraffing wel kunnen hebben? ▪ Latente aspecten van de bestraffing → ‘penaliteit’ Interne complexiteit van de werking van het instituut. ! Vertoog, ideeën, relaties tussen actoren, culturen, symbolen, instrumenten, praktijken, rituelen, gebouwen.... Maatschappelijke aspecten van de penaliteit ❖

Use Quizgecko on...
Browser
Browser