Algemene Psychologie - Hfst 1 PDF
Document Details
Uploaded by DivineSelenite
Tags
Summary
Dit document is een samenvatting van het eerste hoofdstuk van een algemene psychologie cursus. Het bespreekt de fundamentele concepten en aspecten van de psychologie. Er wordt dieper ingegaan op verschillende stromingen en denkwijzen binnen de psychologie, zoals het rationalisme en empirisme.
Full Transcript
ALGEMENE PSYCHOLOGIE HFST 1: WAT IS PSYCHOLOGIE? 1. WAT IS PSYCHOLOGIE NIET? Lekenpsychologie → Volkspsychologie “iedereen weet toch dat …” → Gezond verstand, intuïtie, … → Speculeren over de menselijke aard Pseudopsychologie → Niet-onderbouwde psych...
ALGEMENE PSYCHOLOGIE HFST 1: WAT IS PSYCHOLOGIE? 1. WAT IS PSYCHOLOGIE NIET? Lekenpsychologie → Volkspsychologie “iedereen weet toch dat …” → Gezond verstand, intuïtie, … → Speculeren over de menselijke aard Pseudopsychologie → Niet-onderbouwde psychologische aannamen die zich als wetenschappelijke waarheid voordoen Grafologie: o.b.v. iemand zijn handschrift kan je iets gaan zeggen over iemand → leesbare handtekening = een persoon met veel zelfvertrouwen → onleesbare handtekening + persoon die veel belang hecht aan privacy + moeilijk te doorgronden kleurenprofiel 1.1 WAT IS PSYCHOLOGIE WEL? Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de mentale processen → Het externe gedrag wordt bestudeerd → De gedragsevidentie wordt gebruikt om de mentale of interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen Meetbaar – extern = gedrag Onmeetbaar – intern = intelligentie/ gevoelens Psyche (ψυχή) = geest logie < logos (λόγος: woord, gedachte, rede) = gebied van studie 2. ONTWIKKELINGEN DIE PSYCHOLOGIE MOGELIJK GEMAAKT HEBBEN ‘Psychologie heeft een lang verleden, maar een korte geschiedenis’ Waarom zo laat? → Wetenschappelijke studie van de geest vergde verandering in mensbeeld → Van immateriële ziel naar studieobject → Van filosofisch nadenken over de werking van de geest tot onderzoek van de geest in de traditie van de natuurwetenschappen 1|Pa ge 2.1 ONTWIKKELING IN DE FILOSOFIE 2.1.1 OUD-GRIEKSE FILOSOFEN 500-400 v.C. Commenté [MT1]: Dit idee gebleven tot 15e E Dualisme Plato → De geest is iets apart van het lichaam Geocentrisme → De aarde staat centraal Universum (/ de aarde) = geschapen voor mens Mens = enig wezen dat universum en rol van mens in het universum kan begrijpen via rede (nadenken, intellect) Kennis = product van rede, goddelijke ingeving, intuïtie 2.1.2 T.E.M 15e EEUW Vertaling van Griekse geschriften door theologen De kerk stond toen centraal dus: God (Bijbel) staat garant voor de waarheid Kennis = vanuit het geloof de mens proberen te begrijpen via de rede 2.1.3 WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE 16e EEUW Oude wijsheden blijken niet noodzakelijk correct … → Katalysator: Copernicus’ heliocentrisme Commenté [MT2]: Herlezen in handboek Startpunt van de wetenschappen → Nieuwe kennis ▪ Reformatie, boekdrukkunst, ontdekkingsreizen, contact met Islamitische en Chinese geleerden, … Klassieke religieuze ideeën maken plaats voor modern wetenschappelijk denken !Kennis = product van wetenschappelijke studie = observatie en experimenten! 2.1.4 RATIONALISME 17e EEUW Waarheid kan enkel achterhaald worden dmv rede → Je kan aan alles twijfelen, behalve aan dat je twijfelt ‘je pense, donc je suis’ → De reden is het enige middel om tot het ultieme kennis te komen Nativisme → Sommige kennis is aangeboren, kennis breidt zich uit door daarop verder te bouwen via de rede Vb. taal is iets van de mens, zelfs al kunnen mensen met elkaar communiceren Dualisme → Lichaam als machine, kan wetenschappelijk onderzocht worden Toepassing wetenschappelijk onderzoek op mens, weliswaar nog enkel op lichaam Kennis = product van aangeboren ideeën en via rede afgeleide inzichten 2|Pa ge 2.1.5 EMPIRISME 17e-18e EEUW Tegengestelde van rationalisme Hobbes, Locke, Hume Kennis komt tot stand via zintuiglijke ervaringen → geest = tabula rasa wanneer we geboren worden, zijn we een wit blad en die wordt gekleurd door onze ervaringen → kennis door observatie => associaties ▪ weten dat als er donkere wolken komen dat er sterke regen + donder zal zijn associatie = donkere wolken + donder Ook geest kan wetenschappelijk onderzocht worden Kennis = product van ervaring WAT KUNNEN WE HIERUIT BESLUITEN?: NATURE-NURTURE DEBAT Rationalisme vs. empirisme → Rationalisme = we zijn het product van het biologische → Empirisme = we zijn het product van het omgeving Eigenschappen bepaald door aanleg (nature) of omgevingsfactoren (nurture)? 2.2. EVOLUTIETHEORIE 2.2.1 19e EEUW: DARWIN Succesvolle voortplanting bij kenmerken aangepast aan omgeving (survival of the fittest & natural selection) Mens is ook onderhevig aan dit process, net zoals dieren Als mensen product zijn van evolutie, kan men hun gedrag bestuderen op wetenschappelijke manier, net zoals dieren → Kan verbanden gaan doen tussen het gedrag van dieren en die van de mens → Experimenten doen adhv dieren en die dan veralgemenen naar de mens 2.2.2 19e EEUW Maatschappij is eindelijk klaar om menselijke geest te beschouwen als studie-object dat kan bestudeerd worden op wetenschappelijke wijze 3|Pa ge DE BEGINJAAR VAN DE PSYCHOLOGIE: DE PSYCHOLOGISCHE SCHOLEN Commenté [MT3]: VERSCHILLENDE STROMINGEN DIE OVERTUIGD WAREN DAT HUN MANIER VAN DE DINGEN TE BEKIJKEN HET ULTIEME JUISTE PSYCHOLOGIE IS Commenté [MT4]: Scholen kunnen situeren 1. DE GRONDLEGGER VAN DE ACADEMISCHE PSYCHOLOGIE: WUNDT Grondlegger academische psychologie → Eerste persoon dat experiment uitvoerde naar menselijke geest 1e psychologisch labo in Leipzig, 1879 Tijdens experiment gebruikte hij een metronoom → Gebruikte dat om na te gaan wat er binnen het menselijk bewustzijn gebeurde → Introspectieve methode: kijken naar het inhoud van het bewustzijn/ gaan observeren wat je bewuste ervaringen zijn Kijken naar eigen bewustzijn door objectieve, nauwkeurige rapportering gevoelens, gedachten, herinneringen etc. ▪ Bv. snel tikken van metronoom ▪ “Ik ervaar een gevoel van spanning” ▪ Wundt heeft de eerste psychologische stroom geïnspireerd 2. STRUCTURALISME EUROPESE STROMING: Titchener, Külpe Onderzoek structuur bewustzijn → Uit welke deelelementen/bouwstenen bestaat menselijke geest? → Afgeleid via introspectie = opdelen van waarneming in deelelementen/bouwstenen 4|Pa ge Maar Introspectieve methode subjectief en onbetrouwbaar → Reproduceerbaarheid → Limieten bewustzijn Praktisch nut structuralisme? 3. FUNCTIONALISME Tegenreactie op structuralisme Onderzoek functie bewustzijn Geïnspireerd door → James “Stream of consciousness” >< atomisme structuralisme → Evolutietheorie Onderzoek moet nuttig zijn voor de maatschappij Hoe kan geest optimaal functioneren in zijn omgeving? ▪ Bv. intelligentie Kunnen verschillen in omgeving verschillen in intelligentie verklaren? Kan intelligentie verbeterd worden als omgeving wordt aangepast? 4. GESTALTEPSYCHOLOGIE Wertheimer, Köhler, & Koffka → Focus op perceptie, want perceptie stuurtgedrag Geheel (gestalt) is meer de dan som der delen = perceptie opdelen is zinloos >< atomisme structuralisme ▪ Bv. schilderij, melodie → Ondersteuning via visuele illusies Belang totaalconfiguratie µ 5. PSYCHOANALYSE (EUROPA) Was niet een met alleen het bewuste → Onbewuste processen en impulsen sturen ons → Processen die niet toegankelijk drijven ons Genezing van zijn patiënt wordt gedaan door inzicht te bieden in onbewuste processen → Mensen ondervinden problemen omdat ze vast zitten in bepaalde patronen → Deze patronen kunnen onbewust zijn → Meestal komen die patronen van je verleden en je neemt die dagelijks mee, zonder daar bewust van te zijn 5|Pa ge 5.1 KLEINE HANS 5 jaar, fobie voor paarden Getuige ongeval met paardenkar → hans had nood aan psychologische hulp omdat zijn fobie overwegend was voor hem → omdat hij ook zo jong is was de gebeurtenis heftig Freud stelt voor dat we terug moeten gaan naar onbewuste proces Oedipuscomplex (3-6 j) → De seksuele gevoelens beginnen zich te ontwikkelen binnen die leeftijdsfase en die keren zich om naar de ouder van het tegengestelde seks Jongen = mama Meisje = papa → Kleine hans ervaart seksuele gevoelen voor zijn moeder Probleem voor jongen is dat zijn vader in de weg zit, omdat vader ook van de moeder houdt Jongens ontwikkelen hierdoor een castratieangst: angst dat de vader de mama van hen zal wegnemen → Angst paarden = castratieangst door vader zwarte snuit = snor van vader oogkleppen = bril van vader Freud was de eerste die concrete richtlijnen bood voor de praktijk met coherente visie op menselijke psyche Wees op belang onbewuste processen Gebaseerd op Freuds persoonlijke interpretaties 6. BEHAVIORISME (VS) Geïnspireerd door positivisme → Kennis kan enkel verworven worden door toepassing wetenschappelijke methode Psychologie = wetenschap !gedrag! → Enkel gedrag kan objectief gemeten worden → Objectieve observaties gedrag in gecontroleerde setting Binnen labo gaan we gedrag observeren S-R psychologie (= behaviorisme) OF black box psychologie → we kunnen observeren wat de stimulus is omdat we dat kunnen meten en maniplueren → We kunnen waarnemen wat hun reactie daarop is → wat we wel niet kunnen meten is wat er in de brein gebeurt (=black box) Hiermee moeten we ons niet mee bezig houden alle interne van de mens is niet wetenschappelijk verklaarbaar 6|Pa ge Behavioristen verklaren gedrag dmv leerprincipes → Leerprincipe: de persoon heeft een associatie gemaakt tussen 2 aspecten (S-R) Psychologen moeten het associatie gaan onderzoeken → Nurture perspectief Bij het behaviorisme gaat men ervan uit dat persoon gevormd wordt door omgeving → Biologische factoren hebben geen enkel invloed op persoon Wetenschappelijke benadering Veel nuttige inzichten: gedragstherapie, opvoeding, onderwijs, … → Hoe kan je best je kind opvoeden, tips… Starre, mechanische visie op mens 7. HEDENDAAGSE PSYCHOLOGIE Psychologische scholen als dusdanig bestaan niet meer → Meer specifieke stromingen ontstaan Bepaalde ideeën in modern jasje zijn doorgevloeid naar hedendaagse psychologie, bv. → Psychoanalyse => psychodynamische therapie → Behaviorisme => gedragstherapie → Gestaltpsychologie => perceptie-onderzoek Verschillende deelgebieden In functie van Onderzoek & praktijk 7.1 VERSCHIL PSYCHOLOOG EN PSYCHIATER Psycholoog → masterdiploma psychologie (5 jaar) → ook gezond gedrag → psycholoog is algemene term: er zijn ++ deelgebieden Psychiater → artsendiploma (6 jaar) met bijkomende medische specialisatie (5 jaar) → kan medicatie voorschrijven Psychotherapeut (bijkomende opleiding 4 jaar) → klinisch psycholoog → psychiater → anderen, bv. klinisch orthopedagoog 7.2 BIOPSYCHOSOCIALE BENADERING Gedrag analyseren in termen van biologische, psychologische en sociale factoren o Aandacht hebben voor elk van deze factoren wanneer dat iemand bepaalde klachten vertoont 7|Pa ge ▪ Vb. depressie stoornis → Biologisch: erfelijkheid → Psychologisch: laag zelfbeeld → Sociaal: gepest 8|Pa ge ONDERZOEKSMETHODE 1. WETENSCHAPPELIJKE METHODE Steunt op empirie → recent gegeven: van rationalisme naar empirisme → van nadenken over naar objectieve waarnemingen en registratie van feiten 1.1 ONDERZOEKCYCLUS 1.1.1 THEORIE Verklaring start gebaseerd op observaties → Vb. je nichtje is erg druk wanneer zij cola heeft gedronken → Maakt suiker kinderen hyperactief? Onderzoeksvraag: → Maaklt suiker kinderen hyperactief? → Vage formulering: hoeveelheid suiker? puur of ook in producten? → Vraag omzetten naar concrete onderzoeksvraag die getoetst kan worden → Tast suiker in frisdrank de concentratie aan bij kinderen tussen 5-10 jaar? 1.1.2 HYPOTHESE Een concrete verwachting, voorspelling uitgaande van de onderzoeksvraag die gebaseerd is op huidige stand van de wetenschap → Onderzoeksvraag: Tast suiker in frisdrank de concentratie aan bij kinderen tussen 5-10 jaar? → Hypothese: Hoe hoger het suikergehalte in frisdrank, hoe slechter het concentratievermogen bij kinderen tussen 5-10 jaar Vereist operationalisatie = variabelen die je wil meten vertalen naar concrete en meetbare handelingen → Maat voor suikergehalte? → Maat voor concentratievermogen? 1.1.3 ONDERZOEKSMETHODE BESCHRIJVEND Naturalistisch observatie Survey Observeren van gedrag noteren: frequentie, tijdstip en context van Vragenlijst gegeven aan mensen met schaal gedrag Gedrag gaan omschrijven zo concreet mogelijk Meestal observatie v/e kleine periode Voordelen → grote hoeveelheid info op korte termijn Voordelen → niet wachten op gestelde gedrag → Natuurlijke omgeving Nadelen → sociale wenselijkheid Nadelen → perceptie ondervraagde eerder dan realiteit → Reactieve gedragingen: mensen gaan zich anders → representativiteit steekproef gedragen dan gewoonlijk 9|Pa ge => daarom niet-reactieve technieken gebruiken Vb. gewenning (op voorhand naar een school gaan zodat kinderen jou gewoon zijn) Test & gevalstudie Kwalitatief onderzoek Psychologische tests Niet-numerieke benadering van onderzoek → Bv. intelligentietests → Geïnteresseerd over hoe iemand iets ervaart Gevalstudies Meningen, ervaringen, attitudes, overtuigingen, … → Intensief onderzoek over één persoon (casus) geeft → Diepte-interviews inzicht in principes die voor iedereen geldig zijn → Focusgroepen → Bv. Phineas Gage: → Bv. ervaring psychiatrische patiënt ijzeren staaf is door zijn hoofd gegaan, wat bleek is dat hij veranderingen is ondergaan voor ongeval was hij een vriendelijk man, na ongeval zeer onstabiel (woede, asociaal…) dankzij ongeval weten we dat frontaal lob ++ belangrijk is voor ons persoonlijkheid en gedrag CORRELATIONEEL Correlatie: mate waarin 2 variabelen samenhangen Correlatie-coëfficiënt: sterkte (0 tot 1) en richting (+ of -) van verband tussen twee variabelen Een correlatie is een statistisch verband → Impliceert niet noodzakelijk een causaal verband! Correlatie geeft enkel verband weer tussen variabelen A en B → A kan B veroorzaken ▪ snoep en tandbederf → B kan A veroorzaken ▪ laapkwaliteit en temperatuur → A en B kunnen veroorzaakt worden door C ▪ coronavaccins en overlijdens Correlatie kan hier geen uitspraak over doen, het kan niks zeggen over de causaliteit Commenté [MT5]: VB haai zie ppt 10 | P a g e EXPERIMENTEEL Causale verbanden: Effect van onafhankelijke variabele op afhankelijke variabele → Onafhankelijke variabel is wat de onderzoeker kan manipuleren → Afhankelijke variabel is het effect dat ontstaat vanuit onafhankelijk variabel Enige methode die toelaat om oorzakelijk verband na te gaan → effect van A op B onderzoeken door A te manipuleren A: onafhankelijke variabele B: afhankelijke variabele heeft A effect op B: er is (waarschijnlijk) een oorzakelijk verband hypothese. Hoe hoger het suikergehalte in frisdrank, hoe slechter het concentratievermogen bij kinderen Commenté [MT6]: Vb. tussen 5-10 jaar → onafhankelijke variabel: suikergehalte → afhankelijke variabel: concentratievermogen vanuit voorbeeld kunnen we binnen ons experiment kinderen in 2 groepen delen: → random toewijzing van: 1. Experimentele groep: experimentele behandeling 2. Controlegroep: geen, standaard- of placebobehandeling → Controlevariabel Verwarrende variabelen: Dit zijn variabelen die, naast de behandeling, de uitkomst van het experiment kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, als de leesvaardigheid van kinderen ook afhankelijk is van hun thuissituatie of leeftijd, kunnen deze factoren de resultaten vertekenen. Constant houden of controleren: Om ervoor te zorgen dat deze verwarrende variabelen het experiment niet verstoren, moeten we ze constant houden (bijvoorbeeld alle kinderen met dezelfde leeftijdsgroep gebruiken) of onder controle houden (bijvoorbeeld door beide groepen een gelijke verdeling van kinderen uit verschillende thuissituaties te geven). Nadeel experimenteel onderzoek: 1. Niet alles is experimenteel te onderzoeken: Sommige onderwerpen zijn ethisch of praktisch ongeschikt voor experimenten. 2. Artificieel karakter: Het isoleert slechts een beperkt aantal variabelen, waardoor de setting kunstmatig kan zijn. 3. Complexe realiteit verengd: De echte wereld is vaak complexer dan wat in een experiment gemeten kan worden, wat kan leiden tot minder generaliseerbare resultaten 11 | P a g e ALGEMEEN Elke methode heeft voor- en nadelen Hoe de juiste methode kiezen? → Keuze hangt o.m. af van onderzoeksvraag, methodologische beperkingen, methodologische expertise, … Methoden verschillen in soorten validiteit 1.1.4. VALIDITEIT Er zijn 2 soorten validiteit: 1. Interne validiteit: Kwaliteit en nauwkeurigheid binnen het experiment zelf. 2. Externe validiteit: Generaliseerbaarheid naar de echte wereld. ETHIEK BIJ ONDERZOEK Minimumschade, geen nadeel → Bv. medicatie Geïnformeerde toestemming (informed consent) → Info onderzoek: doel, duur, risico’s → Vrijwilligheid, vertrouwelijkheid (gegevens op + manier worden behandeld) , anonimiteit Debriefing → Onderzoeker gaat vertellen welke resultaten er globaal uitgekomen zijn uit zijn onderzoek Debriefing moet op groepsniveau zijn en niet individueel 1.1.5 RESULTATEN ANALYSEREN EN EVALUEREN Ondersteunen resultaten de hypothese? → Komt resultaat overeen met hypothese = theorie positief → Komt resultaat niet overeen met hypothese = theorie negatief hypothese. Hoe hoger het suikergehalte in frisdrank, hoe slechter het concentratievermogen bij kinderen Commenté [MT7]: Vb. tussen 5-10 jaar ▪ Theorie 1: → Suiker maakt kinderen hyperactief ▪ Theorie 2: → Suiker heeft geen effect op hyperactiviteit bij kinderen 1.1.6 THEORIE o.b.v. een veelheid aan studies komt men tot omvattende theorie theorie: Algemeen samenhangend geheel van ideeën ivm bepaald fenomeen → theorie is veel meer dan een onderzoeksvraag Biedt goede verklaring voor het geheel van gemeten gegevens → Het is het beste mogelijke verklaring van de gemeten gegevens 12 | P a g e Moet getoetst kunnen worden (falsifieerbaarheid) → Falsifieerbaarheid: betekent dat er situaties mogelijk moeten zijn waarin deze kan worden weerlegd door observaties of experimenten. Dit onderscheidt wetenschappelijke theorieën van niet-wetenschappelijke ideeën, omdat alleen falsifieerbare theorieën getest en verbeterd kunnen worden. Wat als nieuw onderzoek de bestaande theorie NIET langer ondersteunt? → Nieuwe techniek die preciezer kan meten? → Replicatiecrisis → … Theorie kan worden verfijnd OF zelfs verworpen als andere theorie meer plausibel blijkt na meerdere studies ▪ Bv. Mondmaskers en corona 2. PRAKTIJK WETENSCHAPPER Evidence-based handelen als psycholoog → Handelen o.b.v. wetenschappelijke onderbouwing → Wetenschappelijk onderzoek kunnen interpreteren en uitvoeren → Kritisch omgaan met informatie → Fouten tegen wetenschappelijk denken herkennen → … 3. CONCLUSIE Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de mentale processen Psychologie maakt gebruik van de wetenschappelijke methode voor haar theorievorming Psychologen zijn praktijk-wetenschappers 13 | P a g e 14 | P a g e