Aardrijkskunde PDF - 3de en 4de middelbaar
Document Details
![ConciseHydrogen7236](https://quizgecko.com/images/avatars/avatar-14.webp)
Uploaded by ConciseHydrogen7236
PXL Hogeschool
Tags
Summary
Deze samenvatting behandelt aardrijkskunde, inclusief thema's als de 4 sferen van de aarde, het broeikaseffect, de koolstofcyclus en bevolkingscijfers. Het document is een samenvatting van verschillende onderwerpen, geen specifieke examenvragen.
Full Transcript
aardrijkskun de Een uitgebreide ppw over de 3de en 4de middelbaar ASO Hoe zit het nu met systeem aarde We hebben 4 sferen in onze wereld zoals Atmosfeer: alles met het lucht te maken Hydrosfeer: alles met water te maken Geosfeer: alles met aarde te maken Biosfeer: alles te maken...
aardrijkskun de Een uitgebreide ppw over de 3de en 4de middelbaar ASO Hoe zit het nu met systeem aarde We hebben 4 sferen in onze wereld zoals Atmosfeer: alles met het lucht te maken Hydrosfeer: alles met water te maken Geosfeer: alles met aarde te maken Biosfeer: alles te maken met leven broeikaseffect De energie van de zon de atmosfeer van de aarde bereikt daar wordt een deel van terugekaatst naar de ruimte De rest wordt geabsorbeerd door de aarde zelf en omgezet in warmte zelf De broeikasgassen die zijn dan methaan,koolstofdioxide,lachgas,waterdamp en ozon Als we praten over positieve terugkoppeling dan is het meer hogere tempraturen en meer warmte maar als we praten afkoeling dan is het negatief koolstofcyclus bevolkingcijfers De natuurlijke aangroei of de geboorteovershot is de verschil tussen de geboorte en sterfte cijfer en dat zijn geboorten en sterfteafgevallen per 1000 die worden uit gedrukt in (promille) Het migratiesaldo is het verschil tussen immigranten en emigranten ze worden ook uitgedrukt in (promille) want is per duizend wat zijn migranten die verhuizen van andere landen die in bv in belgie wonen De great acceleration is wanneer de bevolkingspoces versnelt het kan voorstellen als een hockey stick en daarmee bedoelen ze wanneer dus als de dat de bevolkingscijfer snel stijgen en dat is ook bij milieuproblemen ze stellen voor de curve denk aanbodcurve Bevolkingscijfers 2 Dus in deze histogram zien we vergrijzing dat betekent meer mensen die ouder zijn dan jonger zijn Verticale as voor de leeftijdsklassen per 5 jaar Horizontale as voor de leeftijdsklassen voor het aantal mannen (links) en de vrouwen (rechts) Levensverwachting is hoeveel iemand kan leven wanneer die pasgeboren is Vruchtbaarheidsverwachting een vouw hoeveel babys kan krijgen tijdens haar vruchtbare periode en zijn alle twee sterk bepaald door de welvaart en scholingsgraad Demografsiche De demografische transitie is een theorie die de veranderingen in de bevolkingsgroei beschrijft die plaatsvinden wanneer een land of regio overgaat van een traditioneel, hoog sterfte- en geboortecijfer naar een meer gematigd bevolkingsgroei met lagere transitie sterfte- en geboortecijfers. Dit proces wordt meestal in vijf fasen verdeeld: 1.Fase 1 – Hoge geboortecijfers en hoge sterftecijfers: In deze fase is de bevolkingsgroei minimaal. De sterftecijfers zijn hoog door ziekten, hongersnood, slechte hygiëne en beperkte medische kennis. De geboortecijfers zijn ook hoog, omdat families kinderen nodig hebben voor landbouw en omdat er weinig toegang is tot anticonceptie. 2.Fase 2 – Hoge geboortecijfers en dalende sterftecijfers: Door verbeteringen in de gezondheidszorg, hygiëne en voeding beginnen de sterftecijfers te dalen, terwijl de geboortecijfers hoog blijven. Dit resulteert in een snelle bevolkingsgroei. 3.Fase 3 – Dalende geboortecijfers en lage sterftecijfers: Als gevolg van verbeterde levensomstandigheden, onderwijs en toegang tot anticonceptie, beginnen de geboortecijfers te dalen. De sterftecijfers blijven laag, waardoor de bevolkingsgroei afneemt. 4.Fase 4 – Lage geboortecijfers en lage sterftecijfers: In deze fase stabiliseert de bevolkingsgroei, omdat zowel de geboortecijfers als de sterftecijfers laag blijven. Dit wordt vaak gekarakteriseerd door een vergrijzende bevolking en een goed ontwikkeld economisch systeem. 5.Fase 5 – Zeer lage geboortecijfers en lage sterftecijfers: Sommige landen bevinden zich in deze fase, waar de geboortecijfers zo laag zijn dat de bevolking inkrimpt, tenzij er migratie is. De sterftecijfers blijven laag, maar de bevolkingsomvang kan afnemen. Deze transitie is meestal gekoppeld aan de economische en sociale ontwikkeling van een land en is vaak zichtbaar in geïndustrialiseerde landen, terwijl veel ontwikkelingslanden zich nog in de vroege fasen bevinden. Landbouw De input zijn de factoren die je nodig hebt om landbouwproducten te telen De process gaat om hoe hij de landbouwproducten produceert in welke manier De output gaat over in welke manier hij de producten uitbrengt Soorten landbouw Landbouw Door dat de wereld ongelijk is verdeeld en de landbouwers willen willen vruchtbare grond en ze gebruiken metstoffenals het word overbruikt en dan gaan de vissen omdat er zelf niet genoeg zuurstof zit in water ze gebruiken ook technologie gps en computer over de melkoverschot is de melk sterk aangeboden voor de lage prijzen en soja komt het meest over zuid-amerika industrie Bij de basisindustrie zijn grondstoffen die half afgewerkt producten zijn de industrialisatie is verandering van de economische sturctuur van het land en bij de verwerkende industrie half afgewerkt producten afwerken de reconversie door een oude site door een nieuwe site te geven je moet de 4 sferen in de industrie kunnen laten zien en over de cokes is een brandstof die wordt gemaakt van steenkool en ze proberen ijzerets in ruwijzer te doen Het versterkt broeikaseffect Natuurlijk broeikaseffect: Zorgt voor een leefbare temperatuur op aarde en is van nature aanwezig. Versterkt broeikaseffect: Wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten (zoals fossiele brandstoffen verbranden, ontbossing en industrie), wat leidt tot een stijging van de concentratie broeikasgassen en een opwarming van de aarde. Energieomzetting en de Stralingsbalans De aarde ontvangt energie van de zon in de vorm van kortgolvige straling (zoals zichtbaar licht en uv-straling). Een deel van deze energie wordt direct terug de ruimte in gereflecteerd door wolken, luchtdeeltjes en het aardoppervlak – dit heet de albedo (reflectievermogen). De rest wordt door de aarde geabsorbeerd en omgezet in warmte, die vervolgens als langgolvige infraroodstraling wordt uitgestraald. De stralingsbalans beschrijft het evenwicht tussen inkomende en uitgaande straling. Zonder dit evenwicht zou de aarde te warm of te koud worden. De atmosfeer speelt hierin een cruciale rol door een deel van de warmte vast te houden via het broeikaseffect. Rol van de Stralingsbalans in het Broeikaseffect Het broeikaseffect is een natuurlijk proces waarbij bepaalde gassen in de atmosfeer (zoals waterdamp, CO₂, CH₄ en N₂O) de uitgaande langgolvige straling absorberen en weer naar de aarde terugkaatsen. Dit zorgt ervoor dat de aarde een gemiddelde temperatuur van ongeveer 15°C heeft in plaats van -18°C, wat zonder broeikasgassen het geval zou zijn. De albedo beïnvloedt dit proces sterk: Hoge albedo (zoals ijs en sneeuw) reflecteert veel zonlicht en houdt de aarde koeler. Lage albedo (zoals oceanen en donkere bodems) absorbeert meer warmte en verhoogt de temperatuur. Meer broeikasgassen zorgen ervoor dat meer warmte wordt vastgehouden, wat leidt tot het versterkte broeikaseffect. Gevolgen van het 1. Zeespiegelstijging Smelten van gletsjers en ijskappen (zoals op Groenland en Antarctica). Versterkt Warmere oceanen zetten uit (thermische expansie). Broeikaseffect Lage gebieden (zoals Nederland, Bangladesh en eilandstaten) lopen risico op overstromingen. 2. Verschuivingen van de klimaatzones Warme zones breiden zich uit → droogte en hittegolven in sommige gebieden. Koelere zones krijgen mildere winters. Woestijnen groeien, terwijl sommige vruchtbare gebieden uitdrogen. 3. Verschuiving van leefgebieden van planten en dieren Dieren en planten trekken naar koelere regio’s (bijv. bergtoppen of richting de polen). Sommige soorten kunnen zich niet snel genoeg aanpassen en sterven uit. Ecosystemen raken verstoord (bijv. bijenkolonies sterven, wat landbouw beïnvloedt). 4. Extreme weerfenomenen Meer orkanen, stormen en overstromingen door warmere oceanen. Heftigere droogtes en bosbranden. Meer hittegolven, wat gezondheidsproblemen veroorzaakt. 5. Verspreiding van tropische ziektes Door hogere temperaturen kunnen malaria, dengue en Zika-virus zich verspreiden naar nieuwe gebieden. Warmere en vochtigere klimaten helpen muggen en andere ziekteverspreiders te overleven. Oorzaken van het 1. Evolutie van de uitstoot van broeikasgassen Versterkt Sinds de industriële revolutie (ca. 1750) is de uitstoot van broeikasgassen enorm toegenomen door: Broeikaseffect Gebruik van steenkool, olie en gas voor energie. Ontbossing (minder bomen betekent minder CO₂-opname). Toename van veeteelt (methaanuitstoot door herkauwers zoals koeien). Industriële en landbouwprocessen die extra N₂O en CH₄ produceren. 2. Herkomst van broeikasgassen Koolstofdioxide (CO₂) → verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing. Methaan (CH₄) → veeteelt, rijstvelden en lekkages van aardgasinstallaties. Distikstofoxide (N₂O) → kunstmest en industriële processen. Fluorhoudende gassen (CFK’s, HFK’s) → koelmiddelen en aerosolen. De 5 P’s als basis voor duurzame ontwikkeling De 5 P’s (People, Planet, Prosperity, Peace, Partnership) zijn een raamwerk om duurzaamheid te analyseren en oplossingen te vinden voor wereldwijde problemen. 1.Planet (planeet aarde): Bescherming van natuurlijke hulpbronnen en het verminderen van milieuvervuiling. 2.People (mensen): Verbetering van levenskwaliteit, onderwijs en gezondheid. 3.Prosperity (welvaart): Economische groei die niet ten koste gaat van het milieu of sociale gelijkheid. 4.Peace (vrede): Vermijden van conflicten door eerlijke verdeling van hulpbronnen en rechten. 5.Partnership (samenwerking): Internationale samenwerking voor duurzame doelen. De Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn de 17 doelstellingen van de VN om tegen 2030 een duurzame wereld te creëren. 2. Ontwikkelingsgraad en duurzaamheid Landen met een lage ontwikkelingsgraad kampen vaak met armoede, gebrekkige infrastructuur en milieuvervuiling. Door onderwijs, technologische innovatie en eerlijke handel te bevorderen, kunnen landen een duurzame economie opbouwen. People: Betere levensomstandigheden en toegang tot gezondheidszorg. Prosperity: Economische groei zonder milieuvervuiling. Planet: Duurzaam gebruik van hulpbronnen. Voorbeeld: Fairtrade-producten helpen boeren in ontwikkelingslanden om eerlijk betaald te worden en milieuvriendelijker te produceren. Verstedelijking en het leefmilieu 1. Versnippering van de open ruimte 1. Door uitbreiding van steden verdwijnen landbouwgronden en natuurgebieden. 2. Dit leidt tot minder biodiversiteit en een afname van ecosystemen. 1. Gevolgen van verharding 1. Steden krijgen meer gebouwen, wegen en parkeerplaatsen → regenwater kan niet goed in de bodem trekken. 2. Dit veroorzaakt overstromingen en watertekort in droge periodes. 2. Hitte-eilandeffect 1. Stedelijke gebieden zijn warmer door beton, asfalt en weinig groen. 2. Dit verhoogt energieverbruik voor airco’s en maakt hittegolven gevaarlijker. 3. Luchtvervuiling 1. Meer auto’s en industrie leiden tot smog en CO₂-uitstoot, wat ademhalingsproblemen veroorzaakt. 4. Verkeersdrukte 1. Meer auto's leiden tot files, lawaai en luchtvervuiling. 2. Oplossing: investeren in openbaar vervoer en fietspaden. 2. Link met de 5 P’s en SDG’s Planet: Behoud van groene ruimten en minder vervuiling. People: Verbeterde gezondheid door schonere lucht en minder hitte. Prosperity: Duurzame stadsplanning en mobiliteit. Voorbeeld: Groene daken en stadsbossen helpen steden af te koelen en regenwater vast te houden. Duurzaam ruimtegebruik in industrie en energie 1.Industrialisatie 1. Groei van fabrieken → meer banen, maar ook milieuvervuiling en hoge CO₂-uitstoot. 2.De-industrialisatie 1. Sluiting van fabrieken → verlies van werkgelegenheid, maar minder vervuiling. 3.Reconversie 1. Oude industriegebieden ombouwen tot duurzame wijken of natuurgebieden. 2. Link met de 5 P’s en SDG’s Planet: Hernieuwbare energie en circulaire economie. People: Nieuwe duurzame banen in schone industrieën. Prosperity: Groene groei zonder milieuschade. Voorbeeld: Tesla’s gigafactories draaien op zonne-energie en recyclen batterijen. Effecten van landbouw op duurzaam ruimtegebruik 1. Effecten van landbouw 1. Bodemerosie 1. Door intensieve landbouw spoelt vruchtbare grond weg. 2. Bodemdegradatie 1. Overmatig gebruik van kunstmest en pesticiden put de bodem uit. 3. Ontbossing 1. Voor landbouw wordt tropisch regenwoud gekapt → minder CO₂-opname. 4. Schaalvergroting 1. Grote landbouwbedrijven produceren efficiënter, maar kleine boeren lijden hieronder en biodiversiteit neemt af. 2. Link met de 5 P’s en SDG’s Planet: Duurzame landbouwtechnieken beschermen de bodem. People: Gezonde voeding en eerlijke handel. Prosperity: Economische groei zonder schade aan de natuur. Voorbeeld: Biologische boerderijen gebruiken minder pesticiden en beschermen biodiversiteit. Wat is mondialisering? Mondialisering is het proces waarbij landen, economieën en culturen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken door handel, technologie, migratie en politiek. Dit proces wordt versneld door communicatietechnologie (zoals internet) en transport (zoals vliegtuigen en containerschepen). Voorbeelden van mondialisering en waarom ze dat zijn: 1. Apple en andere multinationals 1. Apple laat iPhones in China produceren, terwijl de onderdelen uit verschillende landen komen. Dit is een voorbeeld van mondialisering omdat de productie en distributie wereldwijd gebeurt. 2. Fastfoodketens zoals McDonald’s en KFC 1. Deze ketens zijn overal ter wereld te vinden en passen hun menu’s aan lokale culturen aan (bijv. McDonald’s India heeft vegetarische opties). 3. Netflix en TikTok 1. Via streamingdiensten en sociale media worden films, series en trends wereldwijd gedeeld, wat zorgt voor culturele mondialisering. 4. Internationale sportevenementen (bijv. WK Voetbal, Olympische Spelen) 1. Sport brengt landen samen en stimuleert economische groei door toerisme en sponsoring. Oorzaken en gevolgen van mondialisering 1. Impact van mondialisering op productie en consumptie Oorzaak: Dankzij mondialisering kunnen bedrijven goedkoper produceren in lagelonenlanden en wereldwijd producten verkopen. Gevolg: Meer keuze en lagere prijzen voor consumenten. Meer productie leidt tot milieuvervuiling en uitbuiting van arbeiders in ontwikkelingslanden. 2. Samenwerkingsverbanden tussen landen Internationale organisaties spelen een rol in politiek en economie: Europese Unie (EU) → Vrije handel, vrij verkeer van mensen en een gezamenlijke munt (euro). Verenigde Naties (VN) → Bevorderen vrede, mensenrechten en duurzame ontwikkeling. G8 en G20 → Overleg tussen de rijkste landen over economische en politieke kwesties. 3. Spanningen tussen landen Oorzaak: Mondialisering kan economische ongelijkheid en machtsverschillen versterken. Gevolg: Handelsoorlogen (zoals VS-China), conflicten over hulpbronnen en politieke spanningen. 4. Migratiebewegingen en ontvolking Oorzaak: Mensen verhuizen naar steden of andere landen voor werk, veiligheid of betere levensomstandigheden. Gevolg: Steden groeien snel, maar plattelandsgebieden raken ontvolkt. In sommige landen leidt migratie tot spanningen over werk en cultuur. Oorzaken en gevolgen van mondialisering 2 5. Braindrain en braingain Braindrain: Hoogopgeleide mensen vertrekken naar het buitenland (bijv. artsen en ingenieurs uit India naar de VS). Braingain: Landen profiteren van kennis en talent van migranten (bijv. Silicon Valley trekt de slimste tech-experts aan). 6. Landgrabbing (landroof) Oorzaak: Buitenlandse bedrijven of overheden kopen grote stukken landbouwgrond in arme landen voor eigen voedselproductie. Gevolg: Lokale boeren verliezen hun grond en rechten. Kan leiden tot honger en conflicten. 7. Protectionisme Oorzaak: Sommige landen willen hun economie beschermen tegen buitenlandse concurrentie door invoerheffingen en handelsbeperkingen. Gevolg: Kan handelsoorlogen veroorzaken. Kan de binnenlandse economie stimuleren, maar leidt tot hogere prijzen. 8. Outsourcing Oorzaak: Bedrijven verplaatsen productie naar lagelonenlanden om kosten te besparen. Gevolg: Meer werkgelegenheid in ontwikkelingslanden, maar vaak met slechte arbeidsomstandigheden. Banenverlies in westerse landen. Ontginning van grondstoffen Welke grondstoffen worden ontgonnen en waar? Grondstoffen zijn natuurlijke hulpbronnen die uit de aarde worden gehaald en gebruikt in de industrie. Enkele voorbeelden: Steenkool → China, VS, India, Australië. Aardolie → Midden-Oosten (Saoedi-Arabië, Iran), VS, Rusland. Zeldzame metalen (bijv. lithium, kobalt) → Congo, China, Australië (voor batterijen en elektronica). Diamanten → Rusland, Canada, Botswana. Waarom worden grondstoffen op bepaalde plaatsen ontgonnen? Natuurlijke aanwezigheid: Sommige gebieden hebben van nature veel grondstoffen. Economische winstgevendheid: De vraag naar bepaalde grondstoffen bepaalt of ze worden ontgonnen. Technologische mogelijkheden: Moderne technieken maken ontginning mogelijk in moeilijke gebieden. Op welke manier worden grondstoffen ontgonnen? Via groeves → Open mijnbouw (bijv. steengroeves, bruinkoolmijnen). Via ondergrondse mijnen → Diepere ontginning (bijv. steenkool, goud). Traditionele methoden → Handmatige winning in ontwikkelingslanden. Moderne methoden → High-tech machines en chemische processen. Recyclage → Een duurzame manier om grondstoffen te hergebruiken (bijv. metalen uit elektronica). Energiebronnen Welke energiebronnen worden waar geproduceerd? Fossiele brandstoffen (niet-hernieuwbaar) Aardolie → Midden-Oosten, VS, Rusland. Steenkool → China, VS, India, Australië. Aardgas → Rusland, VS, Iran. Hernieuwbare energie Windenergie → Noord-Europa, VS, China. Zonne-energie → Spanje, Marokko, Californië. Waterkracht → Noorwegen, Brazilië, Canada. Geothermie → IJsland, Italië, Kenia. Kernenergie → Frankrijk, VS, Rusland. Waarom worden energiebronnen op bepaalde plaatsen geproduceerd? Aanwezigheid van grondstoffen (bijv. aardolie in het Midden-Oosten). Investeringen in technologie (bijv. zonne-energie in Duitsland, ondanks weinig zon). Beleid en duurzaamheid (bijv. EU investeert in windenergie). Industrie Welke soorten industrie komen waar voor? Zware industrie → Staal en chemische productie (Duitsland, China, VS). Lichte industrie → Elektronica en textiel (China, Vietnam, Bangladesh). Hoogtechnologische industrie → Silicon Valley (VS), Zuid-Korea (Samsung), Nederland (ASML). Waarom bevinden industrieën zich op bepaalde plaatsen? Grondstoffen → Mijnbouwindustrieën bevinden zich bij grondstofbronnen. Arbeidskosten → Lage lonen trekken productiebedrijven aan (bijv. textiel in Bangladesh). Infrastructuur → Goede havens en wegen zijn belangrijk (bijv. Rotterdam als transportknooppunt). Traditionele vs. moderne industrie Traditioneel → Grote fabrieken met veel arbeiders (bijv. staalindustrie). Modern → Geautomatiseerde productie en high-tech (bijv. Tesla-fabrieken). Landbouw Welke landbouwsystemen komen waar voor? Kleinschalige landbouw → Afrika, Zuidoost-Azië. Grootschalige commerciële landbouw → VS, Brazilië, Canada. Intensieve landbouw → Hoge opbrengsten per hectare (Nederland, Japan). Extensieve landbouw → Grote oppervlakten, minder opbrengst per hectare (Australië, Argentinië). Waarom wordt landbouw op bepaalde plaatsen beoefend? Klimaat en bodem → Sommige gewassen groeien alleen in bepaalde klimaten (bijv. koffie in tropische landen). Technologie → Hoge mechanisatie in rijke landen. Marktvraag → Sommige landen produceren veel voor export (bijv. sojabonen uit Brazilië voor China). Duurzaam vs. niet-duurzaam Duurzaam → Biologische landbouw, permacultuur, rotatieteelt. Niet-duurzaam → Overmatig gebruik van pesticiden, monoculturen. Effecten van landbouw op ruimtegebruik Bodemerosie → Door ontbossing en slechte landbouwtechnieken. Bodemdegradatie → Door overmatig gebruik van kunstmest en pesticiden. Ontbossing → Voor veeteelt en landbouwgrond (bijv. Amazonewoud). Schaalvergroting → Kleine boeren verdwijnen door grote agrarische bedrijven. Handel en diensten Waar komen handel en diensten voor? Internationale handel → Havens zoals Rotterdam en Singapore zijn belangrijke knooppunten. Banken en financiële diensten → Londen, New York, Zürich. E-commerce → China (Alibaba), VS (Amazon). Waar komt toerisme voor en waarom? Natuurtoerisme → Alpen, Malediven. Cultureel toerisme → Rome, Parijs, Kyoto. Massatoerisme → Spanje, Thailand. Avontuurlijk toerisme → Nepal (Himalaya), Peru (Machu Picchu). Welke factoren beïnvloeden toerisme? Geopolitieke factoren → Conflicten en terrorisme kunnen toerisme afremmen (bijv. Egypte na politieke onrust). Fysische factoren → Klimaat bepaalt seizoensgebonden toerisme (bijv. skiën in de Alpen). Sociaaleconomische factoren → Rijke landen ontvangen meer toeristen en mensen uit welvarende landen reizen meer. Wereldgradennet: meridianen en breedtecirkels Het wereldgradennet is een denkbeeldig raster van lijnen dat over de aardbol ligt. Hiermee kunnen we elke plaats op aarde exact aanduiden met geografische coördinaten. Meridianen (Lengtecirkels) Meridianen zijn denkbeeldige halve cirkels die van de noordpool naar de zuidpool lopen. Nulmeridiaan (0°): Loopt door Greenwich (Londen, VK) en verdeelt de aarde in een westelijk en oostelijk halfrond. Datumgrens (180° meridiaan): Hier verandert de datum wanneer je eroverheen reist. 🧭 Lengtegraad: De afstand (in graden) van een plaats tot de nulmeridiaan. Westerlengte (WL): Ten westen van de nulmeridiaan. Oosterlengte (OL): Ten oosten van de nulmeridiaan. Breedtecirkels (Parallellen) Breedtecirkels zijn horizontale lijnen rondom de aarde die parallel lopen aan de evenaar. Evenaar (0°): Verdeelt de aarde in het noordelijk en zuidelijk halfrond. Keerkringen: Kreeftskeerkring (23,5° NB) Steenbokskeerkring (23,5° ZB) Poolcirkels: Noordpoolcirkel (66,5° NB) Zuidpoolcirkel (66,5° ZB) 🧭 Breedtegraad: De afstand (in graden) van een plaats tot de evenaar. Noorderbreedte (NB): Ten noorden van de evenaar. Zuiderbreedte (ZB): Ten zuiden van de evenaar. 🌿Fysischgeografische en sociaaleconomische elementen We kunnen een gebied beschrijven op basis van natuurlijke (fysischgeografische) en menselijke (sociaaleconomische) kenmerken. Fysischgeografische elementen (natuurlijk) Oceanen en zeeën: Atlantische Oceaan, Middellandse Zee... Continenten: Europa, Azië, Afrika, enz. Reliëf: Hoogteverschillen zoals bergen, vlaktes, plateaus... Klimaatzones: Tropisch, gematigd, polair... Vegetatiezones: Regenwoud, woestijn, toendra... Sociaaleconomische elementen (menselijk) Steden en landen: Parijs, Japan, Brazilië... Talen en godsdiensten: Frans, Arabisch, Islam, Christendom... Economie: Armoede, rijkdom, industrie, handel... Bevolkingsdichtheid: Drukke steden vs. dunbevolkte gebieden... 🗺 Combineren: Een regio kan zowel fysischgeografische als sociaaleconomische kenmerken hebben. Voorbeeld: "De Amazone (fysisch) ligt in Brazilië, waar veel mensen Portugees spreken (sociaal-economisch)." 📏 Werkelijke, ervaren en mentale afstand Werkelijke afstand De echte afstand tussen twee plaatsen, bijvoorbeeld in kilometers of miles. Voorbeeld: De afstand Gent – Torhout is 55 km. Ervaren afstand Hoe lang een afstand voelt, afhankelijk van factoren zoals tijd, vervoersmiddel en omstandigheden. Voorbeeld: 55 km in een snelle auto voelt korter dan dezelfde afstand in een overvolle bus. Mentale afstand Hoe ver mensen denken dat een plaats ligt, gebaseerd op perceptie en kennis. Voorbeeld: Veel Belgen denken dat Brussel-Algiers verder is dan Brussel-Kreta, terwijl Algiers eigenlijk dichterbij is. Kaartbeeld en mentale kaart Een kaartbeeld is de manier waarop de wereld op een kaart wordt weergegeven. Dit kan verschillen afhankelijk van de projectie (zoals Mercator of Peters). Mentale kaart Een mentale kaart is het persoonlijke beeld dat iemand heeft van de wereld. Dit beeld wordt beïnvloed door: Eigen ervaringen (bijvoorbeeld: iemand die vaak naar Spanje reist, ziet Spanje als belangrijker). Media en onderwijs (bijvoorbeeld: Europese kaarten tonen Europa vaak centraal). Cultuur (bijvoorbeeld: Amerikanen tekenen vaak de VS groot en centraal op hun kaarten). 🛑 Voorbeeld van beïnvloeding door kaarten: Op veel wereldkaarten lijkt Afrika kleiner dan het in werkelijkheid is. Op een kaart met Amerika centraal, lijkt de VS "belangrijker" dan andere werelddelen. 📌 Relatieve en absolute situering Relatieve situering: Een plaats wordt beschreven ten opzichte van andere plaatsen of bekende oriëntatiepunten. Voorbeeld: “Brussel ligt ten noorden van Parijs.” Absolute situering: Een plaats wordt exact aangeduid met geografische coördinaten (breedte- en lengtegraad). Voorbeeld: De Eiffeltoren ligt op 48°51’ NB, 2°17’ OL. Waarom wonen mensen in de stad of op het platteland De keuze om in een stad of op het platteland te wonen wordt beïnvloed door verschillende factoren: 1. Klimaat en klimaatverandering 1. Mensen vermijden gebieden met extreem weer (droogte, overstromingen, hittegolven). 2. Klimaatverandering kan migratie veroorzaken, bv. als landbouw moeilijker wordt door langdurige droogte. 2. Bodemkwaliteit 1. Op het platteland speelt vruchtbare grond een grote rol in landbouwproductie. 2. In steden is de bodem vaak minder belangrijk, maar vervuiling en ruimtegebrek kunnen een probleem zijn. 3. Welvaart en welzijn 1. Steden bieden meer werkgelegenheid, scholen en medische voorzieningen. 2. Op het platteland is het leven vaak goedkoper, gezonder en rustiger. 4. Armoede 1. Armoede in steden kan leiden tot slechte leefomstandigheden en overbevolking. 2. Op het platteland kan armoede leiden tot migratie naar steden op zoek naar betere kansen. Waarom verhuizen mensen van de stad naar het platteland of omgekeerd? Van platteland naar stad: Werkgelegenheid, onderwijs en medische voorzieningen. Beter transport en infrastructuur. Jongeren trekken naar steden voor betere carrièremogelijkheden. Van stad naar platteland: Lagere kosten voor huisvesting en levensonderhoud. Betere luchtkwaliteit en meer ruimte. Thuiswerken maakt wonen op het platteland aantrekkelijker. Hiërarchie van steden Steden hebben een hiërarchie gebaseerd op politiek, economisch en cultureel belang: Economisch belang Steden met veel bedrijven, banken en handelscentra (bv. New York, Londen, Tokio). Cultureel belang Steden met universiteiten, musea en toeristische trekpleisters (bv. Parijs, Rome, Amsterdam). Politiek belang Hoofdsteden en steden met regeringsinstellingen (bv. Brussel, Washington D.C.). Ontwikkelingen en ruimtelijke gevolgen van verstedelijking Verstedelijking van het platteland 1. Dorpjes veranderen in buitenwijken van grote steden. 2. Landbouwgrond wordt vervangen door woonwijken en industrie. 1.Ontvolking van het platteland 1. Jonge mensen trekken weg naar steden, waardoor dorpen leeglopen. 2. Basisvoorzieningen zoals scholen en winkels verdwijnen. 2.Inbreiding en groei van steden 1. Steden breiden zich uit en worden compacter. 2. Hoge gebouwen en meer woonwijken ontstaan. 3.Veranderingen in mobiliteit 1. Meer verkeer en luchtvervuiling door forenzen. 2. Investeringen in openbaar vervoer en fietspaden. 4.Stadslandbouw 1. Groenten en fruit worden in de stad verbouwd (bv. daktuinen). 2. Draagt bij aan duurzaamheid en vermindert transportkosten. Patronen en processen in steden Sociale segregatie: Rijke en arme wijken (bv. sloppenwijken naast luxewijken in Rio de Janeiro). Multiculturaliteit: Grote migrantengemeenschappen (bv. Chinatown in New York, Molenbeek in Brussel). Functiewijzigingen: Oude industrieterreinen worden woonwijken (bv. Docklands in Londen). Hiërarchie van steden Economisch belang Steden met veel internationale bedrijven, banken en handel. Voorbeelden: New York (Wall Street), Londen (financieel centrum), Tokio (technologie en handel). Cultureel belang Steden met universiteiten, musea, theaters, recreatie. Voorbeelden: Parijs (mode en kunst), Rome (historisch erfgoed), Amsterdam (multicultureel centrum). Politiek belang Hoofdsteden en regeringscentra. Voorbeelden: Brussel (EU-hoofdkantoor), Washington D.C. (Witte Huis), Beijing (Chinese regering). Waarom wonen mensen in de stad of op het platteland? 1.Klimaat en klimaatverandering 1. Extreem weer zoals droogte, overstromingen en hittegolven kan migratie veroorzaken. 2. Verstedelijking in drogere gebieden leidt tot watertekorten. 2.Bodemkwaliteit 1. Platteland: Vruchtbare grond is belangrijk voor landbouw. 2. Stad: Minder afhankelijk van bodemkwaliteit, maar lucht- en bodemvervuiling kunnen een probleem zijn. 3.Welvaart en welzijn 1. Steden bieden meer werkgelegenheid, onderwijs en medische voorzieningen. 2. Platteland biedt rust, lagere kosten en betere luchtkwaliteit. 4.Armoede 1. Stedelijke armoede: Slechte leefomstandigheden en overbevolking. 2. Plattelandsarmoede: Gebrek aan infrastructuur en basisvoorzieningen. Waarom migreren mensen tussen stad en platteland? Van platteland naar stad Pullfactoren: Werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur. Pushfactoren: Armoede, gebrek aan voorzieningen, slechte landbouwopbrengsten. Voorbeelden: Groeiende steden in ontwikkelingslanden zoals Lagos, Mumbai en Jakarta. Van stad naar platteland Pullfactoren: Lagere kosten, meer ruimte, gezondere leefomgeving. Pushfactoren: Hoge woningprijzen, drukte, luchtvervuiling. Voorbeelden: Suburbanisatie in West-Europa (bv. Rand rond Brussel, buitenwijken van Parijs). Push en pull factoren