Deel 8 - Dutch Document PDF
Document Details
Uploaded by RosyExuberance5152
KU Leuven
Tags
Summary
This document provides a set of questions and answers in Dutch, likely for a language learning exercise or similar activity. The topics cover daily routines, preferences (e.g., food, activities), and social interactions. The target audience likely includes learners.
Full Transcript
## Deel 8 **Wat?** * (Niet) graag (informatievraag) * (Ja-neevraag) **De vraag met 'jij'** * Wat doe jij graag? * Zwem jij graag? * Lees jij graag de krant? * Ga jij graag op restaurant? * Ga jij graag naar de cinema? * Doe jij graag boodschappen? * . . . * Wat doe jij elke dag? **Dagelijkse...
## Deel 8 **Wat?** * (Niet) graag (informatievraag) * (Ja-neevraag) **De vraag met 'jij'** * Wat doe jij graag? * Zwem jij graag? * Lees jij graag de krant? * Ga jij graag op restaurant? * Ga jij graag naar de cinema? * Doe jij graag boodschappen? * . . . * Wat doe jij elke dag? **Dagelijkse routine** <br> **Wanneer?** **De vraag met 'jij'** * Wanneer doe jij boodschappen? * Wanneer stofzuig jij? * Wanneer kijk jij (naar) tv? * Wanneer studeer jij Nederlands? * Wanneer luister jij naar de radio? * . . . <br> **Uur?** **(Hoe laat?)** * Hoe laat doe jij boodschappen? * Hoe laat sta jij op? * Hoe laat kijk jij (naar) tv? * Hoe laat ontbijt jij? * Hoe laat ga jij slapen? * . . . <br> **Het antwoord** * Ik dans (niet) graag. **De vraag over een andere persoon** * Wat doet hij/zij (niet) graag? * Zwemt hij graag? * Leest hij graag de krant? * Gaat hij graag op restaurant? * Gaat zij graag naar de cinema? * Doet zij graag boodschappen? * . . . * Wat doet hij/zij elke dag? **Het antwoord** * Ja, ik zwem graag. * Nee, ik lees niet graag de krant. * Ja, ik ga graag op restaurant. * Nee, ik ga niet graag naar de cinema. * Ja, ik doe graag boodschappen. * . . . * Ik sta om 8u op. Dan ontbijt ik. Ik werk van 9u tot 18u. <br> **Het antwoord** * Ik doe boodschappen na het werk. **De vraag over een andere persoon** * Wanneer doet hij boodschappen? * Wanneer stofzuigt hij? * Wanneer kijkt hij (naar) tv? * Wanneer studeert zij Nederlands? * Wanneer luistert zij naar de radio? * . . . <br> **Het antwoord** * ’s Morgens stofzuig ik. * Ik kijk niet naar tv. / Ik kijk geen tv. * Ik studeer elke dag Nederlands. * Om 17u luister ik naar de radio. * . . . * Ik doe boodschappen om 17u. * Om 8u sta ik op. * Ik kijk (naar) tv om 20u. * Om 8u30 ontbijt ik. * Ik ga om 23u30 slapen. * . . . * Hoe laat doet hij boodschappen? * Hoe laat staat hij op? * Hoe laat kijkt hij (naar) tv? * Hoe laat ontbijt zij? * Hoe laat gaat zij slapen? * . . . <br> **Het antwoord over een andere persoon** * Hij/zij loopt (niet) graag. **Het verbum** * doen/ andere verba * zwemmen **Het antwoord over een andere persoon** * Ja, hij zwemt graag. **Het verbum** * de krant lezen **Het antwoord over een andere persoon** * Nee, hij leest niet graag de krant. **Het verbum** * op restaurant gaan **Het antwoord over een andere persoon** * Ja, hij gaat graag op restaurant. * Nee, zij gaat niet graag naar de cinema. * Ja, zij doet graag boodschappen. * . . . **Het verbum** * naar de cinema gaan * boodschappen doen * . . . * Hij/zij staat om 8u op. Dan ontbijt hij/zij. Hij/ zij werkt van 9u tot 18u. **Het verbum** * doen/ andere verba * . . . <br> **Het antwoord over een andere persoon** * Hij doet boodschappen na het werk. **Het verbum** * boodschappen doen **Het antwoord over een andere persoon** * ’s Morgens stofzuigt hij. **Het verbum** * stofzuigen **Het antwoord over een andere persoon** * Hij kijkt niet naar tv. / Hij kijkt geen tv. **Het verbum** *(naar) tv kijken* <br> **Zij studeert elke dag Nederlands. **Het verbum** * studeren **Zij studeert elke dag Nederlands. **Het verbum** * naar de radio luisteren **Zij studeert elke dag Nederlands. **Het verbum** * . . . **Hij doet boodschappen om 17u. **Het verbum** * boodschappen doen **Hij doet boodschappen om 17u. **Het verbum** * stofzuigen **Hij doet boodschappen om 17u. **Het verbum** *(naar) tv kijken* **Zij gaat om 23u30 slapen.** **Het verbum** * studeren **Zij gaat om 23u30 slapen.** **Het verbum** * naar de radio luisteren **Zij gaat om 23u30 slapen.** **Het verbum** * . . . <br> ## Deel 8 **Hallo, ik ben An. En ik ga jullie vertellen hoe** **’s Morgens sta ik om 7u op.** Ik neem een douche en ik **Om 7u30 ontbijt ik:** ik eet boterhammen **tanden.** Om 8u15 breng ik de kinderen naar **Dan ga ik naar mijn werk.** Ik begin te werken om 9u. Ik werk de **voormiddag.** Een lunchpauze heb ik om **kook om 17u.** We eten een warme maaltijd o **kinderen hun** huiswerk en kijken ze naar tv. D **Om 20u30 lees ik** een boek en kijk ik naar tv. I **Trek jij jouw/je kleren aan?** **Trekt hij zijn kleren aan?** **Trekken jullie jullie kleren aan?** 1. Hij staat om 6u30 (half zeven ’s morgens) op. 2. Om 6u40 doucht hij/ neemt hij een douche. 3. Hij ontbijt om 7u (zeven uur ’s morgens). 4. Van 8u30 tot 17u werkt hij. 5. Hij doet om 17u10 (tien over vijf ’s middags) boodschappen. 6. Om 17u45 komt hij thuis. 7. Hij kookt om 18u50 (tien voor zeven ’s avonds). 8. Om 19u30 kijkt hij (naar) tv. 9. Hij gaat slapen om 0u (twaalf uur ’s nachts / middernacht). <br> **De normale zin** **De zin met inversie** **Time + Rest** **Time** 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 2. Mijn man brengt de kinderen naar school. 3. Ik eet ’s middags een broodje met mijn collega’s. 4. Ik studeer elke dag een beetje voor het examen: van kwart voor vijf (16u45) tot kwart over/na vij 5. Ik eet warm om zes uur ‘s avonds en ik ga naar bed om elf uur. 6. Wat is de postcode van Kessel-Lo? 7. Hoelang ben je al in België? 8. In welk jaar ben je geboren? En in welke maand? En op welke dag? 9. Uit welke stad kom jij? 10. In de voormiddag doe ik het huishouden, in de namiddag kijk ik naar tv. 11. Op welke dag ga je zwemmen? 12. Luister jij graag naar de radio? 13. Ga jij graag naar de bioscoop? 14. Ik kijk naar mijn favoriete tv-serie op donderdagavond. 15. Ik leer Nederlands op school, bij het CLT. 16. Ik drink een pintje op café. 17. Ik was mijn haar in de douche. 18. Heb jij een feestje in het weekend? 19. Blijven we thuis of gaan we uit? 20. Ik werk tot 17 uur en na het werk doe ik boodschappen. 21. Voor de middag (van 10 tot 12 uur) is het koud, na de middag is het warmer. 22. Wat is de sluitingsdag van die winkel? 23. Welke dag komt voor dinsdag? Maandag natuurlijk! 24. En welke dag komt na vrijdag? Zaterdag. <br> ## Deel 8 **Hallo, ik ben An. En ik ga jullie vertellen hoe** **’s Morgens sta ik om 7u op.** Ik neem een douche en ik trek mijn kleren aan. Om 7u30 ontbijt: ik eet boterhammen en drink koffie. En dan poets ik mijn tanden. Om 8u15 breng ik de kinderen naar school. **Dan ga ik naar mijn werk.** Ik begin te werken om 9u. Ik werk de hele voormiddag. Een lunchpauze heb ik om 12u. Een uur later, om 13u is mijn lunchpauze gedaan en begin ik weer te werken. Ik werk de hele namiddag tot 16u. **Om 16u15 haal ik mijn kinderen van school en om 16u30 komen wij thuis.** Ik kook om 17u. We eten een warme maaltijd om 17u30. Daarna doen de kinderen hun huiswerk en kijken ze naar tv. De kinderen gaan slapen om 20u. Om 20u30 lees ik een boek en kijk ik naar tv. Ik ga slapen om 24u. **Ja, ik trek mijn kleren aan.** **Ja, hij trekt zijn kleren aan.** **Ja, wij trekken onze kleren aan.** <start_of_image> Schematic image: a series of 8 graphic illustrations. * The first picture shows a person taking a shower. * The second picture shows a person brushing their teeth. * The third picture shows a person eating at a table. * The fourth picture shows a person working on a computer. * The fifth picture shows a person buying groceries. * The sixth picture shows a person arriving home in front of a house. * The seventh picture shows a person cooking in a kitchen. * The eighth picture shows a person sleeping in bed. **De normale zin** **De zin met inversie** **Time + Rest** **Time** 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 2. Mijn man brengt de kinderen naar school. 3. Ik eet ’s middags een broodje met mijn collega’s. 4. Ik studeer elke dag een beetje voor het examen: van kwart voor vijf (16u45) tot kwart over/na vijf (17u15): dat is een halfuur per dag. 5. Ik eet warm om zes uur ‘s avonds en ik ga naar bed om elf uur. 6. Wat is de postcode van Kessel-Lo? 7. Hoelang ben je al in België? 8. In welk jaar ben je geboren? En in welke maand? En op welke dag? 9. Uit welke stad kom jij? 10. In de voormiddag doe ik het huishouden, in de namiddag kijk ik naar tv. 11. Op welke dag ga je zwemmen? 12. Luister jij graag naar de radio? 13. Ga jij graag naar de bioscoop? 14. Ik kijk naar mijn favoriete tv-serie op donderdagavond. 15. Ik leer Nederlands op school, bij het CLT. 16. Ik drink een pintje op café. 17. Ik was mijn haar in de douche. 18. Heb jij een feestje in het weekend? 19. Blijven we thuis of gaan we uit? 20. Ik werk tot 17 uur en na het werk doe ik boodschappen. 21. Voor de middag (van 10 tot 12 uur) is het koud, na de middag is het warmer. 22. Wat is de sluitingsdag van die winkel? 23. Welke dag komt voor dinsdag? Maandag natuurlijk! 24. En welke dag komt na vrijdag? Zaterdag. ## Deel 8 **Hallo, ik ben An. En ik ga jullie vertellen hoe mijn dag eruitziet.** ’s Morgens sta ik om 7u op. Ik neem een douche en ik trek mijn kleren aan. Om 7u30 ontbijt ik: ik eet boterhammen en drink koffie. En dan poets ik mijn tanden. Om 8u15 breng ik de kinderen naar school. Dan ga ik naar mijn werk. Ik begin te werken om 9u. Ik werk de hele voormiddag. Een lunchpauze heb ik om 12u. Een uur later, om 13u is mijn lunchpauze gedaan en begin ik weer te werken. Ik werk de hele namiddag tot 16u. Om 16u15 haal ik mijn kinderen van school en om 16u30 komen wij thuis. Ik kook om 17u. We eten een warme maaltijd om 17u30. Daarna doen de kinderen hun huiswerk en kijken ze naar tv. De kinderen gaan slapen om 20u. Om 20u30 lees ik een boek en kijk ik naar tv. Ik ga slapen om 24u. **Ja, ik trek mijn kleren aan.** **Ja, hij trekt zijn kleren aan.** **Ja, wij trekken onze kleren aan.** Schematic image: a series of 8 graphic illustrations. * The first picture shows a person taking a shower. * The second picture shows a person brushing their teeth. * The third picture shows a person eating at a table. * The fourth picture shows a person working on a computer. * The fifth picture shows a person buying groceries. * The sixth picture shows a person arriving home in front of a house. * The seventh picture shows a person cooking in a kitchen. * The eighth picture shows a person sleeping in bed. <br> **Normale zin** **Zin met inversie** ****Time + Rest**** ****Time**** 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 2. Mijn man brengt de kinderen naar school. 3. Ik eet ’s middags een broodje met mijn collega’s. 4. Ik studeer elke dag een beetje voor het examen: van kwart voor vijf (16u45) tot kwart over/na vijf (17u15): dat is een halfuur per dag. 5. Ik eet warm om zes uur ‘s avonds en ik ga naar bed om elf uur. 6. Wat is de postcode van Kessel-Lo? 7. Hoelang ben je al in België? 8. In welk jaar ben je geboren? En in welke maand? En op welke dag? 9. Uit welke stad kom jij? 10. In de voormiddag doe ik het huishouden, in de namiddag kijk ik naar tv. 11. Op welke dag ga je zwemmen? 12. Luister jij graag naar de radio? 13. Ga jij graag naar de bioscoop? 14. Ik kijk naar mijn favoriete tv-serie op donderdagavond. 15. Ik leer Nederlands op school, bij het CLT. 16. Ik drink een pintje op café. 17. Ik was mijn haar in de douche. 18. Heb jij een feestje in het weekend? 19. Blijven we thuis of gaan we uit? 20. Ik werk tot 17 uur en na het werk doe ik boodschappen. 21. Voor de middag (van 10 tot 12 uur) is het koud, na de middag is het warmer. 22. Wat is de sluitingsdag van die winkel? 23. Welke dag komt voor dinsdag? Maandag natuurlijk! 24. En welke dag komt na vrijdag? Zaterdag. ## Deel 8 **Hallo, ik ben An. En ik ga jullie vertellen hoe** **’s Morgens sta ik om 7u op.** Ik neem een douche en ik trek mijn kleren aan. Om 7u30 ontbijt ik: ik eet boterhammen en drink koffie. En dan poets ik mijn tanden. Om 8u15 breng ik de kinderen naar school. **Dan ga ik naar mijn werk.** Ik begin te werken om 9u. Ik werk de hele voormiddag. Een lunchpauze heb ik om 12u. Een uur later, om 13u is mijn lunchpauze gedaan en begin ik weer te werken. Ik werk de hele namiddag tot 16u. **Om 16u15 haal ik mijn kinderen van school en om 16u30 komen wij thuis.** Ik kook om 17u. We eten een warme maaltijd om 17u30. Daarna doen de kinderen hun huiswerk en kijken ze naar tv. De kinderen gaan slapen om 20u en om 20u30 lees ik een boek en kijk ik naar tv. Ik ga slapen om 24u. **Ja, ik trek mijn kleren aan.** **Ja, hij trekt zijn kleren aan.** **Ja, wij trekken onze kleren aan.** - Illustration of a small, colorful figure of a person taking a shower. - Illustration of a small, colorful figure of a person brushing their teeth. - Illustration of a small, colorful figure of a person eating at a table. - Illustration of a small, colorful figure of a person working on a computer. - Illustration of a small, colorful figure of a person buying groceries. - Illustration of a small, colorful figure of a person arriving home in front of a house. - Illustration of a small, colorful figure of a person cooking in a kitchen. - Illustration of a small, colorful figure of a person sleeping in bed. <br> **Normale zin** **Zin met inversie** ****Time + Rest**** ****Time**** 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 1. Ik ga met de fiets naar mijn werk. 2. Mijn man brengt de kinderen naar school. 3. Ik eet ’s middags een broodje met mijn collega’s. 4. Ik studeer elke dag een beetje voor het examen: van kwart voor vijf (16u45) tot kwart over/na vijf (17u15): dat is een halfuur per dag. 5. Ik eet warm om zes uur ‘s avonds en ik ga naar bed om elf uur. 6. Wat is de postcode van Kessel-Lo? 7. Hoelang ben je al in België? 8. In welk jaar ben je geboren? En in welke maand? En op welke dag? 9. Uit welke stad kom jij? 10. In de voormiddag doe ik het huishouden, in de namiddag kijk ik naar tv. 11. Op welke dag ga je zwemmen? 12. Luister jij graag naar de radio? 13. Ga jij graag naar de bioscoop? 14. Ik kijk naar mijn favoriete tv-serie op donderdagavond. 15. Ik leer Nederlands op school, bij het CLT. 16. Ik drink een pintje op café. 17. Ik was mijn haar in de douche. 18. Heb jij een feestje in het weekend? 19. Blijven we thuis of gaan we uit? 20. Ik werk tot 17 uur en na het werk doe ik boodschappen. 21. Voor de middag (van 10 tot 12 uur) is het koud, na de middag is het warmer. 22. Wat is de sluitingsdag van die winkel? 23. Welke dag komt voor dinsdag? Maandag natuurlijk! 24. En welke dag komt na vrijdag? Zaterdag.