Summary

These are study notes on trading. Exam-style questions are included. The document details the key factors that led to different cities becoming major trading hubs in early modern Europe and then explores the innovations in trading methods used.

Full Transcript

7 Draaischijven van handel ECONOMISCH DOMEIN HANDELSMETROPOLEN IN VROEGMODERN EUROPA (CA.1500 - CA.1750) Memoria 4.2, p. 77-92 D1 Johannes Lingelbach, De Dam, gezien naar het Noorden, met het Stadhuis in aanbouw (schilderij, 1656). In het cen...

7 Draaischijven van handel ECONOMISCH DOMEIN HANDELSMETROPOLEN IN VROEGMODERN EUROPA (CA.1500 - CA.1750) Memoria 4.2, p. 77-92 D1 Johannes Lingelbach, De Dam, gezien naar het Noorden, met het Stadhuis in aanbouw (schilderij, 1656). In het centrale gebouw, de waag, hingen enorme weegschalen om alle handelswaar betrouwbaar te wegen. In de 17de eeuw beleefde Amsterdam een ‘Gouden Eeuw’, zowel op economisch als op cultureel vlak. Hier zweet het koopmans brein, gepropt van vrachten, kielen, Papieren, wisselkansse, en munte, en beurskrackeel, En winninge, en verlies. elck grijpt naer 't beste deel, In schipbreuck, ha very, verzekert kist, en packen, En berght zijn have en 't liff op masten, en op wracken. Winst en verlies, de concurrenten aftroeven, hard werken en pech: dichter Joost van den Vondel verbeeldt lyrisch het leven van 17de-eeuwse koopman in zijn geliefde Amsterdam. In de 17de eeuw groeide Amsterdam uit tot dé Europese handelsmetropool, net als Antwerpen dat was in de 16de eeuw en Londen in de 18de eeuw… In dit hoofdstuk zoeken we een antwoord op volgende vragen: Vraag 1 Wat was er nodig om als stad uit te groeien tot een handelsmetropool? Vraag 2 Welke innovaties waren er in de gebruikte handelstechnieken? Vraag 3 Hoe veranderde de (internationale) handel? 61 1 Wat was er nodig om als stad uit te groeien tot een handelsmetropool? Aan het begin van de 16de eeuw verloren Venetië en Brugge hun toonaangevende rol als handels- en financiële centra in Europa. Drie andere steden volgden elkaar tussen 1500 en 1800 op als de leidende handelsmetropool. Aan de hand van de bronnen in je handboek (p. 78-83) reconstrueerden we hoe achtereenvolgens Antwerpen, Amsterdam en Londen uitgroeiden tot handelsmetropolen. 1) Bestudeer de bronnen [D2-D13] in je handboek (p. 78-83). Welke factoren maakten van Antwerpen, Amsterdam en Londen handelsmetropolen? Geef voor elke factor voorbeelden uit de drie steden. FACTOREN VOOR SUCCES ALS HANDELSMETROPOOL ANTWERPEN AMSTERDAM LONDEN de 16 eeuw 17de eeuw 18de eeuw LIGGING - Veilige haven met - Veilige haven met - Veilige haven met toegang tot de kust toegang tot de kust toegang tot de kust - Goede verbinding met - Goede verbinding met - Nabijheid andere het Europese binnenland het Europese binnenland belangrijke Europese havens OVERHEID EN BELEID - Vrijheid op godsdienstig - Vrijheid op godsdienstig - Handelsmonopolie: de en economisch vlak en economisch vlak Britse schepen en handelaars kregen - Je kon en mocht je er - Je kon en mocht je er voorrang en voordelen. makkelijk vestigen als makkelijk vestigen als buitenlandse handelaar buitenlandse handelaar AANWEZIGE HANDELAARS OF HANDELSGENOOTSCHAPPEN - Handelaars uit heel - Handelaars van over de - Britse Europa hele wereld (Europa, handelsgenootschappen Azië, Amerika, Afrika) AFZETMARKT - Vooral verkoop aan - Verkoop aan het hele - Londen als wereldstad buurlanden en Zuid- Europese continent met grote afzetmarkt Europa - Verkoop aan rest van Europa. ANDERE / UNIEKE (ECONOMISCHE) TROEVEN - Kaai met kraan - Lage interesten - Veel geld aanwezig - Handelsbeurs - Veel liquide middelen (leningen en liquide (=geld) middelen) - Investeerders 62 2) Een handelsmetropool bleef zelden eeuwenlang dominant: politieke, economische en sociale factoren zorgden ervoor dat verschillende Europese steden de fakkel van elkaar overnamen. Bestudeer de houtsnede in je handboek op p. 79, bron [D3]. Kan je deze fragmenten ontdekken? Wat zie je? ___________________________ ____________________________ ______________________ ___________________________ ____________________________ ______________________ ___________________________ ____________________________ ______________________ Vul in onderstaande kaders aan wat het einde betekende van de bloeiperiode voor Antwerpen en Amsterdam: REDENEN VOOR de VERSCHUIVING van het REDENEN VOOR de VERSCHUIVING van het economisch handelszwaartepunt van economisch handelszwaartepunt van Antwerpen naar Amsterdam: Amsterdam naar Londen: ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ Dit gebeurde vanaf ____________________ Dit gebeurde vanaf ____________________ ____________________________________ ____________________________________ 3) Bestudeer bron [D4]. Hoe konden ook steden en stadsbestuur iets verdienen aan het succes van de handelaars? Illustreer met een voorbeeld uit Amsterdam. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 63 2 Welke innovaties waren er in de gebruikte handelstechnieken? Veel van de handelstechnieken die we tot op vandaag kennen en gebruiken, ontstonden of ontwikkelden zich verder in de vroegmoderne tijd. 2.1 Beurs en wisselbrief (Antwerpen) Op de Antwerpse beurs [D14] werd, net zoals een eeuw voordien in Brugge, handel gedreven aan de hand van stalen1. In 1531 werd er in Antwerpen voor de eerste maal in Europa een speciaal daarvoor opgericht gebouw in gebruik genomen. Hier konden de handelaars (een groep die steeds groter werd) elkaar het hele jaar door ontmoeten. De handel moest niet meer op verschillende jaarmarkten gebeuren, maar kon gecentraliseerd worden in één beursgebouw. De Antwerpse beurs was uniek in Europa en stond aan de wieg van de latere handelsbeurzen in Amsterdam [D8] en Londen. De geldwisselaar [D15] had als belangrijkste taak de geldwaarde van vreemde munten te bepalen en om deze te wisselen tegen lokale munten. Het Europese continent was opgedeeld in verschillende staten die elk hun eigen munten in omloop brachten. Voor kooplui van buiten de stad was het belangrijk om hun munten op lokale markten om te wisselen. Vanaf de late middeleeuwen gebruikten geldwisselaars de wisselbrief. Deze nieuwe techniek diende om geld te transporteren, in bewaring te nemen en uit te lenen. Een wisselbrief was een waardepapier waar bedrag in munten op genoteerd werd. Door te betalen met deze ‘wissels’ werd het risicovolle transport van klinkende gouden en zilveren munten beperkt. Aangezien een wisselbrief de waarde had van de gedekte munten, werd voor de eerste maal aan geldcreatie gedaan. Niet alleen de geldwisselaar had de munten in zijn bezit, maar ook de handelaar liep rond met een waardepapier met dezelfde waarde als de munten. Tussen het moment van uitschrijven en het moment van verzilveren van een wisselbrief kwam er dus extra geld in omloop. 2.2 Handelscompagnie en aandelen (Amsterdam) Tegen de 17de eeuw was de internationale handel enorm uitgedijd. Omdat kleine handelsinitiatieven niet meer volstonden om de handel met andere continenten te organiseren, werden grote handelscompagnieën opgericht. In de Republiek der Verenigde Provinciën werd de Verenigde Oost- Indische Compagnie (VOC) gesticht. Deze handelsonderneming mocht de handel met Azië in specerijen (zoals peper en muskaatnoot) monopoliseren2. Omdat de oprichting en het operationeel houden van de VOC handenvol geld kostte, moest er financiering gevonden worden. Iedere inwoner van de Nederlanden kreeg de kans om 1 De handel in goederen gebeurde op basis van stalen van de verhandelde producten, zodat de koper de kwaliteit kon controleren. 2 Monopolie of alleenrecht. 64 geld in te leggen in ruil voor ‘bewijzen van deelname’. Op zo’n ‘bewijs van deelname’ of aandeel [D16] stond het ingelegde bedrag vermeld. Wanneer de VOC winst boekte, konden investeerders rekenen op een dividend, een stukje van de winst dat werd uitgekeerd aan de aandeelhouders. De aandeelhouder had ook het recht om zijn aandeel aan iemand anders door te verkopen. De eerste naamloze vennootschap met vrij verhandelbare aandelen was geboren. Het uitgeven van een grote hoeveelheid aandelen zorgde er meteen ook voor dat het risico om te investeren beperkt was: als investeerder was je niet meer afhankelijk van een specifieke handelsmissie, maar van het algemeen presteren van een grote handelscompagnie die het risico kon spreiden over heel wat schepen. Je fortuin verdween niet langer naar de zeebodem bij schipbreuk. Met innovaties op vlak van handel en financiën creëerde Amsterdam ongeziene mogelijkheden voor internationale kooplieden. In de Amsterdamse beurs, gebouwd naar het Antwerpse voorbeeld, werden zowel goederen als aandelen verkocht en vond je elke week de aangepaste markt- en prijscijfers. Als aandeelhouder werd je voor een stukje mede-eigenaar van een bedrijf. De overdraagbare aandelen zorgden voor een bloeiende handel. Speculeren op mogelijke winst of verlies van een aandeel zorgde voor grote schommelingen op de markt. Vraag en aanbod bepaalden de prijs van een aandeel. Was de vraag groot, dan steeg de prijs. Was de vraag laag, dan daalde de prijs van het aandeel. 2.3 Bankbiljet en centrale bank (Londen) In 1694 werd de Bank of England opgericht. Omdat de schatkist leeg was en de Engelse kroon niet de beste reputatie had bij grote kredietverstrekkers, zoals rijke Europese bankiers, moest de staat ergens anders zoeken naar de nodige 1,2 miljoen pond om o.a. de peperdure oorlogsvloot te onderhouden. Daarom werd besloten tot de oprichting van een eigen financiële instelling. Er werd voor 1,2 miljoen pond waardepapier uitgegeven dat door kleinere investeerders aangekocht kon worden. In twaalf dagen werd het geld bij investeerders gevonden. Elke investeerder kreeg exchequer bills die als bewijs van betaling dienden. Ze konden altijd ingeruild worden bij de Bank of England tegen klinkende munt. Een vaste, beperkte rente van vier procent en de belofte van de Britse overheid aan burgers om belastingen en leningen af te kunnen betalen met een exchequer bill zorgden ervoor dat deze schatkistbiljetten populair werden. Een extra aantrekkingskracht hadden ze door het relatief lage intekenbedrag, waardoor heel wat burgers zich een exchequer bill konden veroorloven. Door de exchequer bills naamloos3 te maken, hoopte de Britse overheid dat burgers ze onderling als betaalmiddel zouden gebruiken in plaats van het muntgeld weer te innen bij de bank. Al snel was het gebruik van de exchequer bills ingeburgerd. Goederen en diensten werden er lustig mee gekocht of verkocht: het eerste bankbiljet4 was een feit. Om creatieve vervalsingen tegen te gaan, werden handgeschreven exemplaren al snel vervangen door gedrukte. De Bank of England kreeg het monopolie op de uitgave van deze betaalmiddelen om eenvoudig te controleren hoeveel biljetten er werden uitgegeven. Daardoor werd de Bank of England in feite de eerste centrale bank. 3 Naamloos of ‘aan toonder’ 4 Nuance: vanaf de 7de eeuw van onze tijdrekening werden in China reeds papieren biljetten ‘aan toonder’ als betaalmiddel gebruikt. Ook het Zweedse koninkrijk voerde tussen 1661 en 1666 (net voor de Engelsen dus) al het papieren bankbiljet aan toonder in. In België duurde het tot 1837 tot de Algemeene Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt (of de Société Générale) de eerste biljetten in Belgische franken in omloop bracht. 65 Toepassingen: 1) Vernieuwingen uit de 16de eeuw (wanneer Antwerpen de belangrijkste handelsmetropool was): a) Leg uit waarin de beurs verschilde van een gewone markt. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ b) Geef twee aspecten waarin de wisselbrief vernieuwend was. _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ 2) Vernieuwingen uit de 17de eeuw (wanneer Amsterdam de belangrijkste handelsmetropool was): Onderzoek bron [D16], een aandeel uit de 17de eeuw. Een aandeelhouder kan op twee verschillende manieren geld verdienen aan zijn aandelen. Enerzijds door de uitkering van dividenden (een soort winstdeelname). Leg uit wat de andere manier is. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 3) Vernieuwingen uit de 18de eeuw (wanneer Londen de belangrijkste handelsmetropool was): Onderzoek hoe de eerste bankbiljetten ontstonden. a) Wie had het monopolie op het maken van bankbiljetten? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ b) Waarom een monopolie? Met andere woorden waarom mocht niet zomaar elke financiële instelling bankbiljetten maken en uitgeven? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ c) Papiergeld heeft voor- en nadelen voor de eigenaar/gebruiker. - Voordeel: __________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ - Nadeel: ___________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 66 NADENKEN OVER DE RELATIE VERLEDEN- De Gouden Eeuw: slechts een laagje bladgoud? HEDEN-TOEKOMST In de 19de eeuw gingen landen op zoek naar een nationaal verleden om trots op te zijn. Nederlanders herinnerden zich de bloeiende handel, de militaire overwinningen en de culturele bloei uit de 17de eeuw en begonnen voortaan te spreken van de 'Gouden Eeuw'. Historici wijzen al lang op de schaduwkanten van de 'Gouden Eeuw'. De term levert de laatste jaren verhitte discussies op in het publieke debat. Bijvoorbeeld in september 2019, toen het Amsterdam Museum besliste om de term niet meer te gebruiken om de 17de eeuw aan te duiden. Het begin van een felle polemiek. Denk samen met enkele publieke stemmen na over de moeilijke relatie tussen verleden, heden en toekomst. Onderzoek waarom het begrip 'Gouden Eeuw' ter discussie staat. Gebruik hiervoor de bronnen in je handboek op p. 87. 1) Waarom spreken veel Nederlanders vandaag over de Gouden Eeuw als ze de 17de eeuw bedoelen? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 2) Lijkt de term 'Gouden Eeuw' je representatief voor het leven van de gemiddelde inwoner van de Republiek? En voor de gemiddelde inwoner van de Nederlandse kolonies? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 3) Waarom kiest het Amsterdam Museum ervoor om de term Gouden Eeuw niet langer te gebruiken? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 4) Welke argumenten geven Mia Doornaert en Han van der Horst om de term Gouden Eeuw te blijven gebruiken? - Mia Doornaert: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ - Han van der Horst: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ 5) Geef een argument pro het behoud van de term ‘Gouden Eeuw’ en eentje contra. - Pro: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ - Contra: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ 67 3 Hoe veranderde de (internationale) handel? 3.1 Mondialisering Europa had al sinds de klassieke oudheid wederzijdse (handels)contacten opgebouwd met Afrika en Azië. Via de zijderoute, een netwerk van karavaanroutes, werd handelgedreven tussen China en Azië aan de ene kant en het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied aan de andere kant. Niet alleen handelsgoederen (zoals zijde, satijn, buskruit, specerijen…) maar ook kennis en ziektes vonden zo een weg naar andere continenten. De verkennings- en kolonisatiedrift van de Europeanen en de opkomst van West-Europese Compagnieën (zoals de VOC) zorgden ervoor dat er vanaf 1500 niet alleen handelsrelaties werden aangeknoopt tussen Europa, Azië en Afrika, maar ook met de Nieuwe Wereld, Amerika (bv. de West Indische Compagnie). Vanaf de 16de eeuw werden de eerste tekenen van mondialisering (of globalisering) zichtbaar. Geleidelijk raakten de verschillende continenten onlosmakelijk met elkaar verbonden. Europa palmde een groot deel van het nieuw ontdekte continent Amerika (met bijhorende grondstoffen en inwoners) in, verscheepte op gewelddadige wijze Afrikanen naar Amerika als slaven, en wist zich een bescheiden plaats te veroveren in de Aziatische handel. In de 17de en 18de eeuw verbond een trans-Atlantische driehoekshandel Europa, Afrika en Amerika. Europese handelswaar (zoals wapens en textiel) werd verscheept naar Afrika. Daar werden deze geruild of verkocht tegen menselijke koopwaar. Tot slaaf gemaakte Afrikanen werden op onmenselijke wijze in de Europese schepen ingeladen [D10]. De handelswaar die de overtocht overleefde, werd verkocht op slavenmarkten in onder andere het huidige Brazilië en Cuba. De tot slaaf gemaakte Afrikanen moesten de massaal aan Europese ziektes stervende inheemse Amerikaanse bevolking vervangen voor het werk op de plantages en in de mijnen. Vanuit Amerika keerden de schepen terug naar Europa met waardevolle exotische producten zoals suiker, tabak en katoen. Een flink deel van het door slaven opgedolven Amerikaans zilver gebruikten de Europeanen om in Azië goederen aan te kopen. Vanaf de 18de eeuw kreeg de mondialisering onder invloed van het kolonialisme5 en het imperialisme6 een ander karakter. Grote Europese spelers zoals Groot-Brittannië en Frankrijk bouwden wereldrijken uit. De nadruk lag niet langer op duurzame handelscontacten met andere continenten, maar op een systeem gebaseerd op onderdrukking en onvrijheid. Het bezetten en uitbuiten van gebieden uit economische en strategische overwegingen zorgde ervoor dat kolonies in Afrika, Azië en Amerika economische wingebieden7 werden, ontdaan van natuurlijke rijkdommen door middel van slavernij. Een systeem van economische, 5 Het in bezit nemen van vreemd gebied, dat daarna op politiek, sociaal, economisch en cultureel vlak overheerst wordt door het moederland. 6 Expansiepolitiek, streven naar gebiedsuitbreiding 7 Wingebied of wingewest = een gebied waar de mensen, gronden en bodemrijkdom worden uitgebuit (roven van bodemschatten zoals goud en zilver, vaak door middel van slavenarbeid.) 68 culturele en politieke onderdrukking en assimilatie8 zorgde ervoor dat Europa tot in de 20ste eeuw een dominante rol op het wereldtoneel zou spelen. Ook al bloeide de Europese handel als nooit tevoren, het centrum van de wereldeconomie bleef gedurende de volledige vroegmoderne tijd in Azië liggen. Daar werden veruit de meeste producten gemaakt, verhandeld en geconsumeerd. Onderzoek de invloed van de toenemende mondialisering op de vroegmoderne Europese economie. 1) Leg met je eigen woorden uit wat mondialisering is. Deze term zagen we ook al in H2. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 2) Geef drie 'goederen' die dankzij de mondialisering in de vroegmoderne periode verhandeld werden. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 3) Geef een positief en een negatief gevolg van de vroegmoderne mondialisering vanuit Eurocentrisch standpunt. - Positief gevolg (vanuit Eurocentrisch standpunt): ______________________________________ ______________________________________________________________________________ - Negatief gevolg (vanuit Eurocentrisch standpunt): _____________________________________ ______________________________________________________________________________ 4) Lees onderstaand fragment van historicus Geoffrey Parker. Was Europa in de vroegmoderne periode het kerngebied van de wereldeconomie? Verduidelijk je antwoord met concrete voorbeelden. _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ _____________________ 8 Zodanige aanpassing van individuen of groepen aan een dominante cultuur dat de oorspronkelijke culturele identiteit op de achtergrond raakt. Dit begrip zagen we ook in hoofdstuk 2 (eerste trimester). 69 3.2 Mercantilisme Handelaars investeerden hun groeiend kapitaal in handelsondernemingen en daarmee verbonden bedrijfstakken zoals scheepsbouw. Deze vorm van handelskapitalisme leverde grote winsten op en maakte handelaars en investeerders zeer rijk. Hoewel de handelscontacten tussen landen en continenten in de vroegmoderne tijd toenamen, en dat zorgde voor een mondiale economie, betekende dat niet dat er regelloos en zonder belemmeringen handel kon worden gedreven. Het succesvolle en winstgeven handelskapitalisme lokte al snel reacties uit van de overheden. Intern trokken staten de handel en de organisatie ervan steeds meer naar zich toe om ook te kunnen delen in het succes. Daarnaast ontstond er vooral vanaf de 16de eeuw een echte handelsoorlog tussen de Europese grootmachten: ingrijpende protectionistische maatregelen werden genomen om concurrerende landen economisch zoveel mogelijk te schaden [zie later H12 en H14]. Theoretisch redeneerden veel overheden vanuit het mercantilisme, een economische stroming uit de 17de eeuw: een economisch beleid met als doel de eigen export te maximaliseren en de import te minimaliseren. Internationale handel werd gezien als de grootste bron van welvaart. Om deze welvaart veilig te stellen en de eigen schatkist te vullen met goud en zilver, moest een land beschermende maatregelen nemen tegen zijn concurrenten, zoals het heffen van tol of het monopoliseren van een bepaalde handel. In Groot-Brittannië uitte dit protectionisme zich in een hele reeks Navigation Acts [D12]. De Britse overheid besloot dat schepen die handel wilden drijven met koloniale goederen moesten varen onder Britse vlag. Een strenge regelgeving bepaalde zelfs hoeveel schippers de Britse nationaliteit moesten hebben. De Britse overheid probeerde er zich op die manier van te verzekeren dat kostbare koloniale handelswaren en de winsten niet in handen kwamen van concurrerende landen. Ook in Frankrijk werden protectionistische maatregelen genomen. Lodewijk XIV [zie later H14] had in de 17de eeuw voortdurend geld nodig om zijn luxueuze projecten en zijn oorlogsvoering te financieren. De economie kwam in handen van de overheid. De minister van Economie en Financiën Colbert ontwikkelde zijn eigen mercantilistische beleid: het colbertisme [D25]. Colbert streefde ernaar de export groter te maken dan de import. Hierdoor zou een positieve handelsbalans ontstaan. De export moest bestaan uit hoogwaardige nijverheidsproducten afgewerkt in Frankrijk, terwijl de import meer gericht moest zijn op het verwerven van (goedkope) grondstoffen uit de Franse kolonies. Hoge tol, importtarieven en een strenge regelgeving moesten voorkomen dat ook andere landen afgewerkte producten zouden exporteren naar Frankrijk. D25 Schematische voorstelling van het Franse economische beleid in de 17de eeuw, het colbertisme. Een ‘tolmuur’ betekent dat er extra taksen werden geheven op producten die de grens overstaken. 70 Onderzoek de invloed van protectionisme op de vroegmoderne Europese economie. 1) Lees bron [D12 – Navigation Acts]. Haal er drie voorwaarden uit waaraan een schip moest voldoen om met koloniale goederen op Brits grondgebied te mogen aanmeren. Voorwaarde 1: ____________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ Voorwaarde 2: ____________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ Voorwaarde 3: ____________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ 2) Bestudeer bron [D25]. Waaruit bestond het colbertisme concreet? Vul het schema aan. 3) Bestaat protectionisme nog steeds? Vind je een actueel voorbeeld van protectionistische maatregelen? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ 71 Synthese H7 Vraag 1 Wat was nodig om als stad uit te groeien tot een handelsmetropool? - Factoren die succes van een handelsmetropool bepalen zijn onder meer: _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ - Factoren die succes van een handelsmetropool kunnen bedreigen zijn onder meer: _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ _____________________________________________ bijvoorbeeld ______________________________ Vraag 2 Innovatieve handelstechnieken: wat – waar – wanneer? Vernieuwing Waar Wanneer? Vraag 3 Veranderingen in de (internationale) handel: MONDIALISERING MERCANTILISME = _______________________________________ = __________________________________ _________________________________________ ____________________________________ Bijvoorbeeld: ______________________________ Bijvoorbeeld: Gekenmerkt door: __________________________ ____________________ in ______________ __________________________________________ ____________________ in ______________ 72

Use Quizgecko on...
Browser
Browser