Voortplanting bij de mens PDF

Summary

Dit document beschrijft de voortplanting bij de mens, met focus op de vorming van eicellen (oögenese) en zaadcellen (spermatogenese). De verschillende fasen in de eierstok- en zaadbalcyclus worden behandeld. Het omvat ook de rol van hormonen en belangrijke begrippen zoals ovulatie en coitus.

Full Transcript

1 Voortplanting bij de mens HOOFDSTUK 1 VAN KIEMCEL TOT BABY Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 1 Van kiemcel tot baby Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 Biologische betekenis van voortplanting Voortbestaan van de soort Elk organisme heeft e...

1 Voortplanting bij de mens HOOFDSTUK 1 VAN KIEMCEL TOT BABY Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 1 Van kiemcel tot baby Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 Biologische betekenis van voortplanting Voortbestaan van de soort Elk organisme heeft een beperkte levensduur, Dankzij de voortplanting blijft de soort behouden, Eendagsvlieg: nimf-subimago-imago =volwassen stadium Verband tussen voortplantingswijzen en genetische variatie Ongeslachtelijke Geslachtelijke voortplanting voortplanting  Slechts één individu  Twee individuen betrokken betrokken  Voortplantingscellen door  Mitose meiose  Geen genetische variatie  Genetische variatie  Kloonvorming 2. Primaire en secundaire geslachtskenmerken Primaire geslachtskenmerken: zijn al van voor de geboorte aanwezig Secundaire geslachtskenmerken: vanaf de puberteit door verhoogde productie geslachtshormonen Mannelijk: testosteron toename Vrouwelijk: oestrogeen toename  Beharing aangezicht en lichaam  Beharing oksel en  Skelet en skeletspieren worden schaamstreek sterker  Ronde lichaamsvormen  Brede schouders  Breder bekken  Stemverlaging  Toename borsten  Vergroting penis en balzak  menstruatiecyclus  zaadlozing 1. De gameten of voortplantingscellen 1.1 De eicel - vrouwelijke gameet of eicel ontwikkelt zich in de eierstok - de ontwikkeling bestaat uit: - de vorming van de eicellen of de oögenese - de cyclische rijping van de follikels in de eierstokcyclus Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 1 De gameten of voortplantingscellen 1.1 De eicel Oögenese Oögenese of vorming van eicellen - in de eierstokken of ovaria - van puberteit tot menopauze - verschillende fasen van de meiose worden doorlopen - volledige afwerking meiose bij bevruchting - Oögene gespreid over de ontwikkeling van de vrouw! - start voor de geboorte - einde wanneer een zaadcel de eicel binnendringt - uit één diploïde voorlopercel ontstaan één grote, haploïde rijpe eicel en drie kleine haploïde poollichaampjes Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 Oögenese gespreid over ontwikkeling vrouw 1. in embryo tot 3de maand zwangerschap: - Kiemcellen van de eierstok vermeerderen  mitose - Oögoniën ( diploïd) 2.Bij de geboorte: - beginnen de eerste meiose deling tot aan de profase  rustfse tot aan puberteit - De oögonia primaire oöcyten ( diploïd) - Alle primaire ööcyten zijn in de profase van meiose 1 1.1 De eicel De eierstokcyclus - cyclische veranderingen onder invloed van: - FSH en LH in de hypofyse - oestrogeen en progesteron in de eierstokken - cyclus duurt gemiddeld 28 dagen - VOOR de geboorte: kiemcellen aangemaakt in eierstok - bij de geboorte: primaire follikels - een eicel omgeven door een laagje voedende cellen, follikelcellen - vanaf puberteit:  folliculaire fase FSH activeert enkele primaire follikels  eierstokcyclus één groeit door tot een secundair follikel, rest sterft af - rond de eicel ontstaat de glashuid - follikel groeit door toename en groei van de follikelcellen - Bij de bevruchting: dan pas laatste meiotische deling!!! Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 13 + 14 De eierstokcyclus 3 fasen  Folliculaire fase Van primaire follikel  Graafse follikel  Ovulatie of Eisprong (= einde van de folliculaire fase) Eicel verlaat Graafse follikel  geel lichaam  Luteale fase 2 hormonen in de hersenen regelen -afgescheiden in hypofyse hersenen FSH ( Follikelstimulerend hormoon)  rijping follikels LH ( Luteïniserend hormoon)  ovulatie De eierstokcyclus. Dag 1-14 Folliculaire fase o.i.v. FSH dag 1-14 ontwikkelen de eicellen/follikels Worden groter  rijpende follikels rijpe follikkel of graafse follikel Tijdens rijping eicellen produceert eierstok Oestrogeen De eierstokcyclus  folliculaire fase - follikelcellen scheiden vocht af - follikelvocht doet follikelholte ontstaan - follikelcellen produceren oestrogeen - vlak voor de eisprong: Graafse follikel - 1,5 cm groot - duwt tegen de wand van de eierstok Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 14 De eicelrijping of oögenese Eierstokcyclus: Dag 14 - De ovulatie o.i.v LH Door hoge oestrogeen concentratie FSH afgeremd LH gestimuleerd LH → openspringen van graafse follikel = eisprong of ovulatie = einde van de folliculaire fase De eierstokcyclus  ovulatie - rond dag 14 barst het Graafse follikel open - = ovulatie - eicel met follikelvocht via de eitrechter in de eileider - rond de eicel: enkele laagjes follikelcellen, corona radiata en glashuid Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 14 De eicelrijping of oögenese De eierstokcyclus – Dag 15-28: De Luteale fase Achtergebleven follikelcellen vormen een geel lichaam ( Corpus luteus) oestrogeen en progesteronproductie progesteron stimuleert baarmoeder om zich klaar te maken voor de innesteling. (glycogeenafscheiding) De onbevruchte eicel zorgt ervoor dat het geel lichaam na 10 dagen degenereert = menstruatie De eierstokcyclus  luteale fase - geel lichaam: restant in de eierstok onder invloed van LH - productie van oestrogeen en progesteron - baarmoederslijmvlies optimaal klaarmaken - geen bevruchting - geel lichaam degenereert op dag 26 - baarmoederslijmvlies wordt afgebroken en afgevoerd, menstruatie - eicel wordt afgebroken door witte bloedcellen in de eileider - wel bevruchting - geel lichaam blijft hormonen produceren tot - placenta de productie overneemt Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 14 Feedbackmechanismen Fig. 4.25 Feedbackmechanismen De eierstokcyclus Menopauze - rond de leeftijd van 50 jaar - primaire oöcyten zijn bijna verdwenen - oögenese stopt - in de eierstok geen productie oestrogeen en progesteron - menstruele cyclus valt stil - slaapstoornissen, opvliegers en nachtelijk zweten - verschillend van vrouw tot vrouw Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 15 Oögenese –eicel ontwikkeling samengevat. 1 De gameten of voortplantingscellen 1.2 De zaadcel - mannelijke gameet of zaadcel - de ontwikkeling bestaat uit: - de vorming van de zaadcellen of de spermatogenese in de teelballen - de rijping van de zaadcellen in de bijbal Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 15 1.2 De zaadcel Bouw van de teelballen - teelballen in balzak of scrotum - huidplooi buiten het lichaam - ideale temperatuur (iets lager dan lichaamstemperatuur) voor de vorming en rijping van zaadcellen - stevig kapsel rond de teelbal - tussenschotten - teelballobjes - zaadbuisjes, vorming van de zaadcellen - teelbalnetwerk Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 15 Bouw van de teelballen - tussen de zaadbuisjes: bloedvaten en cellen van Leydig, productie testosteron - in de wand van de zaadbuisjes: kiemcellen - tussen de kiemcellen, cellen met een voedende en ondersteunende functie - bijbal, opslaan en rijpen van de zaadcellen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 16 1.2 De zaadcel Spermatogenese = vorming van de zaadcellen start in de puberteit en gaat levenslang door - in de wand van de zaadbuisjes zijn diploïde kiemcellen (=spermatogonie) aanwezig - via mitose twee dochtercellen - één dochtercel blijft in de wand aanwezig - één dochtercel (spermatocyt) gaat meiose ondergaan Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 16 1.2 De zaadcel Spermatogenese - vier haploïde spermatiden ontstaan - ronde vorm - Spermatiden differentiëren zich nog verder tot spermatozoïden (n) Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 16 Microfoto dwarsdoorsnede zaadbuisj Differentiatie: van spermatide tot spermatzoïde Verloop van zaadcellen - sperma Bijbal = opslag en verdere rijping van de spermotozoïden Zaadleider = 50 cm lang kanaal met gespierde wand + zaadvocht:  zaadblaasje  Prostaat  Klier van Cowper Spermatogenese - in de bijbal - rijping van spermatozoïden - opslag van spermatozoïden - spermatozoïden zijn optimaal aangepast aan hun taak - licht - weinig ballast - zweepstaart met veel mitochondriën - haploïde kern in de kop - acrosomaal blaasje in de kop - eicel binnendringen - continu proces en uit één diploïde spermatogonie ontstaan vier haploïde spermatozoïden Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 16 Oefeningen 1. Geef een synonym voor eicelvorming en zaadcelvorming. Oefeningen 2. Zet de cijfers in de juiste volgorde. Oögenese Spermatogenese Geel lichaam 1 spermatide 1 Secundaire follikelcel 2 spermatocyt 2 Primaire oöcyt 3 spermatozoïde 3 Graafs follikel 4 meiose 4 ovulatie 5 Diploïde kiemcel 5 mitose 6 Oefeningen 2. Zet de cijfers in de juiste volgorde. Oögenese Spermatogenese 3 – 2 – 4 – 5 –1 5–6–2–4–1–3 Oefeningen JUIST/FOUT? a Na de meiotische deling van de voorlopercel van de eicel ontstaan vier rijpe eicellen. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? a Na de meiotische deling van de voorlopercel van de eicel ontstaan vier rijpe eicellen. Antwoord: Fout: de eicellen zitten vast in de profase van de eerste meiotische deling. Oefeningen JUIST/FOUT? b Bij ovulatie komt de Graafse follikel vrij. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? b Bij ovulatie komt de Graafse follikel vrij. Antwoord: juist Oefeningen JUIST/FOUT? c Progesteron wordt pas geproduceerd na de ovulatie. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? c Progesteron wordt pas geproduceerd na de ovulatie. Antwoord: Juist: er moet eerst een geel lichaam ontstaan. Oefeningen JUIST/FOUT? d Spermatogenese gaat door in de wand van de zaadbuisjes. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? d Spermatogenese gaat door in de wand van de zaadbuisjes. Antwoord: Juist Oefeningen JUIST/FOUT? e Spermatiden zijn rijpe zaadcellen. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? e Spermatiden zijn rijpe zaadcellen. Antwoord: Fout: spermatiden moeten nog differentiëren tot spermatozoïden. 2 Coïtus en bevruchting 2.1 Coïtus - geslachtsgemeenschap of coïtus - seksuele prikkels bij de man zorgen voor erectie - klieren van Cowper produceren voorvocht, urinebuis zuivert - ejaculatie of zaadlozing - sperma of ejaculaat komt in de baarmoederhals terecht - 3 ml sperma met 20 tot 100 miljoen zaadcellen per ml sperma - sperma bestaat uit 1% zaadcellen en 99% zaadvocht, het vloeibare gedeelte van het sperma - vocht uit zaadblaasjes met een voedende functie - basisch prostaatvocht activeert de zaadcellen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 17 2 Coïtus en bevruchting 2.1 Coïtus - seksuele prikkels bij de vrouw zorgen voor zwelling van de clitoris en schaamlippen - slijmklieren in de wand van de vagina produceren slijm voor makkelijkere penetratie van de penis - orgasme door samentrekking van de spieren in de baarmoederwand, vaginawand en bekkenbodem. Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 17 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting 1.2.3 Bevruchting Gezonde spermatozoïden bewegen met hun zweephaar vanaf de baarmoederhals tot in de eileider waar bevruchting plaatsvindt. Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 18 Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 17 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting 1.2.3 Bevruchting 1) doorheen de corona radiata: - hevige bewegingen - werking van enzymen aan het oppervlak van de zaadcel 2) doorheen de glashuid: - acrosoomreactie: enzymen uit het acrosomaal blaasje, gaatjes in de glashuid, verschillende zaadcellen werken samen 3) ontstaan van bevruchtingsmembraan - versmelten van het celmembraan van de zaadcel en secundair oöcyt - kern van de zaadcel wordt opgenomen, middenstuk en straat worden afgebroken - glashuid verandert van samenstelling en wordt ondoordringbaar voor andere zaadcellen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 18 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting 1.2.3 Bevruchting - de eicel werkt tweede meiotische deling af - PAS DAARNA versmelten de zaadcel (n) en eicel (n) met elkaar tot een diploïde zygote bevruchtingsmembraan is nog aanwezig - binnen de 24 uur, eerste mitotische deling Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 18 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting 1.2.2 Hindernissen voor de zaadcel Zaadcellen kunnen drie tot vijf dagen overleven in de eileider. hindernissen onderweg naar de eileider. Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 17 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting 1.2.2 Hindernissen voor de zaadcel - in de vagina sterven veel zaadcellen - melkzuurbacteriën zorgen voor een zuur milieu - antilichamen vernietigen lichaamsvreemde cellen en dus ook een deel zaadcellen - in de baarmoederhals - taaie slijmprop die de baarmoeder het grootste deel van de cyclus afsluit - slijm wordt vloeibaarder tijdens vruchtbare dagen - in de baarmoeder - keuze maken tussen linker- of rechtereileider - in de eileider - tegen de stroom in bewegen: vloeistofstroom en trilhaarbeweging - tijdsduur van vagina tot eileider: 30 min tot 2 uur Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 17 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting JUIST/FOUT? a Het ejaculaat bestaat voor het grootste deel uit zaadcellen. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting JUIST/FOUT? a Het ejaculaat bestaat voor het grootste deel uit zaadcellen. Antwoord: Fout: zaadcellen zijn maar 1% van het ejaculaat. Het grootste deel bestaat uit zaadvocht uit de zaadblaasjes, de prostaat en de klieren van Cowper. 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting JUIST/FOUT? b Bij de acrosoomreactie ontstaat het bevruchtingsmembraan.. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting JUIST/FOUT? b Bij de acrosoomreactie ontstaat het bevruchtingsmembraan. Antwoord: Fout: bij de acrosoomreactie geven de zaadcellen enzymen af om door de glashuid te geraken. Het bevruchtingsmembraan ontstaat wanneer een zaadcel is binnengedrongen in de eicel. 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting JUIST/FOUT? c De bevruchting is afgewerkt na het vermengen van de mannelijke en vrouwelijke celkern. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 1.2 Coïtus en bevruchting JUIST/FOUT? c De bevruchting is afgewerkt na het vermengen van de mannelijke en vrouwelijke celkern. Antwoord: Juist: vanaf dan is er sprake van een zygote. 1 Van kiemcel tot baby zwangerschap: gemiddeld 38 weken vanaf de bevruchting tot de geboorte laatste menstruatie tot geboorte is 40 weken - embryogenese - eerste 8 weken na de bevruchting - Mitosedelingen aan snel tempo en celdifferentiatie die leidt tot vorming van alle organen - gevoeligste periode van de zwangerschap - foetale fase - Na 8 weken na de bevruchting - afwerking van de organen en groei 1.3 Embryogenese STAP 1: De weg naar de baarmoeder STAP 2: Innesteling STAP 3: Embryonale ontwikkeling Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 19 1.3 Embryogenese STAP 1: De weg naar de baarmoeder - zygote deelt zich onmiddellijk door mitose - 30 uur na de bevruchting, tweecellig stadium - bevruchtingsmembraan is nog aanwezig - klievingsdelingen - bevruchtingsmembraan nog aanwezig - cellen hebben geen groeifase (worden zelfs kleiner) - blastomeren - ontstane cellen zijn genetisch identiek - elk blastomeer kan uitgroeien tot een volledig individu totipotente stamcellen - dag 4 morula ontstaat - 16 tot 32 cellen - einde van de eileider STAP 1: De weg naar de baarmoeder 1.3 Embryogenese STAP 1: De weg naar de baarmoeder - blastula wordt gevormd - blastulaholte: tussen de cellen gevuld met vocht eerste celdifferentiatie - trofoblast: de buitenste laag rond de blastulaholte - embryoblast: andere cellen dicht bij elkaar - pluripotente stamcellen of embryonale stamcellen: kunnen vele weefseltypes worden - bevruchtingsmembraan wordt te klein en de blastula zal vrijkomen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 20 1.3 Embryogenese STAP 1: De weg naar de baarmoeder STAP 2: Innesteling STAP 3: Embryonale ontwikkeling Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 19 1.3 Embryogenese STAP 2: Innesteling 7 dagen na de bevruchting - baarmoederslijmvlies - veel kliertjes - slijmerig vocht rijk aan glycogeen - optimaal voor innesteling - Contact tussen trofoblastcellen aan de zijde van de embryoblast en baarmoederslijmvlies - vorming chorionvlokken => vasthechting vruchtje Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 20 1.3 Embryogenese STAP 2: Innesteling in de tweede week na de bevruchting - baarmoederslijmvlies cellen delen en groeien over blastula, innesteling of nidatie - vruchtje producteer HCG, humaan choriongonadotrofine - geel lichaam blijft in stand => hoge concentratie oestrogeen en progesteron => hypofyse wordt geremd, productie FSH en LH daalt - chorionvlokken groeien naar bloedruimte, later wordt dit de placenta - embryoblast verandert in tweebladige kiemschijf - ectoderm: hieruit ontstaat het amnion of de embryonale vruchtzak - endoderm: hieruit ontstaat de dooierzak met reservestoffen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 20 1.3 Embryogenese STAP 3: Embryonale ontwikkeling derde week na de bevruchting - driebladige kiemschijf: tussen ectoderm en endoderm ontstaat een derde kiemblad, mesoderm - bloedcellen en kleine bloedvaatjes vanuit het mesoderm tussen de chorionvlokken, embryonale navelstreng - wordt later de navelstreng en de moederkoek - geen contact tussen bloed van de moeder en het kind, uitwisseling door de wand van de bloedvaten via diffusie - einde derde week: embryo is 0,2 mm groot Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 21 + 22 1.3 Embryogenese STAP 3: Embryonale ontwikkeling vierde week tot achtste week na de bevruchting - organogenese - ontwikkeling van alle weefsels en organen - multipotente stamcellen: kunnen bepaalde celtypes worden van een orgaan Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 22 + 23 1.3 Embryogenese STAP 3: Embryonale ontwikkeling einde achtste week na de bevruchting - aanleg alle organen is aanwezig - foetus Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 28 Oefeningen JUIST/FOUT? a Blastomeren zijn pluripotente stamcellen. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? a Blastomeren zijn pluripotente stamcellen. Antwoord: Fout: het zijn totipotente stamcellen. Oefeningen JUIST/FOUT? b Vanuit de trofoblast ontwikkelt zich het embryo. Antwoord: Oefeningen JUIST/FOUT? b Vanuit de trofoblast ontwikkelt zich het embryo. Antwoord: Fout: vanuit de trofoblast ontwikkelt zich de placenta, het embryo ontwikkelt uit de embryoblast. Oefeningen embryogenese Embryoblast en trofoblast 1 Blastomeren 2 Nidatie 3 klievingsdelingen 4 Driedelig kiemblad 5 Morula 6 Endoderm en ectoderm 7 Bevruchtingsmembraan 8 verdwijnt zygote 9 foetus 10 Oefeningen embryogenese 9 – 4- 2 – 6 – 1 – 8 – 3 - 7 – 5 – 10 Oefeningen 1 Van kiemcel tot baby 1.4 De foetale fase vanaf de negende week na de bevruchting tot voldragen baby (37 weken) - ledematen, hoofd, organen, zintuigen en hersenen moeten nog groeien en functioneel worden - foetus is minder gevoelig voor omgevingsfactoren - risico op miskraam is veel kleiner - week 9: foetus ongeveer 2 g en 2,5 cm - 3de, 4de en 5de maand: vooral de lengte van de foetus neemt toe - laatste twee maanden: vooral massa van de foetus neemt toe - geboorte: foetus ongeveer 3,5 kg en 50 cm Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 23 + 24 1 Van kiemcel tot baby 1.5 Meerlingen - meestal één nakomeling - tweeling: 15 op 1000 zwangerschappen - drieling of vierling: eerder uitzonderlijk - zwangerschap van een meerling is een risicozwangerschap - extra opvolging Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 25 1 Van kiemcel tot baby 1.5 Meerlingen 1.5.1 Twee-eiige tweeling - 75% van de tweelingen zijn twee-eiig - aantal is stijgend door vruchtbaarheidsbehandelingen - bij ovulatie zijn er twee eicellen, elk bevrucht door een eigen zaadcel, twee-eiige tweeling - vruchtje nestelt zich apart in zoals een eenling - eigen chorion, amnion en placenta - eigen vruchtzak omgeven door twee vruchtvliezen - tussen twee vruchtzakken zitten dus vier vruchtvliezen - verschillend genetisch materiaal, zoals broers of zussen - twee meisjes, twee jongens of een meisje en een jongen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 25 1 Van kiemcel tot baby 1.5 Meerlingen 1.5.2 Eeneiige tweeling - 25% van de tweelingen zijn eeneiig - bij ovulatie is er één eicel, die bevrucht wordt door één zaadcel, eeneiige tweeling - identiek genetisch materiaal, identieke tweeling Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 25 Oefeningen boek p 26-27 1 Voortplanting bij de mens HOOFDSTUK 2 FACTOREN DIE DE VOORTPLANTING BEÏNVLOEDEN Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 28 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.1 Vruchtbaarheidsproblemen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 28 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.1 Vruchtbaarheidsproblemen - na een jaar is 15% niet zwanger - verminderde vruchtbaarheid - 30% bij de vrouw - 30% bij de man - 30% bij beide - 10% onbekend - onvruchtbaarheid of infertiliteit komt zelden voor - vruchtbaarheid bevorderen - gezonde levensstijl - frequentie van seksuele betrekkingen - ongezonde levensstijl kan de vruchtbaarheid negatief beïnvloeden - roken, te laag of te hoog lichaamsgewicht, te weinig of te extreme lichaamsbeweging, hoog alcohol- of cafeïnegebruik, drugs, stress - bepaalde geneesmiddelen: anabolica, chemotherapie - bij de man - hoge temperatuur in de teelballen - zaadkwaliteit daalt Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 28 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen Hormoonbehandeling - hormonen in de vorm van pilletjes of via injectie - meerdere follikels rijpen, kans op meerling stijgt Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 28 + 29 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen - Verminderde vruchtbaarheid - Alleenstaande moeder (BAM) - Erfelijke ziekte aanwezig - Homoseksueel koppel met kinderwens 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen KI IVF ICSI 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen Kunstmatige inseminatie (KI): - intra-uteriene inseminatie: sperma wordt in de baarmoeder gebracht - minder hindernissen voor de zaadcellen - sperma van partner of donor - sperma eventueel invriezen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 28 + 29 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen In-vitrofertilisatie (IVF) In-vitrofertilisatie 1. follikelstimulatie: de vrouw krijgt hormonen 2. eicelpunctie en productie van spermastaal - rijpe follikels worden aangeprikt net voor ovulatie - beweeglijkste zaadcellen worden geselecteerd 3. fertilisatie of bevruchting - eicellen en zaadcellen worden samengevoegd in een petrischaal - drie tot vier dagen broedstoof - bevruchting en eerste celdelingen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 29 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen In-vitrofertilisatie (IVF) 4. embryotransfer - embryo’s worden geselecteerd - één of twee embryo’s worden teruggeplaatst - rest wordt eventueel ingevroren 5. twee weken na de embryotransfer - bloedonderzoek bepaalt zwangerschap - indien nodig behandeling herhalen of ingevroren embryo’s gebruiken Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 29 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.2 Technieken om vruchtbaarheid te bevorderen Intracytoplasmatische sperma-injectie Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) - zaadcel wordt in de eicel geïnjecteerd - zelfde stappen als IVF, behalve de fertilisatie - heel weinig zaadcellen of niet beweeglijke zaadcellen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 30 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap - 3% wordt geboren met een min of meer ernstige afwijking - ingeboren of erfelijke afwijkingen - fout in het erfelijk materiaal van de zaadcel of eicel - aangeboren afwijkingen: ontstaan tijdens de zwangerschap door een teratogeen - teratogeen is een omgevingsfactor die schade toebrengt aan het ongeboren kind - chemische stoffen, straling en ziekteverwekkers - weefsel dat op dat moment in ontwikkeling is - eerste 8 weken zwangerschap: embryo is heel vatbaar voor teratogenen - foetale fase: foetus is minder vatbaar voor teratogenen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 30 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap 2.3.1 Positief gezondheidsgedrag - gezonde levenswijze - foliumzuur extra innemen - goede ontwikkeling zenuwstelsel - kleinere kans op afwijkingen van het zenuwstelstelsel Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 30 + 31 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap 2.3.2 Negatief gezondheidsgedrag - alcoholgebruik - foetaal alcoholsyndroom (FAS) - kleine hersenen, groeiachterstand, lagere intelligentie en achterstand in de geestelijke ontwikkeling - drugs - miskraam of vroeggeboorte - vertraagde ontwikkeling en groeiachterstand - baby vertoont na geboorte ontwenningsverschijnselen - roken (actief en passief) - bloedvaten van de placenta vernauwen - CO komt vast te zitten op het hemoglobine - lager geboortegewicht, meer kans op luchtweginfecties, astma en ontwikkelingsachterstand - geneesmiddelen - gevolgen zijn onvoldoende gekend - jaren ‘50: gebruik van softenon tegen ochtendmisselijkheid Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 31 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap 2.3.3 Omgevingsfactoren - röntgenstraling en radioactieve straling kunnen schade toebrengen aan DNA - milieuverontreiniging door zware metalen, pesticiden en hormoon verstorende stoffen kunnen invloed hebben op het ongeboren kind Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 32 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap 2.3.4 Ziekteverwekkers - Rode hond door rubellavirus - meestal milde ziektesymptomen - zwangere vrouwen kunnen een miskraam krijgen of ernstige afwijkingen bij het kind - meisjes worden voor de puberteit gevaccineerd - Toxoplasmose door ééncellige parasiet - besmetting via kat, kattenbak, tuinieren, besmette groenten, water of vlees - ongeboren kind: blindheid, een te klein hoofd of waterhoofd - Cytomegalie door cytomegalovirus - besmetting via lichaamsvocht van jonge kinderen, kleuterleidsters en kinderverzorgsters - ongeboren kind: doofheid, neurale en mentale problemen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 32 + 33 1 Van kiemcel tot baby 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap JUIST/FOUT? a Ingeboren afwijkingen ontstaan tijdens de zwangerschap. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap JUIST/FOUT? a Ingeboren afwijkingen ontstaan tijdens de zwangerschap. Antwoord: Fout: bij ingeboren afwijking is er een fout aanwezig in de eicel of de zaadcel, deze kan al bij de moeder of de vader aanwezig zijn of ontstaan tijdens de gametogenese. 1 Van kiemcel tot baby 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap JUIST/FOUT? b Wanneer je niet immuun bent voor het rodehondvirus mag je geen rauw vlees eten tijdens de zwangerschap. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 2.3 Beïnvloedende factoren tijdens de zwangerschap JUIST/FOUT? b Wanneer je niet immuun bent voor het rodehondvirus mag je geen rauw vlees eten tijdens de zwangerschap. Antwoord: Fout: rode hond verspreidt zich via de lucht of voorwerpen, toxoplasmose kan je oplopen door het eten van rauw vlees. 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid - Anticonceptie is het gebruik van technieken om zwangerschap te voorkomen - soorten anticonceptie - hormonale middelen - niet-hormonale middelen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 33 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.1 Hormonale anticonceptie - beïnvloeden de cyclus De anticonceptiepil of combinatiepil - bevat oestrogeen en progesteron 1) geen eisprong 2) slijmvlies wordt minder goed opgebouwd 3) verandering van de samenstelling van de slijmprop - 21 dagen innemen, maximaal 7 dagen niets innemen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 33 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.1 Hormonale anticonceptie De vaginale ring - zelfde werking als de combinatiepil - vaginale ring - inbrengen gelijk een tampon - 3 weken met ring - 1 week zonder ring De anticonceptiepleiser - anticonceptiepleister - 3 pleisters, elke week 1 - 1 week zonder pleister Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 34 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.1 Hormonale anticonceptie De minipil - enkel progesteron - tijdens de borstvoeding bruikbaar - minder betrouwbaar - minder bijwerkingen - de hele tijd doornemen Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 34 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.1 Hormonale anticonceptie De prikpil - progesteronachtige stof - één prik per drie maanden - heel betrouwbaar - minder hevige menstruatie - opstart onregelmatig bloedverlies - eigen hormonale cyclus komt soms moeilijker terug op gang Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 34 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.1 Hormonale anticonceptie Het hormonaal implantaat - enkel progesteron - plastiek staafje, binnenkant bovenarm - drie jaar - heel betrouwbaar - eigen hormonale cyclus komt gemakkelijker terug op gang - voelbaar door de huid - verwijdering kan soms lastig zijn Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 34 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.1 Hormonale anticonceptie De hormoonspiraal - T-vormig, flexibel stuk plastiek , in de baarmoeder - baarmoederslijmvlies gaat in rustfase - drie jaar - heel betrouwbaar - eigen hormonale cyclus komt gemakkelijker terug op gang - voelbaar door de huid - verwijdering via de draadjes Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 35 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.2 Niet-hormonale anticonceptie Het condoom - zowel vrouwencondoom als mannencondoom - barrière tussen zaadcel en eicel - goede betrouwbaarheid bij correct gebruik - bescherming tegen SOA’s Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 35 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.2 Niet-hormonale anticonceptie De koperspiraal - lijkt op hormonaal spiraal, gedeeltelijk omwonden met koperdraad - koper is giftig voor het embryo - abnormale opbouw baarmoederslijmvlies - 5 jaar - werkt onmiddellijk na plaatsing - normale cyclus blijft doorgaan - soms hevigere en pijnlijkere menstruatie Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 35 + 36 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.2 Niet-hormonale anticonceptie Sterilisatie Man - zaadleiders worden doorgeknipt en afgebonden - sperma bevat enkel zaadvocht - hormoonproductie blijft doorgaan - zelfde gevoel bij ejaculatie - zaadcelproductie blijft doorgaan - blijven in de bijbal en worden opgeruimd - niet onmiddellijk steriel: 6 maanden na sterilisatie, controle op zaadcellen in sperma Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 36 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.2 Niet-hormonale anticonceptie Sterilisatie Vrouw - eileiders worden doorgeknipt en afgebonden - eicel kan niet meer naar de baarmoeder - hormoonproductie blijft doorgaan - cyclus blijft normaal doorgaan - onmiddellijk steriel Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 36 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.3 Natuurlijke methoden - dag van eisprong achterhalen - geen ingreep en geen bijwerkingen - hele lage betrouwbaarheid - tussen de 50 en 230 vrouwen op 1000 worden toch zwanger - rond de eisprong hebben vrouwen namelijk meer zin in seks - eerder nuttig wanneer je wel zwanger wilt worden Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 36 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.3 Natuurlijke methoden Kalendermethode - 6 tot 12 maanden cyclus bijhouden - vruchtbare periode uitrekenen - langste cyclus min 10 dagen - kortste cyclus min 20 dagen - eerder nuttig wanneer je wel zwanger wilt worden Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 37 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.3 Natuurlijke methoden Temperatuurmethode - elke ochtend voor het opstaan de lichaamstemperatuur meten - na ovulatie is de lichaamstemperatuur 0,5 °C hoger - fouten zijn gemakkelijk te maken - ziekte of stress kunnen de lichaamstemperatuur verhogen Billingsmethode - opvolging structuur en hoeveelheid vaginaal slijm - rond ovulatie: meer, helder, vloeibaar en rekbaar slijm - rest: taai en kleverig slijm Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 37 2 Factoren die de voortplanting beïnvloeden 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid 2.4.4 Onbeschermde betrekkingen Morning-afterpil of noodpil - binnen de 72 uur - hoge dosis hormoon - kan invloed hebben op je gezondheid - enkel in nood: verkrachting, scheur van het condoom Koperspiraal - binnen de 5 dagen - innesteling wordt verhinderd Abortus - tot 12 weken na de bevruchting of 14 weken zwangerschap - via abortuspil of curettage - enkel in gespecialiseerde abortusklinieken, gesprekken met psycholoog en wachttijd Leerboek WACO 6 Natuurwetenschappen p. 48 https://www.allesoverseks.be/anticonceptie 1 Van kiemcel tot baby 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid JUIST/FOUT? a Hormonale anticonceptiemiddelen bevatten oestrogeen en progesteron. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid JUIST/FOUT? a Hormonale anticonceptiemiddelen bevatten oestrogeen en progesteron. Antwoord: Fout: sommige bevatten enkel progesteron. 1 Van kiemcel tot baby 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid JUIST/FOUT? b Een prikpil blijft drie jaar werkzaam. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid JUIST/FOUT? b Een prikpil blijft drie jaar werkzaam. Antwoord: Fout: een prikpil is 3 maand werkzaam. 1 Van kiemcel tot baby 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid JUIST/FOUT? c Natuurlijke methodes voor anticonceptie zijn minder betrouwbaar dan hormonale methodes. Antwoord: 1 Van kiemcel tot baby 2.4 Verminderen van de vruchtbaarheid JUIST/FOUT? c Natuurlijke methodes voor anticonceptie zijn minder betrouwbaar dan hormonale methodes. Antwoord: juist

Use Quizgecko on...
Browser
Browser