5BO Correctiesleutel Level 1 PDF
Document Details
Uploaded by EvocativeVirginiaBeach
Tags
Summary
This document is a lesson plan for economics. It contains instructions for students and teachers. It will guide teachers on how to present the topic to high schoolers.
Full Transcript
## **Starten met Lift** Welkom bij Lift. We leggen graag even uit hoe je met dit leerpakket aan de slag gaat. ### **1 Op weg met Lift** Het leerwerkboek bestaat uit vijf thema's en online ICT-fiches. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd. - **Economie als systeem** - **Werking markten** -...
## **Starten met Lift** Welkom bij Lift. We leggen graag even uit hoe je met dit leerpakket aan de slag gaat. ### **1 Op weg met Lift** Het leerwerkboek bestaat uit vijf thema's en online ICT-fiches. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd. - **Economie als systeem** - **Werking markten** - **Welvaart en duurzame ontwikkeling** - **Doelstelling en werking van een onderneming** - **Fiscaliteit** Elk thema start met een Themapagina. Je doorloopt per thema verschillende Levels, waarbij je telkens een centrale onderzoeksvraag beantwoordt. Je verkent de onderzoeksvraag aan de hand van verschillende opdrachten, onder de noemer Explore. De essentie van de leerstof is gebundeld in To the point. Die studeer je goed voor je toets of examen samen met de kennislijnen van elke Explore. Nu is het tijd om je opgedane kennis in te oefenen aan de hand van verschillende Actions. Bij verschillende opdrachten kun je kiezen uit twee of meerdere Opties. De opties geven je de keuze of je graag een uitdaging wilt aangaan of liever meer ondersteuning wenst. Soms kun je ook kiezen volgens je interesse. Een **Action More** bevat een verbreding van het leerplandoel. Het is niet verplicht die Action te maken om het leerplandoel te behalen. De Action More biedt je de mogelijkheid om je kennis van het leerplandoel te verruimen en dat doel in een breder kader te situeren. De Action More maakt ook differentiatie in interesse mogelijk. Aan het einde van elk level sta je stil bij de actualiteit omtrent de inhoud van dat level in de rubriek **Breaking News**. Op iDiddit vind je de bijbehorende artikels of filmpjes en de verwante vragen. Elk level eindigt met een **Checklist**. Het is een hulpmiddel om te beoordelen of je de doelen van dat level onder de knie hebt. De ICTfiches vind je op iDiddit. Ze helpen je om zelfstandig met een tekstverwerker, een rekenblad of een presentatiepakket aan de slag te gaan; infographics te creëren, foto's en video's te monteren en online samen te werken. ### **2 Handig voor onderweg** In elk thema vind je dezelfde hulpmiddelen. - **Doorheen het thema** vind je de belangrijkste zaken op een rijtje naast de rode kennislijn. De begrippen die je moet kennen vallen extra op door de stippellijn. - **Je vindt die woorden ook achteraan in de Begrippenlijst.** - **In de Good to know-kaders** staan handige tips of weetjes bij de uitvoering van de opdrachten. - **In een Forum** voer je in groepjes of met de hele klas een gesprek over een bepaalde stelling. Het is de bedoeling dat je luistert naar elkaars mening en leert hoe anderen denken, maar ook dat je je eigen mening leert onderbouwen met argumenten. De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg: - Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je op iDiddit. - Het duisterfragment dat hierbij hoort, vind je op iDiddit. - Je vindt op iDiddit een ontdekplaat. - Je moet iets bewaren in je portfolio. ### **iDiddit** Het onlineleerplatform bij Lift - **Mijn lesmateriaal** Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ... - **Extra materiaal** Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen. - **Adaptieve oefeningen** In dit gedeelte kun je de leerstof inoefenen op jouw niveau. Hier kun je vrij oefenen of de oefeningen maken die de leerkracht voor je heeft klaargezet. - **Opdrachten** Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet. - **Evalueren** Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten. - **Resultaten** Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten. - **Notities** Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen. ### **Meer weten?** Ga naar ... ## **Thema 1: Economie als systeem** ### **Level 1** #### **Hoe stel je de economische actoren voor in een kringloopschema?** ##### **Intro** A nation is not made wealthy by the childish accumulation of shiny metals, but it is enriched by the economic prosperity of its people. - Adam Smith **Ga naar IDiddit en bekijk het filmpje. Beantwoord de vragen.** - **Welke probelemen ervaren de veehouders?:** De varkensboeren krijgen enerzijds minder geld per verkocht varken en hebben anderzijds meer kosten per varken. Daardoor lijden ze tientallen euro's verlies per verkocht varken waardoor sommige veehouders dreigen failliet te gaan. - **Wat zijn de twee hoofdoorzaken van die probelemen?:** De kosten zijn hoger doordat het varkensvoer duurder wordt. De verkoopprijs is lager door een overaanbod doordat er minder export naar China is. - **Welk gevolg zal dat hebben voor de verkoopprijs?:** Ofwel zal de prijs stijgen doordat de varkensboeren de kosten doorrekenen, ofwel zal de prijs dalen omwille van het overaanbod. Het is af te wachten wat het meeste zal doorwegen. - **Welk oplossing bespreekt het filmpje?:** Op korte termijn zal de overheid subsidies geven aan de veehouders. Op lange termijn wil ze de consument ervan bewust maken dat hij lokaal moet kopen. - **Indien de oplossing voor de veehouders niet volstaat, waar kunnen zij dan volgens jou nog aan kapitaal geraken om het bedrijf verder te runnen?:** De veehouders kunnen proberen om nog een lening aan te gaan bij een bank. Dat zal echter niet eenvoudig zijn als je de bedrijfscijfers bekijkt. - **Welke economische partij speelt en rol bij de vorige vragen?** <br/> **In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:** Hoe stel je de relaties tussen de verschillende economische actoren voor in een kringloopschema? ### **Explore 1: Welke actoren maken deel uit van de economische kringloop?** De **economische kringloop** is een schematische voorstelling van de relaties tussen de economische actoren. Hij geeft de werking van de economie weer. **Economische actoren** of economische partijen zijn personen en instellingen die beslissingen nemen over economische activiteiten zoals productie, consumptie, aan- en verkoop van goederen en diensten, sparen, toestaan van leningen en subsidies enzovoort. Economische actoren kun je dus ook beslissingsnemers noemen. In een economie zijn eer vijf economische actoren: - **Gezinnen** - **Bedrijven** - **Overheid** - **Financiële instellingen** - **Buitenland** Die actoren staan in relatie met elkaar doordat ze *uitwisselingen* -economische transacties- met elkaar doen. Bijvoorbeeld: - **A. Bedrijven verkopen goederen en/of diensten aan gezinnen.** - **B. Gezinnen betalen die producten aan de bedrijven.** - **C. Gezinnen en bedrijven betalen belastingen aan de overheid.** - **D. De overheid geeft subsidies aan bedrijven.** - **E. Een deel van het inkomen wordt gespaard bij financiële instellingen.** - **F. Gezinnen ontvangen lonen van bedrijven en/of de overheid.** - **G. Bedrijven gaan leningen aan waardoor er geld van de financiële instelling naar de bedrijven stroomt.** - **H. Bepaalde producten worden geëxporteerd (1) en geïmporteerd (2).** Zo zijn er heel wat economische transacties tussen de economische actoren die je al volgt in een schematisch overzicht, de economische kringloop, kunt weergeven: <br/> ### **Explore 2: Welke stromen ontstaan er in de economische kringloop?** In de economische kringloop kun je twee soorten uitwisselingen of 'stromen' tussen de actoren onderscheiden. Er is de goederen- en dienstenstroom en ter compensatie van die stroom ontstaat er een geldstroom. **De goederen en dienstenstroom** ontstaat enerzijds door gezinnen die diensten leveren and anderzijds door bedrijven, de overheid en het buitenland die diensten en ook goederen leveren. **De geldstroom** ontstaat door de uitwisseling van geld door de ene actor aan de andere actor. Voorbeelden van geldstromen zijn: inkomen, betalen van de kostprijs, belastingen, subsidies, overheidsbestedingen, interest, rente... **Zo ontvangen** de gezinnen voor de levering van arbeid (1) een inkomen (2). Die economische transactie situeert zich op de arbeidsmarkt. Dat is de plaats waar vragers (werkgevers) en aanbieders (werknemers) van arbeid elkaar ontmoeten en afspraken over het loon en de arbeidsvoorwaarden maken. **Op de markt voor consumptiegoederen en diensten** moeten actoren om goederen of diensten te verkrijgen een kostprijs (3) betalen aan de (buitenlandse) bedrijven. Als bepaalde goederen door een tekort aan productiefactoren niet geproduceerd kunnen worden, moet er een beroep gedaan worden op het buitenland. Wanneer de import (4) groter is dan de export (5) is er sprake van een negatieve handelsbalans. De handelsbalans is het verschil tussen de waarde van goederen en diensten die een land exporteert en de waarde van de goederen die het land importeert. **In sommige gevallen** ontstaat een geldstroom ten gevolge van een andere geldstroom. Wanneer een financiële instelling een lening (6) uitgeeft aan een gezin of bedrijf, zal ze in ruil interest (7) vragen. Wanneer een gezin, bedrijf of de overheid etc. geld ter beschikking stelt voor de financiële instelling zoals bij (8), moet die financiële instelling (9) betalen. Die transacties vinden plaats op de kapitaalmarkt: de markt voor vermogen met een looptijd langer dan één jaar. **Vervolgens** kan de overheid ook geld innen van gezinnen en bedrijven via belastingen (10) als vergoeding voor collectieve goederen and diensten. De overheid kan ook geld geven aan de bedrijven om bepaalde (milieuvriendelijke) handelingen te simuleren. Dat heet dan subsidies (11) Daarnaast kan de overheid ook overheidsopdrachten zoals aanleg van wegen of een ... <br/> ### **Explore 3: Welke macro-economische identiteiten kun je uit de economische kringloop?** Als je de economische kringloop marco-economisch volgens de geldstromen bekijkt, kom je tot dit vereenvoudigde schema: <br/> Gezinnen ontvangen een inkomen (Y) van bedrijven. Een deel van dat inkomen moet naar de overheid in de vorm van belastingen (B). De overheid op haar beurt verwezenlijkt daarmee overheidsbestedingen (O) waarvoor ze een beroep doet op bedrijven. Wat na de belastingen van het inkomen overblijft, is het besteedbaar inkomen. Het besteedbaar inkomen kunnen de gezinnen vervolgens gaan sparen (S) bij financiële instellingen of gaan consumeren (C) bij bedrijven. Met het spaargeld gaat de financiële instelling leningen uitgeven waarmee bedrijven kunnen investeren (I). De bedrijven kunnen dan weer overleven door de consumptie van de gezinnen en eventuele consumptie van het buitenland (E). Bedrijven kunnen namelijk goederen exporteren (E) en importeren (M). Indien E > M is er sprake van een positieve handelsbalans. De handelsbalans (NX) kun je met andere woorden berekenen door export te verminderen met import. De handelsbalans of netto-export bereken je dus met de formule NX = E - M. <br/> Je kunt dus besluiten dat elke economische actor een inkomstenpost en een uitgavenpost heeft. Die inkomsten en uitgaven worden allemaal cijfermatig bijgehouden via nationale rekeningen en vallen onder de verantwoordelijkheid van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). <br/> Uit deze nationale rekeningen kun je drie macro-economische identiteiten onderscheiden: - Vanuit het standpunt van de nationale rekening van gezinnen: *Y = B+C+ S* <br/> - Die eerste economische identiteit geeft het inkomen van een gezin weer dat naar belastingen (B) en consumptie (C) gaat. Wat na die bestedingen overblijft zal het gezin sparen (S): *Y=C+I+O+E-M* <br/> - Vanuit het standpunt van de nationele rekening van bedrijven: *Y = C + I + O + (E - M)* <br/> - Die tweede economische identiteit geeft weer dat het totale inkomen van een land (Y) gelijk is aan het totaal van alle bestedingen (consumptiegoederen, kapitaalgoederen en overheidsbestedingen) en de netto-export (NX). Later zul je zien dat dit ook een formule is om het bruto binnenlands product en bruto nationaal inkomen te berekenen. <br/> - Vanuit het standpunt van de nationele rekening van de financiële instellingen: *S = I + (B - O) + (E - M)* <br/> Die identiteit kun je verklaren door te redeneren wie er allemaal spaargeld nodig heeft: - Bedrijven doen een beroep op spaargeld indien ze investeringen willen doen (I). - De overheid doet een beroep op spaargeld indien ze meer wil uitgeven (O) dan wat er binnenkomt aan belastingen (B). Daardoor is (B - O) negatief: er is een begrotingstekort. Indien er een begrotings overschot is, wordt (B - O) positief en wordt er dus aan sparen gedaan. - Wanneer je meer exporteert dan importeert dan moet het buitenland je meer betalen dan het ontvangt. Het buitenland heeft een tekort op de lopende rekening. Daardoor moet het bij jou (via de financiële instel- lingen) geld lenen. (E - M) is dus positief. Indien je meer importeert dan exporteert, wordt (E - M) negatief. Het buitenland heeft nu een overschot dat het bij een financiële instelling zal sparen. <br/> Daaruit volgt: *S=I+(B-O)+(E-M)* *S=I+(O-B)+NX* *(S-I)-(O-B)=(E-M)* *(S-I)+(B-O )=(E – M)* <br/> Die laatste identiteit kun je ook lezen als 'spaarsaldo + begrotingssaldo = betalingsbalans van een land. De betalingsbalans van een land geeft informatie over de financiële toestand van een land. Als een land een positieve betalingsbalans heeft, kan het zijn beleid financieren. Als het een negatieve betalingsbalans heeft, heeft het land onvoldoende inkomens om zijn beleid te financieren. <br/> **1. Ga uit van een vereenvoudigde economie waarbij gezinnen enkel kunnen consumeren en werken bij bedrijven.** - **Op welke twee manieren kan een gezin zijn inkomen uitgeven?:** *door te consumeren en belastingen te betalen* - **Wat doet een gezin met wat van het inkomen overblijft?:** *sparen* <br/> **2. Vul de ontbrekende cijfers van de nationale rekening van gezinnen in tabel 1 in.** **3. Stel een formule op voor het inkomen van een gezin.** *Het inkomen van een gezin = belastingen + consumptie + spaargeld of Y = B + C + S.* <br/> **4. Van waar komen die inkomens en naar waar vloeien de uitgaven van de gezinnen?** Vul de ontbrekende cijfers aan bij de juiste nationale rekeningen in tabel 2, 3, 4 en / of 5. <br/> **5. Bekijk in tabel 2 de nationale rekening van de bedrijven.** - **Welke gelijkheid kun je daaruit formuleren?** *Y + M = C + I + O + E* <br/> - **Welke formule voor het totale inkomen (Y) van een land kun je eruit afleiden?** *Y = C + I + O + E-M* <br/> - **Bereken het totale inkomen van het land.** *(89 000,00 (C)+ 61 000,00 (I) + 45 000,00 (O) + 20 000,00 (E) – 55 000,00 (M))* *160 000,00 euro (Y)* <br/> - **Waarom zijn overheidsbestedingen een inkomst voor hen?** De overheid investeert in wegen, infrastructuur, gebouwen... Daarvoor doen ze een beroep op bedrijven die de investeringen zullen uitvoeren. De overheid betaalt hen voor die opdrachten. <br/> - **Vanwaar komen die inkomens en naar waar vloeien de uitgaven van de bedrijven?** Vul die ontbrekende cijfers in bij de juiste nationale rekeningen in tabel 1, 3, 4 en / of 5. <br/> **6. Bekijk in tabel 3 de nationale rekening van de overheid.** - **Heeft het land een begrotingstekort of een begrotingsoverschot? Waaruit kun je dit afleiden?** *Een begrotingstekort want er wordt meer uitgegeven aan overheidsbestedingen dan dat er belastingen worden geïnd. (B – O) < 0* <br/> - **Op welke manier zal de overheid omgaan met dat tekort / overschot ?** *Het tekort aan geld zal door de overheid bij de financiële instelling moeten worden geleend.* *(Bij een overschot kan de overheid schulden afbetalen en sparen.)* <br/> - **Hoeveel bedraagt dat tekort / overschot?** *20 000,00 – 45 000,00 = -25 000,00 euro* <br/> - **Vul dat tekort / overschot aan bij de juiste nationale rekening in tabel 1, 2, 4 en / of 5.** <br/> **7. Bekijk in tabel 4 de nationale rekening van het buitenland.** - **Hoe bereken je de handelsbalans van een land?** *NX = E - M* <br/> - **Heeft dit land een positieve of negatieve handelsbalans? Waaruit kun je dit afleiden?** *Een negatieve handelsbalans want de import (M) is groter dan de export (E).* <br/> - **Bereken die handelsbalans.** *E – M = 20 000,00 – 55 000,00 = -35 000,00 euro* <br/> **8. Bekijk in tabel 5 de nationale rekening van de financiële instellingen.** - **Hoeveel euro ontbreekt op de inkomstenzijde zodat ook die rekening in balans is?** *35 000,00 euro* <br/> - **Van waar komt die inkomst volgens jou?** *Dat is het overschot dat het buitenland heeft op de internationale handel met ons land. Dat overschot wordt gespaard.* <br/> - **Toon aan dat het spaarsaldo (S - I) en het begrotingssaldo (B - O) de betalingsbalans van een land weergeven. Wat betekent dat concreet?** *spaarsaldo = S - I = 51 000,00 – 61 000,00 = -10 000,00 euro* *overheidssaldo = B – O = 20 000,00 – 45 000,00= -25 000,00 euro* *betalingsbalans = (-10 000,00) + (-25 000,00) = -35 000,00 euro* <br/> Concreet betekent het dat de overheid te weinig liquiditeiten heeft om haar beleid te kunnen voeren. Daarvoor zal het op zoek moeten gaan naar liquiditeiten van het buitenland. <br/> **9. Vul de economische kringloop aan met de gegevens van de nationale rekeningen. Plaats de letters samen met een pijl op het kringloopschema.** *Y = inkomen* *B = Belastingen* *S = spaargeld* *O = overheidsbestedingen* *I = investeringen* *E = export* *M = import*. <br/> **10. Surf via iDiddit naar de databank van de Nationale Bank van België. Ga naar de nationale rekeningen > kwartaal- en jaaraggregaten > kwartaal- en jaaraggregaten > bestedingen van het bbp. Bekijk de cijfers van het recentste jaar.** - **Vul de kolom met cijfers aan en bereken het totale inkomen van België.** <br/> - **Hoe noem je dat totale inkomen (Y) nog?** *Het bruto binnenlands product* <br/> - **Hoeveel bedraagt de handelsbalans van België?** <br/> ### **Explore 4: Zijn er alternatieven voor de economische kringloop?** In de vorige explores stelde je de economie voor in een kringloop maar in realiteit blijkt dat niet altijd zo te zijn. In de economie wordt er gestreefd naar groei. Aan die groei zijn er echter grenzen: enerzijds raken natuurlijke bronnen uitgeput en anderzijds vergroot groei de vuilnisbelt almaar. Bovendien verloopt de economische groei ook niet overal in dezelfde mate. Het zijn veelal bedrijven uit het Noorden die de grondstoffen in landen in het Zuiden ontginnen. De winsten die de noordelijke bedrijven met die grondstoffen maken, dragen echter niet bij aan de socio-economische ontwikkeling van de zuiderse landen. Die ontginning is dus een rijkdom voor het Noorden maar een vloek voor het Zuiden. Daarom zijn er economische modellen ontwikkeld die een altematief bieden voor de klassieke economische indicatoren zoals nationaal inkomen en bbp. Zo is er de **circulaire economie**, een economisch model dat de grondstoffenvoorraden niet uitput en waarin bedrijven reststoffen recycleren. Ook de **donuteconomie** is een mogelijk altematief: een economisch model dat aan de basisbehoeften van de maatschappij wil voldoen zonder de fysieke grenzen van onze planeet te overschrijden. Maatschappelijke rechtvaardigheid en milieu-uitdagingen moeten hand in hand gaan opdat de economie zich duurzaam en rechtvaardig ontwikkelt. <br/> **1. Werk in groepen van vier. Two leerlingen verdiepen zich in de circulaire economie (optie 1). De andere twee leerlingen werken rond de donuteconomie (optie 2).** Vink de gekozen optie aan. **2. Beantwoord de vragen over het model in een tekstbestand. Zorg voor een duidelijke lay-out en structuur waarin je de vragen nummert.** **3. Bewaar het bestand in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk level. Geef die submap de naam 'Thema_1_Level_1'. Geef het bestand een duidelijke naam zoals 'Circulaire_economie'.** <br/> #### **Optie 1: Circulaire economie** - **Surf via iDiddit naar de website van Vlaanderen Circulair.** - **Wat houdt circulair ondernemen in?** - **Wat is het verschil tussen lineair ondernemen en circulair ondernemen? Leg uit aan de hand van een grafiek. - **Teken de grafiek van lineair ondernemen in het rood.** - **Teken de grafiek van circulair ondernemen in het groen.** - **Uit welke noodzaken is de circulaire economie ontstaan? Noteer er vijf.** - **Bekiijk de onderstaande toekomstbeelden waar Circulair Vlaanderen tegen 2050 naar streeft. Bespreek de vijf mogelijke initiatieven die passen in het verhaal van circulair ondernemen.** <br/> #### **Optie 2: Donuteconomie** - **Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over de donuteconomie.** - **Welke econoom heeft de donuteconomie bedacht?** - **Welke nadelen heeft het streven naar economische groei?** - **Geef vijf voorbeelden van tekortkomingen van de huidige economie.** - **Hoe heet de grens die deze tekortkomingen niet halen in de donut?** - **Geef vijf voorbeelden van uitputting door of overschotten in de huidige economie.** - **Hoe heet de grens die hier wordt overschreden in de donut?** - **Wat is het doel van de donuteconomie?** - **Donuteconomie zou gerealiseerd kunnen worden door toepassing van een *regeneratieve en distributieve economie*. Wat betekent dat?** - **Amsterdam is een van de eerste steden die het model van de donuteconomie wil toepassen. Daarvoor is een *donutcoalitie* opgericht.** - **Surf via iDiddit naar de aangegeven website.** - **Bespreek twee projecten uit Amsterdam die de donuteconomie toepassen. Analyseer hoe ze rekening houden met het sociaal fundament en het ecologische plafond. Neem de onderstaande structuur per project over.** <br/> **4. Wissel nu van partner: Wie zich in de circulaire economie heeft verdiept, werkt nu samen met een leerling die de donuteconomie heeft uitgewerkt.** - **De leerling die zich in circulaire economie heeft verdiept, legt de werking van dat model uit aan de andere leerling. Vul samen grafiek 1 aan.** - **De leerling die zich in de donuteconomie heeft verdiept, legt de werking van dat model uit aan de andere leerling. Vul samen grafiek 2 aan.** <br/> ### **To the Point** De relaties tussen de vijf economische actoren (gezinnen, bedrijven, overheid, financiële instelling en het buitenland) kun je schematisch voorstellen aan de hand van een *economische kringloop*. <br/> Als je enkel naar de *geldstroom* kijkt, kun je uit de economische kringloop driie economische indentiteiten afleiden: - **Inkomen van een gezin** *Y=B+C+ S* - **Bruto nationaal inkomen of bruto binnenlands product (bbp)** *Y=C+I+ O + NX* - **Betalingsbalans** *(S-I) + (B - O) = (E - M)* <br/> Deze schematische voorstelling van een economische kringloop is onvoldoende als je ook rekening wilt houden met maatschappelijke en ecologische uitdagingen. Daarom dringen zich alternatieve modellen, op zoals: - **de circulaire economie**: een economisch model dat de grondstoffenvoorraden niet uitput en dat reststoffen recycleert; - **donuteconomie**: een economisch model dat aan de basisbehoeften van de maatschappij wil voldoen zonder de fysieke grenzen van onze planeet te overschrijden. <br/> ### **Level 2** ### **Hoe verhouden productie, toegevoegde waarde en het bruto binnenlands product zich tot elkaar?** #### **Intro** Without measures of economic aggregates like GDP, policymakers would be adrift in a sea of unorganized data. The GDP and relateddata are like beacons that help policymakers steer the economy toward the key economic objectives. - Paul Samuelson <br/> **1. Bekijk tabel 1 waarin de productie in de industriesector van België wordt weergegeven.** - **2015 is gelijkgesteld aan 100: 2015 is dus het basisjaar. Wat houdt dat in?** *2015 is het startpunt. Je kijkt naar de productiehoeveelheid in de industriesector in 2015. Die hoeveelheid stel je gelijk aan 100 of 100%. Vervolgens vergelijk je elk volgend jaar daarmee en dar druk je uit in een indexcijfer.* <br/> - **Wat betekent een indexcijfer van 92,30 in april 2020?** <br/> - **Met hoeveel procent is de productie van april 2020 gewijzigd in vergelijking met april 2019?** <br/> - **Hoe kun je die wijziging verklaren?** <br/> - **Waarom wordt er in onze economie steeds naar een groeiende productie gestreefd?** *Meer productie betekent meer goederen en diensten om de behoeften van de mensen te bevredigen. Dat kan voor een hogere welvaart zorgen.* <br/> - **Zijn er ook nadelen aan die groeiende productie verbonden?** *Door de groeiende productie worden er meer grondstoffen uitgeput en is er meer milieuvervuiling.* **2. Bekijk de cartoon.** - **Wat is de Nederlandstalige benaming van 'GDP'.** *Netto binnenlands product (Gross Domestic Product)* <br/> - **Wat betekent dat begrip?** *Dat is een maatstaf voor de omvang van een economie in een land gedurende een bepaalde periode.* <br/> - **Wat probeert de cartoon duidelijk te maken?** *Hij geeft het verband weer tussen enkele economische factoren. Als de werkgelegenheid in en land daalt, zijn er minder gewerkte uren en is er dus een lagere productiviteit. Als er in een land minder geproduceerd wordt, zal het bbp lager zijn.* <br/> **In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:** Hoe verhouden productie, toegevoegde waarde en het bruto binnenlands product zich tot elkaar? <br/> ### **Explore 1: Hoe bereken je de toegevoegde waarde van een eindproduct?** Een product legt een hele weg af vooraleer het tot bij de consument geraakt. Zo zal het ook verschillende ondernemingen doorlopen. De weg die een product doorheen die ondernemingen aflegt, is de *bedrijfskolom* van dat product. Elke onderneming zal vervolgens waarde toevoegen aan het product, de **toegevoegde waarde**: de bijkomende vergoeding die elke onderneming in de bedrijfskolom aanrekent omwille van de extra gecreëerde waarde aan het product/dienst. De som van de bijkomende vergoedingen in een productieproces is de prijs van het eindproduct. *totale toegevoegde waarde eindproduct = verkoopprijs van het eindproduct* Met die toegevoegde waarde worden alle *productiefactoren* (arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap) die hebben bijgedragen aan het productieproces, vergoed. <br/> **1. Bekijk schema 1 met de bedrijfskolom van een houten bank.** - **Waarom behoort de consument niet tot de bedrijfskolom?** *In een bedrijfskolom staan alleen de ondernemingen die het (af)gewerkte product doorloopt en bovendien voegt de consument geen waarde toe.* - **Wat voegt elke onderneming in de bedrijfskolom toe aan het productieproces? ** *De houtzagerij heeft van alles nodig om die toevoegingen aan het productieproces te kunnen doen. Wat heeft ze nodig? gebouw, machines, personeel, kennis...* - **Geef daarvoor een verzamelnaam.** *Productiefactoren* - **Hoeveel waarde voegt elke onderneming toe aan de houten bank?** *Wat zal elke onderneming met de vergoeding voor de extra gecreëerde waarde doen?* *De productiefactoren, die het productieproces hebben mogelijk gemaakt, vergoeden.* - **Geef per productiefactor een voorbeeld van vergoeding.** <br/> - **Hoeveel toegevoegde waarde wordt in het totaal gecreëerd in het productieproces van de houten bank?** *75,00 + 45,00 + 65,00 + 65,00 = 250,00 euro* - **Wat valt er op?** *De totale toegevoegde waarde is gelijk aan de verkoopprijs van het eindproduct.* <br/> ### **Explore 2: Hoe bereken je de gecreëerde toegevoegde waarde per onderneming?** De **totale toegevoegde waarde** gecreëerd door een onderneming is de som van alle toegevoegde waarden van de producten geproduceerd door de onderneming. Dat vraagt echter wat rekenwerk. Eenvoudiger kun je de toegevoegde waarde per onderneming berekenen door de omzet van de onderneming te verminderen met de aankopen bij derden. Die aankopen bij derden kunnen zowel goederen als diensten zijn en vormen het *intermediair verbruik*. *bruto toegevoegde waarde per onderneming = omzet - intermediair verbruik* Er is een onderscheid tussen de **bruto toegevoegde waarde** en de **netto toegevoegde waarde** van en onderneming. Bij bruto toegevoegde waarde houd je nog geen rekening met de kosten van afschrijvingen van de gebruikte kapitaaldoederen. *Afschrijvingen* zijn het waardeverlies dat kapitaalgoederen jaarlijks ondergaan. Zo kan een machine van 25 000,00 euro elk jaar 5 000,00 euro aan waarde verliezen door slijtage en ouderdom. Dat wordt ook wel *niet-kaskosten* genoemd: het zijn kosten maar er wordt geen geld voor uitgegeven. Afschrijvingen zorgen ervoor dat je de aankoopkosten van kapitaalgoederen over meerdere jaren kunt spreiden zodat de aankoop van een kapitaalgoed geen vertekend beeld geeft bij de winstberekening. **De netto toegevoegde waarde** wordt berekend door de bruto toegevoegde waarde te verminderen met de afschrijvingskosten van de kapitaalgoederen. Het is die netto toegevoegde waarde die een onderneming gebruikt om de productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap) te vergoeden. Afschrijvingen dienen voor het in stand houden van de productiecapaciteit maar dragen niet bij tot de vergoeding van de productiefactoren. *netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde - afschrijvingen* **Toegevoegde waarde** kan tot slot ook uitgedrukt worden tegen factorprijzen of tegen marktprijzen. *De marktprijs* is de prijs die de consument betaalt voor het product. Wanneer je