Samenvatting Antwoorden Hoofdstuk 2 - De Geo LRN-line 3 VWO
Document Details
Uploaded by WellRoundedTropicalRainforest52
null
2021
null
null
Tags
Summary
Deze samenvatting beschrijft de voorspellingen voor de toekomst van Nederland's steden en platteland in 2050. Het onderzoekt belangrijke aspecten zoals urbanisatie, duurzame ontwikkeling en de zoektocht naar betaalbare woningen. Het bevat ook een analyse van de mogelijke uitdagingen en oplossingen voor het platteland.
Full Transcript
**SAMENVATTING - antwoorden** **Hoofdstuk 2** **De Geo LRN-line 3 vwo** **\ 2. Nederland in 2050** **§1 De stad in 2050** **Veel vraag, weinig ruimte** ► Door het bestaande woningtekort, door bevolkingsgroei en door **huishoudverdunning** zijn er voor 2050 veel nieuwe **woningen** nodig. De me...
**SAMENVATTING - antwoorden** **Hoofdstuk 2** **De Geo LRN-line 3 vwo** **\ 2. Nederland in 2050** **§1 De stad in 2050** **Veel vraag, weinig ruimte** ► Door het bestaande woningtekort, door bevolkingsgroei en door **huishoudverdunning** zijn er voor 2050 veel nieuwe **woningen** nodig. De meeste in de steden, vooral in de **Randstad** waar de minste **ruimte** is. De trend dat mensen weer in de stad willen wonen, heet **re-urbanisatie**. Daar zijn de meeste banen, **opleidingen**, **dagelijkse** voorzieningen als een bakker en **gespecialiseerde** voorzieningen als een ziekenhuis. **Vernieuwde steden** ► Door stedelijke **verdichting** kan ongeveer een derde van de benodigde woningen in de bestaande **steden** gebouwd worden. Dat gebeurt met **herinrichting**: in gebieden die niet meer worden gebruikt, komen **woningen**, voorzieningen, opleidingen en werkplekken. **Functies** worden daarbij gemengd (**wonen**, werken en recreëren) en de beschikbare ruimte wordt beter **benut**. Het in en dicht tegen de stad aan bouwen, noem je het **compactestadbeleid**. Voordelen van verdichting zijn: er is minder **verkeer** nodig en er blijft meer ruimte over voor natuur, recreatie en **landbouw** buiten de stad. Een nadeel is dat je -- om al die mensen in de **stad** te kunnen laten wonen -- **kleine**, dure appartementen moet bouwen en de **hoogte** in moet. Maar de meeste mensen willen een eengezinshuis met **tuin**. Daardoor zie je ook wijken met **grotere** woningen aan de **rand** van de stad. Om het dagelijkse leven niet te laten vastlopen in de steden van 2050, zijn aanpassingen nodig. In een **smart city** helpen moderne technologieën daarbij. **Duurzame steden** ► Meer inwoners in een stad betekent meestal meer afval, **verkeer** en energieverbruik. Toch moeten alle Nederlandse steden voor 2050 **duurzame** steden worden. Vanwege het **milieu**, maar ook om de gebouwen en het leven in de stad echt **toekomstbestendig** te maken. Bij duurzame gebouwen gebruik je zoveel mogelijk **circulaire** (= hergebruikte) materialen, de beste isolatie en zet je hernieuwbare **energiebronnen** in. Zo kun je gebouwen **klimaatneutraal** of zelfs energieleverend maken. Met **flexibel** bouwen voorkom je dat gebouwen alweer snel leeg staan. Zo bespaar je bouwmaterialen en schaarse **ruimte**. De woningen zijn dan aanpasbaar in grootte en in functie. Door **vergroening** van de stad verbetert de **leefbaarheid** en wordt de kans op **hittestress** en wateroverlast kleiner. Het groen vangt tijdelijk **water** op bij extreme buien en brengt **verkoeling** bij hitte. **Betaalbare steden** ► De grote vraag naar en het beperkte aanbod van **woningen** maakt wonen in of aan de rand van de stad **duur**. Jonge, **hoogopgeleide** mensen met een **hoog** inkomen uit binnen- en buitenland trekken **naar** de stad. Zij wonen vaak alleen of samen, waardoor een **klein** appartement geen probleem is. Bovendien kunnen zij de woningen in de stad **betalen**. Mensen met lage en gemiddelde **inkomens** kunnen zich het wonen in de stad niet veroorloven. Met **sociale** huurwoningen bescherm je de meest **kwetsbare** groepen, maar daarvan zijn er veel te weinig. Ook verdienen mensen te **veel** voor zo'n woning, maar te **weinig** voor een andere woning. Vooral gezinnen en **starters** worden de stad **uit** gedreven. De banen, opleidingen en (zorg)voorzieningen in de **stad** moeten voor iedereen **bereikbaar** blijven, ook voor mensen **buiten** de stad. Dat kan bijvoorbeeld door **betaalbare** woningen te bouwen in de buurt van snel, betrouwbaar en goedkoop **openbaar vervoer**. **§2 Het platteland in 2050** **Problemen op het platteland** ► De **landbouw** is veruit de grootste ruimtegebruiker in Nederland. De **intensieve** landbouw zorgt voor betaalbaar eten en veel **export**, maar heeft ook nadelen. Voor zoveel productie zijn ook veel (kunst)mest en **bestrijdingsmiddelen** nodig. Dat is schadelijk voor de **natuur**. Ook het **milieu** gaat achteruit: de kwaliteit van lucht, **water** en bodem is op veel plekken slecht. Het aantal **mensen** dat nodig is op een boerenbedrijf, is afgenomen. Ook daalt het aantal boerenbedrijven. Wel worden bestaande boerenbedrijven steeds **groter**. Doordat er steeds minder mensen op het **platteland** wonen (**bevolkingskrimp**), verdwijnen daar de voorzieningen. Daardoor neemt de **leefbaarheid** op het platteland af. **Het moet anders** ► Er zijn verschillende oplossingen voor de problemen op het **platteland**. Als bewoners, boerenbedrijven en **voorzieningen** verdwijnen van het platteland, ontstaat er **ruimte**. Hoe richt je die in? Als nieuwe **natuur**- en recreatiegebieden? Wordt hier straks onze **duurzame** energie opgewekt? Of moeten banen, **woningen** en voorzieningen vanuit de **stedelijke** gebieden verplaatst worden naar de krimpregio's (**spreidingsbeleid**)? Een mogelijke maatregel: boeren helpen overstappen naar meer natuur-, milieu- en **diervriendelijke** manieren van produceren. Door **boeren** daar goed voor te betalen, hebben hun bedrijven kans om te blijven bestaan. Ook wordt het **platteland** er aantrekkelijker van. Andere mogelijke maatregel: de **grondgebonden** boerenbedrijven concentreren in de meest vruchtbare gebieden van Nederland. Dit scheelt **mest** en bestrijdingsmiddelen en levert ruimte op voor **woningen**, natuur of energieopwekking. De **niet-grondgebonden** boerenbedrijven kunnen naar bedrijventerreinen in de buurt van de steden in de vorm van **vertical farms**. Sommige maatregelen kunnen leiden tot banenverlies en minder inkomsten voor **boeren**. Dat kan (deels) opgevangen worden door de **kennis** en de machines te exporteren. De vraag naar varkensvlees zal wereldwijd **toenemen**. Toch zullen de komende jaren veel Nederlandse varkensboeren **stoppen**. Bijvoorbeeld vanwege geuroverlast en nieuwe wetten op het gebied van **dier**-, milieu- en natuurlijkvriendelijk produceren. Dat is goed nieuws voor de **leefbaarheid**, natuur en milieu, maar **slecht** nieuws voor veel boeren. **§3 Bronnen: Mobiliteit in 2050** **Bron 1 Sneller van A naar B met het ov** Het **openbaar vervoer (ov)** moet beter als we sneller en **duurzamer** willen reizen. Een goed voorbeeld is de Randstadrail die veel **forensen** vervoert tussen Rotterdam en Den Haag. Computergestuurd ov kan ook **meer** passagiers vervoeren. **Bron 2 Minder reizen** De gemiddelde **reistijd** naar het werk is al heel lang ongeveer hetzelfde en neemt niet af. Dit komt doordat we steeds verder weg van ons **werk** zijn gaan wonen. Door **bevolkingsgroei** zullen er meer weggebruikers en reizigers zijn. Meer asfalt en langere **treinen** kunnen die groei maar voor een klein deel opvangen. We kunnen beter huizen bouwen dicht bij **banen**, scholen en voorzieningen. Dan is er **minder mobiliteit** nodig en dat scheelt ruimte en **reistijd**, en het is **goedkoper** en duurzamer dan het uitbreiden van de **infrastructuur**. **Bron 5 Buiten de stad** Buiten de **stedelijke** gebieden, en dan met name in gebieden met **bevolkingskrimp**, ontstaat risico op **vervoersarmoede**. In gebieden met een afnemende, **vergrijzende** en soms kwetsbare bevolking is het steeds moeilijker om het **ov** beschikbaar en betaalbaar te houden. **Bron 6 Delen scheelt** Steeds meer mensen maken gebruik van **deel**auto's, -scooters of -fietsen. Ze zijn een goedkoop, snel en **duurzaam** alternatief voor de auto. **Bron 7 Goederenvervoer** Online **bestellen** leidt tot veel verkeer. Oudere, **vervuilende** busjes mogen in veel gebieden al niet meer komen, maar ook schone busjes blokkeren de weg en zorgen voor veel **verkeer**. Oplossingen zijn centrale afgiftepunten in een wijk of vervoer via het **water** of met kleine **elektrische** voertuigen of per fiets. **Bron 8 Slimmer op weg** Nu gaat bijna iedereen op **hetzelfde** moment naar werk en school en weer naar **huis**. Dat leidt tot drukte op de weg en in het **ov**. Een maatregel kan zijn om verschillende begin- en eindtijden in de stellen. Dan **benut** je de bestaande **infrastructuur** beter. Ook met **slimme** verkeerslichten en beter gebruik van actuele verkeersinformatie kunnen **files** worden voorkomen. Ook de apps voor het **ov** worden steeds beter. **§4 Bronnen: Amsterdam in 2050** **Bron 10 Selectieve migratie** Amsterdam groeit vooral door de komst van hoogopgeleide **arbeidsmigranten** (*expats*) met een **hoog** inkomen en (buitenlandse) **studenten**. Jonge **gezinnen** vertrekken juist. Deze **selectieve** migratie leidt tot een **toename** van alleenstaanden. De **woningbezetting** in Amsterdam is sterk afgenomen. Ook wordt Amsterdam een stad van rijk en **arm**. Rijk kan de **hoge** huizenprijzen betalen. De **arme** onderlaag blijft in de stad, maar in aparte wijken **verder** van het centrum. Het is vooral de groep mensen met **gemiddelde** inkomens die geen plek meer heeft in Amsterdam. **Bron 12 Ruimte winnen** In Amsterdam is **verdichting** door **herinrichting** vooral mogelijk in de Ringzone. Daar kun je publieke **voorzieningen** verplaatsen en vervangen door **woningen**, werkplekken en nieuwe voorzieningen. Bedrijventerreinen en (haven)industrieterreinen bieden ruimte voor de **creatieve** industrie. Deze industrie is goed te combineren met wonen, omdat er weinig overlast is van **geluid**, stank of vrachtverkeer. Vooral de (voormalige) havengebieden bieden veel ruimte om er te wonen, te werken en **duurzame** energie op te wekken. Ook legt Amsterdam zes kunstmatige **eilanden** met 20.000 **woningen** aan in het IJmeer. **Bron 13 Klimaatneutraal en circulair** De ambities van Amsterdam zijn: in 2030 geen **uitlaatgassen** meer, in 2040 geen huis meer dat met **aardgas** wordt verwarmd en in 2050 helemaal **klimaatneutraal** en circulair, dus ook de industrie. Met daarbij ook nog een klimaatbestendige **inrichting** om wateroverlast en **hittestress** te beperken. Het ontwikkelen van zo'n **duurzame** stad is veel werk, maar Amsterdam staat niet meer aan het begin. **Bron 14 Autoluwe stad** Amsterdam zal zoveel mogelijk **autoluw** worden gemaakt, met name de **binnenstad**. Zwaar vervoer moet zo veel mogelijk via het **water**. Het gebruik van de **auto** wordt ontmoedigd door alleen nog **elektrische** auto's toe te staan, **parkeerplaatsen** weg te halen en straten af te sluiten voor autoverkeer. Daarvoor in de plaats kun je gebruikmaken van elektrische **deel**voertuigen en nieuwe verbeterde **ov**-verbindingen. **Bron 15 Haven-Stad** In 2050 heeft Amsterdam met Haven-Stad een groot nieuw stadsdeel met veel nieuwe **woningen**, arbeidsplaatsen en stedelijke voorzieningen. De gemeente wil bouwen voor jong en **oud**, voor hoge en lage **inkomens**, voor kopers en **huurders** en voor alleenstaanden en **gezinnen**. Maar er moet nog veel gebeuren, omdat het geen **leeg** bouwterrein is. Ook is het nog de vraag of het stadsdeel **bereikbaar** genoeg is. **\ ** **§5 De circulaire economie in 2050** **Grondstoffenrecord** ► Door **bevolkingsgroei** en de stijging van de welvaart worden wereldwijd steeds meer **grondstoffen** verbruikt. Nederland wil hier iets aan doen: in 2050 moet 100% van de grondstoffen voortkomen uit **hergebruik**. Bijna overal zijn **grondstoffen** voor nodig. Van de 420 miljoen kilo grondstoffen komt 12% voort uit **hergebruik**, 61% komt uit het **buitenland** en 27% wordt in **Nederland** gewonnen. Nederland is de op een na grootste exporteur van 's wereld meest gewonnen grondstof: **zand**. **Van lineair naar circulair** ► Om het grondstoffenverbruik en de hoeveelheid **afval** te verminderen, wil Nederland overstappen van een **lineaire** economie naar een **circulaire** economie. Bij een **lineaire** economie is sprake van een rechte lijn van **grondstof** tot afval. Bij een **circulaire** economie is sprake van een **kringloop**: je hebt geen nieuwe **grondstoffen** nodig en er ontstaat geen **afval**. Voordeel 1: de Nederlandse economie wordt minder economisch en politiek **afhankelijk** van het buitenland. Nederland bespaart miljarden aan **import** en is niet meer betrokken bij slechte **arbeidsomstandigheden** of het indirect financieren van **dictators** in het buitenland. Voordeel 2: een circulaire economie is **duurzamer**. Er hoeven minder grondstoffen te worden **gewonnen** als we ze hergebruiken. Ook is er minder afval en neemt de **uitstoot** sterk af, omdat hergebruik minder **energie** kost. Voordeel 3: een circulaire economie levert nieuwe **banen** op. Het dilemma is dat Nederland ook **klimaatneutraal** wil zijn in 2050. En voor de batterijen van bijvoorbeeld windmolens, zonnepanelen en **elektrische** auto's zijn zeldzame **grondstoffen** nodig die Nederland niet heeft. Dus: om te verduurzamen heeft Nederland veel grondstoffen nodig uit buitenlandse mijnen. Dat is niet **circulair** en de afhankelijkheid van het buitenland neemt juist **toe**. **Ligt Nederland op koers?** ► We doen al heel veel circulair. Ook betaal je steeds vaker voor gebruik in plaats van **bezit**. Dat maakt **delen** makkelijker en zorgt ervoor dat ook de producent er baat bij heeft als producten **langer** meegaan. Nederland is zeer geschikt voor een **circulaire** economie, omdat het een **klein** land is met een **hoge** bevolkingsdichtheid. Dat scheelt infrastructuur, herbruikbaar **afval** kan efficiënter worden ingezameld en grondstoffen en producten kunnen makkelijker gedeeld worden. De Nederlandse **overheid** speelt een grote rol in het realiseren van een circulaire economie, bijvoorbeeld met **wettelijke** verplichtingen. De grootste aanpassingen zijn nodig in de staalindustrie en de **chemische** industrie. Een mogelijkheid is de **steenkool** in de staalindustrie te vervangen door energie uit **waterstof** of windenergie. Het **ijzererts** blijft nodig. De chemische industrie maakt onder andere **plastic** en is nog afhankelijk van **aardolie**, aardgas en andere vaak geïmporteerde **grondstoffen**. Wel zie je in Nederland een groei van de **groene** chemie.