Podcast
Questions and Answers
Welke van de volgende opties zijn open woordsoorten? (Selecteer alle die van toepassing zijn)
Welke van de volgende opties zijn open woordsoorten? (Selecteer alle die van toepassing zijn)
- Lexicale woorden (correct)
- Grammaticale woorden
- Inhoudswoorden (correct)
- Functiewoorden
De woordsoorten worden gekarakteriseerd op basis van drie manieren: semantisch, syntactisch en morfologisch.
De woordsoorten worden gekarakteriseerd op basis van drie manieren: semantisch, syntactisch en morfologisch.
True (A)
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een zelfstandig naamwoord?
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een zelfstandig naamwoord?
- Bang (correct)
- Rijden
- Boom
- Kind
Welke van de volgende opties zijn telbare zelfstandige naamwoorden? (Selecteer alle die van toepassing zijn)
Welke van de volgende opties zijn telbare zelfstandige naamwoorden? (Selecteer alle die van toepassing zijn)
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
Welke van de volgende optie duidt een predicatief bijvoeglijk naamwoord aan?
Welke van de volgende optie duidt een predicatief bijvoeglijk naamwoord aan?
Het werkwoord is de centrale relatielegger in een zin.
Het werkwoord is de centrale relatielegger in een zin.
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een koppelwerkwoord?
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een koppelwerkwoord?
'Hij kan gewerkt hebben' bevat twee hulpwerkwoorden.
'Hij kan gewerkt hebben' bevat twee hulpwerkwoorden.
'Jan is in Parijs' bevat een zelfstandig werkwoord.
'Jan is in Parijs' bevat een zelfstandig werkwoord.
'Jan is ziek' bevat een koppelwerkwoord.
'Jan is ziek' bevat een koppelwerkwoord.
'Jan is niet gegaan' bevat een hulpwerkwoord.
'Jan is niet gegaan' bevat een hulpwerkwoord.
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een voegwoord?
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een voegwoord?
Het voegwoord 'of' kan zowel nevenschikkend als onderschikkend gebruikt worden. Welk voorbeeld is een voorbeeld van een onderschikkend voegwoord 'of'?
Het voegwoord 'of' kan zowel nevenschikkend als onderschikkend gebruikt worden. Welk voorbeeld is een voorbeeld van een onderschikkend voegwoord 'of'?
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een onderschikkend voegwoord?
Welke van de volgende is geen voorbeeld van een onderschikkend voegwoord?
Een rangtelwoord kan een context van het type 'ik heb er...' aannemen.
Een rangtelwoord kan een context van het type 'ik heb er...' aannemen.
Hoeveelheidswoorden kunnen we nevenschikken met bijvoeglijke naamwoorden.
Hoeveelheidswoorden kunnen we nevenschikken met bijvoeglijke naamwoorden.
Telwoorden kunnen we nevenschikken met bijvoeglijke naamwoorden.
Telwoorden kunnen we nevenschikken met bijvoeglijke naamwoorden.
Bijwoorden zijn veranderlijk.
Bijwoorden zijn veranderlijk.
Onderbijwoorden kunnen we onderverdelen in evaluatiepartikels, schakeringspartikels en negatiepartikels. Welk onderbijwoord is een schakeringspartikel?
Onderbijwoorden kunnen we onderverdelen in evaluatiepartikels, schakeringspartikels en negatiepartikels. Welk onderbijwoord is een schakeringspartikel?
In Vlaamse omgangstaal zien we soms dubbele negatie.
In Vlaamse omgangstaal zien we soms dubbele negatie.
Voorzetselbijwoorden dienen altijd te staan voor een zelfstandig naamwoord.
Voorzetselbijwoorden dienen altijd te staan voor een zelfstandig naamwoord.
Een voegwoordelijk bijwoord kan verplaatst worden binnen een zin.
Een voegwoordelijk bijwoord kan verplaatst worden binnen een zin.
Tussenwerpsels zijn geïntegreerd in de zin.
Tussenwerpsels zijn geïntegreerd in de zin.
Kies de juiste omschrijving voor een pronominaal bijwoord?
Kies de juiste omschrijving voor een pronominaal bijwoord?
Een r-pronomen kan verwijzen naar een bepaald element.
Een r-pronomen kan verwijzen naar een bepaald element.
Het woord 'waar' kan pronominaal gebruikt worden, en dan verwijst het naar een plaats.
Het woord 'waar' kan pronominaal gebruikt worden, en dan verwijst het naar een plaats.
Flashcards
Zelfstandig naamwoord (substantief, nomen)
Zelfstandig naamwoord (substantief, nomen)
Woorden die mensen, dieren, zaken, concepten of stoffen aanduiden.
Concreet zelfstandig naamwoord
Concreet zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden die iets tastbaars benoemen, bijvoorbeeld een stoel of een boom.
Abstract zelfstandig naamwoord
Abstract zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden die iets ontastbaars benoemen, bijvoorbeeld geluk of vrijheid.
Meervoud
Meervoud
Signup and view all the flashcards
Singulare tantum
Singulare tantum
Signup and view all the flashcards
Plurale tantum
Plurale tantum
Signup and view all the flashcards
Diminutief
Diminutief
Signup and view all the flashcards
Bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
Bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
Signup and view all the flashcards
Attributief bijvoeglijk naamwoord
Attributief bijvoeglijk naamwoord
Signup and view all the flashcards
Predicatief bijvoeglijk naamwoord
Predicatief bijvoeglijk naamwoord
Signup and view all the flashcards
Adverbiaal bijvoeglijk naamwoord
Adverbiaal bijvoeglijk naamwoord
Signup and view all the flashcards
Comparatief
Comparatief
Signup and view all the flashcards
Superlatief
Superlatief
Signup and view all the flashcards
Zinswerkwoord (hoofdwerkwoord)
Zinswerkwoord (hoofdwerkwoord)
Signup and view all the flashcards
Persoonsvorm
Persoonsvorm
Signup and view all the flashcards
Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Signup and view all the flashcards
Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden
Signup and view all the flashcards
Zelfstandig werkwoord
Zelfstandig werkwoord
Signup and view all the flashcards
Koppelwerkwoord
Koppelwerkwoord
Signup and view all the flashcards
Hulpwerkwoord
Hulpwerkwoord
Signup and view all the flashcards
Infinitief
Infinitief
Signup and view all the flashcards
Imperatief
Imperatief
Signup and view all the flashcards
Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord
Signup and view all the flashcards
Tegenwoordig/Onvoltooid deelwoord
Tegenwoordig/Onvoltooid deelwoord
Signup and view all the flashcards
Werkwoordtijd
Werkwoordtijd
Signup and view all the flashcards
Lidwoord (artikel)
Lidwoord (artikel)
Signup and view all the flashcards
Voornaamwoord (pronomen)
Voornaamwoord (pronomen)
Signup and view all the flashcards
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Signup and view all the flashcards
Bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Signup and view all the flashcards
Wederkerend voornaamwoord (reflexief pronomen)
Wederkerend voornaamwoord (reflexief pronomen)
Signup and view all the flashcards
Wederzijds (wederkerig) voornaamwoord (reciprook pronomen)
Wederzijds (wederkerig) voornaamwoord (reciprook pronomen)
Signup and view all the flashcards
Aanwijzend voornaamwoord (demonstratief pronomen)
Aanwijzend voornaamwoord (demonstratief pronomen)
Signup and view all the flashcards
Onbepaald voornaamwoord (indefiniet pronomen)
Onbepaald voornaamwoord (indefiniet pronomen)
Signup and view all the flashcards
Vragend voornaamwoord (interrogatief pronomen)
Vragend voornaamwoord (interrogatief pronomen)
Signup and view all the flashcards
Betrekkelijk voornaamwoord (relatiefpronomen, relativum)
Betrekkelijk voornaamwoord (relatiefpronomen, relativum)
Signup and view all the flashcards
Uitroepend voornaamwoord (exclamatief pronomen)
Uitroepend voornaamwoord (exclamatief pronomen)
Signup and view all the flashcards
Voegwoord (conjunctie)
Voegwoord (conjunctie)
Signup and view all the flashcards
Voorzetselconstituent
Voorzetselconstituent
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Woordsoorten
- De introductie van woordsoorten is als pdf-bestand beschikbaar op Blackboard.
- De samenvatting hier geeft een beknopte overzicht.
- Studenten moeten de slides en de pdf bestuderen.
- Doel: woordsoorten kunnen benoemen.
Karakterisering van woordsoorten
- Woordsoorten worden gekarakteriseerd op semantische, syntactische en morfologische manieren.
- Semantisch: op basis van betekenis.
- Syntactisch: op basis van zinscontext en combinatiemogelijkheden.
- Morfologisch: op basis van vormkenmerken.
Open en Gesloten Woordsoorten
Open woordsoorten | Gesloten woordsoorten | |
---|---|---|
Soorten woorden | Inhoudswoorden (lexicale woorden) | Functiewoorden (grammaticale woorden) |
Soorten betekenis | Concepten buiten de taal | Verbindingsfunctie binnen de taal |
Uitbreidbaar | Ja | Nee |
Opsombaar | Nee | Ja |
Voorbeelden | Kind, bang, rijden | De, ik, als |
- Bron: Smessaert et al. (2019: 40)
Dynamiek van Gesloten Woordsoorten
- Gesloten woordsoorten zijn weinig dynamisch.
- Dit betekent niet dat er geen betekenisveranderingen kunnen optreden.
- Voorbeeld: Ronny Boogaart beschreef een betekenisverschuiving van het voorzetsel 'sinds' in de coronatijd. (https://neerlandistiek.nl/2021/09/sinds-anderhalf-jaar-weer-uit-eten/)
Voorbeelden Coronamaatregelen
- Boogaart gaf voorbeelden van taalgebruik tijdens de versoepeling van coronamaatregelen.
- Armin van Buuren mocht weer optreden.
- Een koffie-corner was weer geopend.
- De Euroborg was opnieuw gevuld met publiek.
Problemen met het gebruik van "sinds"
- De toevoegingen zorgen voor desambiguering in het gebruik van het voorzetsel "sinds".
- De kans is groter dat de lezer terugvalt op de standaardinterpretatie van "sinds".
Opmerkingen
- Armin van Buuren, koffie-corner en Euroborg zijn voorbeeldgebruik van het voorzetsel "sinds".
Zelfstandig Naamwoord
- SEM.: woorden voor mensen, dieren, zaken, concepten, stoffen.
- Abstracte vs. concrete: bv., moed - boom.
- SYN.: soortnamen worden vaak voorafgegaan door lidwoorden, eigennamen niet.
- Bepaalde combinaties: bepaalde zelfstandige naamwoorden kunnen geen exacte aantalsaanduiding hebben. Telbare en ontelbare zelfstandige naamwoorden. Drie genera: vrouwelijk, mannelijk, onzijdig in Nederlands.
- MORF.: meervoudsvorming mogelijk. Uitzonderingen: noodzakelijk enkelvoudig of noodzakelijk meervoudig. Diminutiefvorming mogelijk. (bv. Jantje, vogeltje, kastje). Voorbeeld: gedoe, twee gedoes, gedoopt.
Bijvoeglijk Naamwoord
- SEM.: eigenschappen en hoedanigheden (bv., aanwezig, houten, sterk, mooi).
- SYN.: attributief, predicatief, adverbiaal.
- MORF.: buigingsvormen (bv., droog, droger, droogst).
Werkwoord
- SEM.: centrale relatielegger in een zin.
- SYN.: alleen of in combinatie met andere werkwoorden (zelfstandig werkwoord vs. zinswerkwoord of hoofdwerkwoord).
- Persoonsvorm (pv): werkwoord aanpast aan getal en persoon van het onderwerp.
- MORF.: veel morfologische variatie: persoonsvorm, getal, tijdsrelatie. Zwakke vs. sterke werkwoorden, en half regelmatig.
Koppelwerkwoord
- SEM.: nauwelijks eigen betekenis, maar legt relatie tussen onderwerp en gezegde in een zin. (bv. Hij is wispelturig)
- Traditionele lijst: zijn, worden, blijven, blijken, (toe)schijnen, lijken, heten.
- Andere werkwoorden kunnen ook als koppelwerkwoord fungeren. (vb. Deze plant gaat dood / Ze raakte verlamd)
Hulpwerkwoord
- Werkwoord dat aangevuld wordt door een ander werkwoord en dat niet het zinswerkwoord vormt. (bv. Hij kan gewerkt hebben.)
- Twee hulpwerkwoorden: kan, hebben.
Werkwoordsvormen
- Indicatief of aantonende wijs: ik stop.
- Infinitief: stoppen.
- Imperatief: stop!
- Voltooid deelwoord: gestopt.
- Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord: lachend.
- Conjunctief: Het ga je goed, uw rijk kome...
Werkwoordstijden
- Ik werk = onvoltooid tegenwoordige tijd (presens).
- Ik heb gewerkt = voltooid tegenwoordige tijd (perfectum).
- Ik werkte = onvoltooid verleden tijd (imperfectum).
- Ik had gewerkt = voltooid verleden tijd (plusquamperfectum).
- Ik zal werken = onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (futurum).
- Ik zal gewerkt hebben= voltooid tegenwoordige toekomende tijd (futurum exactum)
- Ik zou werken = onvoltooid verleden toekomende tijd (futurum praeteriti)
- Ik zou gewerkt hebben= voltooid verleden toekomende tijd (futurum exactum praeteriti)
Tijdsvormen
- Tijdsvormen vallen niet altijd samen met de concreet uitgedrukte tijd of het perceptie van tijd. (zie Boogaart (2015).)
Gebruik Verleden Tijd
- Gebruik verleden tijd voor dingen uit het heden om afstand te creëren.
- Bron: Boogaart (2015).
Presens Historicum
- Gebruik van tegenwoordige tijd om naar het verleden te verwijzen.
- Voorbeeld: Uit Boogaart (2015).
Lidwoord
- SEM.: geeft aan of referent in de context al bekend is (bepaald/onbepaald). (bv. de boom/ een boom).
- SYN.: staat doorgaans bij een zelfstandig naamwoord (of gesubstantiveerd werkwoord/adjectief).
- MORF.: 3 lidwoorden: een, de, het. Zeldzaam: buigingsvormen.
Voornaamwoord (pronomen)
- SEM.: woorden die ‘in de plaats van’ andere woorden staan. (bv. hij, zij, hen, wat, dat).
- Deiktisch: verwijst naar objecten in de context (vb hij, zij, hier)
- Taalintern: anaforisch (voorgang verwijzing) of cataforisch (volgende verwijzing)
- SYN.: zelfstandig of bijvoeglijk.
- MORF.: grammaticale veranderingen (geslacht, persoon, getal).
Persoonlijk Voornaamwoord
- SEM.: verwijst naar personen en/of objecten in de context.
- SYN.: enkel zelfstandig gebruik - verschillende functies. (bv. ik zie hem = onderwerp vs. lijdend voorwerp).
- MORF.: vorm verandert naar gelang van persoon, getal en geslacht (vb. objectsvormen vs. subjectsvormen).
Bezittelijk Voornaamwoord
- SEM.: betekenisrelatie tussen referent en nominale constituent. Prototypisch: bezitsrelatie, maar relatie kan breder zijn.
- SYN.: bijvoeglijk of zelfstandig. (vb. Hun kat vs Het is de mijne).
- MORF.: vorm verandert naar gelang van geslacht en getal van het referent.
Wederkerend Voornaamwoord
- SEM.: verwijst naar het onderwerp van de zin; handeling gericht op zichzelf.
- SYN.: altijd zelfstandig; verplicht of optioneel reflexief.
- MORF.: twee vormen: neutrale en sterke vorm (met -zelf). Bij verplicht reflexieve werkwoorden geen sterke vorm. (vb. Hij vergist zich)
Wederkerig Voornaamwoord (reciprook)
- SEM.: verwijst naar het meervoudige onderwerp van de zin; wederzijdse handeling. (bv. Jan en Anna begroetten elkaar.)
- SYN.: zowel zelfstandig als bijvoeglijk. (vb. Ze geven elkaar de schuld vs. ze sloegen op elkaars gezicht.)
- MORF.: slechts drie vormen: mekaar, elkaar, elkander.
Aanwijzend Voornaamwoord (demonstratief)
- SEM.: nadrukkelijk verwijzend naar iets/iemand uit de context. (bv. deze, die, diegene, zo'n, zulk, dezelfde).
- SYN.: zelfstandig of bijvoeglijk.
- MORF.: vorm verandert naar gelang van geslacht en getal. (bv. deze kat/ dit konijn/ die katten)
Onbepaald Voornaamwoord (indefiniet)
- SEM.: niet nader bepaalde zelfstandigheid of collectiviteit (bv. iemand, niemand, iets, iedereen).
- SYN.: zelfstandig of bijvoeglijk. (vb. Niemand mag het te weten komen)
- COMBINATIES: bevat onbepaalde betekenissen. (vgl., vragend voornaamwoord + ook, geen extra context)
Vragend Voornaamwoord (interrogatief)
- SEM.: vraagt iets/iemand. (bv. wie, wat, welk(e), wat voor).
- SYN.: zelfstandig of bijvoeglijk. (bv. wie heeft die kat gevonden vs. wiens kat is dat?)
- COMBINATIES: heeft vaak onbepaalde betekenis in combinatie met andere woorden. (bv. Wat ik ook probeer…)
Betrekkelijk Voornaamwoord
- SEM.: verwijst naar entity in de context; geen bijzondere semantiek.
- SYN.: inleider van bijzin; past zich aan antecedent aan.
- MORF.: vorm verandert naar gelang van geslacht en getal van het antecedent.
Uitroepend Voornaamwoord (exclamatief)
- SEM.: geen vragende betekenis, wel exclamatieve/ uitroepende.
- SYN.: vaak gecombineerd met onbepaald lidwoord.
- vorm: vaak “wat”. (bv. Wat leuk!)
Voorzetsel
- SEM.: relatie tussen woorden in de zin. (bv. tijd, plaats, reden, doel).
- SYN.: Vaak voor een nominale constituent (vb. in de auto). Andere combinaties ook mogelijk: tot hier (voorzetsel + bijwoord).
- Achterzetsels: volgen op nominale constituent. (vb. Hij rijdt door de garage IN). (vb. Het huis hing tegen de rots AAN)
Voegwoord
- SEM.: relatie tussen zinnen en/of constituenten (vb. tegenstellend, oorzakelijk)
- SYN.: gelijkwaardige syntactische positie (nevenschikking) of hiërarchie (onderschikking). Nevenschikking: aaneenschakeling van zinnen (vb. een arm en een been). Onderschikking: relatie die door voegwoord geïnitieerd is (vb. doordat het regent...)
Halfopen woordsoorten (Telwoorden en hoeveelheidswoorden)
- Hoofdtelwoorden (exact aantal) : één, vijftien, tweeduizend.
- Hoeveelheidswoord (indicatie van grootte, geen exact aantal): sommige, veel, enkele, honderden, miljoenen.
- Rangtelwoorden (plaats in de rangorde): eerste, vijfde.
Bijwoord
- SEM.: heterogene klasse, geeft nadere specificatie aan handeling (plaats, omstandigheid, graad, wijze).
- SYN.: fungeert als bijwoordelijke bepaling.
- MORF.: bijwoorden zijn onveranderlijk, maar uitzondering is mogelijk. (bv., heel, hele).
Tusskenwerpsel (interjectie)
- SEM.: korte reactie op bepaalde situatie in de zin.
- SYN.: niet geïntegreerd met de rest van de zin. (vb. hoera, ocharme, bah, nietwaar, oké, hallo, pff, brrr)
Voorzetselbijwoord
- Sommige voorzetsels fungeren ook als bijwoord (bv. af, buiten, door, heen.)
- Vaak onderdeel een scheidbaar samengesteld werkwoord of gezegde in enge zin, of bij een koppelwerkwoord.
Voegwoordelijk Bijwoord
- SEM.: functie van voegwoord. Synonieme van voegwoorden, maar verplaatsbaar in de zin, inversie bij vooropplaatsing mogelijk.
- Voorbeeld: Opa is te oud om mee te gaan. Bovendien is hij ziek. Opa is niet te oud en hij is evenmin te ziek.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.