Sociaal Leren en Peuterontwikkeling

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke vorm van bekrachtiging is het meest effectief om een kind een nieuw gedrag aan te leren?

  • Intermitterende bekrachtiging
  • Geen van bovenstaande
  • Variabel en minder bekrachtiging
  • Continue bekrachtiging (correct)

Wat is een belangrijk kenmerk van sociaal leren, zoals beschreven in de tekst?

  • Het leren van nieuw gedrag door middel van directe beloning.
  • Het leren van nieuw gedrag door middel van trial and error.
  • Het leren van nieuw gedrag door anderen te observeren. (correct)
  • Het leren van nieuw gedrag door middel van directe straf.

Welke van de volgende groepen in het Bobo doll experiment toonde het meest agressieve gedrag naar de pop toe?

  • Alle groepen vertoonden evenveel agressie.
  • Groep A, die de vrouw zag beloond worden voor het slaan van de pop. (correct)
  • Groep B, die de vrouw zag gestraft worden voor het slaan van de pop.
  • Groep C, die de vrouw geen beloning of straf zag krijgen voor het slaan van de pop.

Waarom is een positieve affectieve band tussen een kind en een model belangrijk voor sociaal leren?

<p>Het maakt het kind meer geneigd om het model na te doen. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke fase in sociaal leren is essentieel voor het daadwerkelijk uitvoeren van een nieuw gedrag?

<p>performance (A)</p> Signup and view all the answers

Welke stelling is WAAR over sociaal leren?

<p>Sociaal leren kan plaatsvinden zonder directe beloning. (C)</p> Signup and view all the answers

Welk van de volgende voorbeelden illustreert het concept van 'modelgedrag overnemen' in sociale leertheorie?

<p>Een kind leert breien door te kijken hoe zijn oma breidt. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijke factor die bepaalt of een kind modelgedrag zal overnemen?

<p>De motivatie van het kind. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke leeftijdsperiode wordt beschouwd als de peutertijd?

<p>1,5 tot 3 jaar (B)</p> Signup and view all the answers

Wat moet er aanwezig zijn om een kind zindelijk te maken?

<p>Controle over de sluitspieren (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van grove motoriek in de peutertijd?

<p>Leren lopen zonder ondersteuning (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe beïnvloedt de omgeving de zindelijkheidstraining van peuters?

<p>Een veilige omgeving vergemakkelijkt zindelijkheidstraining (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van de ontwikkeling van fijne motoriek?

<p>Oog-handcoördinatie verbeteren (A)</p> Signup and view all the answers

Wat verandert er aan het wereldbeeld van peuters?

<p>Hun waarnemingen en bedenken gaan samen ontwikkelen (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een gevolg van de toegankelijkheid van luiers voor peuters?

<p>Zindelijkheidstraining wordt uitgesteld (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met de psychologische geboorte van een kind?

<p>De ontwikkeling van zelfstandigheid (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de primaire stap bij combinatorisch denken?

<p>Het uitvoeren van een combinatorische analyse (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beschrijvingen past bij metacognitie?

<p>Reflecteren over eigen gedachten en gevoelens (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een gevolg van formeel-operationeel denken?

<p>Een kritischere houding ten opzichte van overtuigingen (A)</p> Signup and view all the answers

Wat kan een nadeel zijn van metacognitie?

<p>Je kunt in een denken-verdrinking terechtkomen (B)</p> Signup and view all the answers

Wat kenmerkt de uniciteit tijdens de adolescentie?

<p>Het idee alles van de buitenwereld te doorzien (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een resultaat van een kritische houding tegenover eigen overtuigingen?

<p>Ontwikkeling van een eigen levensbeschouwing (D)</p> Signup and view all the answers

Waarom is combinatorisch denken nuttig?

<p>Het zorgt voor creatievere oplossingen (A)</p> Signup and view all the answers

Wat kan het gevolg zijn van het in vraag stellen van vroege zekerheden?

<p>Verlies van identiteit (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is klasseninclusie?

<p>Rekening houden met meerdere deelverzamelingen (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende processen staat het meest centraal bij de verfijning van waarneming in de schoolkindfase?

<p>Perceptuele reorganisatie (A)</p> Signup and view all the answers

Wat houdt perceptuele schematisering in?

<p>Het herkennen van afzonderlijke delen en het geheel (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van seriëren?

<p>Objecten rangschikken van klein naar groot (B)</p> Signup and view all the answers

Wat kenmerkt perceptuele exploratie het beste?

<p>Het vermogen om een afbeelding gedetailleerd te bekijken (B)</p> Signup and view all the answers

Welke vaardigheid is noodzakelijk om klassen- en relaelogica te beheersen?

<p>De mogelijkheid om items in categorieën te plaatsen (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe worden de hersenen in de schoolkindfase betrokken bij waarneming?

<p>Zij reguleren de top-down toegang tot informatie (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijk aspect van classificeren?

<p>Rekening houden met verschillende soorten en vormen (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste resultaat van een veilige gehechtheid in de ontwikkeling van een kind?

<p>Het biedt basis om latere relaties vorm te geven. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met 'intersensoriële coördinaties'?

<p>Samenwerkingsverbanden tussen verschillende zintuigen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van het functiespel voor kinderen?

<p>Het experimenteren met stappen terwijl ze rondlopen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is de negatieve pool in het kernconflict van de oraal-sensorische fase volgens Erikson?

<p>Fundamenteel wantrouwen. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke gevoelens kunnen baby's volgens de tekst ervaren?

<p>Boosheid en vreugde. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke rol speelt de verzorgers volgens het begrip van fundamenteel vertrouwen?

<p>Ze zijn essentieel voor het ontwikkelen van vertrouwen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt er bedoeld met 'differentiatie in het gevoelsleven'?

<p>De mogelijkheid om verschillende complexe emoties te ervaren. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe reageert een baby vaak wanneer aan zijn behoeften niet wordt voldaan?

<p>De baby kan negatieve emoties zoals boosheid en angst ervaren. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt verstaan onder de interimfase?

<p>Een tussenfase waarin de weg naar volwassenheid begint. (A)</p> Signup and view all the answers

Welk criterium wordt NIET genoemd als een manier om volwassenheid te bepalen?

<p>Financieel (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende uitspraken over de lichamelijke ontwikkeling is juist?

<p>Gemiddeld zijn jongens momenteel groter dan 150 jaar geleden. (C)</p> Signup and view all the answers

Welk proces wordt aangeduid met 'acceleretatiefenomeen'?

<p>De invloed van voeding en leefomstandigheden op de groei. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke rol speelt culturele context in de interimfase?

<p>Het beïnvloedt de tijdsduur tot volwassenheid. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van laat-adolescentie?

<p>Er is veel nadruk op het zoeken naar een eigen plek in de samenleving. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent 'psychosociale omschakeling' in het context van volwassenheid?

<p>De verandering in sociale rollen en verwachtingen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met 'zelfverantwoordelijke zelfbepaling'?

<p>Het maken van eigen keuzes zonder externe druk. (C)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Klasseninclusie

Het tegelijkertijd beschouwen van een overkoepelende verzameling en haar deelverzamelingen.

Seriëren

Het vermogen om een reeks objecten te ordenen op basis van een bepaald criterium in opgaande of neergaande volgorde.

Perceptuele reorganisatie

De mogelijkheid om zintuigelijke input te herstructureren in gedachten om nieuwe structuren te creëren.

Perceptuele schematisering

Het vermogen om zowel het geheel als de afzonderlijke delen van een beeld te herkennen.

Signup and view all the flashcards

Perceptuele exploratie

Het vermogen om een complexe figuur of afbeelding systematisch te scannen zonder details te missen.

Signup and view all the flashcards

Intersensorische coördinaties

De vaardigheid om verschillende zintuigen tegelijk te gebruiken om een object te onderzoeken.

Signup and view all the flashcards

Functiespel

Het spontaan oefenen en experimenteren met nieuwe vaardigheden.

Signup and view all the flashcards

Differentiatie in het gevoelsleven

Een fase in de ontwikkeling waarin baby's verschillende emoties kunnen uiten, zoals angst, woede en enthousiasme.

Signup and view all the flashcards

Fundamenteel wantrouwen vs. Fundamenteel vertrouwen

Het conflict dat ontstaat in de orale fase van de ontwikkeling, waarin baby's leren omgaan met de onzekerheid van de buitenwereld.

Signup and view all the flashcards

Fundamenteel wantrouwen

De negatieve kant van het conflict in de orale fase, waarbij de baby een gevoel van wantrouwen ontwikkelt ten opzichte van de buitenwereld.

Signup and view all the flashcards

Fundamenteel vertrouwen

De positieve kant van het conflict in de orale fase, waarbij de baby een gevoel van vertrouwen ontwikkelt in de buitenwereld.

Signup and view all the flashcards

Oraal-sensorische fase

Een periode in Erikson's ontwikkelingstheorie waarbij de baby leert vertrouwen te ontwikkelen in de omgeving.

Signup and view all the flashcards

Kijk-en luisterschema

Het vermogen om een object te bevredigen met andere zintuigen dan het gezichtsvermogen.

Signup and view all the flashcards

Sociaal of observerend leren

Een leerstijl waarbij gedrag wordt aangeleerd door anderen te observeren en na te doen, zonder dat er directe beloningen of straffen nodig zijn.

Signup and view all the flashcards

Bobo doll experiment

Een experiment dat demonstreert hoe kinderen agressief gedrag leren door te kijken naar een volwassene die een pop slaat.

Signup and view all the flashcards

Acquisitie

Het proces waarbij iemand nieuw gedrag leert.

Signup and view all the flashcards

Performance

Het daadwerkelijk uitvoeren van aangeleerd gedrag.

Signup and view all the flashcards

Aandacht voor modelgedrag

De mate waarin iemand aandacht besteedt aan een model.

Signup and view all the flashcards

Inprenten van modelgedrag

Het onthouden van modelgedrag.

Signup and view all the flashcards

Omzetten in motorische reactieschema's

Het omzetten van geleerd gedrag in concrete acties.

Signup and view all the flashcards

Motivatie

De motivatie om geleerd gedrag te stellen.

Signup and view all the flashcards

Interimfase

Een fase waarin je duidelijk uit de kindertijd bent, maar je identiteit nog wordt gevormd door de context waarin je opgroeit. Je maakt wel al keuzes, zoals een studiekeuze.

Signup and view all the flashcards

Volwassenheid

De fase waarin je verantwoordelijkheid voor jezelf neemt en je eigen plek in de maatschappij vindt. Je hebt een eigen inkomen, woonst en mogelijk ook een partner en kinderen.

Signup and view all the flashcards

Lichamelijke ontwikkeling

De lichamelijke veranderingen die gepaard gaan met puberteit, zoals groei en hormonale veranderingen.

Signup and view all the flashcards

Lichaamsgroei

De toename in lichaamslengte en -gewicht tijdens de puberteit.

Signup and view all the flashcards

Seksuele rijping

De ontwikkeling van seksuele kenmerken, zoals borstontwikkeling bij meisjes en baardgroei bij jongens.

Signup and view all the flashcards

Acceleratiefenomeen / Secundaire groeiverschuiving

De versnelling van de lichamelijke en seksuele ontwikkeling in vergelijking met eerdere generaties.

Signup and view all the flashcards

Adolescentie

De periode waarin je emotionele en cognitieve ontwikkeling zich afspeelt. Je zoekt je plekje in de wereld en leert omgaan met nieuwe verantwoordelijkheden.

Signup and view all the flashcards

Laat-adolescentie

De periode waarin je je richt op je eigen plaats in de maatschappij en je vaardigheden ontwikkelt.

Signup and view all the flashcards

Peutertijd

De periode van ongeveer 1,5 tot 3 jaar, waarin een kind zich snel ontwikkelt in lichamelijke en psychische vaardigheden. Deze periode kenmerkt zich door een toenemende zelfstandigheid en eigen activiteit. De peuter ontwikkelt een eigen wil en leert de wereld om zich heen verkennen.

Signup and view all the flashcards

Lichamelijke en Motorische Ontwikkeling

De periode waarin een kind belangrijke fysieke en motorische vaardigheden ontwikkelt, zoals lopen, rennen, springen en coördinatie. De spieren van een peuter worden sterker en hij of zij leert deze vaardigheden in de praktijk toe te passen.

Signup and view all the flashcards

Grove Motoriek

De vaardigheid om grote bewegingen te coördineren, zoals lopen, rennen, springen en gooien.

Signup and view all the flashcards

Fijne Motoriek

De vaardigheid om kleine, precieze bewegingen te coördineren, zoals schrijven, tekenen, knopen vastmaken en met kleine voorwerpen manipuleren.

Signup and view all the flashcards

Zindelijkheidstraining

Het proces waarbij een kind leert om zijn of haar blaas en darmen te beheersen en zindelijk wordt.

Signup and view all the flashcards

Zelfbewustzijn

Het vermogen om te begrijpen dat men een eigen persoon is, gescheiden van anderen. Dit is een belangrijke ontwikkeling in de peutertijd.

Signup and view all the flashcards

Sensorimotorische Periode

De fase in de cognitieve ontwikkeling, waarin het kind leert om te denken op basis van concrete ervaringen en zintuiglijke waarnemingen.

Signup and view all the flashcards

Combinatorisch denken

Het vermogen om in een probleem alle mogelijke combinaties van factoren te overwegen, om te zorgen dat geen enkele oplossing wordt gemist.

Signup and view all the flashcards

Combinatorische analyse

Het zorgvuldig analyseren van alle mogelijke combinaties in een probleemsituatie om de beste oplossing te vinden.

Signup and view all the flashcards

Kritische houding

Het vermogen om kritisch na te denken over eigen opvattingen en die van anderen, en open te staan voor verschillende perspectieven.

Signup and view all the flashcards

Metacognitie

Het vermogen om na te denken over eigen denkprocessen. Je kan reflecteren op je gedachtes, gevoelens en hoe je informatie verwerkt.

Signup and view all the flashcards

Uniciteit in de adolescentie

Een gevoel van uniekheid en superioriteit, waarbij de adolescent denkt dat hij alles kan doorzien en dat hij de beste oplossing voor alles heeft.

Signup and view all the flashcards

Idealistische denkbeelden

De overtuiging dat je alles kan doorzien en dat er alleen perfecte oplossingen bestaan. Deze gedachte negeert de realiteit en de complexiteit van het leven.

Signup and view all the flashcards

Vroege zekerheid in vraag stellen

De periode waarin adolescenten kritisch nadenken over hun eigen identiteit, waarden en normen. Ze beginnen hun eigen persoonlijkheid te vormen en bevragen de normen die van buitenaf worden opgelegd.

Signup and view all the flashcards

Individu zijn

Het besef dat je een eigen persoonlijkheid en individuele eigenschappen hebt en dat je anders bent dan anderen.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Samenvatting Psychologie

  • Studocu samenvatting psychologie voor Arteveldehogeschool.
  • Samenvatting is niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit.
  • Document gedownload door Annabel Vandeweghe ([email protected])

Hoofdstuk 4: Babytijd

  • Tijdsbestek: geboorte tot 1,5 jaar
  • Fysiologische rijping: rijp voor de wereld bij geboorte
  • Psychologische rijping: niet rijp, afhankelijk van omgeving.
  • Theorie van de fysiologische vroeggeboorte van Portmann: mensenbaby's zijn onafhankelijk/onvolledig geboren, hersenen ontwikkelen zich na de geboorte, na een jaar bereiken kinderen het ontwikkelingsniveau van zoogdieren direct na hun geboorte.
  • Mensen zijn een combinatie van nestblijvers en nestvlieders.
  • Nestblijvers: meerdere jongen tegelijk, hulpeloos.
  • Nestvlieders: één jong, zelfstandig.
  • Mensen: nestvlieders, één baby, goed ontwikkelde zintuigen (horen en zien).
  • Hulpeloosheid: hersenen nog niet voldoende ontwikkeld, geboortekanaal te klein.
  • Belang van het eerste levensjaar: psychologische functies komen tot ontwikkeling, basis taalverwerving, spieren.
  • Kind overgaat van fysiologische naar psychosociale baarmoeder.
  • Pasgeborene (neonatus): aanpassingsmechanismen (hulpeloos, afhankelijk)
  • Zintuigen functioneren reeds: motorische reactiewijzen (voelen, huilen)
  • Instinctzwak, maar leerdier.

Hoofdstuk 4.1.1 Motorische reacties

  • Grotere slaap dan activiteit
  • 6 gedragstoestanden van Prechtl:
  • Rustige slaap
  • Actieve REM-slaap
  • Slaperigheid
  • Rustig wakker
  • Actief wakker
  • Huilen

Hoofdstuk 4.1.2 Waarneming en cognitie

  • Adualisme:geen subject-object onderscheid
  • Verschillende zintuigen werken goed:tastzin, temperatuurzin, pijn, smaak, reuk, gehoor en gezichtszin.

Hoofdstuk 4.1.3 Sociale gerichtheid en emoties

  • Huilen als communicatiemiddel (honger, ongemak).
  • Pasgeborene is niet sociaal van nature maar heeft basis voor sociale gerichtheid/herkennen vd stem/geur van moeder.

Hoofdstuk 4.2 Verder motorische ontwikkeling

  • Grote vooruitgang op lichamelijk en neurologisch vlak.
  • Cefalo-caudale ontwikkelingslijn = van hoofd naar staart.
  • Proximo-distaal = van nabij naar veraf van het lichaam.
  • 4 stadia van lichamelijke/motorische ontwikkeling
  • Kijkstadium
  • Grijpstadium
  • Zitstadium
  • Kruip- en optrekstadium
  • Stapstadium

Hoofdstuk 4.3 Ontwikkelingen in de waarneming en de cognitie

  • Sensorimotorische ontwikkelingsperiode (Piaget): kind kan motorisch reageren op zintuiglijke indrukken maar geen interne denkactiviteiten.
  • Sensomotorische ontwikkelingsperiode = gedrag en feedback, geen interne denkactiviteiten.
  • Sensorisch: via zintuigen input (wordt beter)
  • Cognitie: denken

Hoofdstuk 5: Peuterjaren

  • Tijdsbestek: vanaf ongeveer 1,5 tot 3 jaar
  • Vroege- en laat-peutertijd
  • Taalverwerving, lopen en zelfbewustzijn
  • Lichamelijke groei: sneller lengte dan breedte.
  • Grovere motoriek: lopen, andere dingen tegelijk, zonder ondersteuning.

Hoofdstuk 5.1 Lichamelijke en motorische ontwikkeling

  • Grotere toename in lengte dan in breedte
  • Spieren ontwikkelen zich verder;
  • Gebruik skeletspieren;
  • Grove motoriek
  • Veilige context belangrijke om goede ontwikkeling te garanderen (BV: hekje om trap).
  • Fijne motoriek;
  • Zindelijkheidstraining: gemiddeld 2e - 2,5 jaar overdag en 3 tot 4 jaar 's nachts.

Hoofdstuk 5.2 Ontwikkelingen in de waarneming en het mentaal functioneren

  • Sensorimotorische periode is afgelopen.
  • Wereldbeeld verandert;
  • Taal evolueert goed.
  • Tertiaire circulaire reacties: experimenteren.
  • Intentionaliteit/ doelgerichtheid.
  • Geïnterioriseerde tertiaire reacties: inwendig experimenteren
  • Relatief equilibrium = logica van het handelen.

Hoofdstuk 5.2.1 Einde sensorimotorische periode

  • Denken als intern proces.
  • Taalontwikkeling (samen).
  • Kruipen (minder info), lopen, kijken, aanraken meer info.
  • Experimenteel gedrag:intentionaliteit.
  • Geïnterioriseerde experimenten.
  • Relatief evenwicht.

Hoofdstuk 6: Kleuterjaren

  • Tijdsbestek: 3 à 6 jaar
  • Spelend leren over zichzelf en de wereld.
  • Taal, rekenen en lezen.
  • Schoolrijpheid testen: check beschikbaarheid kinderen voor schoolse context.

Hoofdstuk 6.1 Lichamelijke en motorische ontwikkeling

  • Motoriek: verfijnd, sneller en steviger, evenwichtsbeheersing wordt beter
  • Groot en fijn motoriek: Vlotte bewegingen zoals fietsen, lopen, grote blokken stapelen, aankleden en met bestek eten.
  • Handvoorkeur (links of rechtshandig)
  • Zindelijkheidstraining overdag (2,5 jaar) en 's nachts (3 tot 4 jaar).

Hoofdstuk 6.2 Ontwikkelingen in de waarneming en het mentaal functioneren

  • Preoperationeel denken: geen logisch denken maar intuïtief.
  • Intuïtief denken:
  • Egocentrisme/rolneming: zien van de werkelijkheid vanuit eigen perspectief/ geen begrip voor het perspectief vd ander zonder overleg
  • Conservatietaken: uiterlijke veranderingen object hebben geen invloed op hoeveelheid, gewicht, grootte of aantal.
  • Gecentreerdheid (centrering op 1 kenmerk): enkel 1 aspect in rekening nemen bij probleem.
  • Statisch denken: aandacht alleen voor toestanden, niet voor veranderingen.
  • Onomkeerbaarheid: geen teruggekeerde denkstappen.
  • Logisch denken is mogelijk maar vooraf (preconceptueel);
  • Semiotische of symboolfunctie: verband leggen tussen symbolen en realiteit.
  • Uitgestelde imitatie, fantasiespel, tekenen, taalgebruik.
  • Verwarring fantasie en werkelijkheid (egocentrisme)
  • Animisme: geven leven aan objecten.
  • Artificialisme: dingen worden gemaakt door mensen.
  • Finalisme: alles heeft een doel.

Hoofdstuk 6.3 Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling

  • Sociale relaties met een meerheid:
  • Relatie met leeftijdgenoten: eerst evenwijdig samenspel, daarna samenspel en samenwerking.
  • Zelfconcept: realistisch en positief zelfbeeld.
  • Sociale vaardigheden: samenwerken, conflicten oplossen.

Hoofdstuk 6.3.1 Sociale ontwikkeling

  • Relatie met leeftijdsgenoten: einde van spel met individuele activiteiten; samenspel, sociale vaardigheden.
  • Zelfconcept: realistisch beeld en positieve self-waardering.
  • Sociale spiegel:
  • Positief: leren over jezelf door feedback van peers (leren over presteren).
  • Negatief: ontwikkeling is afhankelijk van de groep - sociale omgeving.

Hoofdstuk 6.3.2 Dynamisch-affectieve ontwikkeling

  • Moreel besef: ontwikkeling van een geweten, van een heteronome naar een autonome moraal.
  • Taakgerichtheid: onderscheid spel/werk; verantwoordelijkheid opnemen.

Hoofdstuk 7 en 8 (Hoofdstuk 7 adolescent)

  • 7 en 8: Adolescentie en puberteit;
  • Lichamelijke veranderingen:
  • Seksuele rijping
  • Groeispurt, seksuele rijping
  • Psychologische gevolgen: emotionele veranderingen, veranderend zelfbeeld, sociale verwachtingen.
  • Cognitieve ontwikkeling:
  • Formeel-operationeel denken. Aan abstract denken. Hypothesen controleren met observeerbare context.
  • Geheugen, aandacht: veranderingen, maar blijft efficiënt.
  • Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling: Sociale relaties, vrienden, zelfstandigheid, identiteit.

Hoofdstuk 10: Ouderdom

  • Lichamelijke veranderingen: fysieke, zintuiglijke en motorische achteruitgang.
  • Psychische reacties op lichaamsveranderingen: coping mechanismen, aanpassing levensstijl, externe hulpmiddelen.
  • Sociaal en emotioneel; sociale relaties, emotionele steun,zaamheid en acceptatie van veranderingen.
  • Intellectuele vermogens: niet onvermijdelijke achteruitgang.
  • Competent ouder worden; selectie, optimalisatie, compensatie.
  • Intelligentieonderzoek: achteruitgang KTG, LTG behouden, testen op intelligentie.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser