Plantenonderdelen en Vervoer

Planten bestaan uit organen zoals bloemen, bladeren, stengels en wortels. Deze organen zijn opgebouwd uit weefsels, die op hun beurt zijn samengesteld uit cellen.

Een plantencel bestaat uit een celwand, celmembraan, cytoplasma, kern, vacuole en chloroplasten. Chloroplasten geven planten hun groene kleur en zijn verantwoordelijk voor het produceren van voedingsstoffen.

Herbaceuze planten blijven rechtop staan vanwege de aanwezigheid van water in de vacuolen van hun cellen.

Houtachtige planten behouden hun rechtopstaande houding door middel van dikke celwanden die houtachtig materiaal bevatten.

Planten nemen water en mineralen op via hun wortelharen.

Xyleemvaten transporteren water en mineralen van de wortels naar de bladeren.

Floeemvaten vervoeren water en voedingsstoffen naar de wortels en bloemen.

De verdamping van water uit de bladeren drijft de opwaartse beweging van water in de plant.

Veel bomen laten in de herfst hun bladeren vallen om waterverlies te minimaliseren.

Een beschermende laag kurk vormt zich over de plaats waar het blad was bevestigd, waardoor een litteken achterblijft.

De celwand is een stevige beschermlaag om de plantencel.

Het celmembraan reguleert de in- en uitstroom van stoffen in de plantencel.

Cytoplasma is de gelachtige substantie die de organellen in de plantencel bevat.

De kern bevat het DNA van de plantencel, dat de erfelijke informatie bevat.

De vacuole is een grote, met vloeistof gevulde ruimte in de plantencel, die onder andere wateropslag regelt.

Chloroplasten zijn de organellen waar fotosynthese plaatsvindt, waardoor planten hun eigen voedsel kunnen maken.

Plantencellen kunnen ook andere structuren bevatten, zoals gekleurde pigmenten of zetmeelkorrels.