Podcast
Questions and Answers
Wat is de correcte vertaling voor 'hem' in de vierde naamval in het Duits?
Wat is de correcte vertaling voor 'hem' in de vierde naamval in het Duits?
- Sie
- Ihn (correct)
- Er
- Ihm
Het Nederlandse 'hem' heeft alleen één vorm in vergelijking met het Duits.
Het Nederlandse 'hem' heeft alleen één vorm in vergelijking met het Duits.
True (A)
Welke naamval gebruikt het Duits voor de functie van meewerkend voorwerp?
Welke naamval gebruikt het Duits voor de functie van meewerkend voorwerp?
Derde naamval
Ich gebe _______ etwas. (vertaling van 'hem')
Ich gebe _______ etwas. (vertaling van 'hem')
Koppel de volgende zinnen aan de juiste naamval:
Koppel de volgende zinnen aan de juiste naamval:
Wat is de functie van 'er' in de zin 'Er fliegt weg'?
Wat is de functie van 'er' in de zin 'Er fliegt weg'?
De verbuiging van persoonlijk voornaamwoorden in het Duits is afhankelijk van de functie in de zin.
De verbuiging van persoonlijk voornaamwoorden in het Duits is afhankelijk van de functie in de zin.
Noem een voorbeeld van een voorzetsel dat de derde naamval vereist.
Noem een voorbeeld van een voorzetsel dat de derde naamval vereist.
______ fliegt weg. (vul in met een persoonlijk voornaamwoord in de eerste naamval)
______ fliegt weg. (vul in met een persoonlijk voornaamwoord in de eerste naamval)
Hoe wordt 'tweede naamval' in het Duits vertaald?
Hoe wordt 'tweede naamval' in het Duits vertaald?
Wat is de betekenis van het modale werkwoord 'müssen'?
Wat is de betekenis van het modale werkwoord 'müssen'?
De uitgangen van modale werkwoorden in de Konjunktiv II zijn identiek aan die van de verleden tijd.
De uitgangen van modale werkwoorden in de Konjunktiv II zijn identiek aan die van de verleden tijd.
Noem het Duitse persoonlijke voornaamwoord in de 4e naamval voor 'zij' (meervoud).
Noem het Duitse persoonlijke voornaamwoord in de 4e naamval voor 'zij' (meervoud).
In de verleden tijd wordt het modale werkwoord 'können' als _____ vervoegd.
In de verleden tijd wordt het modale werkwoord 'können' als _____ vervoegd.
Koppel de Nederlandse woorden aan hun Duitse vertalingen:
Koppel de Nederlandse woorden aan hun Duitse vertalingen:
Welk van de volgende werkwoorden betekent 'zou willen' in de Konjunktiv II?
Welk van de volgende werkwoorden betekent 'zou willen' in de Konjunktiv II?
Bij het modale werkwoord 'dürfen' wordt in de verleden tijd altijd een umlaut toegevoegd.
Bij het modale werkwoord 'dürfen' wordt in de verleden tijd altijd een umlaut toegevoegd.
Hoe wordt 'jij' in het Duits in de 2e persoon enkelvoud aangeduid?
Hoe wordt 'jij' in het Duits in de 2e persoon enkelvoud aangeduid?
In de 3e persoon enkelvoud voor 'het' zegt men in het Duits _____ in de 1e naamval.
In de 3e persoon enkelvoud voor 'het' zegt men in het Duits _____ in de 1e naamval.
Koppel de Duitse modale werkwoorden aan hun betekenis:
Koppel de Duitse modale werkwoorden aan hun betekenis:
Flashcards
Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden
Woorden die verwijzen naar personen of dingen, zoals 'ik', 'jij', 'hij', 'zij', 'het', etc.
Modale werkwoorden
Modale werkwoorden
Werkwoorden die een houding of mening uitdrukken, zoals 'mogen', 'kunnen', 'moeten', 'willen', 'zullen', etc. Ze beschrijven wat mogelijk is, wat iemand wil of wat verplicht is.
Ik darf
Ik darf
Ik mag
Ik kann
Ik kann
Signup and view all the flashcards
Ik muss
Ik muss
Signup and view all the flashcards
Ik mag
Ik mag
Signup and view all the flashcards
Ik will
Ik will
Signup and view all the flashcards
Ik soll
Ik soll
Signup and view all the flashcards
Ik weiß
Ik weiß
Signup and view all the flashcards
Konjunktiv II
Konjunktiv II
Signup and view all the flashcards
Persoonlijk voornaamwoord vervoeging (Nederlands)
Persoonlijk voornaamwoord vervoeging (Nederlands)
Signup and view all the flashcards
Persoonlijk voornaamwoord vervoeging (Duits)
Persoonlijk voornaamwoord vervoeging (Duits)
Signup and view all the flashcards
Persoonlijk voornaamwoord vervanging
Persoonlijk voornaamwoord vervanging
Signup and view all the flashcards
Derde naamval (Dativ)
Derde naamval (Dativ)
Signup and view all the flashcards
Vierde naamval (Akkusativ)
Vierde naamval (Akkusativ)
Signup and view all the flashcards
Stappenplan voor naamvallen
Stappenplan voor naamvallen
Signup and view all the flashcards
Voorzetsels en naamvallen
Voorzetsels en naamvallen
Signup and view all the flashcards
Werkwoorden en naamvallen
Werkwoorden en naamvallen
Signup and view all the flashcards
Functie in de zin en naamvallen
Functie in de zin en naamvallen
Signup and view all the flashcards
Oefenen met naamvallen
Oefenen met naamvallen
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) in Duits en Nederlands
- Duits kent twee vormen voor persoonlijke voornaamwoorden, afhankelijk van hun functie in de zin (onderwerp, meewerkend of lijdend voorwerp), terwijl Nederlands er één heeft.
- De Duitse vormen zijn: ihm (meewerkend voorwerp) en ihn (lijdend voorwerp); in Nederlands is dit hem.
- De Duitse naamvallen (der Fälle) beïnvloeden de juiste vorm van het persoonlijke voornaamwoord.
- Voorzetsels en werkwoorden bepalen welke naamval gebruikt moet worden.
- Persoonlijke voornaamwoorden kunnen lidwoorden en andere woordsoorten vervangen.
Modale werkwoorden (Modalverben) in Duits
- Modale werkwoorden geven aan wat iemand kan, wil, moet, etc. Ze worden altijd gecombineerd met een hoofdwerkwoord.
- Bekende modale werkwoorden zijn: dürfen (mogen), können (kunnen), müssen (moeten), mögen (houden van), wollen (willen), sollen (moeten), wissen (weten).
- Er zijn verschillen in de vorm van modale werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd, met klinkerverschillen tussen enkelvoud en meervoud en specifieke uitgangen.
- In de verleden tijd van modale werkwoorden worden geen umlauten gebruikt, anders dan bij mögen waar de Konjunktiv II möchten is.
- Ook de voltooid tegenwoordige tijd van modale werkwoorden heeft specifieke vormen.
Konjunktiv II
- De Konjunktiv II geeft aan dat iets niet werkelijk is of dat de spreker onzeker is over de werkelijkheid.
- Modale werkwoorden zoals dürfen, können, müssen enz. krijgen een andere vorm in de Konjunktiv II.
- De vorm van de modale werkwoorden in de Konjunktiv II is vergelijkbaar met de vorm in de verleden tijd.
- Ook sommige hulpwerkwoorden (sein, haben, werden) kunnen in de Konjunktiv II worden gebruikt.
- De Konjunktiv II wordt ook gebruikt als beleefdheidsvorm in het Duits.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Description
Test je kennis van persoonlijke voornaamwoorden en modale werkwoorden in het Duits en Nederlands. Dit quiz biedt inzicht in de verschillende vormen en gebruik in beide talen, inclusief naamvallen en de rol van werkwoorden. Ideaal voor studenten die hun grammaticale vaardigheden willen verbeteren.