Organisatie en Kwaliteitsmanagement Quiz

De top van de organisatie, verantwoordelijk voor de algemene strategie en het behalen van de organisatiedoelstellingen.

De laag tussen de directie en de uitvoerende medewerkers, verantwoordelijk voor het aansturen van teams en het realiseren van doelstellingen.

De laag die daadwerkelijk de taken uitvoert die nodig zijn voor de bedrijfsvoering.

De manier waarop taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in een organisatie zijn verdeeld.

De structuur die betrekking heeft op de functies en taken in een organisatie.

De structuur die betrekking heeft op de mensen in een organisatie, hun bevoegdheden, hiërarchie en communicatie.

Een organisatiestructuur waarbij iedereen één leidinggevende heeft.

Een organisatiestructuur waarbij leidinggevenden worden ondersteund door deskundigen die geen bevelen mogen geven.

Het vermogen om informatie te verwerken, zoals IQ, opleidingsniveau en algemene kennis. Ontwerpers moeten hier rekening mee houden bij het creëren van veilige systemen.

Het snel, efficiënt en intuïtief denken dat weinig inspanning vergt. Hoewel snel denken betrouwbaar is, kan het fouten veroorzaken.

Het langzaam, rationeel en weloverwogen denken dat veel inspanning vergt. Dit type denken helpt om fouten te voorkomen.

Een interdisciplinaire aanpak om een systeem te ontwerpen dat voldoet aan de behoeften van de gebruiker. Het focust op het optimaliseren van het systeem en het expliciet maken van processen.

Een ontwerp moet rekening houden met de fysieke kenmerken van mensen, zoals fitheid, kracht en zintuigen.

Fouten die worden gemaakt in bewust gedrag.

Fouten die onbewust worden gemaakt, zoals iets per ongeluk doen (slip) of iets nalaten (lapse).

Een benadering die rekening houdt met de manier waarop mensen met systemen omgaan, om de kans op fouten te minimaliseren.

Een bedreiging die gebruik maakt van onbekend kwetsbaarheid in software. Dit betekent dat de ontwikkelaar van de software de kwetsbaarheid nog niet kent en er dus nog geen oplossing voor is.

Het verzamelen van informatie over potentiële doelwitten. Het kan gaan om het verzamelen van informatie over de organisatiestructuur, netwerktopologie, gebruikte software en andere kwetsbaarheden.

Een aanval waarbij een aanvaller probeert om toegang te krijgen tot een systeem door zich voor te doen als een gemachtigde gebruiker. De aanvaller kan bijvoorbeeld inloggegevens stelen of gestolen inloggegevens gebruiken.

Een methode om de identiteit van een gebruiker te verifiëren. De gebruiker moet twee factoren aanleveren om toegang te krijgen. Bijvoorbeeld een wachtwoord en een code die naar de telefoon wordt gestuurd.

Een set van regels die aangeven hoe gebruikers om moeten gaan met informatie in de organisatie, wat ze wel en niet mogen doen met gevoelige informatie.

Het begrenzen van de toegang tot informatie en systemen. Alleen personen met de juiste rechten mogen toegang krijgen tot bepaalde gegevens.

Het verdelen van taken in een organisatie om te voorkomen dat één persoon te veel macht heeft.

De bescherming van computer- en netwerksystemen tegen fysieke bedreigingen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het beveiligen van servers tegen brand, overstroming en diefstal.

Deze theorie veronderstelt dat daders rationeel handelen en een kosten-batenanalyse maken voordat ze een delict plegen.

Deze theorie stelt dat daders een kosten-batenanalyse maken wanneer zich de gelegenheid voordoet om een delict te plegen.

Kosten die worden gemaakt ongeacht of een delict wordt gepleegd.

Kosten die alleen worden gemaakt als er daadwerkelijk een delict wordt gepleegd.

Kosten die direct verband houden met criminaliteit, zoals het geld dat wordt uitgegeven aan politie en justitie.

Kosten die indirect voortvloeien uit criminaliteit, zoals de schade aan het imago van een stad.

Kosten die tastbaar zijn, zoals de kosten van herstel van gestolen goederen.

Kosten die niet tastbaar zijn, zoals de angst en het trauma dat slachtoffers ervaren.

Kosten die het slachtoffer maakt als gevolg van het delict, zoals een gestolen product, therapie of extra benzinekosten.

Kosten die door de maatschappij worden gemaakt als gevolg van criminaliteit, zoals medische zorg, verlies van arbeidsproductiviteit en politieonderzoek.

Een methode om immateriële kosten te schatten door het aantal levensjaren te bepalen dat iemand in veiligheid zou willen leven.

Een methode om immateriële kosten te schatten door te vragen hoeveel iemand bereid is te betalen om een delict te voorkomen.

Een hulpmiddel dat de mogelijke oorzaken en effecten van een ongeval in kaart brengt. Het helpt te visualiseren hoe een incident zich kan ontwikkelen.

Een diagram dat alle mogelijke fouten en gebeurtenissen die tot een incident kunnen leiden, in kaart brengt. Het gebruikt een boomstructuur om de oorzaak-gevolg relaties te visualiseren.

Analyseert de mogelijke gevolgen van een incident en de kettingreacties die zich kunnen voordoen. Het is een hulpmiddel om de potentiële effecten van een incident te begrijpen.

Het proces van het bepalen van de waarschijnlijkheid van een ongeval en de mogelijke gevolgen ervan. Het combineert kwantificeren van risico's met kwalificeren.

Een benadering waarbij mogelijke scenario's worden ontwikkeld met hun effecten en gevolgen. De focus ligt op de potentiële schade en slachtoffers, zonder expliciete rekening te houden met de waarschijnlijkheid van het scenario.

Een benadering waarbij de kans op een oorzaak en het gevolg van een incident worden meegerekend. De kans wordt geschat met behulp van eerdere data, experimenten en simulaties.

De normen die bepalen wat een acceptabel risico is op grond van het plaatsgebonden risico (PR) van een locatie. Deze normen zijn vastgelegd in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL).

Het Nederlandse beleid dat extreme veiligheidsrisico's beoordeelt met een nadruk op risicomanagement. Het erkent dat risico's nooit volledig kunnen worden uitgesloten.