Podcast
Questions and Answers
Wat is de onregelmatige verleden tijd van 'beginnen'?
Wat is de onregelmatige verleden tijd van 'beginnen'?
Wat is de juiste verleden tijd voor 'weten'?
Wat is de juiste verleden tijd voor 'weten'?
Wat is het verleden deelwoord van 'drinken'?
Wat is het verleden deelwoord van 'drinken'?
Welk infinitief hoort bij de verleden tijd 'ging'?
Welk infinitief hoort bij de verleden tijd 'ging'?
Signup and view all the answers
Wat is het juiste verleden deelwoord van 'breken'?
Wat is het juiste verleden deelwoord van 'breken'?
Signup and view all the answers
Welk van de volgende werkwoorden heeft dezelfde verleden tijdsvorm als 'vergeten'?
Welk van de volgende werkwoorden heeft dezelfde verleden tijdsvorm als 'vergeten'?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende is de verleden tijd van 'krijgen'?
Welke van de volgende is de verleden tijd van 'krijgen'?
Signup and view all the answers
Welke werkwoordsvorm is 'rozen' de verleden tijd van?
Welke werkwoordsvorm is 'rozen' de verleden tijd van?
Signup and view all the answers
Wat is de verleden tijd van 'zeggen'?
Wat is de verleden tijd van 'zeggen'?
Signup and view all the answers
Study Notes
Onregelmatige werkwoorden (alphabetische volgorde tot "zetten")
-
Be (zijn)
- Infinitive: to be
- Simple Past: was/were
- Past Participle: been
- Nederlands: zijn/was/waren
-
Beat (slaan)
- Infinitive: to beat
- Simple Past: beat
- Past Participle: beaten
- Nederlands: slaan/sloegen/geslagen
-
Become (worden)
- Infinitive: to become
- Simple Past: became
- Past Participle: become
- Nederlands: worden/werd/geworden
-
Begin (beginnen)
- Infinitive: to begin
- Simple Past: began
- Past Participle: begun
- Nederlands: beginnen/begon/begonnen
-
Bite (bijten)
- Infinitive: to bite
- Simple Past: bit
- Past Participle: bitten
- Nederlands: bijten/beet/gebeten
-
Break (breken)
- Infinitive: to break
- Simple Past: broke
- Past Participle: broken
- Nederlands: breken/brak/gebroken
-
Bring (brengen)
- Infinitive: to bring
- Simple Past: brought
- Past Participle: brought
- Nederlands: brengen/bracht/gebracht
-
Build (bouwen)
- Infinitive: to build
- Simple Past: built
- Past Participle: built
- Nederlands: bouwen/bouwde/gebouwd
-
Buy (kopen)
- Infinitive: to buy
- Simple Past: bought
- Past Participle: bought
- Nederlands: kopen/kocht/gekocht
-
Catch (vangen)
- Infinitive: to catch
- Simple Past: caught
- Past Participle: caught
- Nederlands: vangen/ving/gevangen
-
Choose (kiezen)
- Infinitive: to choose
- Simple Past: chose
- Past Participle: chosen
- Nederlands: kiezen/koos/gekozen
-
Come (komen)
- Infinitive: to come
- Simple Past: came
- Past Participle: come
- Nederlands: komen/kwam/gekomen
-
Cut (snijden)
- Infinitive: to cut
- Simple Past: cut
- Past Participle: cut
- Nederlands: snijden/sneed/gesneden
-
Do (doen)
- Infinitive: to do
- Simple Past: did
- Past Participle: done
- Nederlands: doen/deed/gedaan
-
Draw (tekenen)
- Infinitive: to draw
- Simple Past: drew
- Past Participle: drawn
- Nederlands: tekenen/tekende/getekende
-
Drink (drinken)
- Infinitive: to drink
- Simple Past: drank
- Past Participle: drunk
- Nederlands: drinken/dronk/gedronken
-
Drive (rijden)
- Infinitive: to drive
- Simple Past: drove
- Past Participle: driven
- Nederlands: rijden/reed/gereden
-
Eat (eten)
- Infinitive: to eat
- Simple Past: ate
- Past Participle: eaten
- Nederlands: eten/at/gegeten
-
Fall (vallen)
- Infinitive: to fall
- Simple Past: fell
- Past Participle: fallen
- Nederlands: vallen/viel/gevallen
-
Feel (voelen)
- Infinitive: to feel
- Simple Past: felt
- Past Participle: felt
- Nederlands: voelen/voelde/gevoeld
-
Fight (vechten)
- Infinitive: to fight
- Simple Past: fought
- Past Participle: fought
- Nederlands: vechten/vocht/gevochten
-
Fly (vliegen)
- Infinitive: to fly
- Simple Past: flew
- Past Participle: flown
- Nederlands: vliegen/vloog/gevlogen
-
Forget (vergeten)
- Infinitive: to forget
- Simple Past: forgot
- Past Participle: forgotten
- Nederlands: vergeten/vergat/vergeten
-
Get (krijgen)
- Infinitive: to get
- Simple Past: got
- Past Participle: gotten/got
- Nederlands: krijgen/kreeg/gekregen
-
Give (geven)
- Infinitive: to give
- Simple Past: gave
- Past Participle: given
- Nederlands: geven/gaf/gegeven
-
Go (gaan)
- Infinitive: to go
- Simple Past: went
- Past Participle: gone
- Nederlands: gaan/ging/gegaan
-
Grow (groeien)
- Infinitive: to grow
- Simple Past: grew
- Past Participle: grown
- Nederlands: groeien/groeide/gegroeid
-
Have (hebben)
- Infinitive: to have
- Simple Past: had
- Past Participle: had
- Nederlands: hebben/had/gehad
-
Hear (horen)
- Infinitive: to hear
- Simple Past: heard
- Past Participle: heard
- Nederlands: horen/hoorde/gehoord
-
Hide (verbergen)
- Infinitive: to hide
- Simple Past: hid
- Past Participle: hidden
- Nederlands: verbergen/verborg/verborgen
-
Know (weten)
- Infinitive: to know
- Simple Past: knew
- Past Participle: known
- Nederlands: weten/wist/geweest
-
Keep (houden)
- Infinitive: to keep
- Simple Past: kept
- Past Participle: kept
- Nederlands: houden/hield/gehouden
-
Let (laten)
- Infinitive: to let
- Simple Past: let
- Past Participle: let
- Nederlands: laten/liet/gelaten
-
Pay (betalen)
- Infinitive: to pay
- Simple Past: paid
- Past Participle: paid
- Nederlands: betalen/betaalde/betaald
-
Put (leggen)
- Infinitive: to put
- Simple Past: put
- Past Participle: put
- Nederlands: leggen/legde/gelegd
-
Read (lezen)
- Infinitive: to read
- Simple Past: read
- Past Participle: read
- Nederlands: lezen/las/gelezen
-
Ride (rijden)
- Infinitive: to ride
- Simple Past: rode
- Past Participle: ridden
- Nederlands: rijden/reed/gereden
-
See (zien)
- Infinitive: to see
- Simple Past: saw
- Past Participle: seen
- Nederlands: zien/zag/gezien
-
Sell (verkopen)
- Infinitive: to sell
- Simple Past: sold
- Past Participle: sold
- Nederlands: verkopen/verkocht/verkocht
-
Send (sturen)
- Infinitive: to send
- Simple Past: sent
- Past Participle: sent
- Nederlands: sturen/stuurde/gestuurd
-
Set (zetten)
- Infinitive: to set
- Simple Past: set
- Past Participle: set
- Nederlands: zetten/zette/gezet
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Description
Test je kennis van onregelmatige werkwoorden in het Engels. Dit quiz richt zich op de werkwoorden van 'be' tot 'zetten' en helpt je hun vormen te onthouden. Perfect voor studenten die hun Engelse grammatica willen verbeteren.