Podcast
Questions and Answers
Wat is de functie van lipoteichoïnezuur in de gram-positieve bacteriële celwand?
Wat is de functie van lipoteichoïnezuur in de gram-positieve bacteriële celwand?
- Het stabiliseert de buitenmembraan van de cel.
- Het vormt tunnels door de celwand.
- Het activeert het immuunsysteem van de gastheer.
- Het verbindt de celwand met het plasmamembraan. (correct)
Waarom zullen gram-negatieve bacteriën meestal rood of roze kleuren tijdens de gram-kleuring?
Waarom zullen gram-negatieve bacteriën meestal rood of roze kleuren tijdens de gram-kleuring?
- Ze bevatten geen peptidoglycaan.
- Hun buitenmembraan houdt kristalviolet niet vast. (correct)
- Ze hebben een dikken peptidoglycaanlaag.
- Ze hebben minder lipopolysachariden.
Wat is een belangrijk kenmerk van lipide A binnen de structuur van lipopolysacharide (LPS)?
Wat is een belangrijk kenmerk van lipide A binnen de structuur van lipopolysacharide (LPS)?
- Het bevat alleen korte ketens van ongewone suikers.
- Het heeft een endotoxische werking bij hoge doses. (correct)
- Het zorgt voor de stabiliteit van de peptidoglycaanlaag.
- Het verbindt de buitenmembraan met het plasmamembraan.
Wat is de rol van teichoïnezuur in de gram-positieve bacteriële celwand?
Wat is de rol van teichoïnezuur in de gram-positieve bacteriële celwand?
Wat zijn porinen in de context van gram-negatieve bacteriën?
Wat zijn porinen in de context van gram-negatieve bacteriën?
Welke eigenschap is geen kenmerk van levende organismen?
Welke eigenschap is geen kenmerk van levende organismen?
Wat is een kenmerk van prokaryote cellen?
Wat is een kenmerk van prokaryote cellen?
Wat is een functie van de glycocalyx in bacteriële cellen?
Wat is een functie van de glycocalyx in bacteriële cellen?
Welke van de volgende organismen zijn Eukaryoten?
Welke van de volgende organismen zijn Eukaryoten?
Wat is een belangrijk component van flagellen in bacteriën?
Wat is een belangrijk component van flagellen in bacteriën?
Hoe hebben prokaryoten zich ontwikkeld ten opzichte van eukaryoten?
Hoe hebben prokaryoten zich ontwikkeld ten opzichte van eukaryoten?
Wat typeert de opslag van genetische informatie in eukaryoten?
Wat typeert de opslag van genetische informatie in eukaryoten?
Welke van de volgende bacteriën heeft een kapsel als beschermende laag?
Welke van de volgende bacteriën heeft een kapsel als beschermende laag?
Wat is de functie van cilia in een cel?
Wat is de functie van cilia in een cel?
Welke uitspraak over ribosomen is juist?
Welke uitspraak over ribosomen is juist?
Wat is de belangrijkste functie van het cytoskelet?
Wat is de belangrijkste functie van het cytoskelet?
Welke eigenschap is kenmerkend voor centriolen?
Welke eigenschap is kenmerkend voor centriolen?
Wat bevat de nucleus voornamelijk?
Wat bevat de nucleus voornamelijk?
Welke van de volgende processen vereist geen energie van de cel?
Welke van de volgende processen vereist geen energie van de cel?
Wat wordt er verstaan onder de term 'endospoor'?
Wat wordt er verstaan onder de term 'endospoor'?
Bij welk proces worden stoffen chemisch veranderd tijdens transport?
Bij welk proces worden stoffen chemisch veranderd tijdens transport?
Waar bevindt het DNA zich in bacteriën?
Waar bevindt het DNA zich in bacteriën?
Welke stoffen worden vaak opgeslagen in inclusies in bacteriën?
Welke stoffen worden vaak opgeslagen in inclusies in bacteriën?
Wat is de belangrijkste functie van cholesterol in dierlijke celmembranen?
Wat is de belangrijkste functie van cholesterol in dierlijke celmembranen?
Welk proces in eukaryote cellen omvat het inbrengen van vloeistoffen?
Welk proces in eukaryote cellen omvat het inbrengen van vloeistoffen?
Wat beschrijft correct de structuur van eukaryote flagellen?
Wat beschrijft correct de structuur van eukaryote flagellen?
Welke van de volgende organellen is niet omgeven door een membraan?
Welke van de volgende organellen is niet omgeven door een membraan?
Wat is een kenmerk van cilia in vergelijking met flagellen?
Wat is een kenmerk van cilia in vergelijking met flagellen?
Wat is het belangrijkste kenmerk van de gram-negatieve celwand?
Wat is het belangrijkste kenmerk van de gram-negatieve celwand?
Welke functie heeft de cytoplasmatische membraan van bacteriën?
Welke functie heeft de cytoplasmatische membraan van bacteriën?
Wat is een kenmerk van bacteriën zonder celwand?
Wat is een kenmerk van bacteriën zonder celwand?
Welke structuur is niet aanwezig in gram-positieve bacteriën?
Welke structuur is niet aanwezig in gram-positieve bacteriën?
Wat beschrijft het vloeibare mozaïkmodel van de membraanstructuur?
Wat beschrijft het vloeibare mozaïkmodel van de membraanstructuur?
Welke functie heeft Lipid A in de lipopolysaccharide structuur?
Welke functie heeft Lipid A in de lipopolysaccharide structuur?
Wat is de rol van porines in de gram-negatieve bacteriën?
Wat is de rol van porines in de gram-negatieve bacteriën?
Wat is het belangrijkste verschil tussen passieve en actieve processen in membranen?
Wat is het belangrijkste verschil tussen passieve en actieve processen in membranen?
Flashcards
Kenmerken van leven
Kenmerken van leven
Alle levende organismen vertonen vier kenmerken die ze onderscheiden van niet-levende materie. Deze kenmerken zijn groei, reproductie, reactiviteit en metabolisme.
Prokaryote cel
Prokaryote cel
Eencellige organismen, zoals bacteriën en archaea, die geen celkern of andere organellen hebben omgeven door een membraan.
Eukaryote cel
Eukaryote cel
Complexere cellen, zoals die van planten, dieren, schimmels en protisten, die een celkern en andere organellen omgeven door membranen bevatten.
Glycocalyx
Glycocalyx
Signup and view all the flashcards
Flagellen
Flagellen
Signup and view all the flashcards
Fimbriae
Fimbriae
Signup and view all the flashcards
Pili
Pili
Signup and view all the flashcards
Motiliteit
Motiliteit
Signup and view all the flashcards
Gram-positieve celwand structuur
Gram-positieve celwand structuur
Signup and view all the flashcards
Gram-negatieve celwand structuur
Gram-negatieve celwand structuur
Signup and view all the flashcards
Lipoteichoïnezuur
Lipoteichoïnezuur
Signup and view all the flashcards
Teichoïnezuur
Teichoïnezuur
Signup and view all the flashcards
LPS
LPS
Signup and view all the flashcards
Cytoplasmatische membraan
Cytoplasmatische membraan
Signup and view all the flashcards
Fosfolipide dubbellaag
Fosfolipide dubbellaag
Signup and view all the flashcards
Passieve transport
Passieve transport
Signup and view all the flashcards
Integrale membraaneiwitten
Integrale membraaneiwitten
Signup and view all the flashcards
Perifere membraaneiwitten
Perifere membraaneiwitten
Signup and view all the flashcards
Vloeistofmozaïekmodel
Vloeistofmozaïekmodel
Signup and view all the flashcards
Gram-negatieve celwand
Gram-negatieve celwand
Signup and view all the flashcards
Bacteriën zonder celwand
Bacteriën zonder celwand
Signup and view all the flashcards
Cytoskelet
Cytoskelet
Signup and view all the flashcards
Centriolen
Centriolen
Signup and view all the flashcards
Nucleaire envelop
Nucleaire envelop
Signup and view all the flashcards
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Signup and view all the flashcards
Nucleoplasma
Nucleoplasma
Signup and view all the flashcards
Cytosol
Cytosol
Signup and view all the flashcards
Inclusies
Inclusies
Signup and view all the flashcards
Polyhydroxybutyraat (PHB)
Polyhydroxybutyraat (PHB)
Signup and view all the flashcards
Endospore
Endospore
Signup and view all the flashcards
Resistentie van endosporen
Resistentie van endosporen
Signup and view all the flashcards
Plasmamembraan van eukaryoten - Gelijk aan prokaryoten?
Plasmamembraan van eukaryoten - Gelijk aan prokaryoten?
Signup and view all the flashcards
Fagocytose
Fagocytose
Signup and view all the flashcards
Pinocytose
Pinocytose
Signup and view all the flashcards
Flagella - Structuur
Flagella - Structuur
Signup and view all the flashcards
Flagella - Functie
Flagella - Functie
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Levensprocessen van Organismen
- Alle levende organismen bezitten tenminste vier eigenschappen: groei, voortplanting, responsiviteit (reactie op prikkels) en stofwisseling (metabolisme).
Kenmerken van Leven en hun Verdeling in Microben
- Groei: Zowel bacteriën, archaea als eukaryoten vertonen groei. Virussen kennen geen groei.
- Voortplanting: Bacteriën, archaea en eukaryoten planten zich voort. Virussen planten zich voort door de gastheercel te gebruiken.
- Responsiviteit (Reactie op Milieu): Bacteriën, archaea en eukaryoten reageren op hun omgeving. Virussen vertonen een beperkte reactie op hun omgeving, voornamelijk door reacties met gastheercellen.
- Stofwisseling (Metabolisme): Bacteriën, archaea, eukaryoten en virussen vertonen stofwisseling. Virussen gebruiken de stofwisseling van de gastheercel.
Prokaryotische en Eukaryotische Cellen
- Alle levende wezens zijn opgebouwd uit één of meerdere cellen. De kleinste levende organismen zijn eencellige micro-organismen.
- Cellen worden ingedeeld als prokaryotisch of eukaryotisch.
Prokaryoten
- Bacteriën en Archaea zijn prokaryoten.
- Prokaryoten hebben geen celkern.
- Prokaryoten hebben geen interne structuren die omgeven zijn door een fosfolipidemembraan.
- Gemiddelde diameter is 1µm of kleiner.
Externe Structuren van Bacteriële Cellen
- Glycocalyces (Kapsel of Slijmlaag): Gelatineachtig materiaal om de cel; kapsel = georganiseerd, slijmlaag = ongeorganiseerd. Functien: bescherming tegen uitdroging, aanhechting (biofilms), bescherming tegen immuuncellen, virulentiefactor.
- Flagellen (Sierhaar): Filamenteuze structuren die de beweging (motiliteit) mogelijk maken. Bestand uit een filament, haak en basaal lichaam. Veranderlijk aantal flagellen en aanhechtingspatronen.
- Fimbriae: Korte, dunne projecties die gebruikt worden voor aanhechting aan oppervlakken en andere cellen (bv biofilmvorming).
- Pili (Sierhaar): Lange projecties die gebruikt worden voor aanhechting en DNA-overdracht (conjugatie) tussen bacteriën.
Axiale Filamenten
- Spirocheten hebben axiale filamenten (ook endoflagellen genoemd). Deze geven de bacterie een spiraalvormige voortbeweging. Voorbeelden zijn Treponema pallidum (syfilis) en Borrelia burgdorferi (Lyme).
Manieren van Flagellatie
- Monotrich (een flagel), amphitrich (een flagel aan beide zijden), lofotrich (bundel flagellen/haren aan één kant), peritrich (flagellen over de hele cel).
Functie van Flagellen
- Geven bacteriën de mogelijkheid om zich te verplaatsen in reactie op externe prikkels, zoals licht (fototaxis) of chemische stoffen (chemotaxis). De beweging is "run" (zwaaien) of "tumble" (omkeren/wervelen).
Fimbriae & Pili
- Veel archaea bezitten fimbriae. Sommige bezitten hami.
- Pili zijn een specifiek type fimbriae
- Pilus zorgt voor DNA-transfer (conjugatie).
Bacteriële Celwand
- De bacteriële celwand geeft bacteriën hun karakteristieke vormen.
- Beschermt de cel tegen osmotische lysis.
- Samengesteld uit peptidoglycaan.
- 2 soorten bacteriële celwanden: gram-positief en gram-negatief.
Bacteriële Morfologie (Vorm)
- Cellen kunnen diverse vormen hebben: kok (ronde cellen), bacil (staafvormige cellen), kokkobacillen (korte staafjes), vibrio (kommavormig), spiril (spiraalvormige cellen) en spirocheet (lang, flexibele spiraalvormige cellen).
- Groeperingen van bacteriën: paren (diplo-), ketens (strepto-), groepjes van 4 (tetraden), groepjes van 8 (sarcinae), clusters (stafylo-).
LPS (Lipopolysaccharide)
- LPS vind je bij gram-negatieve bacteriën.
- Bestaat uit 3 delen: Lipide A (verankert), core polysacharide (structuur), O-polysaccharide (antigen).
Gram-positieve Celwand
- Bevat een relatief dikke peptidoglycaanlaag (~80%).
- Bevat teichoïnezuur en lipoteichoïnezuur (binden aan celwand en membraan).
Gram-negatieve Celwand
- Bevat een relatief dunne peptidoglycaanlaag (~10%).
- Heeft een buitenmembraan (O-LPS).
Bacteriën Zonder Celwand
- Enkele bacteriën hebben geen celwand, vb. Mycoplasma.
Bacteriële Cytoplasmatische Membranen
- Fosfolipide dubbellaag met geassocieerde eiwitten.
- Vloeibaar mozaïkmodel beschrifft membraanstructuur.
- Transport van substanties. Selectief permeabel.
Membraanpermeabiliteit
- Passieve processen: Difussie, gefaciliteerde difussie, osmose
- Actieve processen: Uniport, antiport, gekoppeld transport.
Cytoplasma van Bacteriën
- Cytosol: vloeibare deel van cytoplasma.
- DNA in nucleoïde structuur.
- Plasmiden: circulair DNA buiten het chromosoom.
- Inclusies: opslagplaatsen voor lipiden, zetmeel, etc.
Endosporen
- Endosporen zijn dormante, resistente structuren die sommige bacteriën vormen als reactie op onfavorabel milieu.
- Sporulatie: endospoorvorming.
- Ontkieming: terugkeer naar vegetatieve cel.
Non-membraneuze Organellen
- Ribosomen: Plaatsen van eiwitsynthese.
- Prokaryotische ribosomen = 70S, Eukaryotische ribosomen = 80S
- Cytoskelet: Structuur van de cel; microfilamenten (actin), microtubulen (tubuline), intermediaire filamenten (verschillende eiwitten).
- Centriolen en Centrosomen: Spelen een rol bij mitose en celdeling.
Nucleus (Celkern)
- Grootste organel.
- Bevat het meeste DNA van de cel.
- DNA is gecomplexeerd met histonen tot chromatine, tijdens celdeling/mitose: chromosomen.
- Semivloeibare vloeistof = nucleoplasma.
- Omgeven door een dubbele membraan.
Endoplasmatisch Reticulum (ER)
- Netwerk van buisjes en zakjes: transport systeem in de cel.
- Glad ER: vetsynthese en transport.
- Ruw ER: ribosomen voor eiwitsynthese en transport.
Golgi Apparaat
- Afgeplatte zakjes die betrokken zijn bij bewerking en transport van eiwitten en vetten.
- Vormt secretorische vesikels voor exocytose.
Lysosomen, Peroxisomen, Vacuolen en Vesikels
- Opslag en transport van chemische elementen.
- Lysosomen: katabole enzymen.
- Peroxisomen: afbraak giftige stoffen.
- Vacuoles: veel voorkomende opslagplaatsen.
Mitochondriën
- Energie centrale van de cel; ATP productie.
- Dubbel membraan: binnenste membraan = cristae; matrix = DNA en 70S ribosomen.
Chloroplasten
- Licht capterende structuren voor fotosynthese.
- Bezitten eigen DNA en 70S ribosomen.
Exocytose en Endocytose
- Transportmechanismen voor substanties binnen en buiten de cel.
Externe Structuren van Archaea
- Glycocalyx: Rol in biofilms en aanhechting.
- Flagellen (archeaal): Verschillen in structuur en werking ten opzichte van bacteriële flagellen.
- Fimbriae en Hami: Rol in aanhechting aan oppervlakken.
Archaea Celwanden en Cytoplasmatische Membranen
- Archaea celwanden zijn niet opgebouwd uit peptidoglycaan, maar bestaan uit andere polysachariden of proteïnen.
- Cytoplasmatische membranen lijken sterk op die van eukaryoten. Ze gebruiken ether-verbindingen tussen lipiden.
Cytoplasma van Archaea
- Cytoplasma vertoont gelijkenissen met bacterieel cytoplasma (70S ribosomen, circulair DNA, etc.).
- Verschillen: andere ribosomale eiwitten en metabole enzymen, ook genetische code.
Externe Structuren van Eukaryotische Cellen
- Glycocalyx: Niet zo georganiseerd als prokaryotische kapsels; bij cellen zonder celwand. Helpt bij cel-cel herkenning en communicatie, bescherming tegen uitdroging.
Eukaryotische Celwanden en Cytoplasmatische Membranen
- Bevatten polysachariden (bv. cellulose bij planten; chitine bij fungi).
- Cytoplasmatische membranen bij eukaryoten lijken op die van prokaryotische cellen. Sterolen (vb. cholesterol) als componenten van eukaryotische membraansystemen.
(Cyto)plasmamembraan
- Aanwezig in alle eukaryotische cellen.
- Selectieve permeabiliteit door middel van transportmechanismes
- Gelijkende functie als prokaryotische membranen (transport van stoffen, difussie, osmose, actief transport, etc.).
- Endocytose (fagocytose, pinocytose) en exocytose.
Organellen zonder Membraan
- Ribosomen: plaats van eiwitsynthese, 80S voor eukaryoten.
- Cytoskelet: netwerk van vezels.
- Centriolen en centrosoom: rol in celdeling en celorganisatie.
Flagellen en Cilia
- Flagellen: langere uitstulpingen.
- Cilia: kortere en talrijkere uitstulpingen; zowel voortbeweging als transport.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Test je kennis over de structuren en functies van bacteriële cellen. Dit quiz behandelt belangrijke concepten zoals gram-positieve en gram-negatieve bacteriën, teichoïnezuur, lipopolysacharide en prokaryote versus eukaryote cellen. Ontdek essentiële kenmerken van bacteriën en hun unieke structuren.